106W0442.TXT
ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart nr.: 106 W
PLAAT: Heers
Nr.: 442 (IX, c)
Type Boring: handboring
Topografische kaart: 33/7
Uitgevoerd te: Opheers
Post nr.: 3870
Adres boorplaats: Michaelhoeve
Opheersstraat 31
Opdrachtgever: BGD
Boorfirma: BGD
Boordatum: 18.5.1999
Topografie: BGD
Stalen door: geen
Boormethode: edelman boor
Lengte & doormeters:
Grondwaterstanden:
1ste maal: 1.10 m
Bij rust: vermoedelijk overvloeiend
Tijdens pompen:
Debiet:
Waterzaak nr.:
Totale diepte: 1.10 m
Stalen bewaard: neen
Maaiveld / ref. peil: + 88 m
X: 215665
Y: 159340
NIS code: 73061
---------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
---------------------------------------------------------------------------
van * tot * AARD DER GRONDLAGEN
---------------------------------------------------------------------------
0.00 0.70 antropogene opvulling met kasseien, assen, slakken en stenen
0.70 1.10 groenblauwe silthoudende compacte klei, bovenaan venige
fragmenten, dieper met wortelsporen
---------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
---------------------------------------------------------------------------
Top * basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
---------------------------------------------------------------------------
0.00 0.70 opvulling
0.70 1.10 Holoceen, alluviale afzetting: moerasklei; basis vermoedelijk
1.20 m
---------------------------------------------------------------------------
AUTEUR P. Laga & M. Dusar, 21.5.1999
---------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN
---------------------------------------------------------------------------
ONDERZOEK SCHEURVORMING IN GEBOUW TE HEERS EN MOGELIJKE RELATIE MET BRON
VASTSTELLINGEN
1. Beschrijving van de scheurvorming
Voorgevel, en vooral het poortgebouw, vertonen enkele recente scheuren die
meestal weinig opening vertonen. De noordelijke zijgevel vertoont ook
scheuren, doch het is hier niet duidelijk in hoeverre dit het gevolg is van de
verbouwingen. De dikke muren werden op meerdere plaatsen reeds vroeger
hersteld; ankers zijn op meerdere plaatsen aangebracht of versterkt. Alleen
het plafond van het poortgebouw vertoont scheuren die gevaar voor uitvallende
losse bakstenen zouden kunnen opleveren.
2. De bron in de kelder
Bron ontspringend in kelder woonhuis, met talrijke toestromingspunten,
ontwaterend in riool. Het debiet is variabel maar nooit droogvallend; het
benadert 0.5 l/s (of ca 1 m³/h). Rond de bronnen en langs de afwatering is op
de keldervloer een dunne laag calcietprecipitatie waar te nemen, lokaal
verdikkend tot 1 cm en lichtbruin gekleurd door vermenging met slib (het slib
is mogelijk van externe oorsprong, ingespoeld in de kelder tijdens
overstromingen o.a. in 1998). Uit de toestromingspunten is ook een kleine
hoeveelheid glauconiethoudend mergelig fijn zand rijk aan kalkarenietkorrels
(krijt-erosieproduct) uitgevloeid, echter in onvoldoende hoeveelheden om
turbiditeit van het kwelwater te veroorzaken, of om belangrijke holtes te doen
ontstaan onder de keldervloer. Dit mergelig zand behoort waarschijnlijk tot de
basislagen van het Zand van Orp.
De ontwatering van de kelder gebeurde vroeger in de beek die tussen hoeve en
straat op gelijke hoogte lag met het uitstroompunt van de bron, terwijl de
rioolbuis dieper steekt. Aangezien de weg ondertussen opgehoogd is ligt de
hoeve lokaal op het laagste punt waardoor het risico op overstromingen
aanzienlijk is toegenomen.
3. De waterput
Waterput op het erf gelegen, met mondgat ca 1 m boven niveau keldervloer (met
kwel), en regelmatig overvloeiend: artesisch water (peil anderzijds kunstmatig
verlaagd door periodieke afpomping voor huishoudelijk gebruik en voor het
vee). Put oud en rondgemetst, 1.80 m diep; op de bodem losse steenbrokken en
fijn wit gruis (bleke kalkareniet van Lanaye?). Dit water komt vrijwel zeker
uit het Krijt aquifer. Het Zand van Orp vormt dan een gemeenschappelijke
aquifer met het onderliggende Krijt. Het artesisch karakter wordt veroorzaakt
door het onevenwicht in basispeil tussen de vallei van de Jeker (ten zuiden
van de waterscheidingskam op ca 110 m hoogte gelegen) en Herk (ten noorden
ervan op ca 90 m gelegen). Door het hoogteverschil van ca 20 m is er kwel
vanuit het Krijt, vooral op de laagste plaatsen in de beekdalen, waar alluvium
direct op het Krijt rust (boringen 106W 13, 371, 381).
HANDBORING 106W442
Handboring verricht op het erf, tussen put en kelder. Onder bevloering met
zandsteenkasseien ligt een onderlaag bestaande uit zwart gruis (hoofdzakelijk
asse en slakken), een oudere laag zandsteen en bleke silex kasseien gevolgd
door een zelfde onderlaag weliswaar rijker aan zwarte klei (kleur door asse en
kolengruis). Deze antropogene opvulling is in totaal 70 cm dik. Hieronder ligt
de moerasklei. Deze kleilaag is vermoedelijk 50 cm dik; op een diepte van 1.10
m werd insijpelend grondwater geconstateerd. Het boorgat werd dientengevolge
onmiddellijk opgevuld om een bijkomend kwelpunt te vermijden: blijkbaar
fungeert de moerasklei als afsluitende laag voor het spanningswater uit het
Krijt. In de kelder is deze kleilaag vermoedelijk afgegraven waardoor
rechtstreeks contact met de aquifer ontstaan is.
Boren vooraan of langszij de hoeve was niet mogelijk: opvulling met stenen,
riolering...
INTERPRETATIE
De hoeve is gelegen aan de voet van het droog dal Himpedelle, op de
samenvloeiing met de Heersbeek. Hier is waarschijnlijk op de kwelzone een
moeras of ven ontstaan, waarvan de breedte maximaal 50 m bedraagt tussen de
helling naar het plateau en de beek die zich hierin ingesneden heeft. Het
moeras is opgevuld met Holocene moerasklei en afgesloten door een
vegetatiebodem. De hoeve is aan de voorkant op deze moerasklei gebouwd, aan de
achterkant op de oudere leem en verspoelde leem. Alhoewel de moerasklei een
compacte indruk geeft (vermoedelijk te wijten aan uitdroging) is deze laag
onvoldoende gecompacteerd en stabiel om een bouwwerk te dragen zonder
opvallende zettingen. Het feit dat er recente zettingen zijn opgetreden (af te
leiden uit de scheurvorming) doet vermoeden dat door het plaatsen van een
diepere rioolbuis i.p.v. de open afwatering langs de beek, een bijkomende
ontwatering en compactering van de klei is opgetreden. Alhoewel zowel de
riolering als de ingekokerde beek (verschoven naar de overkant van de straat)
afgesloten zijn zal ongetwijfeld een van de twee de grond moeten draineren,
zoniet zou het hier heel drassig moeten zijn.
De tegendruk geleverd door de kwel is daarenboven fluctuerend. Dit fenomeen
kan sommige zettingen versneld of vertraagd hebben.
BESLUITEN
De bron in de kelder kan niet aanzien worden als oorzaak van de scheurvorming
van het gebouw. Vermoed wordt doch niet te bewijzen dat de scheurvorming
eerder het gevolg lijkt te zijn van zettingen van de moeraskleilaag (of andere
alluviale afzettingen) die in handboring 106W 442 werd aangetroffen. De
bijkomende zetting die tot hernieuwde scheuren heeft geleid is mogelijk
veroorzaakt door ontwatering van de klei door het vervangen van de beek door
een dieperliggend riool. Dit fenomeen is eenmalig; eenmaal gecompacteerd zal
de kleilaag niet meer opnieuw uitzetten. Wel kunnen fluctuaties in de
waterdruk voor kleine instabiliteiten blijven zorgen. Er is dus geen gevaar
voor de veiligheid van de gebouwen, en geen nood aan nieuwe funderingen.
Uitzonderlijk kunnen in zwak ondersteunde elementen, zoals de bogen in het
poorthuis, losliggende stenen uitvallen.
BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST
106W/0442 (IX, c) KAARTBLAD: HEERS
p. 1/3
***************************************************************************