090W1154.TXT
PL. LUBBEEK 90 W
1154 (IXa)
RAPPORT 54
UITGEVOERD TE : BOUTERSEM,
bij : MAISON VLEMINCKX - Hoogbutsel
door: R.G.M.
datum: 17-18/10/77
Topografische ligging opgetekend: VOLGENS COORDINATEN
Grondstalen verzameld door: DE BOORMEESTER
Boringsmethode: KLEINE GEGRAVEN ONTSLUITING
Hoogte van het maaiveld: ± 79 m
Beschrijving volgens A.W. Janssen
Rijksmuseum voor Geologie & Mineralogie, LEIDEN - Nederland
Ten behoeve van de collecties werd in de door Gilbert &
De Heinzelin (1954), L'oligocène inférieur belge, onder
loc. nr. 2 beschreven vindplaats opnieuw ontsloten: Op
deze plaats bevindt zich, achter het huis van de
familie Nackaerts-Vleminckx, Kerkomsestraat 119, een
reeds sinds jaren verlaten zandgroeve, waarvan de
wanden afgestort en overgroeid zijn: Deze locatie werd
zeer frequent door verzamelaars bezocht, omdat hier de
zeer fossielrijke Zanden van Boutersem bereikbaar zijn.
Door dit frequente bezoek van verzamelaars is het nu
tamelijk moeilijk geworden om nog een plaats te vinden
waar de fossielhoudende lagen op zinvolle schaal te
ontsluiten. Na het verzetten van 2 à 3 m3 grond kon het
hiervolgende profiel worden opgenomen.
Beschrijving:
bruine en blauwgroene kleibrokken, gemengd met
zand en afval, geroerd. 0.00 0.60
donkergroengrijze, vette taaie klei, met vele
kleine lensjes zeer fijn, wit zand, in het
midden gelamineerd. 0.60 0.85
sterk kleiïg, bruin zand, met zeer veel slecht
geconseveerde schelpen. Aan de bovenzijde een
bandje van 0,5 cm steriel, aan de onderzijde een
bandje van 1 cm steriel. 0.85 0.91
grijze, vrij harde mergel, met enkele
roestbruine vlekjes, in diaklazen gebroken. Vele
kleine, witte schelpen (Nystia), een enkele
grotere schep (Lymnaea). Naar onder geleidelijk
overgaand in 0.91 1.10
Iets zandige, grijsgroene klei, met minder
schelpen als boven. Enkele harde, grijsgele
kalkconcreties 1.10 1.15
fijn, glimmerhoudend, iets slibhoudend zand,
geelgroen tot lichtgeelgroen, gevlekt, met
resten van horizontale gelaagdheid,verstoord
door vrij veel vage graafgangen. Sediment het
donkerst (donkergeelgroen) op de meest
slibhoudende plaatsen: In de bovenste 2 cm een
laagjes slecht bewaarde schelpen (Polymesoda). 1.15 1.31
zand als boven, met vele witte schelpen
(Polymesoda, Pirenella, Tympanotonos,
Ptychopotamides, Potamides etc.) De onderste
2 à 5 cm met sterke oxidatie (sediment
roestbruin verkit, schelpen gedeeltelijk
opgelost). 1.31 1.44
fijn, grijswit met lichtgeelgroen,
glimmerhoudend zand met onduidelijke
horizontale structuren en enkele graafgangen.
Op 1,65 m een bandje (1 cm) sterk slibhoudend,
donkergeelgroen. 1.44 1.72
sterk zandige, harde klei, zeer donker
geelgroen, met ? graafgangen (rond op
doorsnede, vrijwel verticaal tot scheef,
opgevuld met zand als boven) 1.72 1.76
Opmerking: dit ogenschijnlijk onbelangrijke laagje is
volgens de zoon van de vroegere groeve-eigenaar, de
heer R. Vleminckx, in de gehele groeve aanwezig
geweest. Juist deze laag werd gebruikt als ondergrond
waarop karren e.d. konden rijden.
fijn, weinig slibhoudend zand, groengrijs tot
geelgroen, met duidelijke horizontale
gelaagdheid en min of meer verticale
graafgangen met lichtere opvulling. 1.76 2.14
zand als boven, grijswit tot wit. Horizontale
sedimentaire structuur, met vooral bovenaan
min of meer verticale graafgangen, opgevuld
met donkerder (geelgroen) sediment. 2.14 2.38
Ten behoeve van de collecties werden uit de
niveau's 0,91-1,10 m en 1,31-1,44 m grote
slibmonsters verzameld. Laatstgenoemde laag werd ter
plaatse geslibd met een zeeftafel en water uit de
waterleiding. Een volledige serie grondmonsters uit dit
profiel is evenees in de collecties aanwezig.
De schelplaag van 1,31-1,44 m is op korte afstand in
zuidelijke richting aanmerkelijk dikker: De laag lijkt
naar het noorden uit te wiggen: Door de geringe dikte
van de fossiellaag viel het resultaat van deze
verzamelactie enigszins tegen, hoewel een goede
collectie van de frequent voorkomende soorten kon
worden verzameld. Voor het verkrijgen van de zeldzamere
soorten is het wenselijk nogmaals en dan enkele meters
meer naar het zuiden, deze laag te ontsluiten.
Interpretaite van het profiel:
geroerde grond 0.00 0.60
basis van de "glaise verte " of glaise noir" ? 0.60 0.85
? 0.85 0.91
"Marne à Chara" 0.91 1.15
Zanden van Boutersem 1.15 1.44
? Zanden van Neerrepen 1.44 2.38
Een definitieve interpretatie van dit profiel kan eerst
worden gegeven zodra het onderzoek van de oligocene
afzettingen in dit deel van Belgie verder is gevorderd.
Ongeveer 50 m verder westelijk en enkele meters hoger
werd in 1971 een put gegraven door de bewoner. In deze
put, waarvan de nauwkeurige profielbeschrijving helaas
niet meer aanwezig is (monsters zijn wel in de RGM
collectie aanwezig), werd boven het hier omschreven
profiel nog een pakket groene kleien (glaise verte)
aangetroffen, welke ten dele fossielhoudend is
(Ostrea cyathula). Op deze kleien werden
lichtgekleurde zanden aangetroffen, vermoedelijk de
zanden van Kerkom.
De laag van 0,91-1,10 m vertoont op het eerste
gezicht veel overeenkomst met de mergel welke werd
aangetroffen direct onder de klei van de
"Vertebratenhorizon" te Hoogbutsel (zie rapport 55).
Nader onderzoek van de molluskenfauna in beide mergels
zal moeten uitmaken of deze niveau's inderdaad overeenkomen.
Deze verzamelactie werd uitgevoerd met de hulp van de
heer C.P. Strang (RGM) en de heer T. Meijer, Rijks
Geologische Dienst, Haarlem, Beide heren is hiervoor
dank verschuldigd. Veel dank verdienen verder de heer
en mevrouw M. Nackaerts-Vleminckx, voor het verlenen
van toestemming en gastvrijheid en voor hun
toestemming voor een eventueel in 1978 te graven ontsluiting.
Leiden, 24 oktober 1977
(A. W. janssen)
Rapport aan: directeur RGM
archief RGM
archief afdeling
archief Tongeren onderzoek
de heer T. Meijer, Rijks Geologische Dienst, Haarlem
de heer en mevrouw M. Nackaerts-Vleminckx, Boutersem
de heer M.C. Cadée, Leiden
de heer R. Geysens, Boutersem
archief Aardkundige Dienst van België, Brussel