Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 999A / 999A0016.TXT

999A0016.TXT

ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart Nr.: 999A
PLAAT: NOORDZEE
Nr.: 0016 - Naam boring OOSTENDE BANK
Type Boring: boring
Topografische kaart:
Uitgevoerd te:
Post nr.:
Adres boorplaats:

Opdrachtgever: Belgische Geologische dienst
Boorfirma: Smet-Dessel
Boordatum: juni 1988
Topografie: vanop booreiland
Stalen door: boormeester
Boormethode: gekernd
Lengte & doormeters: 1 m/10 cm

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust:
Tijdens pompen:
Debiet:
Waterzaak nr.:
Totale diepte: 45 m
Stalen bewaard: de helft
Maaiveld / ref. peil: -
X: 41239
Y: 220387
NIS code:

------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
------------------------------------------------------------------------
Nr * Diepte Basis * AARD DER GRONDLAGEN
----------------------------------------------------------------------


diepte

kleur

textuur

CaCO3

grens

kenmerken

0.00-
1.52

hbn tot
grbn
met brui-
ne oxida-
tie zones

goed gesorteerd, scherp,
fijn tot zeer fijn zand
met een weinig kleibijmen-
ging (plakkerig). Bevat
een grote hoeveelheid
schelpgruis en
schelpfragmenten en enkele
schelpen (Cardium, Spi-
sula, Macoma)
0.39-0.50: schuine
gelaagdheid van enkele
laagjes rijk aan
schelpgruis
0.68-0.80: iets rijker aan
schelpgruis
1.00-1.46: wordt rijker
aan schelpgruis en
schelpfragmenten en
juveniele schelpen
(Spisula, Macoma) om vanaf
1.20 steeds rijker te
worden aan, naast
juveniele, steeds grotere
schelpen (Spisula, Macoma,
Cardium, Donax, Ma )
1.46-1.52: minder grote
schelpen en
schelpfragmenten af en toe
keitje



+

































g, snel





enkele laagjes (zones)
rijker aan klei en/of
silt



enkele kleibrokjes en
talrijke kleine keitjes
(<0,5 cm)

1.52-
2.45

hbn tot
grbn
+ roest-
bruine
oxidatie-
zones

goed gesorteerd, scherp,
fijn tot zeer fijn zand
met een weinig kleibijmen-
ging (plakkerig) bevat
vele schelpgruis en kleine
schelpfragmenten en enkele
kleine (< 0,5 cm) keitjes
(niet gerold
silexfragmentje)
2.00-2.42: wordt rijker
aan schelpgruis en
schelpfragmenten en
juveniele schelpen om
vanaf 2.18 steeds rijker
te worden aan, naast
juveniele, grote schelpen
(Cardium, Donax, Spisula,
Macoma, Oesterachtige ...)
tot tussen 2.20 en 2.30
bijna zuiver en zand
2.42-2.45: minder grote
schelpen en
schelpfragmenten

+



1.70-1.93:
onregelmatige zone van
iets meer aaneengekit
zand, dat tevens
kalkrijker is (++)




+ grindjes



2.45-

grbn +
roest-
bruine
oxidatie-
zones

goed gesorteerd scherp
fijn tot zeer fijn zand
met een weinige
kleibijmenging, relatief
weinig schelpgruis en
schelpfragmenten en enkele
schelpen





2.74-2.79:
subhorizontale tot
schuine (mm) laagjes
rijk aan schelpgruis
Enkele zones en nestjes
rijker aan silt en/of
klei
2.95: lamina van
kleilensjes

4.00-
5.11

hgr

zeer fijn zand, goed
gesorteerd en relatief
scherp met een weinig
kleibijmenging. Enkele
kleinestjes tot
kleibrokjes, niet gerold.
Bevat fijn schelpgruis en
kleine schelpfragm. Enkele
schelpen (Macoma).
Regelmatig treft men
kleiiger/silteuzer zones
aan.
Naar de basis toe meer
kleibijmenging en kleine
schelpfragmenten

++



4.03: kleilaagje (0,5)
bestaande uit
verschillende
kleilaminae (mm) (+)
4.20:diffuze
gelaagdheid van zones
kleiige laagjes
4.25-4.40: kleiiger
zone + vluchtzone
4.47-4.54:
onregelmatige zone
rijker aan klei, met
meer schelpfragmenten
en schelpen

5.11-
5.48

hgr beige

afwisseling van:
zeer fijn zand, goed
gesorteerd en relatief
scherp met ee weinig
kleibijmenging
- kleiiger zones tot
kleilaagjes (0.5-1.0 cm)
met een (sub)-horizontale
gelaagdheid (event. later
gebioturbeerd bevat
schelpgruis en
schelpfragmenten

++



+








S


5.30 bioturbatie
bioturbatie (zand) in
klei

5.48-
7.20

hbn

slecht gesorteerd
middelmatig tot
halffijn zand met zeer
veel schelpgruis en
schelpfragmenten. Aan de
top (5.48-5.69) merkt men
een horizontale
gelaagdheid op van
schelpgruis (meer of
minder)
met nu en dan kleibrokjes.
Hier en daar enkele groter
(>1 cm) schelpen: Spisula,
Donax
Vanaf 6.46 wordt het iets
kleiiger: kleiiger zones
(rolkei). Het geheel wordt
eveneens iets kompakter
(door de klei). Vanaf 7.00
enkele gerolde kleibrokken
en sporadisch niet gerold
silexje


++







+



5.48-5.55: zone met
meer en grotere
schelpfragmenten
5.68-5.69: kleiiger
lamina (met
kleilensjes)
6.00-6.01: kleilaagje
(+)
6.01-6.06: laagje met
veel schelpfragmenten
en juveniele schelpen,
horizontaal gelaagd
gevormd door
schelpgruis
6.20-6.32: zeer veel
schelpgruis lenzen en
laagjes
6.46-6.75: zone met
zeer veel
schelpfragmenten en
enkele onregelmatige
met een zeer
concentratie van fijn
schelpgruis
6.75-7.20: zone met
minder schelpfragmenten
meer klei in golvende
laminae
7.18-7.20: laagje met
meer schelpgruis en -
fragmenten en meer
middelmatig zand (nog
steeds slecht gesor-
teerd)

7.20-

hgr + hbn
roest-
vlekken
(oxida-
tie)

zeer fijn zand, goed
gesorteerd, goed gerold,
met schelpgruis en kleine
schelpfragmenten, iet
silteus (wordt zeer )
bevat kleiig en grof
zandiger zones:




















Vanaf 8.26: rijker aan
schelpgruis en -
fragmenten, met enkele
schelpen (Cardium)

++



++



7.32-7.37: zone met
fijn tot middelmatig
zand,
slecht gesorteerd en
meer en grover
schelpgruis. Bevat op
7.35 een 0,5 cm
kleilensje. Men kan een
diffuse horizontale ge-
laagdheid van het
schelpgruis opmerken.
Naar de top van de zone
wordt het zand iets
fijner
7.40-7.45: idem, doch
zonder kleiiger laagje
7.46-7.51: idem als
7.40-
7.45
7.71-7.74: iets
kleiiger zone, meer
kompakt (kalkcement
+++)
7.74: platte kleibrok
8.10: gerold kleibrokje
8.15-8.18: idem als
7.40-7.45: zone met
schelpgruis
geconcentreerd in
horizontale laminae
8.19-8.25: kleilaminae
mm gelaagd, schuin
gelaagd
8.37: lamina (mm) rijk
aan schelpgruis

9.00-
13.24

hgr

zeer fijn silteus zand,
goed gesorteerd, 'goed
gerold', met weinig
schelpgruis en zeer weinig
(kleine) schelpfragmenten.
Lichte kleibijmenging.
Bevat veel zeer diffuze,
zeer onregelmatige
(grillig) (bioturbat.)
kleiiger strukturen dat
naar onder toe
vermeerdert.
Vanaf 11.48 komen er nu en
dan iets
kleiiger/silteuzer nestjes
en lensjes voor

Vanaf 13.06 komen er meer
(kleine) schelpfragmenten
voor

++






+







zeer hoge
bioturb.




duidelijk

10.02: kleibrokje
10.04-10.12: zone
rijker aan schelpgruis
dat naar de basis
vergaat in
schelpfragmenten. Aan
de basis een laag (2
cm) bestaande uit
gerolde kleibrokjes,
schelpfragmenten en
gerold keitje, zeer
fijn zand met enkele
grotere kwartskorrels -
minder goed gesorteerd
11.48-11.55: zone met
onregelmatige
aanrijking van fijn
schelpgruis en klei +
een juveniel schelpje
10.60-10.70: kleiiger
diffuus
12.18: schuine lamina
van iets kleiiger
materiaal
13.05-13.06: laagje met
veel schelpfragmenten
(ingevallen)

13.24-
13.29



heterogeen mengsel van
halffijn tot fijn, niet
goed gesorteerd zand,
kleiig, schelpgruis,
schelpfragmenten en een
gastropode en keitjes (tot
2 cm)








g en snel

zand is zelfde als
13.29-15.82

13.29-
15.82

hbn
(beige)

niet goed gesorteerd,
scherp, los, middelmatig
tot fijn zand, ietsje
kleiig met veel fijn
schelpgruis,
(zwart vanaf hier) enkele
kleine
schelpfragmenten en enkele
schelpen



Vanaf 15.43 is er meer
schelpgruis en
schelpfragmenten - zwart,
die naar onder toe
vermeerderen en voorkomen
geconcentreerd in
horizontale tot
scheve laminae

+



13.41: Cardium juveniel
+ embryo
13.46: Gastropode
13.48-13.66: zone met
kleiiger brokken,
precies toe lamina
rond zandnest
14.05-14.20: zone met
enkele gerolde en niet
gerolde keitjes en iets
meer schelpgruis en -
fragmenten
14.77: hoge
concentratie aan
schelpgruis en keitjes
15.04-15.07: enkele
Gastropoden
15.66: kleilensje

15.82-



schelpenzand, grote
hoeveelheid
schelpgruis en
schelpfragmenten,
grindjes (±1 cm) in een
kleiig zandige matrix van
niet goed gesorteerd
middelmatig tot fijn zand

Vanaf 16.15: schuine
gelaagdheid van (in het
begin nogal diffuse) in
dikke wisselende lagen van
nu eens grover, dan weer
fijner schelpgruis. Van nu
eens meer, dan weer minder
schelpgruis Richting van
gelaagdheid veranderd


++

+++






+



Aan de top (eerste 10
cm) iets kleiiger, en
kompakt
16.09-16.15: zone sterk
aangereikt aan
(opgeloste) kalk
hier en daar een keitje
(16.50) 4 cm driekant-
achtig
16.53-16.54: kleilaagje
17.01: kleibrokje
17.37: schelp

17.45-

hgr bn
(beige)

middelmatig gesorteerd
scherp, fijn tot zeer fijn
zand met fijn schelpgruis

+





18.00-
18.38

hgr bn
(beige)

Slecht gesorteerd fijn tot
middelmatig zand, met veel
schelpgruis, -fragmenten
en schelpen, en gerolde en
minder gerolde keien





zand wordt grover naar
de basis doch naar de
basis minder schelpen
en schelp-
fragmenten. Naar onder
toe merkt men een
gelaagdheid op gevormd
door schelpgruis

18.38-
20.60

hgr bn

hbn






hgr bn




hgr bn +
bruine
oxidatie-
vlekken
(zones)

middelmatig tot goed
gesorteerd, zeer fijn zand
met weinig fijn
schelpgruis en sporadisch
schelpfragmenten (Cardium)





20.00-20.08: middelmatig
gesorteerd middelmatig tot
zeer fijn zand met veel
schelpgruis,
schelpfragmenten en enkele
schelpen

20.08-20.60: zeer fijn,
goed gesorteerd zand met
weinig fijn schelpgruis en
sporadisch
schelpfragmenten










++




+




















g snel
schuin

18.65-18.73: zone met
fijn zandig tot silteus
materiaal, kleiig met
mm-laminae van
silt/klei. Tussen
18.70-18.71 een laagje
humeus en kleiig
materiaal
(veendetritus)

19.45-19.50: zone met
kleilensjes grillig
door elkaar (mm-0,5 cm)
(flasertjes

20.25-20.28: zone met
iets meer schelpgruis
(+ oxidatie)
20.38: iets kleiiger
lamina met kleilensje
en kleinestjes
hier en daar iets
kleiiger zones

21.00-
21.70



vanaf 21.03 wordt het iets
grover. dit geldt vooral
voor het schelpgruis en de
-fragmenten. Er komen
enkele kleilensjes voor.
Eveneens veel meer
schelpgruis. Sporadisch
grindjes

++



21.00-21.03: iets
kleiiger en kalkrijker
zone

21.70-
21.86

gr bn

fijn tot zeer fijn niet
goed gesorteerd, scherp
iets kleiig zand met veel
schelpgruis,
schelpfragmenten,
kleinestjes en brokken en
een kei
(driekanter ?)


++



21.70-21.77: zone met
veel meer schelpgruis,
dat sterk opgelost is,
enkele kleilensjes en
een diffuse schuine
gelaagdheid +
brokjes zwart amorf
veen
22.00-
22.03

hetrogeen mengsel (klei
laminae) met
schelpfragmentjes en
keitje (<= 2 cm)




22.03-
23.07

h (bn)
gr wan-
neer niet
gecon-
centr.

middelmatig tot zeer fijn,
niet goed gesorteerd
scherp zand, met een
weinig kleibijmenging.
Horizontale gelaagdheid
gevormd door zones met
meer en grover schelpgruis
(mm):
naar de basis wordt de
gelaagdheid diffuser, er
komen enkele ± gerolde
keitjes voor (silex) +
mosseltje

++










±S

aan de top is het zand
iets kleiiger
22.10: kleilaagje, 2
mm, gegolfd
22.08: niveau met
talrijke grintjes,
kleibrokjes en veel
schelpfragmenten
22.22-22.25: zone met
meer en schelpgruis en
kleilensjes en -brokken

23.07-
23.44

hgrbn

fijn tot zeer fijn,
middelmatig gesorteerd met
fijn schelpgruis en spora-
disch enkele
schelpfragmenten, klei-
nestjes en -brokjes

++



+ enkele grindjes
(sporadisch)
zones met opgeloste
schelpen (melkig) en
dus aangerijkt met kalk
23.20-23.25: meer en
grover schelpgruis

24.00-
24.41

gr bn

relatief goed
gekompakteerde heterogene
massa van:
- slecht gesorteerd
middelmatig tot fijn zand
- grote hoeveelheid zeer
fijn tot fijn schelpgruis
- veel relatieve kleine
schelpfragm. (enkele
grotere)
- schelpen (Oesterachtige)
- kleilensjes en
kleibrokken plat gerold
- keien, van fijn
kwartsgrint, gerold, tot
enkele grotere keitjes (1
gebroken van 4 cm) al dan
niet gerold (vnl. keitjes
van ±0,5 cm)

++








grovere
schelpfragmenten + meer
grindjes onderaan

26.00-
26.97

(h) gr bn

relatief goed
gekompakteerde heterogene
massa van:
- middelmatig tot goed
gesorteerd fijn tot zeer
fijn zand
- grote hoeveelheid fijn
tot zeer fijn schelpgruis
- schelpfragmenten
- schelpen (o.a.
oesterachtigen vele) half
opgelost
- Gastropoden
- vele kleine tot grote,
gerolde en niet gerolde
kleibrokken; kleilensjes
(+)
- gerolde keien (0,5-1
cm); een grote platte kei
- kleibijmenging
- : opgelost



















S,
erosief

vanaf 26.00-26.10:
minder schelpgruis en -
fragm., minder
kleibijmenging
26.26-26.46: vele grote
kleibrokken
26.70: glauconietwigje
26.85-26.97
basisgrindje basis van
dit pakket, met veel
schelpfragmenten en -
gruis en vele gerolde
keien + zand van de
onderliggende laag.Ook
enkele
glauconiethoudende
brokjes zoals soms bij
basis Kwartair (+ ook
tert. schelpfragmenten)


26.97-
36.70

(bn) gr
oxid.
muize-
grijs

fijn zand goed gesorteerd
met hier en daar
onregelmatig verspreide
(mm)-gelaagdheid van klei
(+) kleilensjes en
kleinestjes (flasertjes)
weinig fijn schelpgruis,
schuin en golvend. De
gelaagdheid is veelal
onregelmatig (gegolfd).
Het zand is ook, doch
meestal diffuus, gelaagd.
Vanaf 26.97 naar boven toe
18.38 verminderen van
schelpgruis + enigszins
verfijning: verminderen
van enerzijds (heterogene
sedim.) naar milieu
(homogeen sed.)









Vanaf 35.57 tot ±36.23
wordt de afwisseling van
zand en klei regelmatiger:
sets van mm-kleilaminae,
samen tot ±0,5 cm
1 cm - dikke zandlaagjes
Gelaagdheid subhorizontaal
tot schuin, onregelmatig

+













++
























plots

Tussen 27.47 tot 27.55
komt een concentratie
van schelpfragmenten en
keitjes (<0,5 cm) voor
28.16- (ontbreekt van
28.62): goed gesorteerd
fijn zand met hier en
daar onregelmatig
verspreid (mm)
kleilensjes, schelpen
en schelpfragmenten en
keitjes: 0,5 cm-2 cm,
niet goed gerold tot
gebroken. Kleiiger
In het zand treffen we
nu en dan een
middelmatig gerold
keitje (0,5-1 cm) aan
30.22: Maconnetje
Soms komen gerolde
kleilensjes voor
gelaagdheid verandert
regelmatig van richting
Tussen 35.00 en 36.00:
meer kleilaminae, meer
bioturbatie


36.70-
36.90



vanaf 36.70-37.00
(ontbreekt) komt een
heterogene massa voor
bestaande uit:
zelfde zand
gerolde en gebroken keien
(<2 cm) die naar de basis
toe kleiner worden (tot
fijn kwartsgrind)
veel schelpfragmenten die
in zones sterk opgelost
zijn
kleibrokken
kleiige matrix
bovenaan typisch plat
gerolde keien + gerolde
tert. schelp

+++






37.00-37.05: grijs,
kleiig zeer fijn zand
met enkele kleilensjes.
Zones met veel
opgeloste kalk (zelfde
als voor 36.70)

37.05-
37.67







37.67-

beige








dbr

heterogene massa van:~
schelpenzand
- niet goed gesorteerd,
middelmatig tot fijn zand
- zeer veel ±opgeloste
schelpgruis en kleine
schelpfragmenten; schelpen
- kleibrokken, plat
gerolde; lenzen
- gerolde keitjes 1 cm
- fijn kwartsgrind

zware klei





van 37.04-37.05:
glauconiethoudende
hardere laag ( ander
boringen) + tert.
schelpfragmenten
Van 37.63-37.67 iets
fijner
Enkele gerolde keien
aan de basis tot 3 cm
D: gebroken

-----------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
------------------------------------------------------------------------
Top * basis *STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
------------------------------------------------------------------------

0.00 – 37.67 Kwartair
37.67 – 45.00 Tertiair (Yc)

----------------------------------------------------------------------
AUTEURS C. Baeteman - V. Maenhout
------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN EN ANALYSES
------------------------------------------------------------------------

BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

999A/0016 - KAARTBLAD: NOORDZEE
p. 1/2

***************************************************************************

Insert the GSB number to search all associated content