Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 108E / 108E0168.TXT

108E0168.TXT

***********************************************************************
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS & TECHNISCHE GEGEVENS
----------------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 108E
PLAAT: St.-Martens-Voeren
Nr: 168
Type Boring: filterput
Topografische kaart: 34/8
Uitgevoerd te: Voeren - De Plank
Postnr:
Adres boorplaats: (VIII-b) (VB1)

Opdrachtgever: VMW
Boorfirma: Smet DB - Dessel
Boordatum: juli-september 1992
Topografie:
Stalen door: de boormeester
Boringsmethode: grijper tot 28m50, nadien spoeling
Lengte & doormeters:

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust:
Tijdens pompen:
Debiet :
Waterzaaknr:
Totale diepte: 117 m
Stalen bewaard: neen
Maaiveld/ref. peil: 242 m
X: 254.270
Y: 161.080
NIS-code:

------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
------------------------------------------------------------------------
Nr * Diepte Basis * AARD DER GRONDLAGEN
------------------------------------------------------------------------
Top bruine leem; verweerd vuursteen eluvium en : hoekige kwartskeien vanaf 0m50 diepte in water vergaarbekken
1 1.00 Donkere humusrijke zandige leem met verweerde silex
2 3.00 Bruine leem met kwartskeitjes, slecht gerold, en hard fijn zandig wit krijt,
gedeeltelijk verkiezeld (krijt is dominerende fractie)
3 6.00 Naast krijt ook bruinige silex met witte verweringsgrond en onregelmatige
vormen, alles blijft omgeven met bruine leem
4 8.00 Silex wordt gedeeltelijk zwart, maar blijft verweerd; krijt blijft
gedeeltelijk verkiezeld
5 9.00 Krijt zonder silex
6 10.00 Vooral donkere silex
7 11.00 Krijt en silex
8 16.00 Vooral donkere silex; meer leem; krijt blijft verkiezeld
9 19.00 Zacht smeuïg grijswit krijt, kleiig
10 23.00 Iets harder grijswit krijt met roestbruine vlekken; soms fijne donkere
korrels, lemige fractie
11 25.00 Witgrijs lemig krijt, met roestkleurige verwering : talrijke
glauconietkorrels
12 26.00 Iets harder en bleker geelwit lemig krijt met minder glauconietkorrels
Geen smoelmonders (totaal spoelingsverlies)
13 61.00 Zachter borend vanaf 47 m
14 62.00 Groengrijs fijn glauconietzand
15 65.00 Donkergroengrijze siltsteen, eerder zacht
16 67.00 Zeer fijn donker glauconiet zand, oorspronkelijk verhard
17 69.00 Donkere zeer fijne zandsteen tot siltsteen in harde hoekige brokken
18 77.00 Meest zachtere donkere zeer fijne glauconietzandsteen
19 80.00 Blekergrijs en fijner homogeen lemig zand
20 81.00 Idem, maar in brokken (geconsolideerd), lijkt glauconiethoudend
21 89.00 Groenig grijs zeer fijn zand, mogelijk geconsolideerd maar niet verhard,
met fijn verdeelde glauconietkorrels, kleur bleker grijs wanneer
opgedroogd
22 91.00 Donkergroengrijze zeer fijne glauconiethoudende zandsteen,
iets beter verkit
23 94.00 Terug zachter zeer fijn zand, met enkele zeer harde donkergroene lenzen
24 95.00 Harde donkergrijze siltsteen tot zeer fijne zandsteen
25 98.00 Harde grijze siltsteen
26 99.00 Zachter grijs zeer fijn zand tot silt
27 102.00 Harde fijne glauconiethoudende zandsteen (donkere korrels)
28 103.00 Donkergrijze harde siltsteen en zachte kleisteen; enkele kakibruine
siltige kleikorrels
29 105.00 Donkergrijze siltsteen en schalie, nog vrij zacht, weinig bruinige kleisteen
30 107.00 Donkergrijze hardere schalie, blijft nog zeldzame bruinige kleisteen
31 110.00 Donkere tot zware schalie lamellen (zeker Karboon)
32 114.00 Schalielamellen, met wat grijsbruine kleisteen
33 117.00 Donkergrijze schalielamellen, niet zeer hard




------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
------------------------------------------------------------------------
Top * basis *STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
------------------------------------------------------------------------
Voorlopige interpretatie der spoelmonsters :
0.00- 16.00 Gulpens krijt met vuursteen
16.00- 47.00 Beutenaken krijt - Zeven Wegen
47.00- 97.00 Vaalser groenzand
97.00-103.00 Formatie van Aken
103.00-107.00 Namuriaan zachtere top (geen paleosol)
107.00-117.00 Namuriaan, compact


2





------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN EN ANALYSES
------------------------------------------------------------------------
Filterput uitgevoerd te Voeren - De Plank bij VMW door Smet DB - Dessel in juli-september 1992

Stalen door : de boormeester
Boringsmethode : grijper tot 28m50, nadien spoeling
Maaiveld : 242 m
X : 254.270
Y : 161.080

Opeenvolgende doormeters :
600 mm tot 28m50
500 mm tot 60m30
400 mm tot 116m90
300 mm tot ..... m
= 1ste fase
Stijgbuis ID 312 mm, wand 8 mm tot 116m90
Gecementeerd vanaf 68 m
------------------------------------------------------------------------
AUTEURS
------------------------------------------------------------------------

aanvulling - M.Dusar 2002

BORING VOEREN - DE PLANK : Geologische interpretatie Namuriaan

top Namuriaan: 105 m
einddiepte in Namuriaan: 353 m
doorboorde dikte Namuriaan: 248 m

Diasol logging intervallen:
0-120 m: gamma ray: geringe resolutie
120-215 m: gamma ray, density, sonic, resistivity (full wav sonic niet gezien): zwakke resolutie, geweten aan onregelmatigheid van boorgat
215-353 m: idem + flow: goede resolutie

Cuttings beschreven tot 117 m: donkergrijze tot zwarte siltige schalie en siltsteen; nadien zelfde gesteente, ook zandsteen.

Lithologische beschrijving en mogelijke facies interpretatie:
105-118 m: schalie, opwaarts grover
118-160 m: schalie, zonder vertikale tendens (constant energiebereik), met zwak merkbare grof-fijn cycli van 2-5 m
160-190 m: vergelijkbare schalie, maar opwaarts fijner, 4 grof-fijn cycli
190-232 m: siltrijke schalie - fijne zandsteen, opwaarts verfijnend in 5 grof-fijn opwaarts verdunnende cycli; gaat geleidelijk over in bovenliggende eenheid
232-250 m: schalie, opwaarts grover
250-270 m: zachte schalie met 2 opwaarts verfijnende zandsteenbanken, 3-4 m dik, met scherpe basis; dubbele interpretatie is mogelijk: geulopvulling met paleosols, of strandzand met mariene horizonten?
270-295 m: schalie, van onder vergelijkbaar siltrijk maar opwaarts verfijnend
295-353 m: siltige schalie, zonder vertikale tendens, met 5 meestal vage grof-fijn cycli van 10 m dikte, sommige grove cycli bestaan echter duidelijk uit zandsteenlichamen; deze eenheid bezit een duidelijk turbidiet facies: silty basinal shales and siltstones with sandy distal turbidites, typisch voor Kinderscoutian

Stratigrafische interpretatie:
De "hot shales" van de basis Namuriaan, gekenmerkt door een hoge natuurlijke gammastraling met "ampelietisch" facies (goniatieten-rijke organisch-pyrietrijke fissiele schalies, Formatie van Chokier, Arnsbergian tot Alportian) zijn niet aangeboord. De dikte hiervan kan 5 tot 30 m bedragen. Als alternatief kan de basis van het Namuriaan ook conglomeratisch zijn, zoals in het bekken van Aken (Burgholzer Sandstein, Walhorner Schichten)-(Bouckaert & Herbst, 1960). Het aangeboorde Namuriaan kan, zonder beschikbare biostratigrafische indicaties maar volgens de log interpretatie, wel tot de eropvolgende Formatie van Andenne behoren (Kinderscoutian - Marsdenian)-(Paproth et al, 1983). Er zijn evenmin aanwijzingen voor het voorkomen van Westphaliaan of van de toplagen van het Namuriaan (Yeadonian) in de boring: vermoedelijk geen ontwikkelde koollagen en geen typische steenkool - cyclotheem ontwikkeling.

Sedimentologische interpretatie
Er is een duidelijke cycliciteit aanwezig, die van de orde van grootte van 3-4 m is in de kleirijke intervallen, maar kan oplopen tot 7-10 m in de meer zandige intervallen. De dynamiek hoeft daarom niet verschillend te zijn; het onderscheid is voornamelijk te wijten aan grotere sedimentaanvoer bij een hoger energiebereik, versterkt door differentiele compactie. Grotere eenheden zijn eveneens te onderscheiden: zo vertoont de sequentie vanaf 353 tot 270 m een quasi-identiek patroon als de sequentie 232 tot 160 m, gekenmerkt door een geleidelijke afname van energie en sedimentaanvoer (vanuit prograding delta?), in cycli van 70-90 m dikte. Dergelijke cycli hebben een regionale betekenis, en zijn zeker van belang in een sequentie-stratigrafisch schema. Deze dubbele cycliciteit ("10 meter cycli en 60 meter cycli") werden uitvoerig door Van Leckwijck (1963, 1964) beschreven.

Het sedimentatiemilieu wijst op een ondiepe shelf of prodelta (de algemene afwezigheid van mariene fossielen in het Namuriaan, behoudens in specifieke gidshorizonten wijst op dit laatste sedimemtatiemilieu)-(Langenaeker & Dusar, 1992). In deze interpretatie zijn de tussenliggende intervallen vermoedelijk eveneens in een prodelta milieu afgezet. Het interval 250-270 m bevat vermoedelijk goniatietenhorizonten (overeenkomend met de hogere gamma ray piekjes), gescheiden door zandsteenbanken met scherpe doch niet noodzakelijk ravinerende basis. Dit facies kan als volgt geinterpreteerd worden: stormafzettingen, met aanvoer van vers zeewater met mariene fauna's, uitspoeling van zand (fluviatiel channel sand van oorsprong) en herwerking in strandbanken; decantatie van het fijnere slib met mariene fossielen die massaal afsterven in dit voor hen ongunstige milieu.

Correlaties
De dikte van het Namuriaan uit de boring Voeren-De Plank, 250 m, zonder aanwijzingen dat noch de top noch de basis van de etage werden bereikt, toont aan dat dit gebied niet behoort tot het zuidelijke Vesder bekken waar de dikte van de overeenkomende Namuriaan strata de 250 m niet overstijgt (Van Leckwijck, 1964). Het vormt daarentegen een bevestiging voor het bestaan van de Vise-Puth trog (Bless et al, 1981; Bless, 1989) en de aansluiting op het Kempens Bekken, en het Bekken van Aken, waar diktes van het Namuriaan oplopen tot 800 m (deze dikte is echter weinig waarschijnlijk in een randgebied zoals Voeren). De grens met het Bekken van de Vesder, gevormd door de Richel van Booze- Le Val Dieu, moet eveneens vlakbij liggen, zodat het geringe gehalte aan zand, of de weinig uitgesproken proximale zandige verwondering wekken (Van Leckwijck, 1956; Poty, 1991).

Hydrogeologie
Volgens de flowmeter is de wateraanvoer telkens geassocieerd met het voorkomem van zandsteenbanken: 328, 270, 232-205 m. Dit is niet meer te wijten aan de oorspronkelijke primaire porositeit van de zandsteen die dicht gecementeerd is (vergelijkbare densiteit, maar nog hogere sonic dan schalie), maar wel aan de secundaire spleetporositeit, ontstaan ten gevolge van differentiele compactie en differentiele plastische vervorming bij de opeenvolgende tektonische fasen (Asturisch, eind Karboon; Kimmerisch, midden Jura; Subhercynische inversie, eind Krijt). De bovenste spleten, dichter bij de oppervlakte gelegen (of beter nog, dichter bij het abrasieoppervlak aan de basis van het Krijt), staan meer open en leveren ook meer water. Er is weinig hoop dat, zonder drastische verandering van lithologie (overgang naar Viseaan kalksteen), de wateropbrengst met de diepte zou stijgen.

References
Bless, M.J.M., Bouckaert, J. & Paproth, E., 1981 - Vise-Puth: stimulant for further explortion? Annales de la Societe geologique de Belgique, 104: 291-296.

Bless, M.J.M., 1989 - Geological investigations around the eastern end of the Brabant Massif: historical overview. Bulletin Societe belge Geologie, 98: 201-208.

Bouckaert, J. & Herbst, G., 1960 - Zur Gliederung des Namur im Aachener Gebiet. Fortschritte der Geologie Rheinland und Westfalen, 3: 369-384.

Langenaeker, V. & Dusar, M., 1992 - Subsurfce facies analysis of the Namurian and earliest Westphalian in the western part of the Campine Basin (N Belgium). Geologie en Mijnbouw, 71: 161-172.

Paproth, E., Dusar, M., Bless, M.J.M., Bouckaert, J., Delmer, A., Fairon-Demaret, M., Houlleberghs, E., Laloux, M., Pierart, P., Somers, Y., Streel, M., Thorez, J. & Tricot, J., 1983 - Bio- and lithostratigraphic subdivisions of the Silesian in Belgium, a review. Annales de la Societe geologique de Belgique, 106: 241-283.

Poty, E., 1991 - Tectonique de blocs dans le prolongement oriental du Massif du Brabant. Annales de la Societe geologiue de Belgique, 114: 265-275.

Van Leckwijck, W.P., 1956 - Tableaux d'une aire instable au Paleozoique superieur: la terminaison orientale du Massif du Brabant aux confins belgo-neerlandais. Verhandelingen Koninklijk Nederlandsch Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap, 16: 252-273.

Van Leckwijck, W.P., 1963 - Etude de la cyclicite dans la sedimentation namurienne et accessoirement westphalienne. 6 Congres international de Sedimentologie Belgique & Pays-Bas, Excursions E/F: 1-14.

Van Leckwijck, W.P., 1964 - Le Namurien en Belgique et dans les regions limitrophes. Academie royale de Belgique, Classe des Sciences, Memoires Coll.in 4, 16-2: 1-58.


3

Insert the GSB number to search all associated content