PL. LANGEMARK 66E
F.Halet
70 (VIII) Puits tubé
exécuté à Langemarck,
chez M.Vanneste, Laiterie St.Paul,
par M.Achille Vereecke de Lendelede
Repérage par P.Viette, le 22 mars 1927.
Travaux commencés et terminés en mars 1927.
Mode de creusement: à l'injection.
Diamètre final: 120 mm.
Mode de pompage: au compresseur, 4.000 litres à l'heure
Niveau de l'eau sous l'orifice au repos:
source jaillissante avec débit de 165 litres à l'heure.
Température: 13 C
Cote approximative de l'orifice: 11m
Renseignements communiqués par la Direction, le 12 mars 1927.
Prof. Base Epaiss.
m. m. m.
Sable argileux 2.00 4.00 2.00
Argile grisâtre 4.00 110.00 96.00
Sable verdâtre 110.00 125.00 15.00
Argile grisâtre 125.00 130.00 5.00
Sable 130.00 145.00 15.00
------------------------------------------------------------------------------
PL. LANGEMARK 66E
M.GULINCK & R. LEGRAND.
Nr 70(VIII) vervolg
FILTERPUT
uitgevoerd te LANGEMARK
bij de Melkerij St.Paulus.
door de firma VYNCKE, uit Gullegem.
Datum : 1961
Topographische ligging opgetekend volgens plan
Grondstalen verzameld door de aanneemer.
Boringsmethode : met inspoeling en kernboor.
Opeenvolgende doormeters :
Grondwaterstanden : door de eerste maal waargenomen :
bij ruststand ; tijdens het pompen
met een debiet van l/u
Hoogte van het maaiveld: 11
Totale diepte:
Volgnummer AARD DER GRONDLAGEN Diepte m.
1 Geelachtig leemachtig zand,roestig. 2.00 3.00
2* Geelachtig fijn zandige leem kalkrijk 3.00 5.00
3* Fijn grijsachtig zand, licht glauconiethoudend,
heteromorf,licht kalkhoudend in de leemachtige
delen 5.00 7.50
4 Grijs-groenachtige klei, enkele
vuursteenkeitjes 7.50 10.00
5*-14* Grijsachtige vaste klei 10.00 46.00
15* Bruinachtige, siltachtige klei,kalkhoudend 46.00 51.00
16 -20 Bruinachtige klei 51.00 77.00
21 Zeer vaste klei 77.00 83.50
22 -23* Siltachtige klei, kalkhoudend 83.50 90.00
24 -27 Bruinachtige klei 90.00 104.50
28* Bruinachtige zeer vaste klei 104.50 109.50
29* Groenachtig fijn zand, met fijn
schelpengruis 109.50 112.50
30 -33* Idem 112.50 122.00
34 -45 Fijn zand met kleibrokjes vanaf 129.50 m. 122.00 151.00
46 Grind bestaande uit vuursteenkeien
en gerolde harde klei (Landeniaan-
spoelmateriaal) 151.00 153.70
47 -52* Witachtig krijt 153.70 184.00
53 -54* Vergruisde glauconietrijk, grof
korrelige krijt, vuursteensplinters 184.00 188.00
55 -56 Zwart-grijze vuursteen 188.00 193.00
57 -58 Bleek grijs-groenachtige mergel 193.00 196.00
59 Grijze mergel met grijs-zwarte
vuursteen 196.00 197.50
CAROTTE.
154 - 157.10 - L = 2 m.
Craie blanche dure, un peu grenue, avec taches grises,
localement très dure (zones silicifiées ?), dans ce
cas les carottes clivent à 45 (Ech.: 154/154.50/155/
156/156.50/157)
188 - 191 (L = 0.50 + 0.20) - Ech. 188, 191.
Marne gris verdâtre dure, un peu sableuse, restes
blanchâtres d'éponges, quelques tubulations
irrégulières ou pistes légèrement slicifiées.
191 - 193 (L = 0.80) - Ech. : 192.
Marne dure, silicifications noueuses, surfaces de
glissement (tassement)
197.50 (L = 0.40) - Ech.: 197.
Idem.
200 - 201.80 (L = 1.70) - Ech. 200 - 201
Marne grise dure, débris de poissons, noyaux siliceux
très irréguliers (débris d'éponges ou terriers),
débris d'inocerames.
201.80 - 203.80 - Ech. 202, 203, 203.50
Idem, davantage silicifié, localement plus sableux,
Rhynchonella sp. empreintes de spongiaires (ensuite
plus sableux, suivi d'une zone à noyaux siliceux très
abondants) ensuite marne dure avec empreintes de
spongiaires, marne dure siliceuse avec gyrolite,
petites tubulations grises.
203.80 - 208 - Ech. 204, 205, 206.
Marne grise dure avec noyaux siliceux très irréguliers
parfois nids oolithiques, crevasses avec XX calcite,
un échantillon marqué 207.50 = marne dure fine avec
empreintes d'éponges et bois ligniteux + pyrite.
208 - 211 - Ech. 208, 211.
Marne grise dure, noyaux sliceux peu nombreux (carotte
en débris), empreintes d'éponge.
211 216,24 - Ech. 211,50, 212, 215, 216, 216,20,
216,24
Marne grise, noyaux siliceux lenticulaires, empreintes
d'éponges, marne gris-verdâtre homogène, beaucoup
moins dure, à cassure conchoïdale vers 216, petits
cailloux, à la base gros galets de grès silteux;
altéré et corrodé
Une carotte marquée 219m80 - Hauteur 7,5 cm; D 13,5 cm;
Inclinaison 15
Diamètre des carottes : 13,5 cm. Contact Crétacé/Silurien.
12e passe (suite) base à 216m24 - L = 12 cm. à 216m00
Grès très fin, argileux, micacé, gris bleu; grès très
fin psammitique.
13e passe - base à 219m29 (= 3m05) L = débris pour 17 +
24 + 24 = 65.
débris : même grès, avec spammite très fin et schiste
doux, altéré.
1 ère carotte : grès argileux très fin, gris bleu, à
cassure irrégulière.
2e carotte : schiste siliceux, gris bleu, stratifié à 15 .
14e passe - base à 219m80 (51 cm) L = 10 + 31 + 27 + 42
+ 8 = 118 cm.
a) 10cm : psammite très fin, très schisteux.
b) 31cm : schiste doux à très doux, avec encore de
fins lits psammitiques traces de graptolites
(Monograptus) en pyrite. Inclinaison 15
c) 27 cm : schiste très fin, gris bleu, avec bandes
psammitiques fines, plus vertes.
d) 42 cm : schiste très doux, gris bleu, avec rares
lits granuleux à traces pyriteuses de graptolites.
Clivage 15 ; pente 10 en même sens.
e) 8 cm : Même schiste. Pente 15 Joint à sphérules
oblongues tirant vers des silhouettes d'Ostracodes.
15e passe - base ? (221m75 ?) L = 16 + 29 + 27 = 72 cm.
Pente 15 soulignée par quelques linéoles vertes.
a + b : Schiste noir; graptolides (Monogr. en a)pyriteux.
c : schiste assez psammitique - Pente 15 .
16e passe : base 222m30 - L = 10 + 17 + 22 = 49 cm.
a) schiste noir; fond de mer à galets mous; trace de
graptolites.
b) schiste psammitique, avec une bande plus verdâtre de
grès psammitique; joint à globules de pyrite.
NOTE : Les graptolites semblent pouvoir être
Monograptus colonus, mais les critères spécifiques
sont insuffisamment démonstratifs (Ludlow).
Des échantillons (219 m, 222 m) n'ont livré ni spores
ni hystrichosphères.
AARDKUNDIGE VERKLARING - M. GULINCK & R. LEGRAND, januari 1964.
Pleistoceen :tot 10 m
Ieperiaan : van 10 tot 109m50
Landeniaan : van 109m50 tot 153m70
Krijt : van 153m70 tot 216m00
Boven Siltuur (S12b') (zone 33 van Miss Elles 1913) :
van 216m00 tot 222m30.
---------------------------------------------------------------------------
PL. LANGEMARK 66E
Nr 70 (VIII) 2de vervolg.
Filterput uitgevoerd te Langemark bij de St.Paulus Melkerij
Verdieping door VYNCKE A. in 1967.
Vanaf de diepte 235,70 tot 283,44 m (dus 47,74 m dikte)
47 monsters van zeer fijn door bijtel verbrijzelde
zwarte schiefers. Lichtjes verweerde, blauwzwarte
schieferachtige phylladen met enkele % van oplosbare
stoffen onder andere krijt (neergevallen door breuken ?)
en calcieteristalen van zeer kleine aders. Ook sporen
van fijn glauconietische zand (herinnerde L1d).
6 bewaarde grondstalen op 240 m, 250m, 260m, 270 m,
280 m, 283,44 m.
AARDKUNDIGE VERKLARING : R. LEGRAND, 26 januari 1967.
Siluriaan - S12b'
