Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 999A / 999A0012.TXT

999A0012.TXT

ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 999A
PLAAT: NOORDZEE
Nr: 0012 - Naam boring THORNTON BANK
Type Boring: boring
Topografische kaart:
Uitgevoerd te:
Postnr:
Adres boorplaats:

Opdrachtgever: Belgische Geologische dienst
Boorfirma: Smet-Dessel
Boordatum: juni 1988
Topografie: vanop booreiland
Stalen door: boormeester
Boringsmethode: gekernd
Lengte & doormeters: 1 m/10 cm

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust :
Tijdens pompen:
Debiet :
Waterzaaknr:
Totale diepte: 50 m
Stalen bewaard: de helft
Maaiveld/ref. peil: - 16.70 m (TAW)
X: 51.821
Y: 248.119
NIS-code:

------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
------------------------------------------------------------------------
Nr * Diepte Basis * AARD DER GRONDLAGEN
----------------------------------------------------------------------


diepte

kleur

textuur

Ca-
CO3

grens

kenmerken

0.00-
11.48

hbn-hgrbn






middelmatig gesorteerd halffijn tot
fijn zand, half scherp, met een
lichte kleibijmenging, met fijn
schelpgruis. Er komen zones voor met
een grotere klei (silt bijmenging).
deze zones zijn soms diffuse, scheef
gelaagde laminae

+



van 0.00 tot 0.25
merkt men een
diffuze schuine
gelaagdheid op
gevormd door een
hogere concen-
tratie van
schelpgruis
Hier en daar merkt
men een (silex)
grindje op, nu
eens wel, dan weer
niet gerold (0.37-
0.55)
Hier en daar merkt
men een
schelpfragmentje
op
4.15: laminae van,
kleiiger zand (1
mm),
scheef gelaagd




rf bn
verkleu-
ringen
door
oxidatie

6.04-6.32: meer schelpfragmenten,
enkele kleilensjes en nestjes, 1 ga-
stropood(tje)
Van 6.04 wordt het geheel iets kleii-
ger iets meer kalkrijk en door dit
alles ook meer aaneengekit. Er komen
sporadisch enkele kleiiger lens-
jes/laminae
9.00-9.10: zelfde zand met een gro-
tere hoeveelheid schelpen (Cardium,
Spisula, Macoma, schelpgruis en
schelpfragmenten ?
9.35-: meer klei/silt kalk bijmenging
onder de vorm van kleiiger zones en
laminae
11.40-11.48: zelfde zand met een klei
en siltbijmenging, geconcentreerd in
zones lensjes en laminae. Bovenste
meer gemengd klei (zand)




++











+



met enkele
aaneengekitte
zandbrokjes, zeer
roestbruin (rond
6.20)
6.42: Spisula-
juvenieltje
6.48: Macoma ?





Het gehele pakket
verfijnt naar
onder toe: van
halffijn tot fijn
zand. Ook de
sortering wordt
goed
11.10-11.20:
schelp
11.22 Spisula
Enkele schelpen
(Spisula): 11.13,
11.27


11.48-

hbn-hgr
bne

fijn tot zeer fijn zand, goed gesor-
teerd, met weinig fijn schelpgruis en
een licht kleibijmenging. Zacht, hier
en daar zones met een belangrijke
klei/silt bijmenging in zones, nest-
jes en lensjes (dit pakket verschilt
enkel van het vorige doordat het zand
fijner is en in minder schelpgruis
aanwezig is)
12.03-12.14: zone met enkele klei-
lensjes en schelpen (o.a. Cardium,
Spisula)
12.55-12.64: zone met iets meer klei-
bijmenging
13.42-13.55: diffuze hori. gelaagd-
heid gevormd door kleiiger (mm) lami-
nae
13.68-13.72: wig met enkele kleilens-
jes en schelpen
15.45-15.52: zone met meer schelp-
gruisfragmenten en schelpen (Spisula)













++










Hier en daar
treffen we
schelpen (Spisula,
Macoma, Cardium
aan)

16.00-
16.23

hbn

heterogeen mengsel van:
- fijn zand, goed gesorteerd (zie
hoger)
- ±gerolde kleibrokken
- grote gerolde -gesteentefragmenten
a.a. schisten waaronder silexconcre-
tie (stervormig) met enkele Bryoz
- stuk tertiaire schelp Spisula
- fijn schelpgruis en schelpfragmen-
ten (niet te veel)







16.23-
20.00

gr

zwarte compacte klei; aan de top en-
kele bioturbaties (?) gevuld met zand





bovenste zone
kleurverandering






20 - 21 m (0.80 m)
0.00-0.80: grijs-bruine, vette klei met verspreid bleek gekleurde silteuze
vlekjes en stipjes en vage donkerkleurige sliertjes en vlekjes.
Tussen 0.32-0.38 en vanaf 0.76 m iets silteuzere klei.
Op 0.06 pyrietconcretie. Kleinere pyrietconcreties en pyriteuze
vlekken verspreid. Kalkhoudend.

21 - 22 m (1.05 m)
0.00-1.05: zelfde vette klei.
Tot 0.10 m met talrijke silteuze vlekken en slierten. Vanaf 0.10
m zeer vette klei, slechts kleine silteuze vlekjes en stipjes.
Kalkhoudend (witte stipjes).

22 - 23 m (1.00 m)
0.00-0.20: zelfde, zeer vette klei.
Vanaf 0.20 m geleidelijk inkomen van meer silteus en fijn zandig materiaal.
Silt en zand verspreid met op 0.36 m een voeg van fijn zandige materiaal. Ook
enkele zwarte pyriteuze vlekken.
Op 0.41 m scherp, maar gebioturbeerd contact met terug een vettere klei.
0.41-0.80: tamelijk vette klei maar met bioturbatie vlekken en voegen van
groenig fijn zand (vaak geoxideerd) en verspreid ook silteuze
stipjes en vlekjes, die naar onder toe iets toenemen. Ook enkele
pyriteuze vlekken. Vanaf 0.80 m meer en meer silteus materiaal in
fijne vlekjes en stipjes en verspreid ook groen, glauconiet-
houdend zand dat toeneemt naar onder toe. Geen kalk.

23 - 24 m (1.00 m)
0.00-0.05: bruine tot groenbruine tamelijk vette klei met vlekken van
glauconietzand.
0.05-0.50: groen, sterk glauconiethoudend, licht micahoudend kleiig tot
sterk kleiig zand met vlekken van glauconietaanrijking en zwarte
pyriteuze vlekken. Tussen 0.40-0.46 m talrijke fijne, groen-
zwarte vlekjes en (bioturbatie) gangetjes van zeer fijn kleiig
glauconietzand. Geen kalk.
Op 0.50 m onregelmatige sterk gebioturbeerde overgang naar een tamelijk vette
klei. Van 0.50 tot 0.70 m met talrijke en grote bioturbate vlekken van het
bovenliggend glauconiethoudend kleiig zand die in aantal afnemen naar onder
toe.
0.70-1.00: bruine tamelijke vette klei met silteuze vlekjes en stipjes en
naar onder toe een duidelijke toename in glauconiethoudend zand.
Vanaf 0.93 m krijgt men een overgang naar een sterk zandige klei. Enkele
zwart-groene vlekken met glauconietaanrijk. Geen kalk.

24 - 25 m (0.96 m)
0.00-0.15: bruin-groen sterk zandige klei tot sterk kleiig zand met
glauconiet zand en klei in onregelmatige vlekken en lamellen.
Sterk gebioturbeerd. Enkele groen-zwarte vlekken met glauconiet-
aanrijk. Geen kalk.
0.15-0.55: bruingroen zandhoudende klei met groen glauconiethoudend zand,
verspreid in onregelmatige vlekken met een duidelijke toename in
zandgehalte naar onder toe. Ook fijne bleek-gekleurde stipjes van
silt en fijn zandig materiaal en donkere tot bijna zwarte vlekken
met glauconietaanrijking. Zwak mica- en licht kalkhoudend.
0.55-0.96: overgang naar een kleiig zand. Naar onder toe vlekken van minder
fijn glauconietzand.

25 - 26 m (1.00 m)
0.00-0.70: groen, sterk glauconiet en lichtjes micahoudend kleiig middelma-
tig tot fijn zand. Met enkele donkere vlekken van glauconietaan-
rijking. Sporen van fijn schelpgruis en halfopgeloste schelpfrag-
mentjes. Naar onder toe een geleidelijke toename aan kleigehalte.
Sterk kalkhoudend
0.70-1.00: groenbruine zandhoudende klei met tot 0.80 talrijke bioturbatie
vlekken van het bovenliggend kleiig glauconietzand. Op 0.80 en
0.82 grotere rest aan half opgeloste schelp. Sterk kalkhoudend

26 - 27 m (0.97 m)
0.00-0.33: zelfde sediment
0.33-0.68: geleidelijk inkomen van meer glauconietrijk zand
0.68-0.97: vanaf 0.50 schelpenresten. Op 0.50 schelpenresten + steenkern.
Groen glauconietrijk micahoudend sterk kleiig zand met schelpen-
resten. Op 0.68 zwarte konkretie, vermoedelijk fosfaat. Kalkrijk

27 - 28 m (0.75 m)
0.00-0.10: zelfde sediment. Tussen 0.04 en 0.05 enkele fosfaatkonkreties
(?). Enkele restjes van grof kwartszand. Weinig schelpenresten.
sterk kalkhoudend
0.10-0.75: geleidelijk inkomen van meer klei. Overgang naar een zandhoudende
klei. Van 0.20 tot 0.40 met nog grote talrijke vlekken van
glauconietzand. Vanaf 0.40 zand verspreid in kleinere vlekken met
een afname van het zandgehalte naar onder toe. Tussen 0.20 en
0.40 enkele fijne resten van schelpen verspreid. Op 0.48 grote
rest van schelp. Tussen 0.50 en 0.75 verspreid kleine resten van
schelpenmateriaal. Kalkhoudend

28 - 29 m (0.80 m)
0.00-0.80: bleke grijsgroene licht kleihoudend en silteus fijn zand,
glauconiet en micahoudend. Met slechts enkel restjes van klei.
Tussen 0.43 en 0.48 grote kleivlek. Sediment is vaag gevlekt.
Verspreid resten van schelpenmateriaal. Vlekken van opgeloste
schelpen.

29 - 30 m (0.88 m)
0.00-0.50: zelfde grijsgroen, lichte klei-, glauconiet- en micahoudend zacht
aanvoelend silteus fijn zand met enkele grotere resten van fijne-
re kleilamelletjes en vage bleekgekleurde vlekken. Verspreid
resten van schelpenmateriaal.
0.50-0.63: uiterst schelpenrijk (schelpfragmenten veel en fijn) met zelfde
sediment 'schelpenzand'
0.63-0.88: zelfde als 0.00-0.50 m. Vanaf 0.70 m geleidelijke toename van
schelpengruis en schelpfragmenten. Enkele fijne horizontale
kleilamelletjes.

30 - 31 m (1.00 m)
0.00-0.75: grijsgroen, uiterst rijk aan schelpgruis- en fragmenten,
glauconiet- en micahoudend kleiig fijn zand
0.75-1.00: onregelmatig kontakt met een bleek grijsgroen glauconiet- en
micahoudend zeer zwak kleihoudend homogeen fijn zand. Tot 0.80
met nog enkele resten aan schelpen. Vanaf 0.80 slechts sporen
sediment is sterk gehomogeniseerd. Geen kalk.

31 - 32 m (1.00 m)
0.00-1.00: grijsgroen glauconiet- en micahoudend silteus fijn zand met
slechts enkele resten van klei. Schelpenrijk bandje op 0.05 en
0.19 en tussen 0.97 en 1.00. Sediment is sterk gehomogeniseerd.
Slechts vage bleekgekleurde vlekken. Zwak kalkhoudend. Versteende
konkretie op 0.98.

32 - 33 m (0.77 m)
0.00-0.77: zelfde sediment. Zone rijk aan schelpengruis tussen 0.00 en 0.09
en tussen 0.26 en 0.28. Slechts sporen van schelpenresten. Weinig
struktuur, vrijwel geen klei.

33 - 34 m (0.79 m)
0.00-0.06: gestoord.
0.06-0.73: zelfde silteus zand. Van 0.06 tot 0.11 verscheidene halfopgeloste
schelpfragmenten, ook van 0.72 tot 0.73. Slechts sporen van
schelpmateriaal in rest van kern. Vanaf 0.55 wordt het zand iets
kompakter. Geen kalk
0.73-0.78: scherp kontakt met sterk kleiig silteus fijn glauconiet- en
micahoudend zand. Met resten van kleilamellen.

34 - 35 m (1.04 m)
0.00-0.09: zelfde als 0.73-0.79, doch met grotere kleilamellen
0.09: scherp maar onregelmatig kontakt
0.09-0.19: zeer fijn gelamineerd glauconiet- en micahoudend silteus fijn
zand; Laminaties geaksentueerd door glauconietaanrijk. Geen kalk.
Op 0.17 kleiige vlek. Naar onder toe iets minder duidelijk
gelamineerd.
0.19-0.54: scherp golvend kontakt met een grijsgroene, zandhoudende klei.
Zand en klei in onregelmatige vlekken en lamellen. Tussen 0.24 en
0.32 een band met plastische klei met enkele zandvlekjes.
Verspreid een weinig schelpengruis.
0.54-0.80: groengrijze plastische vette klei met grote bioturbate vlekken
van bovenliggend sediment. Vanaf 0.77 een overgangszone naar een
kleiig zand met onregelmatige ±horizontale plastische klei en
zandlamellen. Enkele schelpenresten.
0.80-1.04: zeer fijn gelamineerd glauconiet- en micahoudend silteus fijn
zand. Laminaties ±horizontaal worden naar onder toe onregelmati-
ger en grilliger van vorm. Op 1.00 een kleivlek. Zwak kalkhoudend

35 - 36 m (1.09 m)
0.00-0.07: gestoord
0.07-0.26: ±horizontaal gelamineerd zand, met een afwisseling van bleek
gekleurd glauconiet- en micahoudend fijn zand en groen glauco-
niethoudend licht kleiig zand. Tot 0.14 zijn de laminae licht
golvend dan zijn ze horizontaal. Verspreid een weinig fijn
schelpengruis.
0.26-0.63: scherp maar gebioturbeerd kontakt met een grijze, tamelijk
plastische maar zandhoudende klei met zand en silt fijn verdeeld
en tot 0.63 verspreid grote bioturbatie vlekken van grijs sterk
glauconiethoudend fijn zand. Tussen 0.26 en 0.33 een werkhole
doorsnede door een wormgang. Verspreid enkele schelpfragmenten.
0.63-1.04: zelfde sediment maar het zand meer verspreid en in onregelmatige
vlekken. Geen kalk. Sporen van schelpgruis.
1.04-1.09: vaag gelamineerd glauconiet- en micahoudend silteus fijn zand met
enkele fijne kleilamelletjes.

36 - 37 m (1.02 m)
0.00-0.11: groen-grijs glauconiethoudend kleiig zand met grote onregelmatige
vlekken en lamellen van plastische klei. Verspreid een weinig
schelpgruis.
0.11-0.33: grijs-groen tot vrij groen fijn gelamineerd silteus en kleihou-
dend fijn tot zeer fijn zand. Laminatie geaksentueerd door groene
glauconietrijke laminae. Tot 0.19 verstoord door kruipgang. Vanaf
0.24 uiterst rijk aan schelpgruis.
0.33-0.46: zelfde doch kleur wordt grijs - minder glauconiet. Enkele
kleivlekjes.
0.46-1.02: groen-grijs glauconiethoudend en micahoudend silteus fijn zand
met bovenaan enkele resten van klei. Erboven met kleiige vlekken
en bioturbate strukturen. Naar onder (vanaf 0.90) toe sterk
gehomogeniseerd. Met slechts enkele kleiige vlekken. Tot 0.86
verspreid schelpjes en schelpfragmenten.

37 - 38 m (1.03 m)
0.00-1.03: groengrijs zwak mica- en glauconiethoudend silteus fijn tot zeer
fijn zand met vrijwel geen klei. Tussen 0.08 en 0.46 resten van
halfopgeloste schelpen en vanaf 0.96 eveneens. Voor de rest
sporen van schelpen. 0.86 vlak met een kleiige omranding, weinig
tot geen sedimentaire strukturen te bespeuren.

38 - 39 m ONTBREEKT

39 - 40 m (1.03 m)
0.00-0.05: gestoord
0.05-1.03: grijsgroen zwak mica- en glauconiethoudend silthoudend fijn zand.
Weinig struktuur, behalve tussen 0.14 en 0.21: fijne naar onder
gebogen lamelletjes van groen kleihoudend zand. Tussen 0.36 en
0.59 verscheidene resten van sterk opgelost schelpenmateriaal.
Naar onder toe wordt het zand iets kompakter. Geen kalk

40 - 41 m (1.02 m)
0.00-1.02: zelfde zand
Tussen 0.12 en 0.20 resten van een kleilamel. Tussen 0.25 en 0.40
met een vage fijn ±horizontale maar gebogen laminatie die naar
onder toe minder duidelijk wordt.
Tussen 0.64 en 0.75 grote resten van een doorkropen kleiband met
bovenaan fijn schelpengruis. Van 0.75 tot 1.02 fijn mooi
onregelmatig gelamineerd zand laminaties geaksentueerd door
glauconiet en klei-aanrijking. Slechts enkele vlekjes van klei.

41 - 42 m (1.03 m)
0.00-0.14: grijsgroen glauconiet- en micahoudend silteus en kleihoudend fijn
zand, kompakt en met vage en onregelmatige lamellen.
0.14: scherp maar onregelmatig kontakt met een groengrijze plastische
klei
0.14-0.58: groengrijze plastische klei met bleek gekleurde silteuze vlekken
en slierten silt en lichte toename in siltgehalte, naar onder
toe. Bovenaan een bioturbate vlek uit bovenliggende rand.
Verspreid enkele resten van half opgeloste schelpen en enkele
pyriteuze vlekken. Geen kalk.
0.58-0.84: geleidelijk inkomen van fijn zand met een maximum aan zand
tussen 0.66 en 0.79
0.84-1.03: grijsgroene vette klei met slechts enkele siltvlekjes. Nog enkele
grote, waarschijnlijk bioturbate vlekken van glauconiet- en
micahoudend, kleihoudend zand. Verspreid sporen van fijn
schelpengruis

42 - 43 m (1.03 m)
0.00-0.28: gestoord
0.28-1.03: grijsgroene vette klei met enkele bleekgekleurde siltvlekken.
Sporen van kalkstipjes. Enkele pyrieteuze vlekken (kalkhoudend
(of course')

43 - 44 m (0.93 m)
0.00-0.54: zelfde klei maar met verscheidene siltlenzen en fijnzandige
vlekken en slierten. Verspreid kleine restjes aan opgeloste
schelpfragmenten.
0.54: scherp kontakt aangerijkt met zeer fijn schelpengruis
0.54-0.93: groene vettig tot zeer vette klei met slechts enkele vlekken van
silteuzer materiaal. Geen kalk

44 - 45 m (1.00 m)
0.00-1.00: zelfde groene, vette klei met slechts enkele siltvlekken en
zwarte sliertvormige ontwateringsstrukturen en sporen van
halfopgeloste schelpfragmentjes. Pyriteuze vlekken.

45 - 46 m (0.97 m)
0.00-0.97: identiek

46 - 47 m (1.00 m)
0.00-1.00: identiek vanaf 0.78 wordt het iets silteuzer: inkomen van silteus
en glauconiethoudend fijn zandig materiaal.

47 - 48 m (0.96 m)
0.00-0.006: zelfde als einde vorige kern
0.06: gebioturbeerd kontakt met een grijsgroene vette klei
0.06-0.30: grijsgroene vette klei met talrijke bioturbate vlekken en
opgevuld met groen en bleek-gekleurd glauconiethoudend zand;
Aantal bioturbaties neemt naar onder af.
0.30-0.80: zelfde vette klei met enkele silteuze vlekjes en sporen van
halfopgeloste schelpfragmentjes. Ook enkele pyriteuze vlekken.
Vanaf 0.65 geleidelijk toename in silt en inkomen van fijnzandig
materiaal.
0.80-0.96: zelfde klei maar met grote onregelmatige vlekken en lamellen van
groen glauconiethoudend kleiig zand. Tussen 0.80 en 0.82 zeer
rijk aan halfopgeloste schelpfragmenten. Vanaf dan nu en dan
halfopgeloste schelpfragmenten.


48 - 49 m (0.98 m)
0.00-0.13: grijsgroene, licht micahoudende, glauconiethoudende zandige klei
tot sterk kleiig zand met zand en klei verspreid in onregelmatige
vlekken en lamellen.
0.13-0.34: zelfde sediment maar met zeer veel resten van grote halfopgeloste
schelpen
0.34-0.56: minder talrijke schelpen en minder resten van kleilamellen (sterk
kleiig zand)
0.45-0.75: grijsgroen kleiig zand, glauconiet- en micahoudend met enkele
resten van kleilamellen en veel half opgeloste schelpen en
schelpfragmenten.
0.75-0.98: grijsgroen-glauconiet- en licht mica en kleihoudend fijn zand met
tussen 0.88 en 0.91 een rest van een kleilamel. Verspreid een
weinig schelpgruis en sterk opgeloste schelpfragmenten. Enkele
restjes van klei. Kalk (niet zoveel).

49 - 50 m (0.95 m)
0.00-0.95: grijsgroen glauconiethoudend en kleihoudend tamelijk fijn zand;
Licht micahoudend met verspreid een weinig half opgeloste
schelpfragmenten en enkele kleiige vlekjes.

------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
------------------------------------------------------------------------
Top * basis *STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
------------------------------------------------------------------------
0.00 - 16.23 Kwartair
16.23 - 50.00 Tertiair
----------------------------------------------------------------------
AUTEURS C. Baeteman, C. Vandormael - V. Maenhout - 18.07.1990
------------------------------------------------------------------------
------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
------------------------------------------------------------------------
Top * basis *STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
------------------------------------------------------------------------
50.00 – 49.00 onderste deel van de Formatie van Aalter
47.00 – 41.00 zeker Formatie van Aalter
41.00 – 33.30 Formatie van Aalter (NP13)
33.30 – 33.00 ontbreekt
33.00 - ~23.00 heterogeen complex van hoofdzakelijk
glauconiethoudende fijne zanden behorende tot bovenste NP15 (waarschijnlijk
laterale equivalenten van de Asse klei)... dus belangrijk hiaat rond 33.00 m
23.00 – 20.00 massieve donkergrijze stijve siltige klei, type Ursel
Klei
op 20.55 basis NP16
----------------------------------------------------------------------
AUTEURS E. Steurbaut, P. Laga 03/2004 (na microscoopwerk)
------------------------------------------------------------------------

BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

999A/0012 - KAARTBLAD: NOORDZEE
p. 1/3

***************************************************************************

Insert the GSB number to search all associated content