Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 106E / 106E0813.TXT

106E0813.TXT

ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
-----------------------------------------------------------------------------
Kaart nr.: 106 E
PLAAT: Borgloon
Nr.: 813 (IX, c)
Type Boring: ontsluiting Hinnisdael II - Champignonskuil
Topografische kaart: 33/8
Uitgevoerd te: Vechmaal
Post nr.: 3870
Adres boorplaats: Mergelkuilen

Opdrachtgever:
Boorfirma:
Boordatum:
Topografie:
Stalen door:
Boormethode:
Lengte & doormeters:

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust:
Tijdens pompen:
Debiet:
Waterzaak nr.:
Totale diepte:
Stalen bewaard: ja
Maaiveld / ref. peil: 99.27 m
X: 221536
Y: 160476
NIS code: 73087

-----------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
---------------------------------------------------------------------------
Geologische profielen
1. Sectie A; ingangszone, linkerwand, van onder naar boven:
0.00-0.33: fijne kalkareniet met verspreide serpula, licht toenemend in aantal naar boven (nota: ondergronds werd
geen wezenlijk visueel verschil genoteerd in de kalkareniet matrix, ook al zijn er waarschijnlijk granulometrische
verschillen in de bioklasten)
0.33-0.52: van onder grof echinidengruis, naar boven overgaand in gelijkmatige stapeling van serpula met
turritella; bank met onregelmatige basis opgevuld met het echinidengruis waarop dan de serpulabank tot stand
kwam
(nota: er is nauwelijks lithologische grond voor onderscheid tussen banken, bijv. geen kleilaminatie, ook geen
duidelijke hardgrounds anders dan serpulabanken die geen sequentiegrens markeren. Daardoor is onderscheid in
banken meestal niet mogelijk. De meeste fossielgruislagen zijn daarenboven lensvormig, met fenomenen van
opsplitsing en scharing, en met hellingen lokaal tot 30° maar meestal van de orde van grootte van 5-10°)
0.52-0.73: kalkareniet
0.73-0.81: met talrijke serpula; echter geen dichtgestapelde bank
0.81-0.98: kalkareniet
0.98-1.15: vangt aan met nieuwe serpula-aanrijking bovenop grote echinidenfragmenten (evenmin een echte bank),
naar boven toe wordt de densiteit aan serpula terug minder
1.15-1.28: herhaling: nieuwe serpula-aanrijking bovenop talrijke en grote echiniden, als een lensvormige
verdikking van ca 5 cm; erboven zijn de serpula's terug spaarzamer
1.28-1.42: echte serpulabank, de gidslaag voor deze grot, met ook veel andere fossielen, vnl echiniden maar ook
cidaris, koraal (<0.5 cm), bryozoa
1.42-1.79: kalkareniet, naar boven met verspreide serpula; op 1.53 en 1.77 tamelijk regelmatig hol laagvlak
1.79-1.89: fossielgruisbank met aan de basis tot 10 cm diepe zakvormige verdikkingen ingeschuurd in
onderliggend sediment; met hier vnl echiniden, maar steeds zeer veel serpula, ook turritella en thecidea papillata
(tot 0.5 cm groot); de basis bestaat uit een opstapeling van platte gladde pectiniden (type Amusium, ca 2 cm groot)
1.89 = dak van gang; vervolg in openlucht, ingangstrechter van de grot
1.89-2.40: fijne kalkareniet met witte mergelige aders en onregelmatige bandjes die door verdichting harder zijn,
met sporadisch echinidenfragmenten

MONSTERS MESOFOSSIELEN FELDER
Champignonskuil 1/1 : 0-0.5 m
½ : 0.5-1 m
1/3 : 1-1.5 m
¼ : 1.5-1.89 m
1/5 : 1.89-2.40 m


2. Sectie B, voorbij grote waterbak
basis = dak van dichtgeslibde zijgang = silexniveau
0-0.15: platte broodvormige silex (30x8 cm) of witte brosse, poreuze tauw; eromheen en erboven harde bank met
serpula en echinidenresten (in feite omgekeerd: verkiezeling en verkalking groeit in fossielgruislaag)
0.15-0.75: fijne kalkareniet met verspreide kleinere bioklasten (o.a. serpula en echiniden)
075-0.87: serpulalaag met zeldzame echiniden, echter niet verhard (serpula's met steenkern opvulling); deze laag is
duidelijk lensvormig met diktevariatie 0-20 cm over 0.5 m afstand = geulopvulling
0.87-1.08: kalkareniet
1.08-1.23: serpula-echinidenbank, met zeldzame schelpen (oester, pecten) en andere fossielen; gruislaag bestaande
uit goed getrieerd grof (0.5 cm) fossielgruis
(nota: de rechte gladgezaagde wand gaat van 0.28 tot 1.08 m)
1.23-1.45: kalkareniet; aan de basis op het contact met de fossielgruislaag komen complete grote zeeëgels voor
(hemipneustus)
1.45-1.50: in dezelfde laag: aanrijking met serpula en echinidenresten
1.50-1.65: voortzetting kalkareniet
1.65-1.75: in dezelfde laag: aanrijking met echiniden (met ook turritella, wat schelpen, bryozoa, thecidea)
1.75-1.85: voortzetting kalkareniet
rond 1.85: verspreide grote echiniden (tot bijna compleet), ostrea, pecten
1.85-2.19: met verspreide fossielen (pecten, oester, grote hemipneustusfragmenten, grote turritella)
2.19-2.34: (komt lensvormig naar beneden tot op 2.00 over 3 m afstand) fossielrijke laag met 2 pectenbanken goed
herkenbaar door laagsplitsing aan onder en bovenkant (= dak gang)
(dit pectenniveau komt in sectie A op 1.79 m voor en is en karakteristieke horizont in een groot deel van de grot,
meestal tegen het dak. De fossielen zijn 2-3 cm groot, met zeer dunne gladde schaal die dikwijls opgelost is en
enkel een roestige afdruk achterlaat = type Amusium)

3. Sectie C (ter hoogte van topopunt 18)
in lage gang met modderaanslibbing
0-0.65: fijne kalkareniet, waarin tussen 0.45-0.55 wat grovere echinidenbioklasten met serpula
(bioklastendiversiteit lijkt eerder gering)
0.65-0.70: serpula lens
0.70-0.94: terug kalkareniet, naar boven toe meer serpula en grovere bioklasten
(0-0.94: rechte gezaagde wand)
0.94-1.11: serpulalaag met schelpen, turritella, thecidea papillata; deze laag is niet dichtgestapeld maar soms wit
mergelig verkit en dan veel harder
1.11-1.25: fijne kalkareniet met lichtgrijze silex met rozige schijn in platte broden tot 100x10 cm; wanneer de
silexbasis enkele cm verzinkt tot in de onderliggende serpulalaag komen er op dezelfde hoogte in de silex ook
serpula's voor (= in-situ groei zonder verplaatsing)
Dit is een gedeeltelijk afgesneden laag; lateraal wordt de laag dikker en komt een hoger silexniveau voor met
dikkere silexbroden (tot 40x15 cm). Sommige kleinere silexknollen komen zelfs voor in het contact met de
bovenliggende laag.
Opvallend is ook dat er overal slechts 1 silexniveau voorkomt, geen knollen boven elkaar in de sectie waar de silex
ook stratigrafisch hoger voorkomt. Dit fenomeen van disconforme silexconcreties die de basis van de
bovenliggende laag volgen lijkt erop te wijzen dat de verkiezeling pas ontstond door insijpeling van kiezelgel uit de
bovenliggende laag.
1.25-1.35: kalkarenietlens die dezelfde hellende structuur lijkt te bezitten als de bovenliggende lens
1.35: basis fossielgruislaag, met grote fossielen (allemaal groot in hun soort), vnl serpula, maar ook pareloester
(type pteria van 10 cm), gladde (type amusium) en geribbelde (type pecten) pectiniden, veel ostrea vesicularis
afgezet in geul met kleine ribbels
(In het dak is ofwel het spoor van de pik ofwel een laagcontact te zien, in dit laatste geval vertoont de onderkant
van een grofkorrelige daklaag doorgaans duidelijk ribbel-achtige structuren met amplitudo's van de orde van
grootte van 5-10 m met hierop kleinere met de orde van grootte van 0.5-1 m: insnijding en opvulling van een geul.
De onderkant van een fijnkorrelige daklaag staat vol pockmarks ca 5 cm diep en 10 cm breed, ovaalvormig gerekt
volgens de stroomrichting. De oorsprong hiervan is niet duidelijk maar waarschijnlijk een fenomeen uit de biosfeer
(de weggerotte voet van een groenwier?) of is het toch van diagenetische oorsprong (meestal helemaal niet harder
maar soms verkiezeld).

MONSTERS LITHOTHEEK
Champignonskuil sectie C 3/1 : 0-0.5 m
3/2 : 0.5-1 m
3/3 : 1-1.35 m


Monster
0,0 – 0,50m
0,50 – 1,00m
1,00 – 1,50m
1,50 – 2,00m
2,00 – 2,40m
Foraminifera



2
1
Bryozoa
8
10
6
15
12
Echinoidea
36
64
64
76
79
div. Echin.
24

6

4
Ophiuridea.





Asteroidea.




2
Crinoidea



2
4
Pelecypoda

7
3
20
9
Brachiopoda.
3


3

Serpulidae
52
102
117
67

Decapoda
9
2

2
2
Belemnoidae





Cirripedia
1




Totaal
133
185
196
187
113
Tabel 9. Champignonskuil, bioklasten (mesofossielen) in zeefmaat 1-2.4 mm, getelde aantallen van de
bioklastengroepen. Bemonstering van geologisch profiel Champignonskuil A, halve-meter-intervallen van onder
naar boven (Fig62 voor lokalisatie en Fig. 35 voor stratigrafisch profiel).

Monster
0,00 – 0,50m
0,50 – 1,00m
1,00 – 1,50m
1,50 – 2,00m
2,00 – 2,40m
Foraminifera



1,07
0,88
Bryozoa
6,02
5,41
3,06
8,02
10,62
Echinoidea
27,07
34,59
32,65
40,64
69,91
div. Echin.
18,05

3,06

3,54
Ophiuridea.





Asteroidea.




1,77
Crinoidea



1,07
3,64
Pelecypoda

3,78
1,53
10,70
7,96
Brachiopoda.
2,26


1,60

Serpulidae
39,10
55,14
59,69
35,83

Decapoda
6,77
1,06

1,07
1,77
Belemnoidae





Cirripedia
0,75




Totaal
100
1
100
100
100
Tabel 10. Champignonskuil, bioklasten (mesofossielen) in zeefmaat 1-2.4 mm, percentages van de
bioklastengroepen. Bemonstering van geologisch profiel Champignonskuil A, halve-meter-intervallen van onder
naar boven (Fig. 62 voor lokalisatie en Fig. 35 voor stratigrafisch profiel).


Figuur 56. Vergelijking ecozonatie Champignonskuil met Hinnisdael I.

Opvulling van de Champignonskuil met ingespoelde leem en zand
Boringen doorheen de opvulling:
Boring 1 naast centrale waterbak
Dak extra verhoogd langs gecementeerde barst; vrije hoogte max. 2,47 m ? totale hoogte voor opvulling 7,47 m
0,00-0,55 los beigebruin lemig zand vol kalkgruis (bioklasten)
0,55-0,75 grotere kalksteenblok
0,75-1,90 bleker beigebruin lemig zand met kalkgruis en wat grotere witte kalksteenbrokjes op mm tot cm
schaal
1,90-2,35 compacte bruine leem, soms licht kneedbaar
2,35-2,95 beigebruin lemig zand vol kalkgruis
2,95-3,05 sterk kleiige bruine leem
3,05-3,85 licht kleiig kalkgruis
3,85-4,10 geleidelijk leemrijker, licht kneedbaar, zonder kalkgruis
op 4,05 fijn anthracietglanzend zwart pulverig steenkoolbrokje (0,5 cm) in leembruin zand
(MONSTER LITHOTHEEK)
4,10-4,25 groenig Tongeriaanzand met fijne roestbruine strepen, scherp afgelijnd in het zand
4,25-4,60 afwisseling licht zandig-lemig kalkgruis en meer kleiige leem in banden van ca 15 cm dik
vanaf 4,50 vochtig, kleiig aanvoelend, maar blijft lemig relatief bleek kalkgruis
4,60-5,00 kleiige leem, vrijwel zonder kalkgruis, en met hoger vochtgehalte (grondwater)
5,00-5,10 plotse overgang naar zeer hard, bleekbeige kalkgruis, met dikke oester en echinidenschalen,
zonder kwartszand of leembijmenging (tufkrijt in-situ)

Boring 2 tussen noordelijke instortingsdolines
Dak gedeeltelijk ingestort en dus verhoogd; vrije hoogte max. 2,56 m ? totale hoogte voor opvulling 5,96 m
0,00-1,50 los beigebruin lemig kalkgruis, wordt vrij compact
1,50-1,95 afwisseling lemige bandjes en mm-dikke kalkgruislaagjes met lemig bindmiddel;af en toe brokjes
bleke kalksteen (<0,5 cm), naar de basis wat losser (meer kalkgruis)
1,95-2,15 grote kalksteenblok
2,15-2,30 lemiger, vol kalkgruis; blijft hard boren
2,30-2,50 wordt kleiiger; met witte kalkbrokjes van cm-grootte en zeer hard (heerd)
MONSTER LITHOTHEEK
2,50-2,70 meer zand en fossielgruis, met silex rolkeitje (<1 cm)
2,70-3,00 gevlamd groenig zand met bruine roeststrepen, met bleke verweerde kalkbrokjes; op 2,85 m
silexkeitje
3,00-3,25 bruine compacte, zandrijke leem
3,25-3,40 minder zand, meer lemig kalkgruis
3,40-3,75 compacte harde bleke kalksteen, kurkdroog (tufkrijt in-situ)

Boring 3 bij ingang
Vrije hoogte max. 1,84 m ? totale hoogte voor opvulling min 4,97 m
0,00-3,33 beigebruim, licht vochtig, licht lemig, zeer fijn zand tot silt met cm-dikke meer kleihoudende
passages, soms met zachte fijne tufkrijt brokjes; op 3,00 iets grover zand

Tabel 14. Hinnisdael II (Champignonskuil), beschrijving boringen uitgevoerd met de Edelman-handboor, met
diepte-intervallen aangeduid in meter. Lokalisatie zie fig. 95.


-----------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
-----------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
-----------------------------------------------------------------------------
Formatie van Maastricht
97.77 Kanne Horizont, in kalksteen van Nekum
-----------------------------------------------------------------------------
AUTEUR M. Dusar, 16.3.2005
-----------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN
-----------------------------------------------------------------------------
Dusar, M.; Lagrou, D.; Willems, L.; Felder, P.J. & Matthijs, J., 2005. De mergelgrotten van Hinnisdael te
Vechmaal (gemeente Heers, Limburgs Haspengouw), een geologische bijdrage tot de studie van het Krijt.
Geological Survey of Belgium Professional Paper 2005/1 N. 301, 89 p.


Figuur 35. Correlatieschema stratigrafische profielen in de Kalksteen van Nekum. Lokalisatie: zie figs. 61, 62, 10,
11. De horizontale lijn verbindt de Horizont van Kanne, die als gidshorizont optreedt. Bouwsteenontginning ter
hoogte van het profiel is aangegeven door een gele band aan de linkerzijde van het profiel, rode verkleuring door
een rode band aan de rechterzijde. Sommige profielen reiken tot in de overdekkende Tertiaire zanden (groene top
van het profiel).


Figuur 62. Topoplan Hinnisdael II met ligging diaklazen, dolines, karstverschijnselen en stratigrafische profielen.

Figuur 95. Topoplan Hinnisdael II met beddingen van modderstromen en overstromingszones, met aanduiding
van de verdwijngaten in instortingskuilen en van boringen uitgevoerd doorheen de sedimentopvulling.
BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

106E/0813 (IX, c) KAARTBLAD: BORGLOON
p. 1/1
******************************************************************************
SERVICE PUBLIC DE WALLONIE
Service géologique de Wallonie (SGW)
URL : geologie.wallonie.be

CARTE GEOLOGIQUE DE WALLONIE
____________________________________________________________________________________________________
Description d' affleurement
Numéro : 3380813
____________________________________________________________________________________________________
Date : 09-02-2011
Commune : Vechmaal (Heers)
Décrit par : J.L. Pingot
Roche(s) : Tuffeau
Formation(s) : Maastricht

Localisation : Entrée d’une galerie assez inclinée située au sud-ouest de la dépression nommée “Grotten Henisdaal”.
____________________________________________________________________________________________________

DESCRIPTION :
d. Entrée protégée par un treillis dans le même tuffeau altéré. Ce serait l’exploitation nommée Champignonkuil
II.
Formation de Maastricht
Coordonnées Lambert: 221.539 - 160.478 (+/- 4 m)
____________________________________________________________________________________________________

Insert the GSB number to search all associated content