Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 097E / 097E0817.TXT

097E0817.TXT

LS SERVICE GEOLOGIQUE DE BELGIQUE
PL. ZWEVEGEM – 97 E


N° 817 (VII/a)

Produktieput D7
uitgevoerd te: Avelgem - Bossuit
bij: A 71 Vak E3 Dottengs
Door: SMET DB
Datum: juni-juli 1982
Boringsmethode: luchthamer

Volgnummer Aard der grondlagen Diepte m
geelbruin lemig zand 2.00
zandige bleekbruine klei met plantenresten 3.00
geelbruin lemig zand 5.00
bleek middelmatig tot fijn zand, mikahoudend 9.00
bruin silteus zand met donker humusstrepen 10.00
13 bleek middelmatig zand met fijne zoetwaterschelpen (1 mnaea), vanaf 12 met
grove silexbrokken 14.00
15 bruin kleiig silt met fijne schelpen doorworteld middelmatig bleek micahoudend 15.00
zand met fijne schelpfragmenten van boven vol grove silexbrokken donker sterk 20.00
kleiig zand met rolkeien 21.00
50 donker sterk kleiig zand tot zandige klei 59.00
62 bleek krijt, echimidenrijk, met veel lichtbruine en zwartbruine silex 62.00
bleekgrijs licht glauconiethoudend krijt 63.00
65 grijs sterk glauconiethoudend krijt, vlekkergrijze van boven 65.00
67+68 grijze mergel met grijze silex 66.00
idem, met grijze silex 69.00
70 helgroene glauconietrijke mergel 71.00
72 donkerbruine venige klei 72.00
73 gemengde stalen met krijtnaval, kompakte donkergroene siltsteen, met sterk ver-
weerde bruinige kalksteen, vermoedelijk licht gedolmitiseerd, rijk aan grove kri-
noïden en dooradderd met gelige calciet; hiernaast ook geelbruine pulverige fij-
ne zandsteen, mogelijk dolomietisch 77.00
78+80 donkergrijze kalksteen, krinordenrijk, met adercalciet
81 nog steeds met suikerige textuur (dolomietisch?) 81.00
85 grijze fijne kalksteen met krimoïden en brachiopoden (staal conodonten) met wat
fijn verdeelde pyriet 86.00
87 donkergrijze zeer fijne fijnklievende kalksteen in grote lamellen (reeds op 86 m) 87.00
fijne bleekgrijze kalksteen 88.00
90+92 grijze kalksteen met krimoïden 94.00
95 donker korrelige kalksteen (staan conodonten) 98.00
100 iets blekergrijs wat kleiige zandsteen kalksteen 100
101-103 zwarte kleiige fijnklievende kalksteen tot kalkschui met fijn verdeelde pyriet 103
104+105 grijze kalkhoudende leister (St. Palyno) 105
106+115+116 zwarte korrelige kalksteen, met grote broklasten (krin + broch) (staal conodon-
ten) 116
idem, tot bruingrijs dolomietisch zand verpulverd 118
120+125+127 idem, terug kompakter 127
128+130 grijze fijne kalksteen, met veel donkergrijze kalkschiefers en wat kwartsietische
kalkzandsteen en wat groene brokjes/venig 127 (staal conodonten) 132
133 grijsgroene kalkzandsteen en harde donkere zandsteen bleekgroen zand (verma- 133
lenzandsteen) idem 133 136
137 groene zandsteen 137
idem, fijn vermalen 139
140 groene zandsteen, donkergrijze zandsteen en donkere + zandige schiefers 140
141 grijze licht kalkhoudende kalksteen 141
overwegend groene zandsteen, meer vermalen 142
143+145 grijze, grijsgroen, helgroene en bleke of bruinige, suikerige licht kalkhoudende
zandsteen; vulkanisch niveau pyrietrijke groengevlekte kalkzandsteen 145
146+147 groenige micarijke fijne zandsteen, gemakkelijk vergruis-
150 baar 151

Interpretatie:
Alluinum (Kwartair) stratigrafie 0.00 – 20.00 m
Landeniaan 20.00 – 59.00 m
Campeaan 59.00 – 66.00 m
Turoon 66.00 – 70.00 m
Wealden 70.00 – 72.00 m
Paleozoïcum 72.00 - einde





Boring D7 te AVELGEM — BOSSUIT (NMW)

De boring wordt ingeschreven in de Archieven van de Geologische Dienst onder het nummer 97E817

Boorbeschrijving (zie bijgevoegde tabel en figuur)
De boorbeschrijving geschiedde door middel van cuttings die van een behoorlijke kwaliteit waren qua grootte en samenstelling, en van boorgatmetingen.
Gemeten werden gammastraling (zowel in het verbuisde als open boorgat, met een sterke afzwakking in het verbuisde deel), weerstand LN en SN, spontane potentiaal, caliper, temperatuur en temperatuurverschil.
De gammastralingskurve (zie figuur) vormt de basis voor de lithostratigrafische interpretatie. In de verbuizing bleken Kwartaire en Tertiaire formaties duidelijk te onderscheiden, het Krijt en het Paleozoïcum in mindere mate. De resistiviteitswaarden zijn duidelijk korreleerbaar met de gammatraling, maar minder scherp. De spontane potentiaal is nietszeggend. Wegens een technisch defekt kon de sonic log niet uitgevoerd worden, meer zou mogelijk interessant geweest zijn om massieve kalksteen en karsten te onderscheiden.
De caliper en het temperatuursverschil komen duidelijk met elkaar overeen en wijzen op een recht boorgat, zonder veel sporen van verkarsting, met twee open ruimten met watertoevoer, op 106 m (bij de overgang van 47 cm naar 37 cm boorgatdiameter) en 137 m (waarschijnlijk in verkaste massieve banken).
Het lijkt dus wel nuttig in alle verdere boorgaten, een gammastraling-meting uit te voeren, zowel in open gat als in de verbuizing.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
97E817 Boring NMW — D7 te Avelgem Bossuit
Grondlagen op basis van boorgatmetingen en cuttings
(indeling volgens Gulinck, Legrand & Dassonville, 1969).
00.00 - 04.00 leem met plantenresten (4 m dik)
04.00 - 20.00 Schelde alluvium : bleekbruin zand met grintlaagjes soms kleiig doorworteld, soms kalkhoudend met zoetwater schelpen (16 m dik).
20.00 - 59.00 Eoceen, (39 m dik) van boven naar onder
- donkergroene zandige klei (4 m dik), vermoedelijk Ieperiaan
- donkergroen sterk kleiig zand “L1c” (35 m dik) met 8 m zandige basislagen
59.00 - 65.00 Campaan krijt (6 m dik) van boven naar onder
- wit krijt met silex, licht glauconiethoudend aan de basis (4 m) (“craie blanche à silex”)
- glauconietrijk krijt (2 m dik) (“craie glauconieuse”)
65.00 - 70.00 Turoon mergel (5 m dik) van boven naar onder
- grijze mergel met verkiezelingen (3 m dik) (“marnes bleues”)
- helgroene glauconietrijke mergel (2 m dik) (“dièves”)
70.00 - 71.50 Wealdiaan : bruine zachte klei (1.5 m dik)
71.50 - 80.00 in situ verweerd Karboon — reeds Wealdiaan ?
gedolomitiseerde bioklastische kalksteen en geelbruin pulverig dolomietzand (8.5 m dik)
80.00 - 94.50 donkergrijze bioklastische krinoidenrijke kalksteen (14.50 m dik) rond 86 m fijn klievend, fijnkorrelig.
94.50 -107.00 donkere kleiige kalksteen tot kalkschiefer (12.50 m dik) op 106 m open spleten
107.00 -127.00 donkergrijze grofkorrelige bioklastische kalksteen, soms tot fijn zand verpulverd (bv. 117-119) in regressieve sequentie (20 m dik)
127.00 -145.50 afwisseling grijze fïjnzandige kalksteen, helgroene en bruine dolomietische kalkzandsteen, donkere leisteen en grijsgroene zandsteen (18,50 m dik); op 137 m : open spleten.
145.50 - 151.00 groene micarijke fijne zandsteen (5.50 m dik)
Korte petrografische beschrijving van de Karboongesteenten
De aangeboorde kalksteenlagen bleken volledig gedolomitiseerd aan de top op 71,50 m en afnemend gedolomitiseerd naar onder toe. Tussen 142 m en 145.50 m komt een ander sterk gedolomitiseerd niveau voor, mogelijk geassocieerd met een bentoniet (onderzoek in voorbereiding).
Het zandgehalte neemt geleidelijk toe vanaf de top, zodat vanaf 107 m reeds echte kalkzandsteenlagen voorkomen. Frisse plagioklaaskristallen werden herkend vanaf 128 m. De groene zandsteenlagen aan de basis van de boring blijven overigens karbonatisch.
De kalksteenlagen zelf zijn pyrietrijk en varieren in samenstelling van encriniet of bioklastische grainstone packstone tot bioklastische wackestme, rijk aan brachiopoden (w.o. vooral Productiden), bryozoa, krinoiden, grote ostrakoden, met pelietische tussenlaagjes. Onder het kleiige interval komen zandige bioklastische grainstones voor met gemikritiseerde, Fe-geïmpregneerde bioklasten en lumps (residuele afzettingen met gerolde bioklasten,”lags”) en gerekristalliseerd cement waarin nog twee generaties kunnen onderscheiden worden.
Deze sedimenten werden afgezet in een warme ondiepe shelfzee met beperkte terrigene invloed (de zandkorrels zijn vermoedelijk door kustparallelle zeestromen vanuit het noordwesten getransporteerd), zowel in open lagunes onder of aan de golfbasis, als op platformranden aan of boven de golfbasis met concentraties van krinoid-stengelleden. De mikritisering, afronding en ijzerimpregnatie der bioklasten kunnen wijzen op een regelmatige herwerking van de sedimenten bijv.in getijdegeulen. Deze facies types zijn typisch voor het Onder Karboon; de dolomitisatie en het zandgehalte alsmede de afwezigheid van foraminiferen wijzen op het Tournaisiaan.
Biostratigrafie
Foraminiferen
Krijt (door J. Baccaert)
1. stalen 62-63-65 m
- planktonische forams: Globotruncana fornicata, Globotruncana arca en Archaeoglobigerina
blowi
wijzen de planktonzone Globotruncana calcarata aan, echter zonder dat de gids zelf voorkomt (Boven Campaan)
- benthonische forams: Gavelinella clementiana, Gavelinella pertusa, Stensioina pommerana, fgten Neoflabellina leptodisca
zone A van Hofker (N. Leptodisca-Zone, Boven Campaan)
Bolivinoides soorten werden niet aangetroffen.
2. stalen 69-70-72 m
Behoudens naval uit de bovenliggende niveaus werden kleine Globigerina en benthonische forams aangetroffen (zonder de gidsen van het Campaan) waarvan de ouderdom waarschijnlijk Turoon is, zonder een oudere eenheid uit te sluiten.
Het Wealdiaan kan niet met forams gekarakteriseerd worden, maar de petrografische samenstelling laat geen twijfel over het voorkomen ervan bestaan. Het foraminîferen onderzoek laat toe het krijt volledig in het Boven Campaan onder te brengen terwijl tot nog toe het glaukonietrijk krijt meestal tot het Turoon gerekend werd (GULINCK, LEGRAND & DASSONVILLE, 1969)
Karboon
Verschillende slijpplaatjes in cuttings van Karboon kalkstenen leverden geen meerkamerige foraminiferen op.
Te weerhouden vallen het voorkomen van Earlandia op 106 m en van Girvanelia ducii op 125 m en op 128 m.
Conodonten (door E.Groessens)
Vier kalksteen monsters bestaande uit cuttings werden behandeld voor conodonten onderzoek. Zij bleken vrij sterk gepyritiseerd en in mindere mate gedolomitiseerd en bevatten alle amberkleurige conodonten waarvan de volgende konden gedetermineerd worden :
82 - 86 m : Polygnathus comunis comunis
96 - 98 m : Polygnathus comunis comunis Siphonodella sp.
107 - 114 m : Polygnathus comunis comunis
P. inornatus
P. symmetricus
Siphonodella obsoleta
S. cooperi
Pseudopolygnathus dentilineatus
Ps. conili
Patrognathus variabilis
Pa. andersoni
Clydagnathus sp.
129-131 m : Polygnathus of Pseudopolygnathus
Vooral het staal 107-114 m blijkt erg rijk en laat toe de ouderdom als Boven Hastarien, equivalent van de kalksteen van Landelies (Tn2bc) te bepalen (GROESSENS, 1978).
Palynologie
in voorbereiding (stalen op 104 m en 141 m)
Bentonieten
in voorbereiding (niveau 144 m - 145.50 m)
Strukturele interpretatie
De boring D7 te Bossuit bevindt zich op de zuidflank van het Massief van Brabant in de synkline van Roubaix die tot het Bekken van Namen behoort (GULINCK & LEGRAND, 1970).
Door deze boring wordt het mogelijk de kaart van het Massief van Brabant door LEGRAND (1968) te verbeteren.
Op de kaart met de paleozoïsche sokkel moet de subcrop van het Onder Karboon naar het Noorden toe uitgebreid worden en de Devoon band ingekrimpt tussen de boring D7 te Bossuit (met Tournaisiaan) en de boringen van Avelgem (met Siluur). De Devoonband kan nog tussen Bossuit en Avelgem dagzomen maar de helling moet dan wel omstreeks 300 liggen (dikte Devoon volgens LEGRAND, 1981). Een kleinere helling (10° à 20° zoals meestal in het Karboon aangetroffen) impliceert dan een sterke diktevermindering t.o.v. Doornik-Leuze (LEGRAND, 1981) het voorkomen van normaalbreuken.
Het voorkomen van een dunne restlaag Wealdiaan wa evenmin bekend (op de boorplaats was Turoon aangegeven als basis van de dekterreinen) en de top van het Paleozoïcum dient met de dikte van het Wealdiaan (1.50 m) verlaagd te worden op de kaarten van het Massief van Brabant (LEGRAND, 1968, GULINCK & LEGRAND,1970).


BESLUITEN
De boring D7 te Avelgem-Bossuit werd ingeplant op de veronderstelde subcrop van het Devoon, op de zuidrand van het Massief van Brabant. Petrografisch en mikro-paleontologisch onderzoek hebben uitgewezen dat het Paleozoïcum in de boring van Bossuit nog steeds uit Tournasiaan formaties bestaat en dat het hydrogeologisch bekken van Doornik zich verder naar het noorden uitstrekt dan tot nu toe werd aangenomen.
In de boring werden de dolomitische basislagen van het Tournaisiaan en de doorgaans gespleten Famenniaanzandsteen, die beide potentieel watervoerend zijn, niet aangesneden. Een verdere verkenning in noordelijke richting moet toelaten de kwaliteit van deze formaties en de begrenzing van het hydrogeologisch bekken beter te omschrijven.
Waar de aangeboorde Kwartaire en Tertiaire formaties geen verrassing boden, bleek het Krijt sterk gedifferentieerd en verdikt door het voorkomen van Wealdiaan afzettingen in een depressie in de Karboonsubcrop.
Te samen met een flowmeting en de caliper zou in alle verdere boorgaten de gammastraling gemeten moeten worden.

REFERENTIES
GROESSENS E., 1978 - La série tournaisienne dans la région des Ecaussinnes (bord nord du Synclinorium de Namur) Bull.Soc.belge Géol 87, 67-72
GULINCK, M; LEGRAND, R & DASSONVILLE, G, 1969 — La nappe aquifère franco-belge du calcaire carbonifère. Bull. Géol., 78, 235—251
GULINCK, M & LEGRAND R, 1970 - Notice explicative de La carte hydro-géologique au 50.000è du Tournaisis (Nappe du Calcaire carbonifère). Mém. Expl. Cartes géol. et minières. Belgique., n° 12, 11p.
LEGRAND R. 1968 - Le Massif du Brabant. Mém. Expl. Cartes géol. et minières Belg., n 9, 148p
LEGRAND R. 1981 - Les logs des sondages de Tournai et de Vieux-Leuze. Service géol. Belg. Prof. Paper 1981/1, 2p.

Insert the GSB number to search all associated content