Pl. VILVOORDE 73W Aardkundige Dienst
M. GULINCK van België
N 265
BORING 29
uitgevoerd te ZEMST
bij ZEESLUIS
door N.V. SMET
datum : 31/5/1967
Topografische ligging opgetekend volgens plan
Grondstalen verzameld door de boormeester
Boringsmethode : droog
Hoogte van het mondgat : + 17,80
Volgnummer Aard der grondlagen Diepte basis m
1-4 Bruin heterogeen zand met stenen (geroerd) 1,90
5* Bruin, licht zandig leem - geen kalk 2,90
6 Bruin zandrijke leem - geen kalk 3,00
7* Bruin leemhoudend fijn zand - geen kalk 3,50
8* Bontgekleurde leem, licht zandhoudend 4,00
9* Roestig leemhoudend zand 4,50
10* Licht zandhoudend leem, met roestbanden; gelaagd ? 5,00
11 Roestig zand met dunne leemintercalaties - geen kalk 5,50
12* Grijsgroenachtig fijn zand met leemhoudende zones 6,00
13* Grijsbruin grof zand 6,50
14* Zeer grof roestig zand 7,00
15* Idem - met keien 7,50
16* Zeer grof bruingrijsachtig zand - geen kalk 8,00
17* Zeer grof grijsgroenachtig zand - enkele keitjes-
Num.variolarius - kalkrijk 8,50
18* Groenachtig grof, iets leemhoudend zand - kalkrijk 9,00
19* Idem - iets minder grof 9,50
20 idem 10,00
21* Groenachtig 1/2 fijn zand - met intercalaties van
blauwgrijze leem 10,50
22* Grijsgroen, tamelijk grof zand - kalkrijk 11,00
23* idem - fijner 11,50
24-25* Groenachtig grof zand - kalkhoudend 12,50
26* Grijsachtig grof zand - licht kalkhoudend 13,00
27* Idem met intercalaties van groengrijze leem 13,50
28..30* Bleekgrijs zeer grof homogeen zand 15,00
31-32* Zeer grof zand met keien - geen kalk 16,00
33-34* Tamelijk grof, homogeen grijs groenachtig zand
geen kalk 17,00
35* Donker groen, zeer glauconietrijk, kleihoudend zand
kalkhoudend 17,50
36* Idem - sterk kalkhoudend - talrijke Nummulieten 18,00
37* Glauconietisch kleihoudend zand - 18,50
38* Glauconietrijk fijn zand met talrijke nummulieten 19,00
39*..44* Zeer fijn grijsgroen, iets siltens zand, kalkrijk 22,00
Aangebracht 0,00- 1,90
Kwartair 1,90-17,00
Bartoon 17,00-22,00
("bande noire en z.v. Wemmel)
M. GULINCK
10-X-1967
Pl. VILVOORDE 73W Aardkundige Dienst
M. GULINCK van België
N 261 tot 265
LA NOUVELLE ECLUSE DE ZEMST - DE NIEUWE SLUIS VAN ZEMST
(SUITE ET FIN)
Les chapitres I à IV du présent article ont paru aux pages 1 à 47 de
notre numéro d'avril 1971.
(VERVOLG EN ElNDE)
De hoofdstukken I tot IV van onderstaand artikel verschenen op bladzijden
l tot 47 van ons nummer van april 1971.
Chapitre V
Observations et interprétations géologiques
1. - GEOLOGIE GENERALE DU CANAL MARITIME, D'APRES LES SONDAGES.
par : M. GULINCK,
Géologue principal
au Service Géologique de Belgique.
Le canal maritime Bruxelles-Rupel est situé dans
une large et ancienne dépression alluviale, actuelle-
ment colmatée par des dépôts atteignant plus ou
moins l5 m d'épaisseur.
Ceux-ci masquent complètement la structure du
substratum tertiaire de la région. Eux-mêmes, étant
en grande partie noyés dans la nappe phréatique
échappent normalement à l'observation directe.
Les informations recueillies par de nombreux son-
dages nous permettent toutefois d'établir avec une
précision relativement satisfaisante, la constitution
géologique du site.
On dispose notamment d'une première campa-
gne de sondages le long du canal même, étudiés par
M. Mourlon en 1898, de nombreux sondages à carac-
tères industriels ou privés, plusieurs séries de son-
dages exécutés en vue de l'étude géologique de cer-
tains tracés routiers dans la région de Boom-Wille-
broek et Tamise et, enfin, les récents sondages faits
à l'emplacement de la nouvelle écluse de Zemst et
de l'ecluse projetée de Wintham. Ces divers sondages
ont déjà donné lieu à plusieurs publications scientifi-
ques.
La Compagnie du Canal Maritime a eu l'excel-
lente idée de poursuivre un des sondages de Wintham
jusqu'à 80 m de profondeur, car ce sondage s'est
avéré être un relais précieux dans l'etude géologique
du substratum tertiaire du Nord de la Belgique.
La coupe genérale (figure 1) suit l'axe du canal
jusqu'au coude de Tisselt et se dirige vers Rupel-
monde en passant par le sondage carotté de Wintham.
Une coupe plus détaillée de quelques forages
exécutés à l'emplacement de la nouvelle écluse à
Zemst est donnée par la figure 2. Enfin, la figure 3
donne la cote atteinte localement par le fond de la
dépression alluviale et montre suivant une coupe hori-
zontale à la cote 0, la direction générale des diverses
couches tertiaires.
Détail de quelques sondages dans le site de 1a nouvelle écluse de Zemst.
FIG. 2
(Les numéros entre parenthèses correspondent aux références des archives du
Service Géologique).
Extraits de 1a Revue «Excavator»
MAI 1971
Hoofdstuk V
GEOLOGISCHE WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES
1. - ALGEMENE GEOLOGISCHE KENMERKEN
VAN HET ZEEKANAAL, BEPAALD OP BASIS VAN DE SONDERINGEN.
door M. GULINCK,
E.a. geoloog
bij de Geologische Dienst van België.
Het zeekanaal Brussel-Rupel ligt in een brede en
oude alluviale depressie die nu met een ongeveer 15m
dikke laag alluvium is opgevuld.
Deze laatste bedekt volledig het tertiaire sub-
straat van de streek. Dit substraat ligt voor het grootste
gedeelte in het grondwater zodat het normaal niet
door rechtstreekse observatie kan onderzocht worden.
Aan de hand van de gegevens van talrijke boringen
kunnen wij echter met een betrekkelijk grote nauw-
keurigheid het geologisch uitzicht van deze streek
bepalen.
Men beschikt onder meer over een eerste reeks
boringen langsheen het kanaal zelf die in 1898 door
M. Mourlon werden bestudeerd, over talrijke industriële
of privé boringen, over verschillende reeksen boringen
uitgevoerd voor de geologische studie van bepaalde
wegtracés in de streek van Boom-Willebroek en Temse
en, tenslotte, over de recente boringen uitgevoerd voor
de nieuwe sluis te Zemst en de ontworpen sluis van
Wintam. Deze verschillende boringen werden reeds in
meerdere wetenschappelijke bijdragen behandeld.
De Maatschappij van het Zeekanaal heeft het
uitstekende idee gehad een der boringen van Wintam
tot 80 m diepte te laten voortzetten, een boring die
een waardevol steunpunt voor de geologische studie
van het tertiaire substraat van het noorden van België
gebleken is.
De algemene doorsnede (figuur 1) volgt de as van
het kanaal tot aan de bocht van Tisselt en loopt verder
in de richting van Rupelmonde, over de gekernde bo-
ring van Wintam.
Een meer gedetailleerde doorsnede van enkele op
de plaats van de nieuwe sluis van Zemst uitgevoerde
boringen is op figuur 2 afgebeeld. Figuur 3 tenslotte,
geeft de peilen van de bodem van de alluviale depressie
en toont, volgens een horizontale doorsnede op peil 0,
de algemene richting van de tertiaire lagen.
Detail van enkele sonderingen ter hoogte van de nieuwe sluis van Zemst.
FIG. 2
(De nummers van de sonderingen komen overeen met de aanduidingen
van de Archieven van de Geologische Dienst).
Uittreksels van het tijdschrift «Excavator»
MEI l971