Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 097E / 097E0866.TXT

097E0866.TXT

DG
PLAAT ZWEVEGEM 97E

n° 866 (IX, b)

Boring
Uitgevoerd te : Bossuit
Voor KUL
Door : Smet
Datum : januari 1986
Topografische ligging opgeschreven door N.M.W.
Grondstalen verzameld door de boormeester
Boringsmethode : Straight flush
Opeenvolgende doormeters : geleidingsbuis 23.25
diam. 168 tot 76.10 vast
diam 139 tot 78.10 (voorlopig)
______________________________________________________________________________
-------------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
-------------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * AARD DER GRONDLAGEN
-------------------------------------------------------------------------------
00.00m – 03.00m okerbruin lemig fijn zand met baksteen
03.00m – 07.00m okerbruin lemig silt met plantenresten
07.00m – 19.00m bleekgroengrijs zand, vergrovend naar onder toe met resten van zoetwaterschelpen
19.00m – 21.00m grijs fijner zand, wat kleiïg
21.00m – 24.00m grijze plastiche klei
24.00m – 30.00m grijze harde klei, mogelijk wat silteus en met bleekzandige lenzen (mogelijk naval)
30.00m – 37.00m grijsgroen plastisch silt tot fijn zand, vloeiend naar onder
37.00m – 58.00m grijsgroen plastiche silt, kleirijk, sterk kleiig naar onder
58.00m – 64.00m groenig kleiïg silt, minder kleirijk
64.00m – 65.00m bevat helgroene strepen
65.00m – 68.00m wit met mergelig krijt, vermengd
68.00m – 69.00m wit mergelig silt
69.00m – 70.00m gemengd mergelig silt met groene strepen
70.00m – 71.00m glauconietrijk zandig krijt
71.00m – 74.00m groenig grijze mergel, vrij kleiig
74.00m – 75.00m groenige meer vloeiende mergel
75.00m – 76.00m helgroen, mergelig silt
76.00m – 78.10m grijze kalksteen, bioklastisch
-------------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING kernen
-------------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * AARD DER GRONDLAGEN
-------------------------------------------------------------------------------
1 78.10 – 81.20 L309 (-1); kisten 1-4
Kern massief; aan top indruk van rocks bit. Lengte kernstukken tussen 10 en 80cm; i 10 voor (donkere laagvlakken). Kontakten niet stylotietisch (behalve op 70), regelmatig slecht aansluitend, vb. Rond 170 geheeld laagvlak; op 160 2 barsten gevuld mzr. Pyrietrijke groene film.
0 – 10 vrij grove goedgesorteerde krinoiden kalksteen, aan basis opstapeling van brachiopodenschalen, bleekgrijs st. sl. 78.10
10 -309 aanvankelijk vooral grijze wackestone, met flaserige stratikulaties, bij de top 1cm dikke gebioturbeerde intercalatie in donkergrijze kleiïge wackerstone, met een dikke lenzen in sterke boklastische packstone, vooral krinoiden en brachiopoden (goed bewaard, meest juveniel).
Vanaf 100 dikkere lenzen (ongev. 5cm) in grof bioklastisch packstone, in evenwicht met wackestone, ook enkele dikkere (0.5cm) kleiige lenzen; subnodulaire kontakten. Rond 125 niveau met grote omkorste krinoiden st.sl. 79.35 St. Con. 79.50. Vanaf +200 talrijke bioklasten, meest krinoiden, kalksteen, wordt zandiger. Op 210 Michelinia St.kor. 70.20. Vanaf 220 talrijke opstapelingen van brachiopoden; St. brach 80.30.

2 81.20 – 81.58 L36 (-2) Kist4
0–27 donkergrijze fijn-detretische wackestone vol bioklasten (krionoiden, brachiopoden, fenestella) in lenzen met wisselend kalkgehalte
27-36 top 1-2 cm grijze fijne kalkzandsteen; rest bioklastiche pack-grainstone st. sl. 81.58

3 81.58 – 83.10 L 154 (+2) kisten 4-6
Kern massief; op 30 en 40, splijtvlakken volgens 55. Op 145 enkele halfgevulde geodes in doorzichte calciet.
00- 040 afwisseling schalie met fenestella, brachiopoden en krinoiden en 2 tot 10cm dikkte blekere bioklastische packstone banden en bioklastische slierten (fenestelle ook in kalkbanden) st. R 81.60. Onderste packstone lens pyrietrijk, brachiopode met gepetale vulling, met roestkleurige korsten rondom grotere bioklasten St. Sl.81.90
040-140 donkere schalie met fenestella en zz krinoiden – brachiopoden slierten I= 8°
140-154 subnodulaire bioklastische packstone met geleidelijke overgang, rijk aan brachiopoden st. brach. 84.10

4.83.10 – 85.68 L 241 (-9) Kisten 6-8
Massieve kern, slecht kontakt op 25.
Tussen 110 en 130 donkergrijze schalie met talrijke funestella en fijne bioklastische slierten erbuiten afwisseling tussen bioklastiche packestone – wackestone – schalie, met soms scherpe subnodulaire kontakten (f! krinoiden, brachiopoden, bryozoa) in banden van 1 tot 10cm dik.
St. con. 84 en 84.50 st. sl. 84.45 I: 5 – 16
Onderste meter overwegend packstone in banden tot 15cm dik

5. 85.60 – 83.48 L 97 (+9) kisten 8-9
kern massief, brekend in stukken van 10-40cm. Afwisseling packstone – wackstone terug in banden van 3-5cm dik, wackestone vol bioklastenslierten .
Tussen 45 en 60 overwegend fijne packstone met onregelmatige wolkige kontakten met homogene geinterkaleerde wackstone; i: 5-11. Elders kontakten meestal scherp; vrijwel grote brachiopoden, soms kompleet met geopetale vulling, naar onder toe wat dikkere packstone banden.

6. 86.48 – 88.42 L 196 (+2) Kisten 9-11
kern massief met geïsoleerde holte als opvulling van brachiopoden i: 15-8.
0- 85 regelmatige afwisseling wackestone- packstone in bandjes van 1-3cm, zeer fijn brachiopodenrijk, aan top nog wat bryzoa.
85-105 massieve fijne packstone met dunne schalie interkalatie waarin mooie fenestella, met fijne subnodulaire kontakten meer fijne brachiopoden st. sl. 87.40 (ook grote brachiopoden, st. brach 87.40)
105-140 schalie met wackestone sliertige banden, talrijke, ook grote brachiopoden (geleidelijke overgangen)
140-196 overwegend packstone-wackestone (packestone banden tot 12cm dik, meestal 2-3cm) met schaliestratikulaties dit vooral naar onder toe, meer krinoidenrijk maar nog steeds veel brachiopoden, 22 bryozoa, st.sl. 88 (in dikke packstoneband); st.brach.88

7. 88.42 – 91.47 L 290 (-15) Kisten 12-14
Kern massief
Afwisseling schalie- wackestone-packstone, bovenste meter overwegend wackestone-packstone in vaak subnodulaire banden tot 10cm dik, gebioturbeerd, met meer grovere krinoiden; st.con. 89.40. Eronder overwegend schalie-wackestone, eveneens gebioturbeerd met dunne packstone banden (1-3cm), in de schalie fijne bioklastische slierten, wat meer brachiopoden. In onderste meter worden de wackestone-packstonebanden terug dikker (5cm); St. sl. 90.20

8. 91.47 – 94.53 L 314 (+8) Kisten 15-18
op 25 en 90 glijvlakken met rechte striaties I= 12-4, massieve kern
0-120 (geleidelijke overgangen): hoofdzakelijk kalkig met vrij dikgebankte (ongeveer 10cm) packstones- wackstones met eveneens nog dikke (ong. 5cm) bioklastenrijke schalie ineterkalaties, met mooie graafgangen en grote gevarieerde brachiopoden, vrijwel niet gekompakteerd –“sediment onder golfbasis afgezet soms dunne pack-grainstone lenzen herwerkt door stormgolven” st. brach.92.40 (onderste 25cm aan boorder geschonken)
120-145 bioklastenrijke schalie
145-170 subnodulaire wackestone-packstone in dunne lenzen
170-314 opnieuw vrij dik gebankt (5 à 10cm wackstone-packstone) en 5cm schalie met hoofdzakelijk vage fossielrijke wackestonelenzen; naar onder toe steeds sterker nodulaire met grainstone met solitaire koralen (st. 94.20); I: 4-18, st. sl. 94.25 (grainstone) st. brach. 94.30 met dunne schalie-wackstone stratikulaties waarin bryozoa.

9. 94.53 – 95.84 L 131 (-1) Kisten 18-19
kern massief, stukken van 20cm
Helling 5° tot 33cm nog steeds afwisselend subnodulaire wackerstonebanden, schalie vol fijne bioklasten in banden van + 5cm; in schalie vol vertakte bryozoa, brachiopoden in wackstonelenzen en slierten die grover bioklastisch zijn. Slijpplaatjes 94.60 en 94.75. Onder 33 overwegend schalie (zwart) met dunnere kalkige lenzen; met slierten bestaande uit bioklasten; bryozoa (vertakt), fenestella, brachiopoden, crinoïden.
Van 90 tot 100 dikkere wackstone-packstone lens/rond 80 stuk gebioturbeerde lens/pyrietrijk; dikste brokken in kalksteen/ eronder blijft schalie met talrijke bioklastische lenzen en packstone-grainstone knollen/sijpjr op 95.80

10 95.84 – 98.90 L 293 (-13) Kisten 19-22
Massieve kern helling 4 tot 6°
Staal brachiopoden op 96m (produkties wchl., gepyritiseerd)/ overwegend donker schalie met slecht bewaarde bryozoa, crinoiden en brachiopoden/nodullaire lenzen in een bioklastische packstone lenzen 2-3cm dik talrijk/ in de bovenste meter enkele fijn mogelijke siltige lezen/ Vanaf 150 ongeveer evewicht tussen schalie en kalk/slijpplaatje op 97.40m/op 98.30 in schalie laagvlak met riolobiet + talrijke schelpen en visresten staal/ crinoiden tot 1cm/staal brachiopoden op 97.00 en 98.30/staal vis op 98.30/staal ostacoden op 98.30/staal vis en brachiopoden op 96.75/staal brachiopoden (met stekels!) op 96.50/ op 97m Guilielmites – talrijke laagstukken met fijne vertakte bryozoa eventueel geassorcieerd met crinoidenstengellidjes/97.30 slijpplaatje/ laatste 15cm opnieuw schalie

11. 98.90 – 110.42 L 157cm (+5) kisten 22-23-24
Massieve kern; hellig 3° tot 10°
Donkergrijze schalie met fijne bioklastische slierten + talrijke lenzen (2-3cm dik) packstone (bioklastisch) & gebioturbeerde wackstone/ op 99.25 in packstone lens kruipspoor trilobiet cruciana (?) Schalie blijft mikarijk, soms met grote ostracoden/25% kalk/ ongev. 75% schalie, 99.25 staal koraal/wordt zandiger/enkele lenzen in gebioturbeerde wackstone. 99.30: staal kollketies/

12. 100.42 – 103.42 K 295 (-5) Kisten 24-25-26-27
Massieve kern, hellingen tot 10°, onregelmatig gesteente + idem; donkergrijze schalie met bioklastische lenzen tot 5cm dik; ook dunnere slierten; tussen 45 en 55 opstapeling van fijnere bioklastische lenzen/tussen 105 en 125 overwegend kalkig/ verharding kalk/schalie 25/75/. Lumacelle op 190. Fossielen in schalie, doorgaans slechtbewaard crinoiden –komplete brachiopoden – bryozoa bivalven, hoofdzakelijk vertakte bryozoa; rond 150 crinoidenstengels van ongeveer. 5cm lang. Op 150 in zandige schalie grote vrijgoed bewaarde brachiopoden/staal brachiopoden op 102/staal kollektie op 102.10. Brachiopoden in zandige wackstone/bryozoa: nemen af/ in schalie verspreide visresten/staal koralen op 101.40m/ op 230 packstone met zeer grote bioklasten (waarschijndelijk sporadisch opgevuld) 102.75: slijpplaatjes/brachiopoden staal 105.35 in dunne bioklastlens (aandeel grote brachiopoden neemt toe)

13. 103.42 – 105.04 L 166m (+4) bakken 27-28-29
Massieve kern helling 4/5°
Schalie met dunne wackstonelenzen en dikkere bioklastische packstone tot 20cm dik; doorgaans 1 à 2cm/staal conodonten 103.50/schalie opnieuw zeer donker brachiopoden; staal brachiopoden 103.75. Laagvlakken vol bryozoatakjes en juvelielen/grote crinoiden/104.72 koralensteel/brachiopoden talrijk, zowel in kalk als in schalie/ brachiopodenstaal 104.75/enkele verspreide kleine koraaltjes/brachiopdenbanken tot 10cm dik in grainstone packstone/staal brachiopoden op 104.25

14. 105.04 – 106.47 L 145 (+2) bakken 29-30
Massieve kern, helling 4°
Sterkere donkerachtige schalie, meer verspreide koraaltjes; dunne packstonelenzen (1 à 2cm)/Schalie wordt zwakker, minder bachiopoden, op 105.87m staal koralen fossielen weer gebroken/ verspreide bryozoa.
105.90 vertakte bryozoa/staal brachiopoden op 106.45/ op 105.15 staal koralen en ook op 105.30/op 106.15 nog staal koralen/ ook grote brachiopode/106.15 ook staal braciopoden

15. 106.47 – 109.47 l 312 (+12) kisten 30-31-32-33
Massieve kern – helling 14°
Op 150 grens: van 0 – 150 schalie met bioklastische slierten en banken van ongeveer 10cm (packstone) naar onder toe geleidelijk dominerend/verglijdingvlak op 107.30/pyrietniveau op 107.15/schalie af en toe fanestellalenzen; kalksteen wordt crinoidenrijker/staal slijpplaatje 107.25/staal brachiopoden 107.75 kalksteenrijker aan grotere brachiopoden: bleke grainstone/staal slijpplaatje/ onderste kalkbanden zijn rijk aan brachiopoden en zandiger/150 tot 285 massieve kalksteen: fijn crinoidengruis met brachiopoden fragmenten + vertikale Ca Co3-ader/ beginnende stylolitisatie/ staak conodonten (overgang Harière – Pd’Avcalle)/staal slijpplaatje 108.60/ brachiopoden zijn vnl. Rhyncharella’s en kleine Spirifers 150 – 169cm: grof bioklastisch bank met oplossingsholten/Staal brachiopoden 108.25/ oplossingsholten binnenin de brachiopoden met authique kwartsprisma’s gevuld/slijpplaatje op het kontakt = 107.97 staal conodonten 108.10 – staal kollektie 108.25: tussen 285 en 295 fijn gestratikuleerde intercallaties van donker kleiïg materiaal. Op 250 voorbeeld van faciesopeenvolging met packstone: kontakt licht govend ravinerend op de onerligeende wackstone, naar boven fijner wordend met low-angle cross-stratificaties; de top kleiïge stratikulatie met bioturbatie dikte 8cm staal collktie 109/
Zeer harde crinoide kalksteen met vrijveel brachiopoden/ op 109 (top onderliggende sequentie van vorig staal) staal 109 bioturbatie

16. 109.47 – 112.37 L 292 (+2) bakken 34-35-36 en 37
Massieve kern helling 7 tot 17° in verschillende richtingen/ glijvlakken met schuine striaties in donkere stratikulaties staal palynologie op 111m/ van 0 tot 65 vrij grof bioklastische packstone, vanaf 65 wackstone met packstone tussenschakelingen, tot ongeveer 100cm fijne licht stylolietische straticulaties, die naar onder verdikken, vanaf 150 gemiddeld om de 25cm. Slijpplaatjes op 112m/ op 112.25 staal palynologie/op 112 ook staal palynologie/ onderste 15cm kleiïger en wat meer grote bioklasten/ op 25 niveau met grote bioklasten met oplossingsholtes vermoedelijk in brachiopoden/275 basis van fijnkorrelige wackstonebank, vrij sterk gebioturbeerd, met chertlens/banken (wackstone en packstone) kunnen tot 40cm dik zijn.

17. 112.37 – 115.39 L 256 (-42) bakken 37 – 38 – 39
Massieve kern (rond 230 oplossingholten, vol brachiopoden/afwisseling fijn gestraticuleerde schalie met crinoiden) grof bioklastische wackstone packstone meer massieve fijnbioklastische wackstone. Ook vrij veel brachiopodenfragmenten. Tot 120 in laagjes van 1 tot 10cm eronder meer massieve kalksteen/daaronder dikkere banken/ bank heeft gemiddelde dikte van 45cm. Op 150, 8cm dikke schalie intercallatie met fijne brachiopodenresten. Staal reflektiviteit (113.85) 115m slijpplaatje/ 113.85m ook staal van sporen/ 115m ook gastropoden (naast brachiopoden) binnenin dikkere banken geaderd bedding/beginnende verkiezeling van bioklasten/ staal conodonten op 114m in kleiig gestratikuleerde intercallatie van ongeveer 20cm dik.

18. 118.39 – 118 L 310 (+51) bakken 40-41-42-43
Massief op 35 gebroken splijtvlak/helling van 2 tot 11°. Fijngebarsten sequentie (dikkte = 25cm) ook mica’s grofbioklastische packstone, fijner tussen 150 en 180cm/schaliebandjes tot 2cm dik met brokken gebroken bioklasten vaak in dubbele bandjes (5 à 10cm van elkaar) onderlinge afstand ongev. 30cm, daarnaast onregelmatige dunnere straticulaties en geaded bedding erosief karaktervan packstone of ijnkorrelig stuk op 116.39. Daaop ligt interval van 20cm grofkorrelig (grainstone) staal slijpplaatje/ 116.19 staal palynologie, schalie op 240 is zeer fijnkorrelig/ 117.90 staal palynologie/staal conodongen op 116.25/ rond 275 brachiopodenlenzen in de kalksteen

19. 118.00 – 120.10 L 221 (+11) bakken 43-44-45
Massieve kern, splijting volgens schalietussenlaagjes Helling 7° onregelmatig afwisseling packstone-wackstone met geaded bedding kontakten met schieferige stratikulaties-dikkere met schelpen brachiopoden en crinoidestengels schaliebanden op 10cm (top)- 65cm (top)- 100cm (top) – 150cm (top) – 175cm (top) en 215cm (top)schalie = siltrijk met kleine schelpen en inchissies van grote gerolde bioklasten. Packstone bestaat uit vrij grote crinoiden en brachiopodenbrokken/vrij sterk stinkend/staal conodongen op 119m/ staal koraal op 118.75/staal slijpplaatje op 119.25/ staal palynologie op 119

20. 120.10 – 121.36 L 125 (-1) bakken 45-46
Kern massief / wackstone-packstone I onregelmatige opeenvolging met dikke schaliestratikulaties waarin lenzen vol bioklasten voorkomen/ helling 0-10°
0 – 28 schalie
28 – 59 wackstone/packstone bleek, met erosieve basis;
59 – 79 schalie met vnl. van boven kalkschiefer
79 –103 packstone-wackstone subnodulair met onregelmatige schalie stratikulaties
103 –108 schalie
108 –114 packstone met schaliestratikulaties
114 –125 wackston /vrij veel koraaltjes/schalie vol kleine brachiopoden/staal palynologie op 120.90 staalbraciopoden + schelpen 120.90/ in kalksteen vrij veel koralen, gastopoden staal koralen op 120.60/staal conodonten op 120.50/staal slijpplaatje op 120.75 monder conodonten zal overlangs doorgezeefd worden/slijpplaatje te maken op 120.50/staal koralen op 121 in packstone.

21. 121.36 – 124.37 L 300 (-1)
Massieve kern, oplossingsholten rond 75 en 120/Helling van 5° tot 30°/ blijft zelfde packstone-wackstone schalie afwisseling/overwicht wackstone/ geadded bedding dikkere schaliestraticulaties: 16 (top), 153 (top), 63 (top) 160 (top) 186 (top) 201 (top) 249 (top) en 295 (top) laatste kalkschiefer met talrijke bioklasten gemiddelde straticulatie dikte: 5cm.
Staal palynologie op 122m waarin donkere bioturbatieband/ staal reflektiviteit op 122/staal slijpplaatje op 21.90/ staal koraal op 123.25 staal koraal op 124.25/staal brachiopode op 124.35, staal conodonten op 124m

22. 124.37 – 127.37 L 298 (-2) bakken 50-51-52-53

Massieve kern
Helling 6° à 7°, op 28° grote oplossingsholte in koraal/ schalieaandeel is sterk toegenomen/wackstone ligt er subnodulair in/ grote bioklasten (crinoiden-koralen-brachiopoden) verspreid in wackstone als in schalie kalk/schalie= 2/1 kalkbanden gemiddeld 5 tot 15cm dik/staal conodonten op 125.60/ staal koralen op 124.75/staal slijpplaatje op 127.20/ staal koralen op 125/staal trilobiet op 125.15/staal koraal op 125.25/staal brachiopoden op 125.60/ in onderste 12cm wordt kalksteen zandig, bevat grote vrij goed bewaarde brachiopoden staal 127.35/ staal slijpplaatje op 127.35. Einde kernstrook = grote lithologische overgang.

23. 127.37 – 129.50 L 205 (-8) bakken 53-54-55
kern is massief.
Helling is 7°
Fijne oplossingsholten tussen 35 en 60 en rond 125 van 1 tot 3mm/bleekgrijs kalkzandsteen vrij sterk gebioturbeerd gestoorde schaliestraticulaties en kleine knolvormen, waarschijnlijk van bioturbatie enkele lenzen met ingespoelde bioklasten/staal slijpplaatje 128.20m in zandsteenfacies/ bioklastische niveau’s zijn eerder kalkspariet met kleine brachiopoden, weinig crinoiden en gastopoden/slijpplaatje op 128.70 naar onder toe met koolbrokjes/ staal slijpplaatje 129.45

24. 129.50 – 130.42 L 70 (-22) bakken 55-56
Kern massief/ verbrokkeld in schalien/ helling schalie 5° zandsteen eronder 13°: schalie verbrokkeld in de basis van 0 tot 20 zeer donkere schalie wat fijne silt laminaties/129.60: staal reflektiviteit en palynologie/20 tot 70cm: bleek rood-grijze kalkzandsteen vermoedelijk crinoidenrijk met onregelmatige grovere straticulaties erin – sporen van plantenhaksel talrijke platte oplossingsholtes, fijn uit-gekristalliseerd/staal mineralogie op 130.10/staal slijpplaatje op 130.20 en op 129.75
25. 130.24 – 133.42 L 315 (+15) bakken 56-59
kern + massief, zeer grote oplossingholte tot 80, vooral rond 40 + doorlopend dwars over kern/ kleiige kontakten tussen 200 en 210 en op 300/
Van 0 tot 76 met intern geleidelijke overgang rond 45 roodgrijze kalkzandsteen rijk aan fijne bioklasten met helgroene onregelmatige staticulaties, onregelmatige geaded bedding; vanaf 45 minder rood, meer regelmatig geband, met subnodulaire kontakten tussen kalkzandsteen en fijngestraticuleerde schalie/ 130.42: staal slijpplaatje/ 130.65: staal slijpplaatje/131.10 staal slijpplaatje/ Van 76 tot 140 met geleidelijke overgang naar onder groengrijze siltsteen, met rode micarijke slijtvlakken, fijn gebioturbeerd met sporen van zandige straticulaties, bij de top enkele kalkige knollen, eronder eerder kalkige straticulaties/staal slijpplaatje op 131.50m/ Vanaf 140 vrij kompakte siltsteen, fijn gestraticuleerd met fijnverdeelde zeer fijne plantenresten/ op 150 grote oplossingsholte in lichtkalkige kern/staal slijpplaatje op 131.90/ enkele gebioturbeerde intercalaties/snel afwisseling op 5cm – schaal tussen meer regelmatige straticulatiebanden en meer gebioturbeerde banden/ vanaf 200 schalierijker/ staal palynologie op 132.50 in zandige schalieintercalatie/ 132.50 (210) paleosol ?/ op 205 en 210 paleosols? Helling 5-7/ Vanaf 255 terug overwegend siltsteen, sterk gebioturbeerde overgang met oplossingsholtes/ staal slijpplaatje op 133/ blijft toch donkergrijs/gebioturbeerd met sporen van convoluted bedding/ op 292 nieuwe schalie intercalatie/ basis van siltsteen erboven, lijkt terug wat meer kalkig/staal slijpplaatje op 133.30/staal palynologie op 133.35 waarschijnlijk geen wortelbodem/onderste 15cm kern massief, fijn gebioturbeerd, licht kalkig met kwartsietische textuur staal slijpplaatje 133.40/top kontakt erosief.

26.133.58 – 136.12 L 279 (+27) bakken 59 –62
Massieve kern, helling 5° aan de top oplossingsholten van 29 tot 95 met geleidelijke overgang: donkergrijze fijngebioturbeerde siltsteen tot bruingrijze kwartsietische zandsteen/ vanaf 40 overwegend siltig donkerder; blijft echter vrij hard met enkele kalkige straticulaties, gebioturbeerd/staal slijpplaatje op 134.25 vanaf 85 groenige kompakte siltsteen met onregelmatige lensvormige straticulaties in kalkzandsteen/staal slijpplaatje op 134.25 vanaf 85 groenige kompakte siltsteen met onregelmatige lensvormige straticulaties in kalkzandsteen/staal slijpplaatje op 134.45/vanaf 95 tot 137 onregelmatige gestraticuleerde groene kalkzandsteen in geaded bedding met rechte, licht erosieve basis en schalierijke gebioturbeerde top in bandjes van 2 tot 4cm dik, naar onder toe worden bioturbaties sterker/staal slijpplaatje op 134.75/ vanaf 137 einde kern groene siltsteen tot fijne zandsteen met lichtdiagenetisch fijne kalkknollen, soms fijn uitgerafeld, soms in duidelijke, gebioturbeerde banden die aan de vorige bank doch donkerder bv. tussen 233-243/ staal slijpplaatje op 135 in kalkknollen gelegen in zandsteen. 150 – 190: belangrijke halteknollenpassage overwegend zandsteen i.p.v. siltsteen.

27. 136.12 – 139.25 L 297 (-16)

Massieve kern helling 7°
0 – 225: groene zandsteen met fijne enterolietische wachkstoneknollen
Vanaf 160 eerder geband en zandiger kalksteen.
Staal slijpplaatje 137.85. Aandeel kalkknollen groter dan 1/3 totaal.
226-290: overwegend donkergrijs fijngestaticuleerde siltsteen; tot 250 nog vrij massief met fijne kalkknollen, dunne kalklenzen op 250 (basis)/staal slijpplaatje op 138.60/eronder staticulaties met graafgangen (vanaf 270 met donkere schaliebandjes ook fijn gebioturbeerd/staal palynologie 138.90/ naar onder toe: toenemend aantal zandige kwartsietische kalkzandsteen vrij homogeen.



28. 139.25 – 142.024 L:290 (-9) bakken 65-68
steil klevend tussen 215 en 234/ helling 6°/vanaf 0 – 38 bleke kalkzandsteen met platte erosieve basis, afgewisseld met fijn gestraticulieerde stiltsteen fijn gebioturbeerd met groene staticulaties, zowel rode als groene splijtvlakken/slijpplaatjes 139.25/ van 38 tot 117 donkere fijn gestraticuleerde siltsteen met bioturbaties met dunne schaliebandjes. Vanaf 96 overwegend shalie/ staal palynologie op 139.75/ (met spiegeleige glijvlakken) 140.40: staal palynologie/ in onderste schaliepakket: zoetwatermossels en visstukken en visbeen/staal kollektie en fauna op 140.40/ van 117-130 met geleidelijke overgang: fijn gestaticuleerde kalkige kalkzandsteen/ van 130-167 met geleidelijke overgang groene kalkige roodachtige zandsteenlenzen. Van 167-215: fijne zandsteen met gebioturbeerde top. Vrij homogeen naar onder toe met zwakke donkerrode tint/ staal slijpplaatje 142.40/ van 215 tot 256 donkergrijze siltsteen vrij zacht, onregelmatige gestraticuleerd met slechtbewaarde zoetwatermosselen, meestal fragmentair, ook onduidelijke visresten staal fauna op 141.50m/gelijkaardig staal op 147.75 (fauna)/255 tot 280 donkergrijze siltsteen, vrij sterk gebioturbeerd, nog steeds met schelpen, schalierijke intercalatie op 275, staal palynologie + staal fauna op 142m/vanaf 285-290: zeer onregelmatig kontakt met bleekgroene siltsteen vaag gestatifieerd, restanten zweven in bovenliggende siltsteen (= hardground) met duidelijke bioturbaties staalkollektie: 142.80

29. 142.24 – 145.00 L:245 (-22cm) bakken 68-71
van 75 tot 165 met 2 steile barsten, overigens massieve kern, geen duidelijke gelaagdheidsvlakken helling 4° staal palynologie op 143.25 .
0 – 105: bleekgroengrijze fijne kalkige zandsteen/ sporen van ingekoolde plantenresten/aan de basis meer gestratificeerd en gebioturbeerd/sporen van organisch materiaal vooral in bleke zandige banden, ook mudclasts van 105 tot 109 groene “gebakken” schalie hoekig, klievend, met graafgangen gevuld met bovenliggend materiaal. Vanaf 109 opnieuw groenige fijne zandsteen-siltsteen met zeer fijne etielolytische verdeelde knolletjes even talrijk als de grove matix, doch donkerder door doorworteling/ vanaf 155 met grote knollen donkerbruine binnenin bleke kwartsietische textuur vermoedelijk staal slijpplaatjes op 144.15m/kwartsietische knollen. Tussen 150-220 1/3 van de sediment. Vanaf 220 geen bruinkleuring meer, tegen einde (rond 260) eerder roodgetinte knollen, staal slijpplaatje op 144.75, vermoedelijk ontkalking in siltsteen (porositeit)
------------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE volgens boorgatmetingen
-------------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
-------------------------------------------------------------------------------
17.00m kwartair, grover zand in onderste 5m
28.00m Ieper klei
64.00m Landen silt
69.00m Campiaan krijt, glauconietrijk aan basis Turoon mergel, glauconietrijk krijt aan basis
75.00m Tounaisiaan Kalksteen
-------------------------------------------------------------------------------
AUTEUR M. Dusar 24.02.1986
-------------------------------------------------------------------------------
79 - 145 m : Formatie van Doornik - Lid van Warchin
-------------------------------------------------------------------------------
AUTEUR M. Dusar 2006
-------------------------------------------------------------------------------

Insert the GSB number to search all associated content