Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 076W / 076W0361.txt

076W0361.txt

ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
-------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 76W
PLAAT: Diest
Nr: 361
Type Boring: (VMW nr 3002-074)
Topografische kaart: 25/5
Uitgevoerd te: DIEST-STEINEVELD
Postnr:
Adres boorplaats:

Opdrachtgever: VMW
Boorfirma: SMET GWT
Boordatum: 18/10/2010
Topografie: VMW
Stalen door: boormeester
Boringsmethode:
Lengte & doormeters:

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust:
Tijdens pompen:
Debiet :
Waterzaaknr:
Totale diepte: 111m
Stalen bewaard: ja (lithotheek)
Maaiveld/ref. peil: 32 m
X: 196287
Y: 186208
boorgatmetingen ja
-------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
-------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * AARD DER GRONDLAGEN
- -----------------------------------------------------------------------
000.00 – 001.00 bruin versteend lemig grof heterogeen zand (geen
limoniet, geen glauconiet)
001.00 – 002.00 roodbruin en geel verhard lemig grof heterogeen
zand; enkele glauconietkorrels; gebande gley
structuur
002.00 – 003.00 roodbruin versteend lemig zand, blijft
kwartsrijk, met bleke nesten
003.00 – 004.00 bruin heterogeen zand, slecht gesorteerd (van
stoffig silt tot zeer grove kwarts), met grove
zwarte glauconiet, bruine leemfilm rond de
korrels, licht verkit
004.00 – 005.00 bleker, geelbruin, los, slecht gesorteerd (fijn
tot grof) glauconiethoudend zand met leemfilm
rond de korrels
005.00 – 006.00 blijft geelbruin maar wordt zeer grof zand
(korrels 1 – 2mm), met steenbrokjes: goethiet
brokjes van ijzeroer en brokjes van zachte
stoffige ijzerzandsteen (late vorming, niet
duurzaam)
006.00 – 007.00 ± zelfde zeer grof heterogeen zand; wordt bleek
grijsgeel, met grote hoekige brokken tot 2 cm
groot in harde zandrijke donkere ijzeroer
(monster lithotheek)
007.00 – 008.00 beter gesorteerd donkergrijsgeel grof zand, vrij
rijk aan verweerde grove glauconiet; nog wat
ijzeroerbrokjes (naval ?); gele film rond de
korrels maar slibvrij (leemfilm wordt niet
gemobiliseerd in water)
008.00 – 009.00 ± idem, bijna geen ijzeroer naval meer
009.00 – 010.00 idem : donkergrijsgeel grof glauconiethoudend los
zand (monster lithotheek)
010.00 – 011.00 grijsbruin, donkerder glauconietrijker, nog grof
maar slecht gesorteerd zand met lamellen in
slappe beige siltige vitsersklei
(rivierafzetting) en goethietische ijzerzandsteen
(2cm)
011.00 – 012.00 geelgrijs kleiig matig grof, door glauconiet
gespikkeld zand, met grove brokken (tot 4cm)
verweerde silex, harde goethietrijke
ijzerzandsteen
012.00 – 013.00 groengeel grof kleiig zand, glauconiethoudend,
met bollen in beigegroen kneedbaar maar slap
fijnkorrelig kleirijk zand tot siltrijke klei,
met wat verweerde kwartsgranule
013.00 – 014.00 bollen in zelfde beigegroen kleirijk grof zand
014.00 – 015.00 wordt: groenig gele, vastere, licht plastische,
grof zandrijke kleibollen
015.00 – 016.00 wordt homogener: geelbruine grofzandrijke klei;
nog met zeer grove kwartskorrels
016.00 – 017.00 wordt beter gesorteerd overwegend grof (0,5 mm)
glauconiethoudend nog vast kleiig zand, rijk aan
geel slib (in deze laag is glauconietgehalte
lager dan in basislaag alluvium)
NB: monsters 16-17 m en 17-18 m lijken
omgewisseld; hier wordt de meest plausibele
opeenvolging weergegeven
017.00 – 018.00 (in monster 16-17 m) : slap geelgroen zeer grof
kleihoudend gespikkeld zand
018.00 – 019.00 zelfde zeer grof heterogeen gespikkeld slap
kleiig zand, maar eerder groengeelbruin
019.00 – 020.00 wordt geleidelijk iets donkerder groengeelbruin,
glauconietrijker (30% glauconiet gemiddeld iets
fijner dan de kwarts) slap kleiig zand; steeds
gele film rond de kwartskorrels, en rijk aan geel
slib, ook iets beter gesorteerd
020.00 – 021.00 eerder groengeel kleirijker heterogener (met zeer
grove kwarts, minder glauconiet) zand
021.00 – 022.00 donkerder groengeelbruin, iets glauconietrijker
(met grove verweerde boonvormige glauconiet > 1
mm), slechts licht kleihoudend zeer grof zand
(monster lithotheek)
022.00 – 023.00 ± zelfde zand, nog kleirijker en zo iets vaster
023.00 – 024.00 iets bleker groengeel en beter gesorteerd grof
glauconiethoudend kleiig zand (blijft dezelfde
consistentie, kan niet als doorlatend worden
beschouwd ondanks zandige textuur)
024.00 – 025.00 groene, roestbruin oxiderende, grofzandrijke klei
(wel nog zandtextuur, maar duidelijk klei-
reactie); klei is minder kleverig dan in
bovenliggende monsters
(monster lithotheek)
025.00 – 026 .00 faciesovergang naar goed gesorteerd matig grof
glauconietrijker (~ 50%) zand, blijft
kleihoudend, met grijs slib ; top monster van
deze nieuwe opeenvolging nog grijsbruin gekleurd
026.00 – 027.00 zelfde zand, donkergroen onverweerd, nog kleiig
027.00 – 028.00 zelfde, donkergroen goed gesorteerd matig grof
glauconietrijk zand, bijna kleiloos en slibarm
028.00 – 029.00 ± zelfde zand, maar zeer grof en terug iets meer
kleihoudend
029.00 – 031.00 geen monster
031.00 – 032.00 groengrijs, eerder matig grof, glauconietrijk,
licht kleihoudend zand (mogelijk met fijne
kleilamellen, drapes) (glauconiet ca 0,5mm)
032.00 – 034.00 geen monster
034.00 – 035.00 groengrijs glauconietrijk wat slechter gesorteerd
zand (met zeer grove korrels), blijft licht
kleihoudend
035.00 – 036.00 donkergrijs grof glauconietrijk (> 50%) kleiloos
zand (monster lithotheek)
036.00 – 037.00 idem
037.00 – 038.00 ± idem, lijkt iets fijner en zeer licht
slibhoudend
038.00 – 039.00 idem, slibloos
039.00 – 040.00 ± idem, terug licht slibhoudend
040.00 – 041.00 blijft donkergrijs grof zand, zonder klei of slib
maar meer gespikkeld uitzicht door de grove
heldere kwarts (geen kleifilm rond de korrels
041.00 – 042.00 zand blijft donkergrijs glauconietrijk, wordt
zeer grof, slibrijker (bruingrijs slib), met
grote brokken (> 5 cm) in zelfde donkergrijze
glauconietische harde zandsteen (geen limoniet
verstening, maar meer biogene kiezel als cement
beschikbaar ?) (monster lithotheek)
042.00 – 043.00 blijft donkergrijs zeer grof (1-2 mm)
glauconietrijk (met gelobde glauconiet in
oorspronkelijke intacte vorm, maar verschillende
verweringsstaat) zand zonder klei of slib
(kwartsen onregelmatig en afgerond, van
verschillende oorsprong (helder kleurloos,
citriet geel); (monster lithotheek)
043.00 – 044.00 ± zelfde donkergrijs klei- en slibloos zand,
glauconietrijk (2/3); grof maar niet meer zeer
grof
044.00 – 045.00 donker, grof tot matig grof, glauconietrijk zand
(2/3), iets fijner dus minder gespikkeld
uitzicht, blijft klei- en slibvrij
045.00 – 046.00 idem
046.00 – 047.00 ± zelfde donkergrijs glauconietrijk zand, met
zeer grove kwarts (2 mm) en zo meer gespikkeld
uitzicht; blijft klei- en slibvrij
047.00 – 048.00 idem
048.00 – 049.00 idem (zeer grof glauconietrijk)(monster
lithotheek)
049.00 – 050.00 donkergrijs gespikkeld klei- en slibloos zand,
bimodaal tussen matig-grove glauconiet (met
weinig kwartsfractie) en grovere kwarts (echter
niet meer zeer grof)
050.00 – 051.00 ± zelfde zand, maar overwegend grof tot zeer grof
(ook glauconiet)
051.00 – 052.00 zelfde zand, met kleine versteningen (zachte
kleihoudende zandsteen lamellen) en platte
lamellen (1-2 mm dik) in zeer slappe grijze klei
052.00 – 053.00 donkergrijs matig grof kleiig zand, vermengd met
redelijk slappe maar toch al kneedbare grijze
klei, die wisselend met zand is gemengd
053.00 – 054.00 vaste grijze klei; met brokjes (0,5 cm) in
donkergrijze grove zandsteen
054.00 – 055.00 vaste grijze klei
055.00 – 056.00 vaste grijze klei
056.00 – 057.00 vaste grijze klei, iets beigegrijs gekleurd
057.00 – 058.00 zelfde vaste grijze klei met strepen in bruin
zeer fijn silteus zand
058.00 – 059.00 vaste grijze klei
055.00 – 056.00 vaste grijze klei
056.00 – 057.00 vaste grijze klei, iets beigegrijs gekleurd
057.00 – 058.00 zelfde vaste grijze klei met strepen in bruin
zeer fijn silteus zand
058.00 – 059.00 vaste groenig grijze klei met fijne bruine
strepen van zeer fijn silteus zand
059.00 – 060.00 vaste donkergrijze klei
060.00 – 061.00 blijft vaste donkergrijze klei met nesten
(bioturbatie gangen) in bruin silteus zand (nb
mogelijk allemaal silt, maar geagglomereerd en
daardoor grover lijkend)
061.00 – 062.00 vaste grijze klei met grijze silteuze strepen
062.00 – 063.00 vaste grijze klei, maar groter aandeel aan silt
063.00 – 064.00 plotse overgang: bruingrijs zeer fijn, goed
gesorteerd, kleiig kwartszand met grovere (matig-
fijne) gelobde glauconietkorrels (< 5%) en wat
grotere platte donkere schilfers (lijkt op houtig
veen) (monster lithotheek)
064.00 – 065.00 grijsbruin licht kleiig middelmatig kwartszand
(heldergrijze kwarts) vermengd met lamellen in
grijs fijn kleirijk zand
065.00 – 066.00 zelfde mengeling, overwegend beigebruin gekleurd;
het kwartszand is slecht gesorteerd en bevat ook
matig-grove zeer heldere weinig afgeronde korrels
066.00 – 067.00 bollen in vaste grijze silteuze klei, vermengd
met een weinig bleekbruingrijs slecht gesorteerd
maar toch overwegend fijn zand
067.00 – 068.00 zelfde lithologieën maar sterk gemengd met
overwicht van zand op klei; kleine (tot 0,5cm)
roestrode versteningen in vrij grove meer
kleihoudende zandsteen
068.00 – 069.00 idem, met grotere (2 cm) ronde concreties van
fijnkorrelige grijze zandsteen bestaande uit
losgestapelde kwartskorrels in grijswitte,
kleihoudende cement-matrix
069.00 – 070.00 ± idem, zelfde mengeling met groter aandeel van
klei; met zwarte houtige veenbrokjes
070.00 – 071.00 ± idem, gelijke mengeling klei-zand
071.00 – 072.00 bleekbruinig grijs licht kleihoudend slecht
gesorteerd (van zeer fijn tot matig grof,
overwegend fijn) kwartszand, met wat zachte
versteningen
072.00 – 073.00 bleekgrijs overwegend matig fijn maar slecht
gesorteerd (zeer fijn tot grof) kwartszand, met
helder, vrij hoekige kwarts, licht gespikkeld met
fijne donkere verweerde glauconiet (< 5%)
(monster lithotheek)
073.00 – 074.00 grijs kleiig zelfde zand, licht kleverig; met
platte ronde zwarte silex keitjes (tot 2 cm)
074.00 – 075.00 zelfde bleekbeigegrijs kwartszand, zeer licht
kleihoudend, slecht gesorteerd tot grof (met
helder en melkkwarts); zeer weinig zeer fijne
glauconiet (valt niet op tussen de 20 x grotere
kwartskorrels)
075.00 – 076.00 zelfde kwartszand, vermengd met vaste grijze soms
zandhoudende klei (monster lithotheek)
076.00 – 077.00 mengeling van slappere lichtgrijze fijn
zandhoudende klei en fijn bruin zand
077.00 – 078.00 beigegrijs fijn zand vermengd met zwart venig
zand, groenige compacte klei en slappe grijze
licht venige klei
078.00 – 079.00 zelfde beigegrijs fijn licht kleiig en
slibhoudend zand, vermengd met slappe grijze
onzuivere klei
079.00 – 080.00 zelfde zand met grote lamellen in groenige vaste
maar brokkelige klei, lichtbruin oxiderend, met
donkere spikkels (mogelijk organisch materiaal)
(type Henis klei)
080.00 – 081.00 meer vermengd tot kleiig kleverig zand, met nog
wat kleibrokken
081.00 – 082.00 grote brok groenige vaste fijnzandrijke klei
082.00 – 083.00 bleekgrijs fijn homogeen slibrijk zand, soms
licht kleihoudend, licht gespikkeld met zeer fijn
glauconiet en licht verkit grijs silt (tot zachte
siltsteen); vermengd met grote lamellen van vaste
schistoid klievende groenige klei
083.00 – 084.00 grijswit zeer fijn kleiloos maar licht
slibhoudend licht gespikkeld kwartszand, vermengd
met wat grijs kleiig zand en nog groenige klei
084.00 – 085.00 grijswit fijn, licht gespikkeld micarijk
kwartszand, voelt zacht aan (monster lithotheek)
085.00 – 086.00 grijs kleiig sterker gespikkeld overwegend matig
fijn zand, met brokkelige knollen (1 cm) vol
doffe pyriet; ook houtige veenbrokken en wat
grove kwartskorrels (monster lithotheek)
086.00 – 087.00 vaste grijze zandhoudende klei (monster
lithotheek)
087.00 – 088.00 mengeling van fijn grijs kleiig zand, grijze
zandrijke klei en bleekgrijs duidelijk gespikkeld
fijn glauconiethoudend zand
088.00 – 089.00 mengeling bruinig zand en grijze onzuivere klei,
met versteningen (tot 2 cm) van donkergrijze
kleihoudende zandsteen van wisselende hardheid
089.00 – 090.00 zelfde mengeling, zand-klei met overwicht aan
klei
090.00 – 091.00 bruinig grijs fijn licht kleihoudend gespikkeld
micarijk zand, met wat onzuivere kleibijmenging
091.00 – 092.00 donkergrijze slappe zandhoudende klei vermengd
met bleekbruingrijs zeer fijn zand
092.00 – 093.00 terug sterker gemengd tot overwegend kleihoudend
zand
093.00 – 094.00 grijze, vrij slappe sterk zandhoudende klei,
vermengd met weinig zand
094.00 – 095.00 kleurverandering naar bleker grijze vrij slappe
siltige klei, met bleekbeige kalkzand, met eerder
fijne ronde glauconiet; kalkzandsteen met
bioklasten van verschillende grootte
095.00 – 096.00 bleekbeige middelmatig bioklastengruis
(kalkzand), met wat zeer fijne geoxideerde
glauconiet (< 5%) en wat bioklastische kalksteen
in zelfde materiaal(cuttings tot 2 cm)
(monster lithotheek)
096.00 – 097.00 ± idem, maar sterker versteend : kalk(zand)steen
cuttings van 2-3 mm
097.00 – 098.00 ± idem hoofdzakelijk middelmatig kalkzand met wat
grotere versteningen
098.00 – 099.00 veel hardere bioklastische kalksteen, vermengd
met naval van groter (5 cm lang) lamellen van
lichtgrijze vaste maar brokkelige (niet
kneedbare) klei
099.00 – 100.00 hoofdzakelijk bleekbeige middelmatige
bioklastische kalksteen in cuttings tot 1 cm
100.00 – 101.00 bleekbeige matig fijn bioklasten zand
101.00 – 102.00 bleke harde matig-fijne kalksteen in cuttings tot
2 cm
102.00 – 103.00 zelfde middelmatige bioklasten zand met klei-
naval, meer poreuze matig-grove
glauconiethoudende kalksteen (met zandsteen
textuur) en wormvormige concreties van
lichtgrijze opaalhoudende, licht met glauconiet
gespikkelde bioklastische zandsteen (versteende
opvulling van graafgang)
103.00 – 104.00 grote brok ( > 8 cm) in witbeige matig fijne,
licht poreuze kwartshoudende, een weinig zeer
fijn glauconiethoudende kalkzandsteen met
overwegend carbonaatgehalte, ondanks gemengd
cement
(monster lithotheek)
104.00 – 105.00 overwegend bleekbeige compacte zeer licht poreuze
bioklastische kalksteen in matig fijn bioklasten
gruis
105.00 – 106.00 grijs kwartsrijk licht gespikkeld (< 10 %) met
glauconiet, matig-fijn zand, vermengd met matig-
fijn slibrijk bioklastengruis
106.00 – 107.00 bleekbeigegrijs, met glauconiet gespikkeld matig
fijn bioklastenrijke kalkzand (geen mengeling van
cuttings, maar natuurlijke mengeling), rijk aan
gelig kalkslib, met zachte poreuze versteningen
107.00 – 108.00 matig-grof beigegrijs kwartsrijk
glauconiethoudend (15 %, zowel in fijne als grove
fractie), bioklasthoudend zand, rijk aan kalkslib
108.00 – 109.00 grijs gespikkeld glauconietrijk ( > 1/3) slecht
gesorteerd (zeer fijn tot matig grof met zeer
grove kwartskorrels) kwartsrijk zand, met weinig
kalkbioklasten; wel nog wat kalkslib, met zachte
witbeige mergelige kalkbrokken tot 2 cm
(monster lithotheek)
109.00 – 110.00 bleekgrijs gespikkeld slecht gesorteeerd (van
zeer fijn tot grof, overwegend middelmatig tot
matig grof), glauconietrijk, bioklastenrijk zand
(overwegend heldere kwarts) met grote ( > 5 cm)
brok in creme-witte kalksteen
110.00 – 111.00 donkergrijs gespikkeld glauconietrijk ( > 50%)
zand met helder kwarts en weinig afgeronde
bioklasten van wisselende grootte; slibvrij;
vermengd met kwartsgranule (afgeronde korrels van
2-3 mm meestal melkkwarts) (strandafzetting)
(monster lithotheek)

Interpretatie aan de hand van de spoelmonsters en de boorgatmetingen :

000.00 – 007.00 Quartair : colluvium
007.00 – 012.00 Quartair : oud alluvium
012.00 – 025.00 Formatie Diest boven
025.00 – 054.50 (53.0) Formatie Diest onder
054.50 – 060.00 (63.0) Formatie Boom (zwarte banden Lid van Terhagen)
060.00 – 072.00 (76.0) Formatie van Bilzen
072.00 – 085.00 (83.0) Formatie van Sint-Huibrechts-Hern
085.00 – 094.00 (95.0) Formatie Maldegem (mogelijks 4 tal meter Lid van
Ursel, dan Lid van Wemmel)
094.00 – 105.00 Formatie Lede
105.00 – 111.00 Formatie Brussel

M.Dusar, 10/03/2011

opmerking :

De cijfers tussen haakjes bij de diepte van de basis geven de diepte
volgens de spoelmonsters.
Indicatie volgens de boorgatmeting spreekt soms de visuele waarneming van
de monsters tegen. Zo heeft het kleihoudend pakket van 76 tot 83 meter
een uitgesproken hoge resistiviteit, wat wijst op een zandige afzetting.
De grijsbruine Formatie van Bilzen bevat naast slecht gesorteerd zand ook
grove glauconiet, kleibijmenging, lichte versteningen, venig hout aan de
top en een basisgrind (met kleine vertraging bemonsterd).
De beigegrijze fijnzandige Formatie van St.-Huibrechts-Hern is slib- en
kleihoudend, waarvan de intercalaties mogelijk overeenkomen met de
indeukingen op de resistiviteitscurve.
Op het contact tussen St-Huibrechts-Hern en Maldegem op 85 m komt terug
grover zand en veen met pyrietknollen voor, opnieuw een aanwijzing voor
een regressiefase, zoals ook hogerop werd vastgesteld tussen Bilzen en
St-Huibrechts-Hern.

Tot hier de aanwijzingen voor een conforme interpretatie tussen
spoelmonsters en boorgatmetingen. Er kan echter ook een alternatieve
interpretatie worden voorgesteld. Tussen 77 en 82 m komt zwart venig
zand, venige klei en groene compacte klei voor, typisch voor het Lid van
Henis uit de alhier niet vermelde Formatie van Borgloon. Hieronder komt
van 82 tot 85 m zacht grijswit zand voor, een aanwijzing voor de
Neerrepen-bodem. Het logprofiel over het interval 72-85 m doet eerder
denken aan het Zand van Berg dan aan de zanden van Neerrepen-
Grimmertingen. Eeventueel kan het Zand van Berg beperkt blijven tot het
bovenste deel van deze sequentie, overeenkomend met de bovenste en
sterkte resistiviteitspiek, van 72 tot 77 m. De middelste
resistiviteitspiek van 77 tot 82 m kan dan overeenkomen met het lateraal
equivalent van het Lid van Henis. Reeds in het typegebied bevat de Klei
van Henis zandige-mergelige tussenschakelingen en afwisseling tussen
groene en zwarte klei. De bodem van Neerrepen kan dan overeenkomen met de
onderste resistiviteitspiek. Bij deze interpretatie is de Formatie van
Borgloon aanwezig en staat St.-Huibrechts-Hern in hiaat (of ook de
jongere leden van de formatie van Maldegem). Op deze wijze wordt het
hiaat tussen de Tongeren groep en Maldegem groter, zodat het niet
verwonderlijk is dat er zich tussen de Formatie van Maldegem en de Bodem
van Neerrepen een nieuwe continentale fase bevindt.

-------------------------------------------------------------------------
Interpretatie van de sedimentologie van de Zanden van Brussel in
de VMW-boringen van 2010 te Diest
Rik Houthuys, 20 januari 2011

Deze nota heeft enkel betrekking op de Zanden van Brussel zoals aangetroffen in de
spoelmonsters van de boringen 76W361, 362, 363 en 364.
De vier boringen liggen ongeveer op een west-oostlijn van 850 m lengte, alle in de buurt
van de Zichemseweg :
boring 361 is de meest westelijke
boring 363 is de meest oostelijke (het dichtst bij het centrum van Diest, aan de R26)
boringen 362 en 364 liggen ongeveer halverwege, op een kleine 20 m van elkaar (364 de
meest noordelijke)
1 Bovenaan : de Formatie van Lede
Het is onzeker of deze formatie aangetroffen werd. In nr. 361, 362 en 364 lijkt een laag met
zeer fijn kalkrijk zand met kalkzandsteen overeen te stemmen met de Zanden van Lede :
? in boring 361 : 9 m
? in boring 362 : 3 m
? in boring 364 : 4 m
? in boring 363 : niet aanwezig
Hoewel het gaat om zeer fijn zand (80 µm) zou dit zand ook nog deel kunnen zijn van de
Formatie van Brussel. De boormethode laat niet toe een basisgrint te detecteren; en er zijn
geen indicaties voor gevonden.
In profielen van boring naar boring laat men in deze buurt de Zanden van Lede uitwiggen
naar het oosten. Het zou toeval zijn dat op nauwelijks 850 m lengte deze formatie net hier
uitwigt en wel met een bedrag van 9 m. Ik vind het daarom het meest waarschijnlijk dat dit
zeer fijn zand nog tot de Formatie van Brussel hoort. Enkel gekernde boringen kunnen over
het al dan niet aanwezig zijn van de Formatie van Lede uitsluitsel verschaffen.
2 Onderaan : de Formatie van Kortrijk
Drie boringen (nr. 362, 363, 364) hebben de basis van de Formatie van Brussel bereikt.
Afgaande op de aanwezige stalen ben ik enkel zeker voor boring 364 dat de onderliggende
formatie bereikt is. Voor boring 363 twijfel ik omdat het aangetroffen zeer fijn zand wel
wat eigenschappen heeft van sommige faciëssen in de Formatie van Brussel, maar in
boring 362 is hetzelfde zeer fijn zand aanwezig op dezelfde diepte als waar in boring 364
bruingrijze klei werd aangetroffen.
Wellicht beschikte men tijdens het uitvoeren van de spoelboringen over de gewenste
zekerheid dat de Formatie van Kortrijk was bereikt (bv. geen kiezelconcreties meer).
3 Dikte en diepte van de Formatie van Brussel
Nemen we dus aan dat in die drie boringen de Formatie van Kortrijk bereikt is, dan
vertoont het contact Formatie Kortrijk - Formatie Brussel op enkele honderden meters een
hoogteverschil van meer dan 5 m :
? in boring 361 : dieper dan TAW-79m; dikte meer dan 12 m
? in boring 362 : TAW-74m; dikte 14 m
? in boring 364 : TAW-73m; dikte 12 m
? in boring 363 : TAW-77m; dikte 12 m
De vastgestelde variatie in de basis is niet ongebruikelijk voor de erosieve Formatie van
Brussel. Maar meestal is het topvlak een vrij egaal trangsgressievlak, en gelet op de
vastgestelde diktes zouden we in eerste instantie kunnen besluiten dat de schommeling in
de hoogte van het basisvlak eerder te maken heeft met de inmeting van de maaiveldhoogte
van de boringen.
4 Het granulenzand midden in de Formatie van Brussel
Er werden op diverse plaatsen fijnzandige zeer glauconietrijke lagen met weinig tot veel
hoekige kwartsgranulen aangeboord :
? in boring 361 : onderaan 3 m fijn zand met grove hoekige korrels, basis niet bereikt
? in boring 362 : 8 m zeer fijn kalkrijk zand met grove hoekige korrels, 2 m boven de
basis
? in boring 364 : 5 m glauconietrijk fijn zand met grove hoekige korrels, 3 m boven
de basis
? in boring 363 : enkel in bovenste staal wat bijmenging met gemiddeldkorrelig
hoekig kwarts, 12 m boven de basis
Eronder bevond zich telkens nog fijn of zeer fijn, soms kalkrijk zand.
In de stalen waar hoekige kwartsgranulen aanwezig zijn, zijn ook vaak gerolde
mergelbrokjes terug te vinden.
De hoekige grove kwartskorrels wijzen op een verse klastische input in het bekken. Ze zijn
geen kenmerk van een strandafzetting. Ze bevinden zich in ontsluitingen op geulbodems of
ingeschakeld in cross bedding in overigens fijn of gemiddeld zand. Deze cross bedding is
een opvulling van geulen met sterke stroming. Het voorkomen op een aantal meters boven
de basis toont aan dat deze geulen intraformationeel zijn. Ook de mergelbrokjes wijzen op
intraformationele erosie. Dit klopt met het concept van "flow section restriction" uit
Houthuys (2011), dit is het ontstaan van sterk erosieve geulen bij verderschrijdende
opvulling van het bekken.
De bron van het grof hoekig kwarts kan het gebied Namen-Eghezée zijn. Hier bevindt zich
binnen de Formatie van Brussel veel hoekig tot licht gerold kwartsgranulenzand. Ook hier
is de afzetting een herwerking door getijdenstroming in zee van wellicht oorspronkelijke
rivierafzettingen.
5 Het voorkomen van glauconiet in de Formatie van Brussel
Enkele passages tonen hoge gehaltes glauconiet, soms tot 50 % :
? in boring 361 : in de onderste meters, maar basis niet bereikt
? in boring 362 : in enkele niveaus binnen het zand met de grove hoekige korrels
? in boring 364 : in het zand met de grove hoekige korrels
? in boring 363 : weinig glauconiet
Ook deze ruimtelijke variatie in glauconietgehalte is typisch voor de Formatie van Brussel.
Het glauconiet is gebonden aan afzetting onder sterkere stroming in geulen. In de
boorstalen gaat het om fijnkorrelig glauconiet, meestal zwartgroen indien de stalen hoge
concentraties bevatten. De korrels kunnen verpulverd zijn tot fijner gruis bij de boring of
het oppompen van de spoeling. In ontsluitingen zijn de glauconietkorrels vrij grof wanneer
glauconiet in hoge concentraties voorkomt.
6 Het voorkomen van zeer fijn kalkrijk zand en fijn tot gemiddeld
kwartszand
Ondanks het feit dat de vier boringen dicht bijeen gelegen zijn, vertoont de passage door de
Formatie van Brussel ook wat dit betreft de typische variatie die de formatie kenmerkt in
het ontsluitingsgebied.
? In boring 361 : meestal zeer fijn kalkrijk zand, onderaan grover en met meer
glauconiet
? in boring 362 : bovenaan enkel zeer fijn kalkrijk zand, middenin zeer fijn kalkrijk
zand ingeschakeld in grofkorrelige beds met veel glauconiet, onderaan enkel zeer
fijn kalkrijk zand
? in boring 364 : idem
? in boring 363 : fijn tot gemiddeld kwartszand, niet kalkrijk
7 Samenvatting
Algemeen gesteld zijn de Zanden van Brussel in de ondergrond van Diest iets fijnkorreliger
dan in het ontsluitingsgebied. De ruimtelijke variatie in faciëssen is dezelfde als in het
ontsluitingsgebied. We bevinden ons dicht bij de oostrand van het langgerekte bekken
waarin de Zanden van Brussel zijn afgezet. Net zoals in de omgeving van Tienen en
Jodoigne komen er intraformationele geulen met veel glauconiet en hoekige
kwartsgranulen voor, die verklaard worden door hogere stromingen bij bijna-opvulling van
het bekken door sedimentatie vanuit het westen. Zoals in de omgeving van Tienen en
Jodoigne kunnen we aannemen dat enkel de basis van de oorspronkelijke formatie is
bewaard, nadat bij diverse latere transgressies (onder meer Formaties van Lede, Maldegem
en Sint-Huibrechts-Hern) vrij veel van de top van de Formatie van Brussel is
weggeërodeerd.

Referentie :
Houthuys, R., 2011. A sedimentary model of the Brussels Sands, Eocene, Belgium.
Geologica Belgica, 14/1-2, 55-74.






BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

076W/0361 (I, d) - KAARTBLAD : DIEST
p.1/10
*************************************************************************

Insert the GSB number to search all associated content