Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / Geology / Repository / Péronnes-lez-Binche / text files / 026E0111.TXT

026E0111.TXT

ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart Nr.: 26E
PLAATS: STEKENE
Nr.: 111 (VI, b)
Type Boring: peilput
Topografische kaart: 14/4
Uitgevoerd te: Stekene
Post nr.: 9190
Adres boorplaats: Stekene-Stropersbos

Opdrachtgever: Aminal – Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Boorfirma: nv SMET-GWT
Boordatum: mei 1999
Topografie: opgetekend op kaart 1/10000
Stalen door: boormeester
Boormethode: spoelboring en kernboring wireline PQ
Lengte & doormeters: zie opmerking

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust : 18 m boven maaiveld
Tijdens pompen: 11.30 m
Debiet: 11960 l/u
Waterzaak nr.:
Totale diepte: 505.82 m
Stalen bewaard: ja (kernmagazijn Laken, selectie in lithotheek)
Maaiveld / ref. peil: + 3 m
X: 128880
Y: 214425
NIS code: 46024

---------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING: spoelmonsters
---------------------------------------------------------------------------
van * tot * AARD DER GRONDLAGEN
---------------------------------------------------------------------------
0 1 Matig fijn kwarts zand, ronde korrels met enkele gekleurde
korrels, wat zwarte hoekige korrels (glauconiet?), licht
kalkhoudend; kleur: lichtbruin
1 3 Idem
3 4 Idem maar iets grover
4 5 Idem, maar silteuzer met lignietsporen
5 8 Idem, maar iets grover
8 9 Overgangszone
9 10 Matig fijn kwarts zand, ronde korrels met enkele gekleurde
korrels, meer zwarte korrels (glauconiet?), licht kalkhoudend;
kleur: bruin
10 11 Idem, iets fijner
11 12 Stijve, harde, plastische klei met donkergrijze en bruine en
kleurloze (rijstkorrels), geronde keitjes tot 1 cm en veel
schelpresten; kleur: donkergrijs (bruingroenig).
12 14 idem
14 15 Matig slappe klei met harde stukken, veel schelpresten allerhande
kleur: grijs (bruinig groen), met allerlei geronde keitjes: zwart
en kleurloos.
15 21 Idem
21 22 Slappe, silteuze klei met nog plastische stukken, geen zichtbare
schelpresten of keitjes. Een beet glauconiet en glimmertjes. Geen
kalk. Kleur: bruingrijs.
21 35 Idem
35 36 Fijn silteus zand met glauconiet en glimmers, kleur: bruingrijs,
geen kalk; enkele schelpresten
36 39 Idem
39 44 Iets silteuzer
44 45 Matig fijn silteus zand met glauconiet en glimmers, wat grotere
geronde korrels; geen kalk
45 63 Idem
63 64 Idem, iets kleihoudend
64 75 Idem
75 82 Idem, iets minder kleihoudend, geen kalk
82 83 Slappe klei met brokken plastische klei en schelpresten;
glauconiethoudend (korrels), geen kalk; kleur: lichtbruingrijs.
83 88 Idem, onderaan iets meer schelpresten?
88 89 Fijn silteus zand met glauconiet en glimmers; kleur: bruingrijs;
geen kalk, enkele schelpresten.
89 95 Idem
95 96 Fijn silteus zand met glauconiet en glimmers; kleur: grijs, geen
kalk, iets kleiig
96 97 Fijn silteus zand met glauconiet en glimmers; kleur: bruingrijs,
geen kalk, iets kleiig
97 99 Idem
99 103 Idem, soms iets kleiiger, soms iets silteuzer
103 104 Zeer slappe klei met glauconietkorrels; kleur: bruingrijs, geen
kalk
104 107 Idem
107 108 Plastische klei, met glauconietkorrels, kleur: bruingrijs; met
enkele gladde keitjes (+zandsteenbrokje: naval?)
108 113 Idem
113 114 Slappe plastische klei, kleur: bruingrijs
114 119 Idem
119 120 Matig fijn zand met glauconiet, kleur: grijsgroenig; iets
kleihoudend
120 123 Idem, onderaan iets kleviger
123 124 Matig grof zand met nogal veel glauconiet, kleur: blauw-grijs;
schelpresten en nummulieten; kalkhoudend
124 127 Idem
127 128 Matig fijn zand met glauconiet (minder), kleur: bruinig-grijs,
schelpresten, veel nummulieten, kalkhoudend
128 138 Idem, stilaan minder nummulieten.
138 166 Idem
166 167 Slappe klei met zandkorrels en glauconiet en stukjes
glauconiethoudende fijne zandsteen (naval?); kleur: bruingrijs,
kalkhoudend
167 174 Idem
174 175 Matig fijn zand met glauconiet en enkele schelpresten; silteus;
licht kalkhoudend; kleur: groenig-grijs
175 185 Idem
185 187 Matig fijn zand met iets minder glauconiet en enkele
schelpresten; silteus, licht kalkhoudend; kleur: bruinig-grijs;
enkele glimmers.
187 199 Idem
199 200 Slappe klei met wat glauconiet; kleur: bruin grijs; licht
kalkhoudend (??), soms wat harde klei pelletjes. Af en toe
zandbrokje (naval)
200 274 Idem
274 275 Plastische klei, geen glauconiet, kleur: beige-grijs; kalkhoudend
275 313 Idem
313 314 Matig fijn zand met glauconiet; silteus; kleur: blauwig) grijs;
zeer licht kalkhoudend, enkele stukjes schelpresten.
314 318 Idem
318 319 Matig fijn zand met glauconiet, silteus, kleur: blauwig-grijs,
zeer licht kalkhoudend, iets meer schelpresten.
319 326 Idem
326 327 Idem, maar iets meer schelpresten
327 328 Idem
328 333 Idem, maar iets silteuzer
333 345 Idem
345 346 Kleiig zand met glauconiet; kleur: blauwgrijs; licht kalkhoudend
346 347 Idem, naval?
347 348 Slappe klei en glauconiet; kleur: bruinig-grijs; niet
kalkhoudend, met rode okerkleurige kleislierten en af en toe een
kleibrokje.
348 359 Slappe klei met wat glauconiet: met enkele zandsteenbrokjes (na-
val?) en rode kleislierten, kleur: bruinig-grijs met rode oker-
vlekken, niet kalkhoudend
359 361 Idem
361 362 Matig fijn zand en zandsteen; met wat glauconiet, licht kalkhou-
dend; kleur: blauwig-grijs
362 365 Idem
365 366 Zandsteen, licht kleihoudend(?), met variabele samenstelling.
kleur: grijs; glauconiet, licht kalkhoudend
366 367 Idem
367 368 Grof verbrijzelde en gevarieerde zandsteen, kleur grijs, met
glauconiet, licht kalkhoudend en licht kleiig.
368 370 Idem
370 371 splinters van grijze glazige silex, bleke verweerde silex en
bleek meer korrelig verkiezeld krijt; monster lithotheek 371 m
371 386 meestal middelmatig korrelig-zandig krijt met glazige grijsge-
kleurde zandkorrels, in feite glazige silexsplinters, afwisselend
grover en fijner vergruisd; monsters lithotheek 372 m, 376 m, 380
m, 383 m, 386 m
386 395 bleekgrijs krijt, fijnzandig vergruisd, meestal grijswitte kor-
rels, ook hoekige splinters (bleke silex); monsters lithotheek
389 m, 391 m, 394 m
395 397 zelfde krijt maar iets mergeliger matrix; monster lithotheek 397
m
397 413 +/- zelfde grijswit krijt, niet mergelig, meestal fijnkorrelig
maar ook grover bioklastengruis; monsters lithotheek 398 m, 403
m, 405 m, 409 m, 412 m
413 421 geleidelijk fijner grijswit meer geplet licht mergelig krijt
(korrelig op 416 m), ook fijn bioklastengruis, soms met zwarte
silexsplinters; monster lithotheek 414 m, 416 m, 418 m, 421 m
---------------------------------------------------------------------------
AUTEUR: H. Goethals, 09.07.99
---------------------------------------------------------------------------
OPMERKING
---------------------------------------------------------------------------
- Bewaarde stalen:1/10/12/15/22/36/45/64/76/83/104/108/120/124/128/167/186/
200/210/275/285/314/327/333/348/359/366/368/371/372/376/380/383/386/389/391/39
4/397/398/403/405/409/412/414/416/418/421
- De kwaliteit van de spoelmonsters is niet goed.
---------------------------------------------------------------------------
KERNBESCHRIJVING:
---------------------------------------------------------------------------
KERNSTROOK 1 422.38-424.50 L 0.88 (-1.24)
Kist 1 L 88 cm top losse brokken van 5 cm, vervolgens 40 cm kern slecht ge-
boord overlangs gebroken, rest compleet vermalen en verduurd
homogeen zacht wit pulverig-siltig bros schrijfkrijt; enkele brokstukken
(max 5 cm) van grote zwarte silex met bleke rand

KERNSTROOK 2 424.50-428.16 (-1.37)
Kist 2 L 70 cm, zelfde slecht geboord krijt, langste kernstuk 13 cm, bij de
top zelfde silexstukken, onderste 20 cm meer vergruisd
Kist 3 L 88 cm waarvan 40 cm sterk vergruisd, 48 cm gebroken kern, langste
stuk 20 cm
zelfde krijt, geen silex; splijtvlakken 43? en vertikaal
Kist 4 L 71 cm + wat krijtpap; zelfde gebroken krijt, langste kernstuk 22cm

KERNSTROOK 3 428.16-431.16 (-0.41)
Kist 4 L 10 cm, massief, top herboord
zelfde krijt
kist 5 L 95 cm, massief, kernstukken 6-20 cm, geen laagvlakken (zeer zelden
waargenomen)
homogeen wit siltig schrijfkrijt met sporen van bleekgrijze licht kleihou-
dende brede (1 cm) licht gebioturbeerde onregelmatige lenzen of opvulling
van ronde graafgangen; op 60 cm dicht splijtvlak I 63? gesmeerd door zelfde
bleekgrijze mergel; kern breekt soms volgens zelfde richting (cf. splijt-
vlakken in kist 3); onderaan geïsoleerde serpulide (?) en enkele onopval-
lende fijne zwarte silex slierten en knopen (getuigen van sponsontwikke-
ling)
kist 6 L 89 cm, gebroken in stukken van max 16 cm
zelfde schrijfkrijt, helklinkend (geen kleigehalte), minder sporen van
bleekgrijze licht kleiige gestoorde bandjes; op 30 cm kleine zwarte silex
met witte rand
kist 7 L 65 cm, tot 20 cm 2 kernstukken, dan tot 38 cm fijn verbrokkeld
tot vergruisd en tenslotte vermalen en samengeperst
zelfde schrijfkrijt

KERNSTROOK 4 431.16-434.08 (-0.41)
Kist 7 L 21 cm, 2 kernstukken
zelfde schrijfkrijt
kist 8 L 72 cm, tot 58 cm kernstukken tot 18 cm, nadien fijn verbrokkeld
zelfde schrijfkrijt met bleekgrijze kleiige onregelmatige lenzen, lijkt
iets fijnkorreliger maar blijft helklinkend; kern verbrokkelt wel gemakke-
lijk
kist 9 L 93 cm, kernstukken tot 17 cm lang, ertussen meer verbrokkeld en
vergruisd en overlangs gespleten (= drilling induced fracture)
zelfde fijn schrijfkrijt (opvallende afwezigheid van herkenbare bioklasten)
met sporen van bioturbaties
kist 10 L 65 cm, compleet verbrokkeld, stuk uit kernveer vermalen

KERNSTROOK 5 434.08-437.08 (-0.44)
kist 10 L 25 cm, massief kernstuk
zelfde zeer fijn zacht maar toch massief homogeen schrijfkrijt, vaag bleek-
grijs gestraticuleerd en gebioturbeerd
kist 11 L 94 cm, massieve doorlopende kern, geen laagvlakken
zelfde schrijfkrijt, meer en bredere (3 cm) bleekgrijze gestoorde banden;
hiermee geassocieerd wat fijne zwarte of grijs verkiezelde slierten, ook
fijn zwarte kiezelige stervorm (sponsresten); van onder iets vergrovend tot
fijnzandig-grofsiltig en meer nauwelijks herkenbare bioklasten (zowel dik-
als dunschalig)
kist 12 L 92 cm, massief, kernstukken 9-19 cm niet aansluitend
zelfde schrijfkrijt met bleekgrijze gebioturbeerde banden; vooral in boven-
ste 30 cm iets grover; op 20 cm afgeronde zwarte silexknollen ca 3 cm moge-
lijk deel uitmakend van zelfde grotere stekelige knol; eronder zeer fijn-
korrelig met kleirijker iets grijzere sterk gebioturbeerde lenzen en opge-
vulde graafgangen; onderste 20 cm terug iets grover en minder kleihoudende
tussenschakelingen, met vage bioklasten en grijze verkiezelde slierten in
sponsvorm
kist 13 L 45 cm, 2 kernstukken 16 en 18 cm, rest verbrokkeld
zelfde schrijfkrijt, van boven grover van onderzeer fijn maar blijvend sil-
tig; op 25 cm zwarte silex 3 cm; aan de basis zwarte platte verkiezeling
(spons)

KERNSTROOK 6 437.08-440.08 (+0.09)
kist 13 L 39 cm, 2 kernstukken, geen laagvlakken
zelfde iets grovere schrijfkrijt met wat fijne donkergrijze verkiezelingen
en brede (2 cm) bleekgrijze kleihoudende gestoorde lenzen en bioturbaties
kist 14 L 87 cm, langste kernstuk 13 cm uit 5 stukken van gem. 10 cm, rest
fijn verbrokkeld
zelfde schrijfkrijt met grijze bioturbaties; op 78 cm fijne zwarte silex-
knol 2 cm; een enkele fijne donkere sliertige verkiezeling
kist 15 L 81 cm, langste kernstuk 26 cm, redelijk massief maar niet aan-
sluitend
zelfde homogeen schrijfkrijt, weinig bleekgrijze bandjes
kist 16 L 85 cm, massief tot 46 cm, nadien meer verbrokkeld
zelfde zeer fijn (= iets vetter) schrijfkrijt, meer bleekgrijze tussenscha-
kelingen, soms met grijze sliertige verkiezelingen; op 50 cm over 5 cm
zwarte silexknollen mogelijk deel uitmakend van eenzelfde grotere stekelige
knol, krijt er rond vermalen; onder het silexniveau wordt het krijt iets
grover en brosser met minder bleekgrijze tussenschakelingen
kist 17 L 17 cm, massief
vrij hard bros wit schrijfkrijt met bleekgrijze lens

KERNSTROOK 7 440.08-443.08 (-0.69)
kist 17 L 67 cm, een massief kernstuk gebroken op silex aan einde kern
zelfde zeer fijn iets vet schrijfkrijt met brede (2 cm) bleekgrijze banden
en bioturbaties; tussen 40-50 cm vertikaal gestoorde 4 cm brede bleekgrijze
band; eronder met gestoord contact wit iets grover (zeer fijnzandig)
schrijfkrijt, met grote belemniet op 52 cm; einde kern 5 cm donkere silex
met kerndoormeter en met fijne uitsteeksels
kist 18 L 92 cm, gelijkende kernstukken ca 13 cm, verbrokkeld rond silex
zelfde hard wit schrijfkrijt, in midden zeer fijn licht vet met brede (2
cm) bleekgrijze kleihoudende banden; tussen 15-28 cm grote donkere onregel-
matige silex
kist 19 L 72 cm, massief tot 37 cm, nadien verbrokkeld rond silex en gebro-
ken in kernveer
zelfde schrijfkrijt, iets grover van boven en van onder in gebroken deel,
fijner en licht vet in midden; blijvend veel bleekgrijze straticulaties; ss
5?; tussen 38-53 cm gebroken donkere silexfragmenten max 8 cm dik, eromheen
en eronder fijne grijze verkiezelde laminaties volgens gestoorde platte
bolvorm (spons)

KERNSTROOK 8 443.08-444.36 (-0.28)
kist 19 L 20 cm, brokstukken
compact iets grover krijt en silex met uitsteeksels, stukken min 6 cm
kist 20 L 80 cm, fijngebroken met ertussen kernstuk van 26 cm; in kernveer
over 15 cm vermalen
zelfde iets grover (licht fijnzandig tot grofsiltig) schrijfkrijt, van bo-
ven wat silexfragmenten; massief kernstuk is zeer fijnsiltig en licht vet
met meer bleekgrijze banden (o.a. tegengestelde hellingen ss 18? en 27? op
8 cm onderlinge afstand); onderste gebroken deel terug grover en brosser

KERNSTROOK 9 444.36-446.02 (-0.29)
kist 21 L 80 cm, massief, langste kernstuk 17 cm, uitgeboord en gebroken op
silex
top 7 cm massieve donkergrijze knollige silex met uitsteeksels; verder com-
pact krijt, iets grover van boven en onder, middenin iets vetter met meer
bleekgrijze gestoorde lenzen; beginnende grijze sliertige verkiezelingen
kist 22 L 57 cm, massief, langste kernstuk 12 cm, gebroken op silex
zelfde schrijfkrijt verfijnend en vetter naar onder; onregelmatige silex
tussen 5-10 en 25-31 cm; met dunne (<0.5 cm) bleekgrijze gestoorde lenzen
en beginnende grijze verkiezelingen tot fijne zwarte silex sliert

KERNSTROOK 10 446.02-449.02 (-0.31)
kist 22 L 20 cm, in grote brokken
wit grover krijt met grijze verkiezelde slierten en zwarte silex (min 4 cm)
vol uitsteeksels
kist 23 L 84 cm, langste stuk 17 cm, doorgaans fijner gebroken
compact grover krijt, zeer fijn tot vet tussen 55-65 cm, met grote (tot 4
cm breed) bleekgrijze gestoorde lenzen, soms beginnende verkiezeling; onre-
gelmatige donkere silex in 5 cm brokken op 10 en 25 cm; krijt van onder lo-
kaal fijn gespikkeld uitzicht (geen glauconiet) in feite kleine holtes ver-
moedelijk door opgeloste sponsnaalden, ook meer zeer fijn bioklastengruis
(vallen beter op door extra verharding van het krijt, geen goed schrijf-
krijt meer maar krast)
kist 24 L 85 cm, langste kernstuk 21 cm, doorgaans overlangs gespleten en
gebroken (drilling-induced)
zelfde wit krijt, fijn siltig, zeer hard en bros tot 70 cm met weinig fijne
bleekgrijze gestoorde straticulaties die vaak ten dele donkergrijs verkie-
zeld zijn; op 30 cm 2 grote halfronde echinidenresten (type hoge echino-
corys); op 40 en 70 cm 2 grote en lange belemnieten; gespikkeld uitzicht
door opgeloste sponsnaalden zoals op einde vorige kern; vanaf 70 cm (geen
lithologische grens) zeer fijn vet krijt met brede (4 cm) vertikaal ge-
stoorde bleekgrijze banden
kist 25 L 80 cm, sterker gebroken, kernstukken max 11 cm tot 55 cm, dan
vermalen en samengeperst
behoudens top en basis zeer hard wit krijt met opgeloste en kiezelige
sponsnaalden, met wat bleekgrijze straticulaties en gebioturbeerde lenzen,
vaak met fijne verkiezelde laminaties

KERNSTROOK 11 449.02-452.02 (-0.45)
kist 26 L 87 cm, massief , van onder soms slecht aansluitend
na enkele cm overgang van hard wit krijt met opgeloste sponsnaalden naar
zeer hard fijnkorrelig (fijnzandig) grijswit krijt vol grijze tot donker-
grijze verkiezelde straticulaties, soms in fijne slierten soms in samenge-
stelde flaserige onregelmatige banden die witte pseudonodulaire lenzen om-
geven: kern krijgt opmerkelijk donderder uitzicht!; ss 7?; op 33 cm belem-
niet; sporadisch een weinig zeer fijne donkere spikkels (vermoedelijk glau-
coniet) en grotere bioklasten (staafvormig en ostracoden); op 75 cm spons-
oppervlak in 2 mm dikke gebogen vorm met reticulair oppervlak: monster li-
thotheek 449.75 m (2 cm)
kist 27 L 88 cm, stukken tot 18 cm met slechte contacten
zelfde zeer hard fijn tot zeer fijn (siltfractie) donkergespikkeld krijt,
veel grijze straticulaties en bleekgrijze gestoorde banden en lenzen met
wisselende hellingen (geen zacht schrijfkrijt meer - laat krasserige sporen
na); op 5 cm belemniet; op 60 cm kleine silex (1-2 cm)
kist 28 L 80 cm, massief kernstuk tot 58 cm
idem, hard sterk flaserig tot pseudonodulair gestraticuleerd, met bioturba-
ties in massieve bleke zones, soms zeer licht fijngespikkeld

KERNSTROOK 12 452.02-455.00 (-0.85)
kist 29 L 78 cm, massief vanaf 38 cm, daarvoor sterk verbrokkeld
zelfde hard krijt, sterk gestraticuleerd in brede banden (tot 3 cm), blijft
fijnkorrelig-siltig tot zeer fijngespikkeld met fijne donkere knopen van
verkiezelingen (iets groter dan gemiddelde korrelgrootte)
kist 30 L 88 cm, massief
idem, breed (3 cm) en smal (<0.5 cm) gestraticuleerd nauwelijks verstoord
door bioturbaties, bleke zones ertussen hebben pseudonodulair uitzicht (=
diagenese-effect), blijft fijnsiltig; op 60 cm fijne schelp, echiniden (ge-
bogen fragment) en haaientand (lengte 0.5 cm in slechte staat); monster li-
thotheek 453.60 m (4 cm); op 75? ss 6? volgens gelijkgerichte straticula-
ties
kist 31 L 47 cm, massief
idem, overwegend bleek, fijnsiltig met fijne bioklasten w.o. complete juve-
niele rhynchonella op 20 cm; zeer veel fijn verkiezelde splinters in de
zandfractie, vermoedelijk sponsspiculen

KERNSTROOK 13 455.00-457.00 (+1.10): duidelijk diepte-correctie doorge-
voerd, compensatie voor grote tekorten in bovenliggende kern(en)
kist 31 L 34 cm, massief
idem, meer straticulaties, iets fijnzandig, meer donkere takjes en verkie-
zelde splinters (sponsresten)
kist 32 L 96 cm, doorlopende kern
idem, vol fijne flaserige fijngebioturbeerde straticulaties, grijsachtig,
vol zeer fijn bioklastengruis, vol verkiezelde splinters, ook verspreide
grote bioklasten en fijne donkere takjes; ss 7?; op 30 cm complete licht
verdrukte hoge zeeëgel 3-4 cm (type Echinocorys), daarnaaste meer echi-
nidenresten, ook verkiezelde sponsoppervlak met netwerktextuur
kist 33 L 93 cm, massief, 2 slechte contacten op 70, 87 cm
idem, fijn-siltig tot fijnzandig korrelig vol fijn bioklastengruis; blijft
sterk gestraticuleerd tot 4 cm breed, soms vertikaal uitgesmeerd, soms in-
tern fijn gebioturbeerd; op 70 cm kleine belemniet, wat echinidenresten en
reticulaire sponsoppervlakkenop 75 cm grote belemniet
kist 34 L 90 cm, tot 38 cm massief, daarna fijn gebroken
idem, hard bleek fijn gestraticuleerd tot flaserig - pseudonulair krijt;
echinidenresten, fijn bioklastengruis en donkere sponsoppervlakken; op 16
cm baculiet zichtbaar over 4x1.5 cm: monster lithotheek 457.00 m (2 cm)

KERNSTROOK 14 457.00-458.05 (-0.18)
kist 35 L 87 cm, massief in een kern
idem, fijnsiltig bioklastengruis; sterk gestraticuleerd tot 7 cm dik, naar
onder toe meer pseudonodulair bleek krijt met verspreide grotere bioklas-
ten: platgedrukte echiniden op 16 cm, veel grotere echinidenresten en fijne
sponspiculen; zeer grote belemniet doorsnede op 40 cm: monster lithotheek
457.40 m

KERNSTROOK 15 458.05-461.02 (-0.45)
kist 36 L 94 cm, doorlopende kern
idem, fijnsiltig tot zeer fijnzandig, grover naar onder, sterk grijs ge-
straticuleerd tot bleek pseudonodulair; ss 4? ondulerend; weinig verspreide
grotere bioklasten, grover naar onder: prismatische schalen, echinidenres-
ten en fosfatische bolletjes tot 2-3 mm; op 0 cm kleine spons netwerktextu-
ren (>0.5 cm) als onderdeel van grotere sponsstructuur; fijne sponsnaalden;
op 77 cm grote belemniet; wordt zeer fijn donkergespikkeld
kist 37 L 90 cm, massief tot 25 cm, nadien rondellen gemiddeld 7 cm
0-23 cm: idem, sterk gestraticuleerd met blekere pseudonodulaire structu-
ren; fijnsiltig fijngespikkeld, met verspreide grotere bioklastfragmenten
(o.a. dunschalige schelp), donkere fosfatische- apatiet (?) klastjes (<0.5
cm)
23-90 cm: grijswit hard fijnzandig krijt vol grover bioklastengruis (ca 2
mm echinidenresten, donkere takjes, ronde fosfatische bolletjes); ook gro-
ver donkergespikkeld, roestig naar de basis van de kern; op 55 cm platte
(0.5 op 2 cm) bruinige fosfaatknollen; vanaf 60 cm opnieuw met duidelijker
fijne straticulaties, fijn intern gebioturbeerd; krijt wordt steeds grover,
zeer hard verkiezeld vol fijne holtes op sponsnaaldjes; op 85 en 90 cm fij-
ne onregelmatige beige knollen (tot 0.5 op 2 cm): monster lithotheek 459.90
m
kist 38 L 68 cm, zelfde rondellen als kist 37
idem, grijswit fijnzandig krijt met fijne grijze straticulaties, fijne bel-
menietresten; op 17 cm silexknol van 1.5 cm rondom langs alle zijden geper-
foreerd (rolkei); grijze laagvlakken vol grovere (2-3 mm) donkere splin-
ters, apatietische donkerglanzende ronde korrels en kwartskorrels: monster
lithotheek 460.05 m; ss 5?; naar onder toe bredere (5 cm) intern gebiotur-
beerde grijze banden steeds sterker donkergespikkeld (mogelijk apatiet-
gruis)

KERNSTROOK 16 461.02-463.83
kist 38 L 17 cm, massief
zelfde sterk grijs geband hard grijswit fijn gespikkeld zeer fijnzandig
krijt; fijne dunschalige schelpenresten
kist 39 L 93 cm, massief doorlopend maar fijngebroken tussen 25-30 cm
0-30 cm (geleidelijk): zelfde grijsgeband hard grijswit fijnzandig fel ge-
spikkeld krijt (bijna kalksteen) met 3 mm grove korrels donkerglanzend rond
apatietgruis; veel fijne dunschalige schelpenresten, met sponsstructuren,
kleine belemnietpunten; slechtklievend
30-93 cm: top ss 6? hard (bijna kalksteen) aanvankelijk nog identiek krijt,
snel grover (nu wel duidelijk glauconiet) fijnzandig krijt, intens fijnge-
bioturbeerd (geen mooie bioturbaties); met grovere klasten tot 1 cm donker
verkiezeld of fosfatisch/pyriethoudend, naar onder toe duidelijk gerold,
niet sferisch wel wat afgerond; ook fijne kwartsgranule met groene huid; op
70 cm zwarte brede (0.4 op 4 cm) licht gepyritiseerde tak (lijkt op inge-
spoeld hout); met brede (tot 1 cm) opstijgende klastische dyke in wit
krijt: monster lithotheek 462.15 m
kist 40 L 90 cm, massief, vanaf 50 cm tot einde kern zeer steile licht on-
dulerende barst lokaal bezet met pyrietkubussen
0-35 cm (1 kernstuk) tot basis krijt op 462.47 m; ss 5?, basis scherp en
zuiver; samenstelling idem, sterk groengespikkeld grijswit, globaal bleek-
grijsgroen hard fijnzandig krijt, intens gebioturbeerd; op 15 cm belemniet;
naar onder steeds meer en grotere klasten (tot 5x4 cm, meestal afgeplat tot
0.5 cm) in donkere soms groenige kwartsofyllade (grootste en dikste klasten
vertonen interne gelaagdheid en fijne adertjes), daarnaast ook platte
splinters (tot 2 cm op 2 mm) in afgekloven sokkelmateriaal; glauconiet kor-
rels worden grof (tot 2-3 mm) naar de basis; ook enkele klasten (tot 3 cm)
in bleekbeige grofzandig hard (fosfatisch?) krijt
35-90 cm: subhorizontale kwartsofyllade; tussen 44-46 cm horizontale barst
opgevuld met glauconietrijk krijt en gestut door hoekige fragmenten (tot 2
cm) van omgevende kwartsofyllade, in verbinding via klastische dyke 3 mm
breed en volgens I 60? met bovenliggend krijt

---------------------------------------------------------------------------
461,02 - 463,83 (kist 38-42) Lengte ongeveer 315 cm. Goede kernen, maar
verbrokkeld vanaf 307 cm.
Discordantie sokkel-Krijt op 145 cm (diepte 462.47 m).
0-90 cm witgrijs krijt met glauconietkorreljes, die naar onderen toe in
hoeveelheid toenemen. Nog enkele donkere fijne kleilaagjes in gelamineer-
de bundels van mm tot cm grootte.
Vanaf 90 cm toename van het glauconiet gehalte, het gesteente is groen
met witgrijze klasten, enkele schelpfragmenten, en vanaf 135 cm ook grij-
ze schaliefragmenten uit sokkel-gesteente, tot 148 cm.
Van 148 cm tot onderaan: grijze fijngebande en gelamineerde "kwartsofyl-
lade" met subhorizontale gelaagdheid. In de bovenste 20 cm zitten spleten
opgevuld met glauconiethoudend krijt. Gelaagdheid 0° op 160 cm, 10° op
190 cm, 15° op 210 cm, 20° op 220 cm, 28° op 240 cm, 20° op 260 cm, 20°
op 280 cm, 12° op 300 cm. Steile diaklazen, op 70-80° tussen 160 en 210
cm, en op 60°-70° tussen 253 en 278 cm. Ook diaklaas met verbrokkeling
vanaf 295 cm. Er zijn grote verspreide kubische pyriet-kristallen, tot 1
cm groot, en fijnere pyriet in de verbrokkelde zone onderaan.

463,83 - 466,96 (kist 42-45) Lengte 314 cm, goede kernen, wat verbrokkeld
rond 100 cm, 205 cm, 237 cm (466,20cm), 242-257 cm en rond
een schuine diaklaas 288-302 cm.
Zelfde kwartsofyllade d.w.z. fijn geband tot gelamineerd gesteente met
afwisselend witgrijze kwartsietisch-zandige laagjes en donkergrijze silt-
steen of schalie. De individuele laagjes zijn slechts 1 tot 10 mm dik. De
gelaagdheid is subhorizontaal tot zwak hellend, met wisselende strekking.
Soms zijn er golvende contacten (mm-schaal) tussen laagjes, deels
erosieve contacten. Af en toe grote pyrietkristallen met kubische habi-
tus, gebonden aan sommige laagjes (zandig)maar daar voorbij gegroeid,
waarschijnlijk diagenetisch. Pyriet in de verbrokkelde zone op 237 cm
(466,20m). Gelaagdheid 11° op 10cm, 8° op 50 cm, 8° op 80 cm, plooitje
met breukje 98-100 cm, 16° op 110 cm, 15 ° op 150 cm, 20° op 170 cm. Op
170 cm is een diaklaas volgens de gelaagdheid opgevuld met doorschijnende
calcietkristalletjes. Gelaagdheid 18° op 200 cm. Rond 205-209 cm schuine
diaklaas op ongeveer 40° met calcietkristalletjes. Gelaagdheid 15° op 245
cm, 17° op 285 cm. Verschillende steile diaklazen, op 288-302 cm met een
glijspiegelvlak (druksplijting?) op 60°.

466,96 - 469,98 (kist 45-49) Lengte 305 cm, stevige aansluitende kernen.
Zelfde fijn gebande tot gelamineerde grijze kwartsietische fylliet, iets
minder zandig, groter aandeel van fyllietische laagjes. De gelaagdheid is
zwak hellend, en er is een druksplijting met tegengestelde helling, wat
de microgolven van vele laagjes verklaart. Diaklaas + breuk(?) 60° tussen
30 en 40 cm. Verspreide grote kubische pyriet-kristallen, tot 1 cm groot.
Gelaagdheid 12° op 50 cm, 15° op 100 cm, 17° op 150 cm, 15° op 200 cm,
15° op 250 cm, 11° op 300 cm. Monster voor Acritarchen en Chitinozoa
onderaan (469,98 m).

469,98 - 472,98 (kist 49-52) Lengte 303 cm, stevige aansluitende kernen.
Zelfde donkergrijze kwartsietische fylliet met gelamineerde gelaagdheids-
banden. De gelaagdheid is zwak hellend en er is een druksplijting subpa-
rallel (?) met de gelaagdheid, moeilijk te meten; veroorzaakt golvingen
in gelaagdheidsvlak. Gelaagdheid 12° op 50 cm, 12° op 100 cm, 10° op 150
cm, 18° op 200 cm, 10° op 250 cm, 8° op 300 cm. Verspreide idiomorfe py-
rietkristallen met kubische habitus, naar onderen toe wat kleiner maar
meer abundant. Vanaf 200 cm subvertikale diaklaas met wat calciet opge-
vuld, overgaand in fijn calcietadertje naar onderen.

472,98 - 475,85 (kist 52-55) Lengte 269 cm, stevige aansluitende kernen.
Zelfde donkergrijze kwartsietische fylliet met fijne gelaagdheidsbanden
en laminaties. Verspreide kubische pyrietkristallen. Er is een druksplij-
ting maar onmogelijk macroscopisch te meten: in joints van fyllietische
laagjes is een lineatie te zien, steeds volgens dezelfde richting. Van 0
tot 26 cm een fijn calcietadertje, voortzetting uit vorige pas, op 90°-
80°, eerder onregelmatig, ongeveer 1 mm. Tussen 165 en 185 cm nog 3 cal-
ciet-adertjes, fijn, uitwiggend, op 75°-80°, evenwijdig met het adertje
op 0-26 cm.
Gelaagdheid 14° op 50 cm, 15° op 100 cm, 13° op 150 cm, 10° op 200 cm, 8°
op 250 cm.

475,85 - 478,85 (kisten 55-58) Lengte 313 cm, stevige aansluitende kernen,
wat verbrokkeld rond diaklazen van 210 tot 230 cm.
Zelfde donkergrijze kwartsietische fylliet met fijne gelaagdheidsbanden
en laminaties. Verspreide pyrietkristallen, meestal met kubische kristal-
vlakken, soms geconcentreerd rond zandige laagjes.
Zwak uitgesproken druksplijting, niet meetbaar, slechts zichtbaar door
golvingen in de donkere kleiige laagjes, en systematische lineatie in de
joints.
Gelaagdheid 6° op 50 cm, 2° op 100 cm, 2° op 150 cm, 0° op 200 cm, 4° op
250 cm (andere strekking dan hogerop), 12° op 300 cm. Subvertikale diak-
laas tussen 200 en 285 cm.

478,85 - 481,92 (kisten 59-62) Lengte 304 cm, stevige kernen, wat verbrok-
keld rond 58-62 cm en 245-255 cm.
Zelfde fijngebande kwartsietische fylliet, afwisselend donkergrijze fyl-
liet en lichtgrijze meer zandige kwartsiet. Druksplijting waarschijnlijk
steil, met sterke diffractie tussen de laagjes, en zichtbare lineatie in
fyllietische joints. De laagjes zijn millimetrisch of centimetrisch. Het
gesteente is iets meer zandig. Verspreide kubische pyrietkristallen, tot
15 mm groot.
Gelaagdheid 18° op 5 cm, 26° op 50 cm, lokale plooi met 45° op 65 cm, 55°
op 70 cm, 5° op 80 cm, 20° op 100 cm, 18° op 150 cm, 18° op 200 cm, 25°
op 230 cm. Tussen 244 en 260 cm zijn de lagen vergleden op 65°, loodrecht
op de normale gelaagdheid, over een breedte van 3 à 4 cm. Dit is een
breukje. Zwarte schalie over 3 à 4 cm. Gelaagdheid 0° op 265 cm, 0° op
300 cm.
Op 60 cm, in een diaklaas-vlak, nabij de plooi, zit er scalenoëdrische
calciet in kristallen van 3-4 mm.

481,92 - 484,92 (kisten 62-65) Lengte 305 cm. Geen aansluiting op 112 cm,
verbrokkeld tussen 290 en 295 cm.
Zelfde fijngebande tot gelamineerde kwartsietische fylliet, met micro-
ondulerende gelaagdheidsvlakken. Druksplijting zwak zichtbaar, steil.
Verspreide grote pyriet-kristallen. Gelaagdheid 5° op 50 cm, 5° op 100
cm, 10° op 150 cm, 16° op 200 cm, 16° op 250 cm, 22° op 300 cm.

484,92 - 487,90 (kist 65-68) Lengte 295 cm, stevige aansluitende kernen.
Zelfde grijze fijngebande kwartsietische fylliet met licht ondulerende
gelaagdheidsvlakken. Het gesteente wordt meer zandig. Verspreide grote
pyriet-kristallen, tot 1 cm groot. Gelaagdheid 26° op 10 cm, 24° op 50
cm, 30° op 100 cm, 28° op 150 cm, 38° op 200 cm, 40° op 250 cm, 40° op
290 cm.
Druksplijting: mogelijk crenulation cleavage op 60-70° loodrecht op de
gelaagdheid. Diaklaas op 70° van 200 tot 225 cm, volgens de druksplij-
ting. Tussen 246 en 266 cm een breukje, met zigzaggend oppervlak, even-
wijdig met druksplijting op 60-70°, waarschijnlijk een opschuiving met
een bedrag van 1 cm.

487,90 - 490,90 (kist 69-72) Lengte 303 cm, stevige aansluitende kernen.
Zelfde grijze gebande kwartsietische fylliet tot fyllietische kwartsiet,
de banden worden geleidelijk breder, fyllietische banden zijn donker en
fijn gelamineerd. Kwartsietisch op 160-205 cm. Verspreide pyrietkristal-
len, in sommige laagjes meer geconcentreerd. Mooie geïsoleerde kubussen.
Gelaagdheid 32° op 50 cm, 20° op 100 cm, 30° op 150 cm, 28° op 200 cm,
30° op 250 cm, 22° op 300 cm. Van 5 tot 20 cm breukje op 60-70°, kronke-
lend, volgens de gediffracteerde druksplijting, bewegingsrichting moei-
lijk af te leiden, waarschijnlijk kleine opschuiving. Ook een klein
breukje rond 70-75 cm.
Druksplijting golvend rond 60-70°, niet zeer sterk. Volgens deze richting
zijn er verschillende fijne kwartsadertjes tussen 190 en 255 cm, parallel
op 70 à 75°. Een diaklaas volgens deze richting (215-245 cm) bevat fijne
kwarts-kristalletjes.

490,90 - 493,88 (kist 72-75) Lengte 294 cm. Slechte aansluiting op 180-190
cm en 200-205 cm. Stevige kernen.
Zelfde kwartsietische fylliet met gelaagdheidsbanden. Overwegend kwart-
sietisch tot 42 cm, daaronder overwegend fyllietisch, donker met lamina-
ties, tot zwarte kleur. Op 75 cm een grote pyriet-kubus van 3 cm; op 275
cm een groep kubussen tot 2 cm groot, elders verspreide pyrietkubussen.
Soms pyrietfilmpjes in diaklazen (joints) tussen fyllietlaagjes. Gelaagd-
heid 20° op 20 cm in zandige laagjes, 15° op 50 cm in gelamineerde fyl-
liet; 6° op 100 cm, 4° op 112 cm. Tussen 112 en 129 cm staat een wig fyl-
liet haaks op de normale gelaagdheid, langs een verglijdingsvlak op 45°,
over een breedte van 3 à 4 cm. Op 134 cm een dun zandig laagje (3 mm) met
pyriet op 10°. Gelaagdheid 20° op 150 cm, 20° op 175 cm. Tussen 175 en
210 cm is er een gestoorde zone, deels verbrokkeld, met gelaagdheidshel-
ling tegengesteld aan de gewone hellingsrichting, 40° op 185 cm, 22° op
190 cm, wordt horizontaal tussen 210 en 220 cm. Rond 220-225 cm grote py-
rietkristallen in donkere homogene band. Gelaagdheid 5° op 250 cm, 15° op
290 cm.

493,88 - 496,88 (kist 75-79) Lengte 303 cm. Verbrokkeld rond 216-220 cm
zonder aansluiting.
Donkergrijze kwartsietische fylliet, geband tot gelamineerd, met moeilijk
zichtbare druksplijting. Grote pyrietkristallen, tot 2 cm, vooral in zan-
dige laagjes, maar gegroeid tot voorbij de laagjes. Gelaagdheid 10° op 10
cm, 18° op 50 cm; tussen 75 en 88 cm subvertikale kwartsader in klein
breukje; onregelmatig, tot 5 mm dik. Gelaagdheid 15° op 100 cm. Klein
breukje 90-110 cm op 65° met geringe verplaatsing (afschuiving 5 mm).
Tussen 120 en 150 cm opnieuw klein breukje, 75-80° hellend, met afschui-
ving 2 cm). Gelaagdheid 25° op 150 cm, 35° op 190 cm, 30° op 215 cm.
Breukje op 215-225 cm met verbrokkelde zone, structuur moeilijk te ach-
terhalen. Onder het breukje, vanaf 225 cm, is de helling van de gelaagd-
heid tegengesteld, veronderstellend dat de steile diaklazen en kwarts-
adertjes op ongeveer 70° georiënteerd zijn zoals hoger. Op 217-230 cm
kwartsader (3-4 mm) op 60°.
Helling gelaagdheid 35° op 230 cm, 55° op 250 cm, 45° op 270 cm, 20° op
290 cm, 15° op 300 cm. Tussen 230 en 260 cm zijn er nog verschillende
dunne kwarts-adertjes op ongeveer 60 à 70°.

496,88 - 499,88 (kist 79-82) Lengte 299 cm. Aansluitende kernen, behalve op
20 cm.
Zelfde grijze gebande kwartsietische fylliet, is geleidelijk weer meer
zandig geworden (was meer fyllietisch sinds 491 m). Grote verspreide py-
riet kristallen. Gelaagdheid 10° op 15 cm, (volgens de oriëntatie van het
einde van de vorige pas), 7° op 50 cm, 2° op 90 cm, 4° op 110 cm, 8° op
150 cm, 14° op 200 cm, 22° op 240 cm, 26° op 290 cm.
Van 110 tot 125 cm diaklaas op 70°, idem 165-190 cm, diaklaas op 70°.
Tussen 220 en 260 cm enkele fijne uitwiggende kwartsadertjes volgens de-
zelfde richting op 60°-70°.

499,88 - 502,88 (kiste 82-85) Lengte 300 cm, stevige aansluitende kernen.
Zelfde grijze gebande kwartsietische fylliet. Gelaagdheid 30° op 20 cm,
38° op 50 cm, 35° op 85 cm, 33° op 120 cm, 29° op 200 cm, rond 230 cm een
storing breukje op 60°; gelaagdheid 2° op 240 cm, 10) op 260 cm, 10) op
290 cm. Monster voor Chinitozoa (500,34 –500, 49) en Acritarchen. Enkele
fijne kwarsadertjes op 60° à 70°, rond 0-20 cm, 80-90 cm (uitwiggend naar
boven). Enkele pyrietkristallen, wat kleiner en minder frequent. (

502,88 - 505,82 Lengte ongeveer 283 cm, meestal stevige kernen, maar ver-
brokkeld rond 250 cm en rond 270-275 cm, zonder aanslui-
ting.
Grijze gebande tot gelamineerde fyllietische kwartsiet, overwegend zandig
tot 215 cm, van 215 tot 283 cm meestal donkerder, siltig en minder gela-
mineerd. Gelaagdheid 10° op 20 cm, 20° op 70 cm, 20° op 90 cm, 30° op 130
cm, 36° op 170 cm.
Op 45-65 cm een schuine kwartsader op ongeveer 70°, onregelmatige breedte
(2-5 mm), evenwijdig met aders en diaklazen hoger in de boring; het is
een klein breukje (afschuiving enkele mm). Op 80-90 cm een kronkelend
breukje op 40-50°, verplaatsing groter dan 5 cm (geen overeenkomst aan
weerszijden). Op 95-120 cm een schuin kronkelend kwartsadertje, met wat
fijne calciet, op 70-80°. Op 170-190 cm breukje op 80°, dat plots stopt
bovenaan. Aan de ene kant van de breuk loopt de gelaagdheid door, aan de
andere kant staat ze steil 70° tot vertikaal. Vanaf 195 cm is de helling
van de gelaagdheid weer als voorheen, op 30°.
Op 205 cm een donkere lens van siltsteen, enkele cm dik en onregelmatig.
Op 204-215 cm opnieuw zandig gelamineerd, gelaagdheid 40° golvend, enkele
grote pyriet-kristallen, en uitwiggende kwartsadertjes op 60°. Op 215-250
cm donkergrijze zwak gebande siltsteen, met veel microplooitjes. Kwarts-
adertje op 70° van 240 tot 245 cm, uitwiggend naar boven.
Vanaf 251 cm staat de structuur plots anders, gelaagdheid tegengesteld op
35°, zandige laag van 3 cm (254-257 cm). Kwartsaderjes op 60-70° lopen
continu door van 240 tot 270 cm, over het breukje van 250 cm heen. Van
257 tot 283 cm eerder donker silteus gesteente, gelaagdheid wat geplooid:
30° op 264 cm, ongeveer horizontaal op 272 cm, 40° in andere richting op
275 cm, terug in eerste richting op 280 cm.

---------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE vnl. op basis van de geofysische boorgatmetingen
---------------------------------------------------------------------------
Top basis STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
---------------------------------------------------------------------------
0.00 10.00 Quartair + Neogeen
10.00 35.00 Formatie van Boom
35.00 74.00 Formatie van Zelzate
74.00 85.50 Formatie van Maldegem – Lid van Onderdijke
85.50 91.00 Formatie van Maldegem – Lid van Buisputten
91.00 103.00 Formatie van Maldegem – Lid van Zomergem
103.00 107.00 Formatie van Maldegem – Lid van Onderdale
107.00 121.00 Formatie van Maldegem – Lid van Ursel/Asse
121.00 123.00 Formatie van Maldegem – Lid van Wemmel (?)
123.00 ? Formatie van Lede
? 166.00 Formatie van Gent – Lid van Vlierzele
166.00 174.00 Formatie van Gent – Lid Pittem/Merelbeke
174.00 193.00 Formatie van Tielt
193.00 314.00 Formatie van Kortrijk
314.00 370.00 Landen-Groep
370.00 462.47 Krijt: Campaan-Santoon-Coniaciaan krijt
462.47 505.82 Formatie van Chevlipont, Tremadoc, Onder-Ordovicium
---------------------------------------------------------------------------
AUTEURS H. GOETHALS, J. VAN DER SLUYS, M. DUSAR & W. DE VOS - augustus 1999
---------------------------------------------------------------------------
OPMERKING
---------------------------------------------------------------------------
Technische afwerking: boordiameter 311 mm 0-370.7 m, kernen PQ (8.2 cm), 216
mm 370.7-505.87 m; verbuizing staal 244 mm 0-370.7 m; stijgbuis PVC 165mm 0-
97.85 m, 125 mm 98-471.85 m; filter PVC 125 mm 471.85-503.05 m

Geofysische boorgatmetingen uitgevoerd door EGS op 08.05 en 09.06.99: GR,
caliper, LN-SN, SP, SPR

Opmerkingen : Na onderzoek van de Chitinozoa (door Prof. J. Verniers - 3/11/2000) dienen deze gesteenten als "Boven-Ordovicium" te worden aangezien.

***************************************************************************
---
BOORBESCHRIJVING - M. DUSAR
---
370 371 splinters van grijze glazige silex, bleke verweerde silex en bleek meer korrelig verkiezeld krijt; monster lithotheek 371 m
371 386 meestal middelmatig korrelig-zandig krijt met glazige grijsgekleurde zandkorrels, in feite glazige silexsplinters, afwisselend grover en fijner vergruisd; monsters lithotheek 372 m, 376 m, 380 m, 383 m, 386 m
386 395 bleekgrijs krijt, fijnzandig vergruisd, meestal grijswitte korrels, ook hoekige splinters (bleke silex); monsters lithotheek 389 m, 391 m, 394 m
395 397 zelfde krijt maar iets mergeliger matrix; monster lithotheek 397 m
397 413 +/- zelfde grijswit krijt, niet mergelig, meestal fijnkorrelig maar ook grover bioklastengruis; monsters lithotheek 398 m, 403 m, 405 m, 409 m, 412 m
413 421 geleidelijk fijner grijswit meer geplet licht mergelig krijt (korrelig op 416 m), ook fijn bioklastengruis, soms met zwarte silexsplinters; monster lithotheek 414 m, 416 m, 418 m, 421 m

---
KERNBESCHRIJVING
---
KERNSTROOK 1 422.38-424.50 L 0.88 (-1.24)
Kist 1 L 88 cm top losse brokken van 5 cm, vervolgens 40 cm kern slecht geboord overlangs gebroken, rest compleet vermalen en verduurd
homogeen zacht wit pulverig-siltig bros schrijfkrijt; enkele brokstukken (max 5 cm) van grote zwarte silex met bleke rand


KERNSTROOK 2 424.50-428.16 (-1.37)
Kist 2 L 70 cm, zelfde slecht geboord krijt, langste kernstuk 13 cm, bij de top zelfde silexstukken, onderste 20 cm meer vergruisd
Kist 3 L 88 cm w.v. 40 cm sterk vergruisd, 48 cm gebroken kern, langste stuk 20 cm
zelfde krijt, geen silex; splijtvlakken 43° en vertikaal
Kist 4 L 71 cm + wat krijtpap; zelfde gebroken krijt, langste kernstuk 22 cm

KERNSTROOK 3 428.16-431.16 (-0.41)
Kist 4 L 10 cm, massief, top herboord
zelfde krijt
kist 5 L 95 cm, massief, kernstukken 6-20 cm, geen laagvlakken (zeer zelden waargenomen)
homogeen wit siltig schrijfkrijt met sporen van bleekgrijze licht kleihoudende brede (1 cm) licht gebioturbeerde onregelmatige lenzen of opvulling van ronde graafgangen; op 60 cm dicht splijtvlak I 63° gesmeerd door zelfde bleekgrijze mergel; kern breekt soms volgens zelfde richting (cf splijtvlakken in kist 3); onderaan geïsoleerde serpulide (?) en enkele onopvallende fijne zwarte silex slierten en knopen (getuigen van sponsontwikkeling)
kist 6 L 89 cm, gebroken in stukken van max 16 cm
zelfde schrijfkrijt, helklinkend (geen kleigehalte), minder sporen van bleekgrijze licht kleiige gestoorde bandjes; op 30 cm kleine zwarte silex met witte rand
kist 7 L 65 cm, tot 20 cm 2 kernstukken, dan tot 38 cm fijn verbrokkeld tot vergruisd en ten slotte vermalen en samengeperst
zelfde schrijfkrijt

KERNSTROOK 4 431.16-434.08 (-0.41)
Kist 7 L 21 cm, 2 kernstukken
zelfde schrijfkrijt
kist 8 L 72 cm, tot 58 cm kernstukken tot 18 cm, nadien fijn verbrokkeld
zelfde schrijfkrijt met bleekgrijze kleiige onregelmatige lenzen, lijkt iets fijnkorreliger maar blijft helklinkend; kern verbrokkelt wel gemakkelijk
kist 9 L 93 cm, kernstukken tot 17 cm lang, ertussen meer verbrokkeld en vergruisd en overlangs gespleten (= drilling induced fracture)
zelfde fijn schrijfkrijt (opvallende afwezigheid van herkenbare bioklasten) met sporen van bioturbaties
kist 10 L 65 cm, compleet verbrokkeld, stuk uit kernveer vermalen

KERNSTROOK 5 434.08-437.08 (-0.44)
kist 10 L 25 cm, massief kernstuk
zelfde zeer fijn zacht maar toch massief homogeen schrijfkrijt, vaag bleekgrijs gestraticuleerd-gebioturbeerd
kist 11 L 94 cm, massieve doorlopende kern, geen laagvlakken
zelfde schrijfkrijt, meer en bredere (3 cm) bleekgrijze gestoorde banden; hiermee geassocieerd wat fijne zwarte of grijs verkiezelde slierten, ook fijn zwarte kiezelige stervorm (sponsresten); van onder iets vergrovend tot fijnzandig-grofsiltig en meer nauwelijks herkenbare bioklasten (zowel dik- als dunschalig)
kist 12 L 92 cm, massief, kernstukken 9-19 cm niet aansluitend
zelfde schrijfkrijt met bleekgrijze gebioturbeerde banden; vooral in bovenste 30 cm iets grover; op 20 cm afgeronde zwarte silexknollen ca 3 cm mogelijk deel uitmakend van zelfde grotere stekelige knol; eronder zeer fijnkorrelig met kleirijker iets grijzere sterk gebioturbeerde lenzen en opgevulde graafgangen; onderste 20 cm terug iets grover en minder kleihoudende tussenschakelingen, met vage bioklasten en grijze verkiezelde slierten in sponsvorm
kist 13 L 45 cm, 2 kernstukken 16 en 18 cm, rest verbrokkeld
zelfde schrijfkrijt, van boven grover van onderzeer fijn maar blijvend siltig; op 25 cm zwarte silex 3 cm; aan de basis zwarte platte verkiezeling (spons)


KERNSTROOK 6 437.08-440.08 (+0.09)
kist 13 L 39 cm, 2 kernstukken, geen laagvlakken
zelfde iets grovere schrijfkrijt met wat fijne donkergrijze verkiezelingen en brede (2 cm) bleekgrijze kleihoudende gestoorde lenzen en bioturbaties
kist 14 L 87 cm, langste kernstuk 13 cm uit 5 stukken van gem. 10 cm, rest fijnverbrokkeld
zelfde schrijfkrijt met grijze bioturbaties; op 78 cm fijne zwarte silexknol 2 cm; een enkele fijne donkere sliertige verkiezeling
kist 15 L 81 cm, langste kernstuk 26 cm, redelijk massief maar niet aansluitend
zelfde homogeen schrijfkrijt, weinig bleekgrijze bandjes
kist 16 L 85 cm, massief tot 46 cm, nadien meer verbrokkeld
zelfde zeer fijn (= iets vetter) schrijfkrijt, meer bleekgrijze tussenschakelingen, soms met grijze sliertige verkiezelingen; op 50 cm over 5 cm zwarte silexknollen mogelijk deel uitmakend van eenzelfde grotere stekelige knol, krijt errond vermalen; onder het silexniveau wordt het krijt iets grover en brosser met minder bleekgrijze tussenschakelingen
kist 17 L 17 cm, massief
vrij hard bros wit schrijfkrijt met bleekgrijze lens

KERNSTROOK 7 440.08-443.08 (-0.69)
kist 17 L 67 cm, een massief kernstuk gebroken op silex aan einde kern
zelfde zeer fijn iets vet schrijfkrijt met brede (2 cm) bleekgrijze banden en bioturbaties; tussen 40-50 cm vertikaal gestoorde 4 cm-brede bleekgrijze band; eronder met gestoord contact wit iets grover (zeer fijnzandig) schrijfkrijt, met grote belemniet op 52 cm; einde kern 5 cm donkere silex met kerndoormeter en met fijne uitsteeksels
kist 18 L 92 cm, gelijkende kernstukken ca 13 cm, verbrokkeld rond silex
zelfde hard wit schrijfkrijt, in midden zeer fijn licht vet met brede (2 cm) bleekgrijze kleihoudende banden; tussen 15-28 cm grote donkere onregelmatige silex
kist 19 L 72 cm, massief tot 37 cm, nadien verbrokkeld rond silex en gebroken in kernveer
zelfde schrijfkrijt, iets grover van boven en van onder in gebroken deel, fijner en licht vet in midden; blijvend veel bleekgrijze straticulaties; ss 5°; tussen 38-53 cm gebroken donkere silexfragmenten max 8 cm dik, eromheen en eronder fijne grijze verkiezelde laminaties volgens gestoorde platte bolvorm (spons)

KERNSTROOK 8 443.08-444.36 (-0.28)
kist 19 L 20 cm, brokstukken
compact iets grover krijt en silex met uitsteeksels, stukken min 6 cm
kist 20 L 80 cm, fijngebroken met ertussen kernstuk van 26 cm; in kernveer over 15 cm vermalen
zelfde iets grover (licht fijnzandig tot grofsiltig) schrijfkrijt, van boven wat silexfragmenten; massief kernstuk is zeer fijnsiltig en licht vet met meer bleekgrijze banden (o.a. tegengestelde hellingen ss 18° en 27° op 8 cm onderlinge afstand); onderste gebroken deel terug grover en brosser

KERNSTROOK 9 444.36-446.02 (-0.29)
kist 21 L 80 cm, massief, langste kernstuk 17 cm, uitgeboord en gebroken op silex
top 7 cm massieve donkergrijze knollige silex met uitsteeksels; verder compact krijt, iets grover van boven en onder, middenin iets vetter met meer bleekgrijze gestoorde lenzen; beginnende grijze sliertige verkiezelingen
kist 22 L 57 cm, massief, langste kernstuk 12 cm, gebroken op silex
zelfde schrijfkrijt verfijnend en vetter naar onder; onregelmatige silex tussen 5-10 en 25-31 cm; met dunne (<0.5 cm) bleekgrijze gestoorde lenzen en beginnende grijze verkiezelingen tot fijne zwarte silex sliert

KERNSTROOK 10 446.02-449.02 (-0.31)

kist 22 L 20 cm, in grote brokken
wit grover krijt met grijze verkiezelde slierten en zwarte silex (min 4 cm) vol uitsteeksels
kist 23 L 84 cm, langste stuk 17 cm, doorgaans fijner gebroken
compact grover krijt, zeer fijn tot vet tussen 55-65 cm, met grote (tot 4 cm breed) bleekgrijze gestoorde lenzen, soms beginnende verkiezeling; onregelmatige donkere silex in 5 cm brokken op 10 en 25 cm; krijt van onder lokaal fijngespikkeld uitzicht (geen glauconiet) in feite kleine holtes vermoedelijk door opgeloste sponsnaalden, ook meer zeer fijn bioklastengruis (vallen beter op door extra verharding van het krijt, geen goed schrijfkrijt meer maar krast)
kist 24 L 85 cm, langste kernstuk 21 cm, doorgaans overlangs gespleten en gebroken (drilling-induced)
zelfde wit krijt, fijn siltig, zeer hard en bros tot 70 cm met weinig fijne bleekgrijze gestoorde straticulaties die vaak ten dele donkergrijs verkiezeld zijn; op 30 cm 2 grote halfronde echinidenresten (type hoge echinocorys); op 40 en 70 cm 2 grote en lange belemnieten; gespikkeld uitzicht door opgeloste sponsnaalden zoals op einde vorige kern; vanaf 70 cm (geen lithologische grens) zeer fijn vet krijt met brede (4 cm) vertikaal gestoorde bleekgrijze banden
kist 25 L 80 cm, sterker gebroken, kernstukken max 11 cm tot 55 cm, dan vermalen en samengeperst
behoudens top en basis zeer hard wit krijt met opgeloste en kiezelige sponsnaalden, met wat bleekgrijze straticulaties en gebioturbeerde lenzen, vaak met fijne verkiezelde laminaties

KERNSTROOK 11 449.02-452.02 (-0.45)
kist 26 L 87 cm, massief , van onder soms slecht aansluitend
na enkele cm overgang van hard wit krijt met opgeloste sponsnaalden naar zeer hard fijnkorrelig (fijnzandig) grijswit krijt vol grijze-donkergrijze verkiezelde straticulaties, soms in fijne slierten soms in samengestelde flaserige onregelmatige banden die witte pseudonodulaire lenzen omgeven: kern krijgt opmerkelijk donderder uitzicht!; ss 7°; op 33 cm belemniet; sporadisch een weinig zeer fijne donkere spikkels (vermoedelijk glauconiet) en grotere bioklasten (staafvormig en ostracoden); op 75 cm sponsoppervlak in 2 mm dikke gebogen vorm met reticulair oppervlak: monster lithotheek 449.75 m (2 cm)
kist 27 L 88 cm, stukken tot 18 cm met slechte contacten
zelfde zeer hard fijn tot zeer fijn (siltfractie) donkergespikkeld krijt, veel grijze straticulaties en bleekgrijze gestoorde banden en lenzen met wisselende hellingen (geen zacht schrijfkrijt meer - laat krasserige sporen na); op 5 cm belemniet; op 60 cm kleine silex (1-2 cm)
kist 28 L 80 cm, massief kernstuk tot 58 cm
idem, hard sterk flaserig tot pseudonodulair gestraticuleerd, met bioturbaties in massieve bleke zones, soms zeer licht fijngespikkeld

KERNSTROOK 12 452.02-455.00 (-0.85)
kist 29 L 78 cm, massief vanaf 38 cm, daarvoor sterk verbrokkeld
zelfde hard krijt, sterk gestraticuleerd in brede banden (tot 3 cm), blijft fijnkorrelig-siltig tot zeer fijngespikkeld met fijne donkere knopen van verkiezelingen (iets groter dan gemiddelde korrelgrootte)
kist 30 L 88 cm, massief
idem, breed (3 cm) en smal (<0.5 cm) gestraticuleerd nauwelijks verstoord door bioturbaties, bleke zones ertussen hebben pseudonodulair uitzicht (= diagenese-effect), blijft fijnsiltig; op 60 cm fijne schelp, echiniden (gebogen fragment) en haaientand (lengte 0.5 cm in slechte staat); monster lithotheek 453.60 m (4 cm); op 75° ss 6° volgens gelijkgerichte straticulaties
kist 31 L 47 cm, massief
idem, overwegend bleek, fijnsiltig met fijne bioklasten w.o. complete juveniele rhynchonella op 20 cm; zeer veel fijn verkiezelde splinters in de zandfractie, vermoedelijk sponsspiculen


KERNSTROOK 13 455.00-457.00 (+1.10): duidelijk diepte-correctie doorgevoerd, compensatie voor grote tekorten in bovenliggende kern(en)
kist 31 L 34 cm, massief
idem, meer straticulaties, iets fijnzandig, meer donkere takjes en verkiezelde splinters (sponsresten)
kist 32 L 96 cm, doorlopende kern
idem, vol fijne flaserige fijngebioturbeerde straticulaties, grijsachtig, vol zeer fijn bioklastengruis, vol verkiezelde splinters, ook verspreide grote bioklasten en fijne donkere takjes; ss 7°; op 30 cm complete licht verdrukte hoge zeeëgel 3-4 cm (type Echinocorys), daarnaaste meer echinidenresten, ook verkiezelde sponsoppervlak met netwerktextuur
kist 33 L 93 cm, massief, 2 slechte contacten op 70, 87 cm
idem, fijn-siltig tot fijnzandig korrelig vol fijn bioklastengruis; blijft sterk gestraticuleerd tot 4 cm breed, soms vertikaal uitgesmeerd, soms intern fijn gebioturbeerd; op 70 cm kleine belemniet, wat echinidenresten en reticulaire sponsoppervlakkenop 75 cm grote belemniet
kist 34 L 90 cm, tot 38 cm massief, daarna fijn gebroken
idem, hard bleek fijn gestraticuleerd tot flaserig - pseudonulair krijt; echinidenresten, fijn bioklastengruis en donkere sponsoppervlakken; op 16 cm baculiet zichtbaar over 4x1.5 cm: monster lithotheek 457.00 m (2 cm)

KERNSTROOK 14 457.00-458.05 (-0.18)
kist 35 L 87 cm, massief in een kern
idem, fijnsiltig bioklastengruis; sterk gestraticuleerd tot 7 cm dik, naar onder toe meer pseudonodulair bleek krijt met verspreide grotere bioklasten: platgedrukte echiniden op 16 cm, veel grotere echinidenresten en fijne sponspiculen; zeer grote belemniet doorsnede op 40 cm: monster lithotheek 457.40 m

KERNSTROOK 15 458.05-461.02 (-0.45)
kist 36 L 94 cm, doorlopende kern
idem, fijnsiltig tot zeer fijnzandig, grover naar onder, sterk grijs gestraticuleerd tot bleek pseudonodulair; ss 4° ondulerend; weinig verspreide grotere bioklasten, grover naar onder: prismatische schalen, echinidenresten en fosfatische bolletjes tot 2-3 mm; op 0 cm kleine spons netwerktexturen (>0.5 cm) als onderdeel van grotere sponsstructuur; fijne sponsnaalden; op 77 cm grote belemniet; wordt zeer fijn donkergespikkeld
kist 37 L 90 cm, massief tot 25 cm, nadien rondellen gemiddeld 7 cm
0-23 cm: idem, sterk gestraticuleerd met blekere pseudonodulaire structuren; fijnsiltig fijngespikkeld, met verspreide grotere bioklastfragmenten (o.a. dunschalige schelp), donkere fosfatische- apatiet (?) klastjes (<0.5 cm)
23-90 cm: grijswit hard fijnzandig krijt vol grover bioklastengruis (ca 2 mm echinidenresten, donkere takjes, ronde fosfatische bolletjes); ook grover donkergespikkeld, roestig naar de basis van de kern; op 55 cm platte (0.5 op 2 cm) bruinige fosfaatknollen; vanaf 60 cm opnieuw met duidelijker fijne straticulaties, fijn intern gebioturbeerd; krijt wordt steeds grover, zeer hard verkiezeld vol fijne holtes op sponsnaaldjes; op 85 en 90 cm fijne onregelmatige beige knollen (tot 0.5 op 2 cm): monster lithotheek 459.90 m
kist 38 L 68 cm, zelfde rondellen als kist 37
idem, grijswit fijnzandig krijt met fijne grijze straticulaties, fijne belmenietresten; op 17 cm silexknol van 1.5 cm rondom langs alle zijden geperforeerd (rolkei); grijze laagvlakken vol grovere (2-3 mm) donkere splinters, apatietische donkerglanzende ronde korrels en kwartskorrels: monster lithotheek 460.05 m; ss 5°; naar onder toe bredere (5 cm) intern gebioturbeerde grijze banden steeds sterker donkergespikkeld (mogelijk apatietgruis)

KERNSTROOK 16 461.02-463.83
kist 38 L 17 cm, massief
zelfde sterk grijsgeband hard grijswit fijngespikkeld zeer fijnzandig krijt; fijne dunschalige schelpenresten

kist 39 L 93 cm, massief doorlopend maar fijngebroken tussen 25-30 cm
0-30 cm (geleidelijk): zelfde grijsgeband hard grijswit fijnzandig fel gespikkeld krijt (bijna kalksteen) met 3 mm grove korrels donkerglanzend rond apatietgruis; veel fijne dunschalige schelpenresten, met sponsstructuren, kleine belemnietpunten; slechtklievend
30-93 cm: top ss 6° hard (bijna kalksteen) aanvankelijk nog identiek krijt, snel grover (nu wel duidelijk glauconiet) fijnzandig krijt, intens fijngebioturbeerd (geen mooie bioturbaties); met grovere klasten tot 1 cm donker verkiezeld of fosfatisch/pyriethoudend, naar onder toe duidelijk gerold, niet sferisch wel wat afgerond; ook fijne kwartsgranule met groene huid; op 70 cm zwarte brede (0.4 op 4 cm) licht gepyritiseerde tak (lijkt op ingespoeld hout); met brede (tot 1 cm) opstijgende klastische dyke in wit krijt: monster lithotheek 462.15 m
kist 40 L 90 cm, massief, vanaf 50 cm tot einde kern zeer steile licht ondulerende barst lokaal bezet met pyrietkubussen
0-35 cm (1 kernstuk) tot basis krijt op 462.47 m; ss 5°, basis scherp en zuiver; samenstelling idem, sterk groengespikkeld grijswit, globaal bleekgrijsgroen hard fijnzandig krijt, intens gebioturbeerd; op 15 cm belemniet; naar onder steeds meer en grotere klasten (tot 5x4 cm, meestal afgeplat tot 0.5 cm) in donkere soms groenige kwartsofyllade (grootste en dikste klasten vertonen interne gelaagdheid en fijne adertjes), daarnaast ook platte splinters (tot 2 cm op 2 mm) in afgekloven sokkelmateriaal; glauconiet korrels worden grof (tot 2-3 mm) naar de basis; ook enkele klasten (tot 3 cm) in bleekbeige grofzandig hard (fosfatisch?) krijt
35-90 cm: subhorizontale kwartsofyllade; tussen 44-46 cm horizontale barst opgevuld met glauconietrijk krijt en gestut door hoekige fragmenten (tot 2 cm) van omgevende kwartsofyllade, in verbinding via klastische dyke 3 mm breed en volgens I 60° met bovenliggend krijt

---------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
---------------------------------------------------------------------------
Top * basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
----------------------------------------------------------------------------
370 top Krijt
370 462.47 Campaan-Santoon-Coniaciaan krijt
462.47 top sokkel Massief van Brabant

---------------------------------------------------------------------------
AUTEUR W. De Vos, M. Dusar,J. Van der Sluys; juli 1999
---------------------------------------------------------------------------