Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 062E / 062E0276.TXT

062E0276.TXT

           PL.HOUTHALEN 62E             BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST
           M.DUSAR

276(III,a) Boring  KB 183
           Uitgevoerd te : Peer-Linde
           Voor B.G.D.
           Door : N.V. SMET
           Datum : april-mei 1986
           Coördinaten : Lambert X : 224.413,18
                                 Y : 198.118,89
                         Bonne   X :  74.401
                                 Y :  77.186
           Boringsmethode : rock bit (inspoeling) tot l020,41 m
           kernboren: PQ tot 1498 m
           Waterpeil uit Krijtaquifer in rust 71 m ? (onder maaiveld)
           bij pomping : 93,6 m (onder maaiveld) bij een debiet 
           van 34,5 m3/u
           Hoogte van het maaiveld (tevens nulpunt boring) : 73,22 m


                   Aard der grondlagen                              Diepte m

           Helgroen matig grof zand (kleihoudend) veel onzuiver
           materiaal en ook zwart organisch materiaal en kleine
           koolbrokjes (materiaal uit de zeef van werf Thulin ?)      19.00
           Groen matig grof kleihoudend kwartszand met zwart
           organisch materiaal, glauconiet                            22.00
           Idem, veel glauconiet met kleibrokjes en grint, weinig 
           organisch materiaal                                        25.00*
           Idem, iets kleiiger en nog steeds met grint                28.00
           Kleur lichter, glauconiet, veel silex en grof grint        31.00*
           Groengrijs kleihoudend, matig grof zand met grint, 
           glauconiet met fijn organisch materiaal                    34.00
           Groen grijs matig fijn sterk kleihoudend zand,
           glauconiet, weinig grint met bruinkool en houtresten       37.00
           Idem                                                       40.00
           Donkergrijs glauconiethoudend matig fijn zand,
           kleihoudend, met kleibrokjes                               43.00
           Terug groen sterk glauconiethoudend fijn zand met 
           organisch materiaal                                        46.00*
           Groenbruin matig fijn glauconiethoudend zand met 
           kleibrokjes en grintjes                                    49.00
           Groen zeer fijn glauconiethoudend zand, micahoudend        52.00*
           Groen bruinachtig glauconiethoudend matig fijn zand        55.00
           Bruin vettig silt, plastisch en tamelijk veel grint met
           houtresten                                                 58.00*
           Groen bruin vettig, silteus matig zand, grint, met 
           organisch materiaal                                        61.00
           Idem, met houtresten                                       64.00
           Bruin zeer fijn zand tot silt, micahoudend, organisch 
           materiaal                                                  67.00*
           Idem                                                       70.00
           Idem, sterk zandige silt met grint                         73.00
           Groenbruin sterk glauconiethoudend zeer fijn zand tot
           silt, micahoudend met kleibrokjes (weinig)                 76.00
           Donkergroen sterk glauconiethoudend matig fijn zand,
           met kleibrokjes enkele keitjes, weinig mica                79.00*
           Groen bruin sterk silteus zand, met mica en glauconiet     82.00*
           Groen bruin sterk glauconiethoudend matig fijn zand met 
           weinig mica                                                85.00
           Glauconietrijk donkergroen matig fijn zand                 88.00*
           Idem                                                       91.00
           Idem met grove glauconietkorrels                           94.00
           Groen silteus fijn tot matig zand, veel glauconiet, 
           micahoudend organisch materiaal , vettig                   97.00
           Idem, maar fijner                                         100.00
           Idem                                                      103.00
           Donkergroen sterk glauconiethoudend matig zand, weinig 
           mica, met een stukje vistand                              106.00*
           Idem                                                      109.00
           Idem                                                      112.00
           Idem met houtresten                                       115.00
           Groen grijs sterk glauconiethoudend tamelijk fijn zand    118.00*
           Groen silteus sterk glauconiethoudend fijn zand           121.00*
           Silt met grovere glauconietkorrels en houtresten, matig 
           fijn zand                                                 124.00*
           Grijs groen matig fijn tot grof glauconietrijk zand       127.00
           Idem met houtresten                                       130.00
           Grijsgroen sterk glauconiethoudend tamelijk fijn zand     133.00
           Grijs groen glauconietrijk grof zand - zeer heterogeen    136.00*
           Idem nog grover + houtrestjes                             139.00
           Grijs-groen matig fijn tot grof glauconietrijk zand met 
           enkele mica's + veel organisch materiaal (houtresten)     142.00*
           Idem - iets donkerder van kleur kleibrokje                145.00
           Donker-groen matig grof glauconietrijk zand met 
           houtresten - weinig kleibrokjes en enkele grintjes        148.00
           Idem                                                      151.00
           Donkergroen fijn glauconietrijk zand met enkele grovere 
           korrels + enkele houtresten                               154.00*
           Donkergroen glauconietrijk fijn tot heel fijn zand met 
           fijn organisch materiaal                                  157.00*
           Donkergroen matig grof glauconietrijk zand                160.00
           Donkergroen matig fijn tot matig grof glauconietrijk 
           zand met sporen van schelpenresten                        163.00*
           Zwart-groen glauconietrijk tamelijk fijn zand met een 
           weinig schelpenrestjes                                    166.00
           Idem, iets fijner                                         169.00
           Zwart-groen fijn tot heel fijn glauconietrijk zand met
           enkele schelpenrestjes - weinig silteus                   172.00
           Zwart groen heel fijn glauconietrijk zand met 
           schelpenrestjes weinig silteus                            175.00*
           Grijsgroen tamelijk fijn tot matig fijn glauconietrijk 
           zand met enkele schelpenrestjes - grintje - zwak
           kleihoudend                                               178.00
           Zwart-groen heel fijn glauconietrijk silthoudend zand met
           schelpenrestjes                                           181.00
           Groen fijn glauconietrijk zand - iets meer silteus - 
           enkele schelpenrestjes grint + kleibrokje                 184.00*
           Idem - geen grint                                         187.00
           Idem                                                      190.00
           Donkergroen fijn glauconietrijk silteus zand met
           schelpengruis en kleibrokjes (weinig)                     193.00
           Idem met iets grovere korrels                             196.00
           Zwart-groen glauconietrijk fijn zand - silthoudend + 
           schelpengruis (wordt talrijker)                           199.00
           Idem + grint                                              202.00*
           Idem, meer silteus                                        205.00
           Idem                                                      208.00
           Donkergroen fijn tot heel fijn silteus glauconietrijk
           zand - iets kleihoudend + schelpengruis                   211.00
           Idem - iets meer schelpengruis                            214.00
           Donkergrijs-groen glauconrijk silteur fijn zand met 
           schelpenrestjes (talrijker)                               217.00
           Zelfde zand maar met grove korrels en grintjes            220.00
           Grijsgroen zeer silteus glauconiethoudend zand met
           schelpenrestjes (glauconietgehal te vermindert)           223.00
           Groengrijze glauconiethoudende silt met enkele
           schelpenrestjes (weinig glauconiet)                       226.00*
           Groen-grijs silt met een weinig glauconiet en enkele
           mica's + kleiige brokjes                                  229.00
           Idem, wordt een weinig zandiger, zeer weinig, zeer fijn            

           schelpengruis kleiige brokjes                             232.00
           Idem - geen zand meer, enkele grintjes, kleiige brokjes   235.00
           Idem, kleiig                                              238.00
           Idem                                                      241.00
           Idem, beetje zandig - grintje - kleiig brokjes            244.00
           Idem                                                      247.00
           Idem                                                      250.00
           Idem - een weinig fijn schelpengruis - kleiige brokjes    253.00
           Idem, kleiige brokjes                                     256.00
           Groen-grijs kleiige silt met talrijke verkittingen en 
           enkele kleiige brokjes - glauconiethoudend                259.00
           Idem                                                      262.00*
           Idem - iets kleiiger en minder verkittingen               165.00
           Idem                                                      268.00
           Groengrijs kleiige silt met brokjes bleek beige steen 
           (Septaria ?)                                              271.00*
           Groengrijs kleihoudende silt met een weinig glauconiet    274.00
           Groengrijze siltige klei                                  277.00*
           Groengrijze plastische klei                               280.00
           Kompakte klei                                             283.00
           Kompakte groen grijze klei, pyriet                        286.00*
           Idem met verharde kleibrokjes                             289.00
           Kleur wordt grijzer, duidelijk een stukje Septaria        292.00*
           Idem met een doorzichtig driehoekig kwartskeitje          295.00
           Idem                                                      298.00
           Grijze kompakte klei met enkele pyrietjes en kleine
           restjes Septaria                                          301.00
           Idem                                                      304.00
           Grijs tot donkergrijze kompakte klei met spikkeltjes
           organisch materiaal                                       307.00*
           Idem                                                      310.00
           Grijs kleiig fijn zand met enkele brokjes kompaktere 
           klei talrijke verkittingen                                313.00
           Grijze zandige klei met talrijke verkittingen,
           spikkeltjes organisch materiaal, stukjes schelpenresten
           en bruine kleibrokjes                                     316.00
           Bruin-grijze zandige klei met een beetje restjes van
           organisch materiaal-schelpenrestje + verkittingen         319.00*
           Idem                                                      322.00
           Idem                                                      325.00
           Bruingrijze zandige klei met kompaktere kleibrokjes hout
           en schelpenresten (tamelijk veel )                        328.00*
           Vrij zandig met kleibrokjes - dunwandige schelpenrestjes
           (bruinkool) - Septariastukjes  (? naval)                  331.00
           Idem, iets minder schelpengruis, met bruine kleibrokjes   334.00
           Idem, dunschalige schelpenresten                          337.00
           Bruin-grijze zandige klei met verharde kleibrokjes - 
           houtresten - schelpresten                                 340.00*
           Idem, nog altijd bruine kleibrokjes, iets zandig          343.00
           Bruin-grijs kleiig silt met schelpen (Pectiniden) en 
           houtresten                                                346.00
           Bruin-bleek grijs kleihoudend matig fijn tot grof zand 
           met talrijke hout- en schelpenresten + compactere
           kleibrokjes                                               349.00*
           Lichtgrijs heel fijn zand met houtresten, fijn
           schelpengruis + geelachtig doorzichtig kristal            352.00*
           Bruin-bleek grijs matig fijn zand met bruine kleibrokjes
           + houtresten en schelpenresten + gelige kirstal ?         355.00*
           Idem                                                      358.00
           Geen monster                                              361.00
           Bruin-grijs kleihoudend matig fijn zand met 
           schelpenrestjes en enkele houtresten - glauconiethoudend  364.00
           Idem meer houtresten + enkele bruine kleibrokjes          367.00*
           Idem                                                      370.00
           Idem met veel houtresten (kool)                           373.00
           Groen grijs kleiig zand met schelpenresten en houtbrokjes 376.00
           Groen-grijs kleiig matig fijn zand met schelpenresten en
           houtresten                                                379.00*
           Idem, iets kleiiger                                       382.00
           Groen grijs matig grof kleiig zand met enkele bruinige
           kleibrokjes, schelpenresten en houtresten                 385.00
           Donker groen-grijze sterk kleihoudend matig fijn tot 
           grof zand met schelpenresten en houtresten + schone 
           donkerbruine vistand + bruine kleibrokjes                 388.00*
           Donkergroen grijs kleihoudend matig fijn tot grof zand
           met enkele bruine kleibrokjes + schelpenresten            391.00*
           Donkergroengrijze compacte klei weinig zandig
           glauconiethoudend                                         394.00
           Idem + verkittingen                                       397.00*
           Idem                                                      400.00
           Idem                                                      403.00
           Idem                                                      406.00*
           Donker groen-grijze klei met glauconiethoudend talrijke            
           verkittingen                                              409.00
           Idem                                                      412.00
           Idem                                                      415.00
           Groengrijze kalkhoudende klei, glauconiethoudend met
           verkittingen                                              418.00*
           Idem, vettiger                                            421.00
           Grijze kalkhoudende klei met talrijke verkittingen en 
           enkele dikschalige schelpenresten en enkele bruine
           kleibrokjes                                               424.00*
           Groen-grijze vettige kalkhoudende klei met verkittingen
           en sporen van schelpenresten                              427.00
           Idem                                                      430.00
           Idem, minder verkittingen                                 433.00
           Groengrijze vettige kalkhoudende klei met enkele blekere 
           brokjes + verkittingen weinig glauconiethoudend           436.00*
           Idem                                                      439.00
           Idem                                                      442.00
           Idem + bruine kleibrokjes + schelpenrestjes               445.00*
           Groengrijze vettige kalkhoudende klei met talrijke 
           verkittingen enkele schelpenrestjes                       448.00
           Groen grijze vettige kalkhoudende klei met enkele blekere 
           brokjes een weinig schelpengruis (dikwandig) veel
           verkittingen grintje (melkkwarts)                         451.00*
           Idem iets blekere kleur                                   454.00
           Bleekgroen-grijze kleiige mergel ? glauconiethoudend met           
           verkittingen                                              457.00*
           Bleker van kleur, meer mergelig                           460.00
           Bleek-grijze mergel met enkele verkittingen               463.00*
           Bleekgrijze mergel met donkerkleurige verkittingen        466.00*
           Idem, iets groeniger van kleur, beetje zandig             469.00
           Groen glauconiethoudend fijn zand vermengd met
           bleekgrijze mergel, verkittingen van zeer fijn 
           donkergroen zand                                          472.00*
           Groengrijs fijnkorrelig zand met krijtgruis, slecht
           bemonders (gemengd)                                       475.00*
           Idem met cement                                           478.00
           Cuttings van Krijt, nog steeds gemengd met mergel, niet            
           representatief                                            479.71
           Grof wit tufkrijt met silexen (geelachtig) buisvormig 
           fossiel e.a.                                              479.00*
           Idem minder cement met silex                              482.00
           Idem veel onzuiverheden                                   485.00
           Witgrijs tufkrijt met silexen en fossielen o.a.
           buisvormig melk wit fossiel nog altijd vermengd met 
           cement                                                    488.00*
           Fijn gemalen grijs krijt verandering van boorkop, korte 
           tandjes) nog steeds cement met rubber van de cashing shoe
           fossielen o.a. melk wit buisvormig fossiel                491.00
           Grijs krijt (fijn gemalen) met naval silex en fossielen
           (n.b. silex = licht verkiezelde kalk)                     494.00
           Idem                                                      497.00
           Idem kleur wordt blekergrijs (minder onzuiver)            500.00*
           Idem - zeer fijn gemalen, fijner naar onder toe           512.00
           Bleekgrijs, grijs verkiezeld krijt en zacht wit krijt met
           veel dikschalige schelpen, float collar                   515.00*
           Idem, steeds fijner                                       524.00
           Zeer grove cuttings, idem, met grote donkere 
           cementbrokken                                             530.00
           Fijn vermalen bleekgrijs krijt met heldere silex, wordt
           wat papperig                                              536.00
           Bleekgrijs, overwegend vrij hard fijnzandig grijs krijt
           met heldere silex                                         545.00
           (Monster 539-542 m)
           nb. cuttings zeer slecht grove naval ogenschijnlijk aan 
           begin van stang, rest zeer fijn vermalen.
           Terug grof (nog wat cement) vrij hard fijnzandig grijs 
           licht verkiezeld krijt en donkere silex, in fijne bleke            
           krijtfraktie ook veel silexsplinters                      548.00*
           Idem, fijner                                              557.00
           Meer mergelig bleekgrijs krijt, nog met silex             560.00*
           Blijft bleekgrijs fijn mergelig met silex, en veel 
           grovere naval (zowel cuttings als cement als boorvet als
           ligniet                                                   572.00
           Idem, monster fijne fraktie                               575.00*
           Idem, geleidelijke overgang (slechte monsters)            596.00
           Zacht grijs krijt, nog met wat silex                      599.00*
           Idem                                                      602.00 
           (monster 608-611) grijs mergelig krijt cuttings op zeer 
           eerder mergelig reeds licht glaukoniethoudend             611.00
           Fijnzandige glaukonietrijke groene mergel, gedeetelijk
           helgroen                                                  614.00*
           (monster 623-626 m) bleekgroene, glaukoniethoudende 
           mergel                                                    626.00
           Iets grofzandiger glaukoniethoudende mergel               629.00*
           Bleekgroen siltige mergel, zeer vloeiend                  635.00
           Bleekgroene fijne mergel (top Zevenwegen  ?)              641.00
           Bleekgroen iets meer resistente mergel, blijft slap       644.00*
           Idem                                                      659.00
           (monster 662-665) iets groener en fijnzandige mergel      665.00
           Terug bleekgrijsgroen slappe mergel                       671.00
           Groenere siltige mergel                                   674.00
           Groene slappe mergel                                      677.00
           Groen fijn mergelig zand                                  680.00*
           Idem                                                      689.00
           Minder bleek groen fijn zand, met middelmatig kwartszand, 
           licht roodachtig                                          692.00*
           Groen fijn zand met ligniet en schelpengruis, roodachtige 
           schijn (monsters 695-698, 698-701)                        701.00
           (monster 704-707) middelmatig kwartsrijk zand, soms met 
           rode schijn, in groene matric met donkere strepen 
           (ligniet ?), in grovere fraktie schelpengresten 
           (cf. 689-692 m)                                           707.00
           Idem, in bleekgroene matrix, zonder zwarte strepen        710.00
           Bleekrode matrix roodachtig gelijkaaridg zand 
           (middelmatig tot vrij grof)                               713.00*
           Idem (monster 716-719 m) roodachtig middelmatig tot grof 
           zand, met kwarts en gesteentefragmenten                   722.00
           Geen monsters (spoelingsverlies)                          743.00
           Vol micatex en walnoten, met gelijkaardig zand in 
           groenige pap                                              749.00
           (monster 756-759 roodachtig zand fijner naar onder toe    759.00
           Vol micatex, bleekrozig fijn tot overwegend middelmatig
           zand                                                      762.00*
           Eerder fijn bleekgrijs zand met roze schijn (monster               
           765-768)                                                  771.00
           (monster 771-774) iets grover bleekrozig grijs zand       777.00
           Eerder fijn roodgekleurd zand                             783.00
           (monster 783-786) eerder grof rood zand                   789.00
           Eerder fijn rood zand                                     792.00
           Eerder grof rozig zand                                    795.00*
           Overwegend middelmatig rozig zand                         798.00
           (monster 801-804) grof bleek zand                         804.00
           Fijn bleek zand                                           807.00
           Bleek zand vol micatex                                    810.00
           Geelbruin zand vol micatex                                813.00
           Middelmatig tot grof geelbruin zand                       816.00*
           Bleekbruinig grijs eerder fijn zand, grover naar onder    822.00
           (monster 828-831) grof wit zand, wat rozig naar onder     834.00
           Rozig middelmatig zand                                    837.00
           Grijs eerder grof zand met rode strepen                   843.00
           Bruingig rode fijne tot middelmatige zandsteen; grotere
           cuttings in fijne rode en witte zandsteen; wordt
           vloeiend                                                  846.00*
           (monster 849-852) + Idem wat bruiner en grover, met
           grovere cuttings                                          852.00
           Bruinig rode eerder fijne                                 855.00
           (monster 861-864) vloeistof wordt donkerder, terug 
           grover, van onder geleidelijk roder en vaster, op
           870-873 wat grijzer                                       879.00
           Roder vrij grof zand                                      882.00*
           (monster 888-891) vrij rode grove cuttings, met o.a.
           violetroze kwartszandsteen; wordt terug vaster            894.00
           (monster 903-906) (894-897 overgang) rood grof zand, wat
           fijner in bovenste helft                                  909.00
           (monster 815-918) helrood gekleurde monsters, cuttings
           even rood als voorheen in meer homogeen grof zand         918.00
           (monster 921-924) bruingig grijs grof zand met veel 
           bleke gelige lithische fragmenten                         927.00
           Bleekrood vrij grof zand, met wat micatex                 930.00*
           (monster 933-936) overgang vanaf 936, eerder oranjerood
           grof zand met talrijke lithische fragmenten               939.00
           (monster 942-945) grijsrood fijn zand (vanaf hir
           gewassen zand bleekgrijs gekleurd)                        948.00
           (monster 948-951) rood fijn tot middelmatig zand 
           (sterkere roodkleuring lijkt met korrelgrootte samen te
           hangen); wordt grover naar onder                          954.00
           (monster 954-957) rood eerder fijn zand; grovere fraktie
           vol lithische fragmenten en dieprode mudstone lamellen,            
           vermoedelijk naval                                        960.00
           (monster 963-966) rood tot bleekrood grover zand          969.00
           (monster 969-972) helrood eerder middelmatig zand, terug
           met micatex                                               975.00
           (monster 981 -984) rood fijn tot middelmatig zand         987.00
           (monster 987-990) rood eerder fijn zand (grove fraktie
           uitsluitend mudstone lamellen)                            993.00
           (monster 996-999) rood iets minder fijn, zand; net als
           in vorig monster is die rode kleur zeer moeilijk uit te
           spoelen                                                   999.00
           (monster 999-1002) donkergrijsrood spoelmonster met
           vooral in grove fraktie lichtgrijze megelsteen en
           zandige mergelsteen                                      1008.00
           (monster 1008-1011) roodachtig grijs mergelig 
           spoelmonster, met micatex; reeds overwegend lichtgrijze 
           mergelsteen in de fijne fraktie; spoeling wordt grijs
           monster 1017-1020 met enkele donkere brosse lamellen               
           (steenkoolterrein ?)
           monster 1020-1050 idem einde destruktief hboring         1020.00


           Voorlopige interpretatie der spoe1monsters
           (zonder ROP of diagrafie)
 
           Tertiair-Diest                     (19)-  55 m
           Bolderberg                          55 -  73 m
           Eigenbilzen + Voort + Houthalen :   73 - 256 m
           Boom Klei + Kermiel :              256 - 310 m
           Berg :                             310 - 313 m
           Tongeren :                         313 - 328 m
           Kontinentaal Landen :              328 - 361 m
           Onder Landen :                     361 - 415 m
           Waterschei Klei :                  415 - 448 m
           Gelinden Mergel :                  448 - 463 m
           Orp Zand  :                        463 - 474 m
           Krijt - Houthem - Maastricht :     474 - 557 m
           Boven Gulpen :                     557 - 602 m
           Beutenaken :                       602 - 635 m
           Zevenwegen :                       635 - 659 m
           Vaals (midden + boven) : 659 - 677 m
                 (onder)            677 - 689 m
           Aken : 689 - 701m (of reeds Buntsandstein ?)
           Trias-Buntsandstein 701 - 999 m vrij grof zacht 701 -7 49 m
           eerder fijn, grove basis (bruin) 749 - 816 m
           eerder grof : 816 - 843 m
           rode pap : met zandsteen cuttings 843 - 879
           eerder grof : 879 - 909 m
           met rode mudstoner conglomeraten 909 - 939
           eerder fijn 939 - 999 = "Lowermost" Buntsandstein
           Perm-Zechstein : 999 - 1020 m

           M. DUSAR - 21.04.1986


           Kernstrook 1
           --------------
           1020.41 - 1025.17 m L = 424 (-54) Kist nr. 1 tot 5
           --------------------------------------------------

           Kern passief, zonder splijtvlakken, vrij slecht geboord,
           aan de top van kern sporen van rock bit.

0-248  :   grijze schalie - licht kalkig, aanvankelijk sterk zandig
           met vertikale barsten, vanaf 25 zachter met dunne
           hardere bandjes (0,5 tot 2 cm dik).  Vanaf 75 sporen
           van bioturbaties.  Tussen 95 en 100 dikkere harde laag.
           Daaronder vage Ostracoden afdrukken helling : 3°.
           Vanaf 145 dunne fijn gelapineerde siltlaagjes in de
           kalkige schalie  reeds sporen van fijne plantenresten
           (slecht bewaard).
           Vanaf 200 grotere schelpen.
           Schelpen en plantenresten blijven zeer zeldzaam.
           Vanaf 240 verspreide pyrietkristallen. Vanaf 248 tot
248-259 :  259 zeer fijne zandsteen : i = 3° aan de basis zeer pyrietrijk
           met 5 sets van gekruiste gelaagdheden in wisselende richting.      
           bovenste set meer kleiig, de richtingen
259-284 :  zijn vrij sterk wisselend.  Vanaf 259 tot 284 opnieuw
           donkere schalie met dunnere compactere bankjes, enkele
           fijne schelpafdrukken, naar onder toe zeer fijne
289-296 :  plantenresten. Van 289-296 : bleekgrijze zandige kalksteen -
           zeer fijnkorrelig en homogeen met beginnende horizontale           
           stylolietisatie met sporen van bioturbaties, i = 2°.
296-360 :  donkere grijze schalie met wat meer fijne schelpafdrukken
           en zeer fijne plantenresten met wat zandiger bandjes.
           Plantenresten worden duidelijker, worden ook meer
           gebioturbeerd.
360-365 :  opnieuw fijne zandsteen met gekruiste gelaagdheden aan
           de basis convoluted bedding over 3 cm.
365-394 :  kompakte grijze schalie met zeer fijne plantenresten en
           zandiger banden.
394-399 :  opnieuw fijn kalkige zandsteen met gekruiste gelaagdheden,
           top : i = 18°.
399-422 :  grijze schalie - vrij kompakte met zeer fijne verspreide
           plantenresten - enkele hardere bleekbruine banden.


           Kernstrook 2
           ------------
           1025.17 - 1031.08 m L = 521 (+30) kist nr. 6 tot 11
           ---------------------------------------------------

           Kern vrij passief - slecht geboord tot 180
           Twee splijtvlakken met i = 45°, op 165 m en 170 m.
           Slechte aanpassing op 199 m.
           Stukken congloperaat uitgeklopt op 250 en 272. Slecht geboord
           op 460. Spiegelglijvlakken met i = 500.
           Op 540 - 560 - 575 - 600 - 610 sporen van rechte striaties.
0-204   :  grijze schalie, op 7 gepyritiseerde schelp, met fijn
           gebioturbeerde laagvlakken - onduidelijke plantenresten.
           Tussen 45 en 58 sterk zandig, bleekgrijs vaag gelamineerd,
           idem tussen 78 en 87, i = 4ø dunne zandiger laag rond 145.
           Vanaf 190 pyrietrijker.
204-208 :  donker gekleurde zeer pyrietrijke zandsteen met verspreide
           keitjes, vooral aan de basis (Cu-schiefer equivalent ?).
           208-400 : Conglomeraat met kalkige matrix. Aan de top
                     keienlaag, keien van gepiddeld 1 cm.
           208-213 : eerder middelmatige kalkzandsteen.
           213-216 : fijn conglomeraat (ñ 0,5 mm) aan de basis 
                     talrijke kolige brokjes.
           216-218 : opnieuw zandsteen.
           218-272 : conglomeraat met keien van meestal zandige 
                     detritische oorsprong.
                     Aan de top nog fijn  (ñ 0,5 cm) van 230 1 … 2 cm.
                     Rond 255 keien gepiddeld 2 tot 3 cm.
           272-348 : met geleidelijke overgangen, hoofdzakelijk               
                     kalksteenkeien, gemiddeld 4 cm groot, opgevuld
                     met zeer fijn conglomeraat, gemiddeld 0,5 cm
                     waarin vrij veel rood gekleurde, doortrokken
                     met 1 … 2 cm brede onregelmatige calcietband -
                     keien lijken iets beter afgerond, vaak sterk
                     afgeplat, vooral de kleinere.       
                     Vanaf 300 wordt de matrix rozig getint, naar de
                     basis toe met meer fijne rode keitjes.
           348-360 : eerder middelmatige kwartsietische zandsteen met         
                     sporadisch keien.
           360-366 : met grote platte kalkige keien en kleine rode keien.
           366-378 : meer kalkige zandsteen fining upwards top lijkt
                     erosief - subhorizontaal.
           378-400 : opnieuw conglomeraat met grote (5 cm) kalksteen keien,
                     basis is horizontaal.
400-621 :  eerder donkere grijze micahoudende zandige schalie met
           talrijke donkere laagvlakken met fijn plantenhaksel,
           i = 5ø, top is over 1 cm bleek groen gekleurd. Niet
           doorworteld (fris contact). Rond 460 zachter en meer
           vergleden. Vanaf 510 met zeldzame siderietlens en dunne
           zandige lamiaties.


           Kernstrook nr. 3
           ----------------
           1031.08 - 1037.09 m L = 596 (-5) kist nr. 12-17
           -----------------------------------------------

           Kern passief, slecht geboord tussen 450 en 475, en vanaf 540;
           kernverlies verpoedelijk aan de voet.
0-130   :  met geleidelijke overgang, grijze sterk zandige schalie
           tot zandsteen met fijne bleekzandige straticulaties,
           i = 8ø laagvlakken met fijn plantenhaksel, op 75 in
           zandige straticulaties vertikale bioturbaties over 3 mp,
           vermoedelik ontsnappingsgang van schelp.
130-162 :  overwicht aan zandige straticulaties, nog steeds met
           fijn vertikale bioturbaties tot 3 cm lang, in dikkere
           zandige straticulaties (ñ 1 cm) sporen van gekruiste
           gelaagdheid.
162-220 :  vrij snel overgaand in grijze zandige schalie met
           vage siderietbanden, i = 5ø.  Op 155 glijvlak met
           horizontale striaties, i = 10ømpet vaag gebioturbeerde
           zandige straticulaties.  Op 195 glijvlak, i = 57ø.
220-321 :  eerder donkergrijze compacte schalie met vage siderietbanden,      
           onregelmatig subhorizontale verglijdingen, i = 6ø tot 8ø, 
           vrij veel spiegelglijvlakken.
           Op 270 glijvlak met horizontale striaties, i = 8ø,
           eerder siderietknol. Vanaf 280 fijn gebioturbeerd - dunne          
           siderietische lenzen.
           Op 290 licht bitumineus laagvlak met grote schelpen.
321-326 :  donkergrijze schalie met grote schelpen, wordt licht
           bitumineus en pyriethoudend.
326-444 :  koollaag.
           326-328 : gestreepte kool, aan de top met fijne calcietlenzen.
           328-358 : reinkool met dunne laminaties rijk aan houtskool en      
                     pyriet - vertikaal klievend langs buitenkant met
                     boorvet.
           358-359 : terug gestreepte kool, i = 5ø.
           359-370 : donkergrijze compacte schalie - fijn vergleden -         
                     pyriethoudend.
           370-375 : zeer sterk vergleden schalie.
           375-381 : donkergrijze licht vergleden schalie.
           381-387 : donkere fijn klievende, lichtkolige schalie.
                     In het midden over 2 cm sterk kolig.
           387-390 : donkere, fijn bladerig klievende, pyriethoudende
                     sterk kolige schalie (i = 7ø)
           390-399 : gestreepte kool
           399-401 : fijn bladerig klievende, licht kolige schalie
           401-406 : sterk kolige schalie
           406-408 : licht kolige schalie
           408-414 : donkere grijze sterk verglijde schalie
           414-417 : donker fijn klievende lichtkolige schalie, vol
                     ingekoolde lenzen.
           417-419 : fijn klievende sterk kolige schalie met eveneens         
                     ingekoolde lenzen.
           419-422 : fijne gestreepte kool.
           422-424 : bladerig klievende, lichtkolige schalie met
                     ingekoolde lenzen.
           424-426 : sterk kolige schalie, met dunne koollenzen.
           426-427 : fijn, bladerig klievende, escaille schalie
           427-430 : fijn, bladerig klievende sterk kolige schalie.
           430-444 : fijn gestreepte kool
444-480 :  compacte, eerder bleekgrijze, fijn doorwortelde schalie.
           Van boven vergleden, met zeldzame siderietknol.
480-508 :  fijne zandsteen met gestoorde kolige laminaties, vooral
           van boven. Naar onder met vage gebruinde stratificaties,
           basisvlak.
508-531 :  grijze sterk zandige schalie tot siltsteen met grof
           plantenhaksel, nog licht doorworteld, dunne zandige
           straticulaties.
531-596 :  grijze schalie, aanvankelijk met siderietknollen - licht
           doorworteld - vergleden zand sideriet. Vanaf 560
           zachter-fijner vergleden met grote horizontale wortels.


           Kernstrook nr. 4
           ----------------
           1037.09 - 1043.05 m L = 597 (+2) kist nr. 7 tot 23 
           --------------------------------------------------

           Massieve kern - slecht geboord bovenste 20 cm, slechte 
           aansluiting met top van kool (530) i = 50ø op 310.

0-422 :    grijze fijnklievende schalie tot 35 met siderietknollen,
           eronder eerder banden. Vanaf 20 sterk bitumineus met
           siderietknollen, pyriethoudend met twijgen en slecht
           bewaarde bladafdrukken - fijn vergleden rondom de knollen.
           Mogelijk nog zeer licht doorworteld. Vanaf 45 geleidelijk 
           minder bitumineus met sporen van doorworteling en
           siderietische banden. Vanaf 55 terug sterker bitumineus en         
           duidelijk doorworteld, vrij sterk gebioturbeerd en blijft          
           pyriethoudend, i = 5ø. Vanaf 80 niet meer bitumineus en 
           slechts sporen van doorworteling.
           Vrijwel geen plantenresten meer, met fijne siderietische
           straticulaties, vol fijne bioturbaties.
           Op 110 Lepidodendron. Op 170 Lepidostrabus. Vanaf 180 eerder       
           donkergrijs en sterk fijn gebioturbeerd. Vanaf 200 opnieuw 
           bleker en wat compacter met zeldzame resten van kolige
           planten. Tussen 240 en 280 dikkere siderietbanden, i = 4ø.
           Vanaf 280 wat donkerder en  zachter en sterk gebioturbeerd.
           Op 305 slecht bewaarde dubbelkleppige schelp.
           Vanaf 315 terug iets compacter.
           Vanaf 330 opnieuw zachter en donkerder - licht bitumineus -
           met fijne sideriet sterk gebioturbeerd. Enkele gepyritiseerde     
           ingespoelde, plantenresten. 0ok slecht bewaarde Lepidostrobus.     
           Geleidelijk minder bitumineus.
           Op 410 schelp met pyrietvulling.
422-528 :  donkergrijs bitumineuse, fijn klievende schalie,
           vertikaal gebarsten met gepyritiseerde fossielresten,
           meestal fijne ingekoolde planten. Geleidelijk bimtumineus
           tot 440. Vanaf 445 opnieuw sterk bitumineus met
           Lepidodendron.     
           Tussen 450-455 met enkele vrij dikke (1 cm = fijn 
           siderietrijke zandsteenstraticulaties.
           Eronder ook wat korrelige siderietische straticulaties,
           i = 3 tot 6ø, met pyrieteuse laagvlakken en fijne kolige
           plantenresten, rond 490 grote schelpenresten. Vanaf 500
           vrijwel niet meer bitumineus met spiegelglijvlakken,
           i = 40ø, vage siderietbanden met fijne bioturbaties.
           Vanaf 520 terug schelpafdrukken. Vanaf 525 sterk bitumineus.
528-530 :  bitumineuse schalie tot cannelkool
530-562 :  koollaag.
           530-554 : glanskool in zeer passieve kern, met onregelmatige       
                     vertikale calcietaders.
           554-555 : glanskool met horizontale calcietaders.
           555-562 : aanvankelijk donkere, sterk bitumineuse schalie met      
                     horizontale calcietaders.
                     Vanaf 557 minder bitumineus met
                     siderietstraticulaties.
562-597 :  grijze lichtzandige schalie, aanvankelijk vrij zacht met
           vage siderietbanden, micarijk en met fijne plantenresten,
           in de schalie beter bewaarde plantenafdruk, losse
           bladafdrukken, fijn gebioturbeerd.
           vanaf 595: schelpenrest.


           Kernstrook nr. 5
           ----------------
           1043.05 - 1049.40 m  L = 644 (+9) kist nr. 23 tot 30
           -----------------------------------------------------

           550 : subvertikaal splijtvlak met horizontale striaties.
           520 : splijtvlak, i = 35ø rechte striaties
           590 : splijtvlak, i = 50ø
           30 = splijtvlak, i = 80ø.

           Kern massief. Op 147 tot 155 uitgeboord.
0-160   :  met geleidelijke overgang - grijze licht zandige schalie,
           vaag gebioturbeerd, met dunne siderietlenzen.
           Aanvankelijk bitumineus met gepyritiseerde plantenresten,
           i = 4ø. Vanaf 40 niet meer bitumineus, nog steeds
           bladafdrukken en schelpen, vanaf 50 wordt schalie compacter
           met weinig grote twijgen. Vanaf 60 licht zandig, met weinig        
           ingespoelde twijgen en zeldzame bladafdrukken; vanaf 120 
           zachter en meer gebioturbeerd.
160-211 :  harde grijze zandige schalie tot siltsteen, met ingespoelde 
           twijgen, zandige siderietische lenzen.
211-270 :  met geleidelijke overgang, siltsteen met grote stengelige          
           afdrukken, vnl. Calamites en zeer fijne plantenresten, 
           tussen 5 cm dikke gestoorde banden.
           Naar onder toe beter gestraticuleerd met zwarte laagvlakken,
           i = 7ø.
270-395 :  fijn gestraticuleerde siltsteen tot sterk zandige schalie,
           met plantenhaksel en donkere laagvlakken; met homogene
           passages, 10 cm dik, op 310-355 en 395.
395-644 :  met geleidelijke overgang : fijn gestraticuleerde siltsteen
           tot zandige schalie met grof plantenhaksel, i = 5ø.
           Afhelling is zeer regelmatig. Vanaf 535 tot 590 zeer
           veel zandige straticulaties, licht geslumpt rond 560,
           i = 5ø.


           Kernstrook nr. 6
           ----------------
           1049.40 - 1055.01 m_L_= 573 (+12) kist nr 30-37
           -----------------------------------------------                

           540 splijtvlakken - i = 45ø
           Kern passief - slecht geboord tussen 220 en 285. 0nregelmatig.
           Slecht geboord tussen 340-385.

0-73    :  fijn zandige gestraticuleerde siltsteen, i = 5ø.
73-220  :  met geleidelijke overgang, aanvankelijk sterk zandige
           schalie tot siltsteen met fijne plantenresten met
           vaag gestraticuleerde passages. Geleidelijk eerder
           zandige schalie met weinig ingekoolde plantenresten.
           Vanaf 200 met vage siderietbanden.
220-305 :  opnieuw geleidelijke overgang. Zachtere, eerder donker
           grijze schalie met siderietlenzen, spiegelglijvlakken.
           Weinig kolige stengelige plantenresten en twijgen,
           wordt naar onder toe steeds harder en coppacter.
305-333 :  micahoudende zandige schalie.
333-568 :  terug geleidelijk zachtere grijze schalie met vage
           siderietlenzen - zeer weinig plantenresten en twijgen
           Vanaf 490 geleidlijk zachter en donkergrijs met 
           spiegegvlakken - licht gebioturbeerd, zonder plantenresten.
           Naar de basis sterk gebioturbeerd.
568-570 :  donkere escaille.
570-573 :  gestreepte kool.


           Kernstrook nr. 7
           ----------------
           1055.01 - 1060.97 m  L = 603  (+7) kist nr. 37-42
           -------------------------------------------------

           i = 40 
0-145   :  koollaag
           0-1     : koolvol calcietlenzen met radiaal vezelige 
                     structuur (cone in cone).
                     Reinkool tot 54.
                     Op 37 - 1 cm dikke lens met sphero sideriet.
                     Idem op 27.
           54-60   : zeer rijk aan houtskool eerder gestreept.
           60-145  : reinkool met verspreide houtskoolbrokken en enkele       
                     pyrietknolletjes.
145-l67 :  donkergrijze fijn vergleden schalie vol dikke koollenzen.
           Lijkt niet doorworteld met ingekoolde stengelige 
           plantenresten - enkele mm dunne zandige laminaties.
167-171 :  niet meer kolig - sterk vergleden, met wortels.
171-173 :  Tonstein ?
173-200 :  met geleidelijke overgang. Fijn klievende donkergrijze
           schalie vol plantenresten, sterk ingekoold, naar onder
           toe met siderietknollen, sporen van wortels - stigmaria.
200-260 :  met geleidelijke overgang. Grijze doorwortelde zandige
           schalie met siderietknollen - vol plantenresten, meestal
           nogal sterk ingekoold. Naar onder toe minder plantenresten
250-420 :  grijze zandige schalie met talrijke goed bewaarde
           plantenresten, licht doorworteld, i = 4 tot 7ø.
           Doorworteling verdwijnt geleidelijk rond 350. Vanaf 340 meer       
           micahoudend - plantenresten slecht bewaard, blijft homogene
           zandige schalie.
           Vanaf 4,10 plantenresten met Spirorbis.
420-445 :  zachtere donkergrijze schalie met kolige plantenresten,
           meestal stengelig met dikke micarijke siderietbanden.
445-451 :  ñ Idem, zachter en donkerder - fijn vergleden op
           stengelige resten, vol ingekoolde lenzen.
451-528 :  koollaag
           451-455 : fijn gebande dofglanzende kool, i = 6ø
           455-520 : glanskool in massieve kern, rond 475 tot 5 cm 
                     dikke knol in fijne sideriet.
           520-522 : Donkere koligeescaille. Van onder houtskoolrijk
                     en verbrokkeld.
           522-523 : donkere sterk vergleden schalie.
           523-524 : gestreepte kool.
           524-525 : donkere siderietische fijn vergleden schalie.
           525-529 : sterk kolige escaille.
530-533 :  grijze doorwortelde schalie, sterk vergleden, maar toch
           compact.
533-535 :  grijze escaille
535-603 :  bleekgrijze sterk doorwortelde vergleden schalie, bruinig
           getint aan de top. Vanaf 555 wat zandiger, minder vergleden;
           vanaf 580 met siderietknollen, waarin calcedoonopvulling.


           Kernstrook nr. 8                                              
           ----------------                                                   
           1060.97 - 1067 m  L = 602 (-1) kist nr. 42-48
           ---------------------------------------------

           Massieve kern, slecht geboord tussen 25 en 40, en 85 en 90

0-167   :  grijze doorwortelde zandige schalie met siderietknollen.
           Rond 20 enkele gestoorde zandige straticulaties, met
           stengelige plantenresten. 110-120 fijn vergleden op
           ingekoolde stengels met megasporen; i = 7ø op 150.
           Vanaf 145 terug wat zandiger.
167-602 :  micahoudende siltsteen - licht doorworteld.
190-210 :  grote onregelpatige siderietknollen.
           Tot 220 eerder schalie, meer plantenresten.  
           Siltsteen bevat naar onder toe ongecompacteerde Calamites.
           300-310 : opnieuw aanrijking aan sideriet, eerder                  
                     schalielaagvlakken volgens stengelige
                     plantenresten, meestal Calamites. 
                     Nog slechts Sporen van doorworteling.
           Rond 350: grote siderietknollen.
           380 :     bladafdrukken in siltsteen.
           Vanaf 420 geleidelijk vage zandiger banden.
           Vanaf 480 duidelijke zandige straticulaties gestoord
                     door compactiebreukjes. Op 475 en 500 glijvlakken
                     i = 30, op 520 Calamostachys.  In de siltsteen
                     tot zeer fijne zandsteen meestal zeer fijne en 
                     verdeelde plantenresten.     
           Vanaf 515:geen duidelijke straticulaties meer.


           Kernstrook nr. 9
           ----------------
           1067 - l070.l0 m L 310 (0) kist nr. 48-51
           -----------------------------------------
  
           Steile calcietaders - half open barsten, tussen 105-140 :
           open barst i = 80ø. 0nregelpatig splijtvlak op 165,
           i = 65ø tegengesteld aan de vorige.

0-88    :  met geleidelijke overgang : grijze siltsteen met vage
           gestoorde zandige straticulaties. Tussen 45 en 55 eerder
           zandsteen met gekruiste gelaagdheid, met verspreide,
           zeer fijne plantenresten - donkere laagvlakken in zandige
           straticulaties.
88-155  :  fijn gestratifieerde zandsteen, i = ñ 16ø bleekgrijs
           naar onder toe i = 30ø zeer micarijke laagvlakken.
           Naar onder toe siltsteen intraclast.                
155-196 :  van onder naar boven, in sets van 8 cm dik eerst fijne
           zandsteen met vage gekruiste gelaagdheid. Siltsteen met
           bleek zandige laminaties, passieve zandsteen, zandsteen
           vol met siltsteen intraclasten, siltsteen met in het
           midden gegroepeerde zandige straticulaties, geleidelijke
           overgangen naar onder en naar boven.
196-310 :  fijn zandige straticulaire siltsteen; op 210 en 260
           overwegend zandig over 5 cm, op 250 daarenboven
           convoluted bedding.
           295-295 : onregelmatige straticulaties, gekruisd en met 
                     siltsteen intraclasten - overwegend zandig.


           Kernstrook nr. 10
           -----------------
           1070.10 - l072.98 L =282 (-6) kist nr. 51 tot 54
           ------------------------------------------------

           Kern is passief met fijne steile calcietaders.

0-20    :  grijze siltsteen met fijne zandsteenstraticulaties met
           ribbels.
20-33   :  fijne zandsteen met rechte basis. Van boven onregelmatig
           gestraticuleerd.
33-43   :  fijne gestraticuleerde siltsteen met spiegelglijvlakken
           volgens gelaagdheid en i = 25ø, basis onregelmatig 
           gestraticuleerd. 
43-61   :  fijne zandsteen vaag gestratifieerd.
61-85   :  fijne zandsteen onregelmatig gestraticuleerd. Op 68
           met siltsteenklasten. Basis erosief.
85-125  :  onregelmatig gestraticuleerde siltsteen met gekruiste
           gelaagdheid, zandsteen van platte siltsteenklasten
           aan de basis.
125-150 :  sterk gestraticuleerde micarijke siltsteen geslumt met
           vertikale straticulaties.
           Spiegelglijvlakken, i = 45 tot 35ø.
150-188 :  aanvankelijk massief maar snel regelmatig gestratifieerd,
           grote zandstenen, i = 15ø
188-212 :  fijn gestraticuleerde siltsteen met spiegelglijvlakken
           straticulaties worden onregelmatig aan de basis. i = l8ø
2l2-229 :  onregelmatig gestratifieerde zandsteen, valk,
229-255 :  regelmatig fijn gestraticuleerde zandsteen met donkere
           laagvlakken, i = 5ø.
255-265 :  fijne zandsteen met gekruiste gelaagdheden, basis geslumpt.
265-282 :  geslumpte siltsteen, spiegelglijvlakken, i = 5ø.


           Kernstrook nr. 11
           -----------------
           1072.98 - 1078.99 m L = 600 (-l) kist nr. 54 tot 55
           ---------------------------------------------------
  
           Massieve kern tot 305, doortrokken door zeer sterke calcietaders
           tot 150 en minder talrijk tot 250.
           Vanaf 315 tot 335 totaal vergruisd, vanaf 360 tot 510 :
           glijvlakken met rechte striaties, 25-50, gemiddeld om 10 cm.

0-248   :  zandsteen
           0-24    : fijn gestraticuleerd met slumpings veel horizontale      
                     glijvlakken.
           24-138  : meer massieve zandsteen en fijn gestraticuleerd
                     met zwarte laagvlakken en lenzen met siltsteen en
                     siderietclasten.
           138-155 : afwisselend van massieve zandsteen en fijn               
                     gestraticuleerde met zwarte laagvlakken en lenzen
                     met siltsteen en siderietclasten.
           155-187 : overwegend zandsteen met tot 2 cm dikke
                     onregelmatige zandsteenstraticulaties, licht 
                     geslumpt en gekruisd.
           187-248 : middelmatige zandsteen vol drijfhout.
248-315 :  koollaag
           Bovenkontakt zeer scherp, op 275 : steil splijtvlak met
           horizontale striaties.
           280-295 : verschillende splijtvlakken.
           248-305 : glanskool vrij zachte kool, brokkelig.
           305-311 : bladerig klievende lichtkolige schalie vol
                     houtskoolbrokken en fijne ingekoolde lenzen.
           311-315 : brokkelige fijngebande glanskool.
315-335 :  vergruisde kolige escaille, vemoedelijk verschillende
           tussen 305 en 311.
335-338 :  sterk vergleden lichtkolige schalie met fijne koollaagjes.
338-403 :  met overgang geleidlijke donkergrijze sterk vergleden
           schalie vrij goed klievend in niet vergleden delen vol
           slecht bewaarde bladafdrukken naar onder met zandige
           straticulaties.
403-490 :  met geleidelijke overgang, vrij sterk vergleden donkergrijze
           siltsteen, doorworteld met stengelige plantenresten
           (Calamites) met zandige straticulaties die licht gestoord
           zijn.
           Toenemend aantal siderietknollen naar onder toe.
490-545 :  met geleidelijke overgang : donkergrijze siltsteen met
           siderietknollen doorworteld, licht vergleden.
545-563 :  vol zandsteenstraticulaties, gemiddeld 1 cm dik, licht
           gestoord met kleine compactiebreukjes.
563-600 :  grijze zandige schalie, doorworteld, vage siderietlenzen
           spiegelglijvlakken, buiten wortens geen andere plantenresten.


            Kernstrook nr. 12
            -----------------
            99.1078 - 1084.99 m L = 590 (-10) kist nr. 59-66
            -------------------------------------------------   

            i = van 15ø tot 50ø

            Kern brekend in stukken van gepiddeld 5 cm
            20 tot 180: glijvlakken tussen 5 en 50ø, in tegengestelde
                        zin, zeer steile onregelmatige klievende
                        glijvlakken.
            195 tot 230: half open splijtvlakken 50ø, tegengestelde           
                         gelaagdheid
            280 tot 290: zeer sterk verbrokkeld, i = 50ø

0-190   :   scherp basiskontakt volgens, i = 25ø, grijze kompakte
            lichtzandige schalie met grote wortels en vage 
            siderietbanden, licht vergleden rond de wortels, i = 16ø,
            vanaf 175 met zandige straticulaties.
190-227 :   koppakte fijne zandsteen met gestoorde stratificaties,
            aan de top pyrietknollen en fijne slumpings rond
            siderietknollen.
227-250 :   sterk maar vrij regelmatig gestraticuleerde siltsteen vol
            spiegelglijvlakken met kleine compaktiebreukjes, licht
            doorworteld.
250-276 :   zeer fijne zandsteen geslumpt, fijn tot middelmatige
            lenzen aan de basis.
276-287 :   escaille, niet kolig
287-297 :   vrij sterk vergleden, micahoudende fijn gestraticuleerde
            zandige schalie met sideretknolletjes.
297-357 :   aanvankelijk vrij massieve, vaag gestratifieerde zandsteen
            met gekruiste gelaagdheid, vanaf 330 beter gestraticuleerd 
            met kleine siderietknollen.
357-375 :   geslumpte horizon
375-410 :   grijze siltsteen met dikke zandsteenstraticulaties
            hebben ribbelvorm, geen interne stratificaties, lijkt niet
            meer doorworteld met dikke siltsteenstraticulaties.
548-575 :   geslumpt niveau.
575-595 :   sterk zandig gestraticuleerde siltsteen met zwarte
            gelaagdheidsvlakken.


            Kernstrook nr. 13
            -----------------
            1084.99 - 1090.40 m L = 535 (-6) kist nr. 66-72
            -----------------------------------------------

            Massieve kern in zandsteen calcietaders, tussen 90 en 200
            loodrecht op gelaagdheid.                                         

0-30    :   grijze siltsteen, fijne zandsteen gestraticuleerd,
            zeer fijne plantenresten. 
30-45   :   zandsteen met vage ribbels, i = 55ø.
45-85   :   fijne gestraticuleerde siltsteen, eerder gelamineerd.
85-l90  :   scherpe kontakten, fijne zandsteen, fijnige kolige laag
            vlakken, dikker en talrijker naar onder toe, vaag
            gestratifieerd met ribbels.                         
l90-205 :   fijn gelamineerde siltsteen.
205-215 :   geslumpte siltsteen, vrij homogeen
215-250 :   fijn gestraticuleerde siltsteen, spiegelglijvlakken, i = 53ø
250-260 :   siltsteen met kleine zandsteenslumps
260-285 :   sterk gestratikuleerde siltsteen, donkere laagvlakken.
            i = 55ø
285-300 :   siltsteen met grote zandsteenslumps
300-360 :   met geleidelijke overgang : sterk gestraticuleerde
            siltsteen met zwarte gelaagdheidsvlakken, i = 56ø
360-535 :   ñ idem, maar overwicht gestraticuleerde zandsteen met
            sporen van ribbels, helling = 64ø.


            Kernstrook nr. 14
            -----------------
            1090.40 - 1091.00m L = 75 (+15) kist nr. 72
            -------------------------------------------

0-5     :   grijze gestraticuleerde zandsteen met enkele zwarte
            laagjes, intern geribbeld, i = 66ø
5-60    :   grijze siltsteen met regelmatige zandsteenstraticulaties
            ñ 4 mm dik.
60-75   :   grijze siltsteen met zeer dunne zandsteenstraticulaties.


            Kernstrook nr. 15
            -----------------
            1091.00 - 1096.605 L =  560 kist nr. 73-78
            ------------------------------------------

            i = 66ø op 25
            i = 55ø op 80
            i = 60ø op 140
            i = 70ø op 180
            i = 55ø top
            i = 30ø basis

0-350   :   grijze fijn regelmatige gestraticuleerde siltsteen,
            laagvlakken met grof plantenhaksel, meestal vergleden.
            225 : kompaktiebreukje, zandige straticulaties worden dikker.
            Rond 280: i = vertikaal tot 300 talrijke kompaktiebreukjes
            aan de basis vertikale slump.
350-405 :   bleke massieve zandsteen, top i = 55ø, basis i = 30ø
            met kompaktiebreukjes aan top en aan basis in donkere
            kolige laagvlakken.
            Rond 395 : vol kleine siderietknollen in kolige matrix.
405-420 :   grijze siltsteen vol spiegelglijvlakken, basis vertikaal
            geslumpt.
420-470 :   bleekgrijze fijne zandsteen met kolige laagvlakken,
            kompaktiebreukjes, breksieachtig, naar onder toe loopt
            helling op tot 75ø. Aan basis grote siderietknollen.
470-490 :   met geleidelijke overgang.
            Grijze fijne gestraticuleerde zandsteen, talrijke
            kompaktiebreukjes, helling 18ø met zeer steil glijvlak 
            schuine steile gelaagdheden aan de basis geslumpt.
490-525 :   overwegend siltsteen onderaan steil, top zwak hellend.
525-560 :   eerder zandsteen, overwegend steil hellend.  


            Kernstrook nr. 16
            -----------------
            1096.605 - 1l03.00 m  L = 547 (+7) Kist nr. 78-85
            -------------------------------------------------

            ñ massieve kern, gebroken volgens laagvlakken = meest 
            spiegelglijvlakken.

0-465 :     gestraticuleerde siltsteen met kompaktiebreukjes
            helling vertikaal tot 300, vanaf 300 : 65ø
            vanaf 435 dikkere zandige straticulaties.
465-585 :   eerder gestraticuleerde zandsteen met onregelmatige
            zwak hellende calcietaders, enkele horizontale
            laagvlakken, intern geribbeld, helling 70ø steiler
            eronder.
585-647 :   sterk gestratculeerde siltsteen met kompaktiebreukjes.


            Kernstrook nr. 17
            -----------------
            1103.00 - 1107.00 m  L = 520 (+120) Kist nr. 90-95
            --------------------------------------------------

            Kern verbrokkeld vanaf 140
            Vanaf 290 zeer sterk verbrokkeld (290-430= 140-120 = 20 cm
            overblijvend)
            Vanaf 430 normaal
0-290   :   grijze siltsteen zandig gestraticuleerd met
            compaktiebreukjes, rond 50 : licht geslumpt -
            vanaf 100 minder gestraticuleerd eerder fijne donkere 
            zandsteen, helling subverticaal. 
            Vanaf 230 breksieachtig geslumpt.
290-430 :   vanaf 290 verbrokkelde schalie sterk vergleden met
            kleine siderietknollen.
430-520 :   kompakte grote schalie, steil klievend, onregelmatig
            vergleden zonder wortels, vertikaal klievend tot 470
            vanaf 470 glijvlakken; 50, siderietbanden ; 14 blijft
            zeer sterk vergleden.


            Kernstrook nr. 18
            -----------------
            1107.00 - 1109.06 m  L = 17,1  (-35) kist nr. 95-97
            ----------------------------------------------------

            Slecht geboord tot 65.

0-65    :   geleidelijk vrij snelle overgang, kompakte grote schalie
            met vage siderietbanden, licht zandig, kompakte grote
            schalie, vrij sterk vergleden, spiegelglijvlak; 8-30, zonder
            plantenresten.  
65-95   :   met geleidelijkeovergang.
            Op 75 spiegelglijvlak; 55, grijze sterk zandige schalie,
            grof doorworteld, snel overgaand in siltsteen met
            onregelmatig zandige straticulaties.
95-145  :   gr. fijne zandsteen, zeer onregelmatig gestraticuleerd,
            donkere laagvlakken doorworteld, kleine siderietknollen,
            i = 27ø.
145-171 :   meer passieve bleke zandsteen met onregelmatige kolige
            slierten, beter gestratifieerd aan de basis.


            Kernstrook nr. 19
            -----------------
            1109.06 - 1115.06 m  L = 537  (+37) kist nr. 97-103
            ---------------------------------------------------

            Kern vrij massief, onregelmatig steile splijtvlakken tussen
            75 & 100 tussen 145-175 onregelmatige splijtvlakken.

            205-235 : zwak hellende splijtvlakken
            430     : 35ø splijtvlak
            Rond 550 vertikaal klievend.

0-28    :   fijn gestraticuleerde siltsteen met plantenhaksel,
            licht doorworteld i = 18ø
28-150  :   met geleidelijke overgangen, grijze zandige schalie,
            grof doorworteld vage siltige banden, siderietlenzen.
            Vanaf 100 toename van zandige straticulaties, doorworteling 
            sterk verminderd i = 15ø
150-178 :   met geleidelijke overgang : grijze vergleden lichtzandige
            schalie terug sterker doorworteld, met stengelige
            plantenresten, Cordaites.
178-230 :   grijze bladerig klievende schalie, licht doorworteld
            met ingekoolde lenzen, helling 21ø met stengelige
            plantenresten.
            Vanaf 195 : minder ingekoolde lenzen - grotere wortels
            Cordaites nog steeds vrij sterk vergleden, hernemen van
            wortelbodem ? naar onder toe Calamites, weinig maar
            grote doordringende wortels.
230-303 :   grote sterk zandige schalie tot siltsteen met
            onregelmatige zandige glijvlakken, 20-25ø in tegengestelde        
            richting.
303-455 :   gestraticuleerde passage. Tot 343 overwegend zandsteen,
            vanaf 345 eerder siltsteen met donkere straticulaties,
            helling 20ø tot 27ø regelmatig, vage interne ribbels,
            talrijke sporen van doorworteling
340-380 :   talrijke kolige laagvlakken, helling neemt af tot 15ø.
            420-432 : breksieachtig gebroken
            Vanaf 440 : sterk zandig gestraticuleerd.
455-483 :   fijne zandsteen met onregelmatige kolige laagvlakken,
            i = l0ø, enkele ingekoolde lenzen.
483-521 :   fijn gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken,
            vol zeer fijne plantenhaksel.  
521-530 :   massieve bleekgrijze zandsteen, top en basis met kolige
            slierten licht gekruist.
530-537 :   overgang, donkergrijze zeer fijne zandsteen vol donkere
            laagvlakken.
537-637 :   grijze sterk zandige schalie met siderietbanden, sporadisch
            slecht bewaarde plantenresten, helling 13ø, sporen van
            bioturbaties rond siderietlenzen, wordt geleidelijk
            zachter en donkerder naar onder en licht bitumineus.


            Kernstrook nr. 20
            ------------------
            115.06 - 1121.07 m L = 605 (+4) kist nr. 104-110
            -------------------------------------------------

            Kern vrij massief. Vrij steile barst rond 105, slechte
            aanpassing 188.  0nregelmatige calcietaders tussen 270-330
            met geel carbonatisch mineraal, glijvlak met horizontale
            striaties op 490, helling 45ø.
            Rond 590 steile dichte barst, helling ñ 80ø.

0-28    :   scherp kontakt, scherp klievend, donkergrijze schalie
            met gebioturbeerde siderietbanden, i = 11ø, zeer slecht
            bewaarde schelpenresten.
28-79   :   met scherpe kontakten, grijze fijne zandsteen met 
            onregelmatige siderietknollen, grof doorworteld, top :
            korrelige sideriet ?
79-102  :   eerder donkergrijze zand tot siltsteen, vol siderietknollen,
            basis fijn gestraticuleerd met siltsteenclasten.
102-110 :   fijne zandsteen met onregelpatige kolige straticulaties.
110-125 :   vaag gestratifieerde siltsteen tot zandsteen nog
            steeds doorworteld siderietknollen.
125-160 :   sterk gestraticuleerde siltsteen, vage siderietknollen -
            donkere laagvlakken - doorworteld.
160-165 :   fijne zandsteen met fijnkolige slierten.
166-170 :   siltsteen met dikke zandsteen straticulaties.
170-181 :   bleke zandsteen met fijne kolige slierten en ingekoolde
            stengels, basis licht erosief met wortels.
181-222 :   zandsteen, eerder donkergrijs zeer fijn, sterk
            gebioturbeerd waarschijnlijk doorworteld, met fijne
            ingekoolde plantenresten, sterk doorworteld, herneming van        
            wortelbodem ?
222-275 :   grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, dikke
            onregelmatige zandsteen straticulaties, doorworteld,
            kleine siderietknollen, licht vergleden, basis grote siderietlens.
275-340 :   massieve bleekgrijze zandsteen fijn, met vage ribbelingen,
            licht breksieachtig langs calcietaders, zwarte laagvlakken,
            = l4ø, aan de basis convoluted bedding geleidelijke overgang 
            naar onder.
340-495 :   meer gestraticuleerd, vermoedelijk tot 375 overwegend
            zandsteen - l0ø - tot 407 overwegend siltsteen met
            dikke geribbelde zandsteenlaminaties. Zeer fijne
            plantenresten, vermoedelijk licht doorworteld.
            407-419 : overwegend zandsteen met mooi compaktiebreukje
                      gekruiste gelaagdheid in zandsteen.
            419-455 : overwegend siltsteen, vage siderietbanden, nog 
                      steeds wortels en zeer fijne plantenresten.
            455-495 : overwegend zandsteen met dikke
                      siltsteenstraticulaties, doorworteling lijkt 
                      verdwenen.
495-605 :   massieve zandsteen, tot 545 vrij talrijke onregelmatige 
            kolige laagvlakken, intern geribbeld naar onder toe steeds        
            massiever sterk micahoudend.


            Kernstrook nr. 21
            -----------------
            1l21.07 - 1127.25 L m = 614  (-4) kist nr. 110-116
            --------------------------------------------------

            Sterk vergleden langs steile glijvlakken tussen 45-52, slechte
            aanpassing op 175 verschillende helling, vertikaal klievend op
            210.
            Sterk vergleden langs zwak hellend glijvlakken 250.
            0nregelmatige steile splijtvlakken 285-315
            Idem 365-390
            Idem rond 400
            Tussen 470 en 500 : ide
            Op 415 en 430 : glijvlak i = 37ø

0-46    :   bleekgrijze massieve zandsteen met enkele kolige slierten
            vage ribbels in sets tot 4 cm dik.
46-265  :   met geleidelijke overgang : grijze vrij harde schalie;
            licht vergleden zandige straticulaties, fijne bioturbaties        
            regendruppelachtig (D : 1 … 2 mm) met zeldzame twijgen
            helling 10ø op 90 - 20ø op 130.
            Veel spiegelglijvlakken helling 35ø op 155 met kleine             
            siderietknollen
            Op 175 helling 42ø, vol spiegelglijvlakken
            Op 180 helling 22ø, geleidelijk zachter schalie en
            bredere siderietbanden geen plantenresten op enkele
            zaadschubben na.
            Vanaf 200 : geleidelijk onregelmatig klievend - onduidelijke      
            schelpenresten, zachter gebioturbeerde siderietlenzen.
            Fijne verglijdingen die doen denken aan schelpen.
            Vanaf 240 : terug meer vergleden, donkergrijs licht
            bitumineus, geleidelijk micarijker naar basis.
265-280 :   met geleidelijke overgang : l4ø donker bitumineus,
            micahoudende schalie met zandige straticulaties, fijnkolige
            plantenresten.
290-297 :   minder bitumineus, handiger, fijne kolige plantenresten
            idem.
297-314 :   onregelmatig gestraticuleerde zandsteen, licht doorworteld.
314-335 :   grijze siltsteen, doorworteld, siderietknollen.
335-384 :   onregelmatig erosief kontakt.
            Vanaf 375 : regelmatig fijn gestraticuleerd.
384-394 :   grijze fijne zandsteen met zandsteenclasten bij basis,
            vage ribbels aan de top.
394-472 :   met geleidelijke overgang; fijn paar sterk gestraticuleerd,
            siltsteen, enkele siderietknollen i = 8ø tot 13ø, donkere         
            laagvlakken of plantenhaksel, zeer fijne kompaktiebreukjes        
            doorworteling lijkt verdwenen.
472-614 :   sterk zandige schalie tot siltsteen, grote ingespoelde
            wortels en zeer fijne plantenresten, fijnhandig
            gestraticuleerd afnemend naar onder toe, i = 12ø, vrij veel       
            spiege1g1ijvlakken zowel plantenhaksel als fijn verdeelde         
            plantenresten in minder gestraticuleerd deel : geen 
            plantenresten.


            Kernstrook nr. 22
            -----------------
            l127.25 - 1l33.195m L = 595 (+0,5) kist nr. 116-123
            ---------------------------------------------------

            Kern vergruisd tussen 45 en 50
            Vergruisd tussen 83 en 85
            Sterk verbrokkeld tussen 95 en 100
            Zeer sterk verbrokkeld tussen 105-115
            vergruisd en verbrokkeld tussen 133-139
            Slechte aanpassing op 289
            Steile half open barst, horizontaal gestrieerde calciet
            tussen 480-510.

0-100   :   grijze harde zandige schalie met siderietbanden - steriel 12ø.
            Op 38 geslumpte siderietband.
            Vanaf 38 met kolige zaadschubben.
            Tussen 45-50 : zacht sterk vergleden
            Vanaf 80 : zeer sterk vergleden, met kolige escaille naar
                       onder toe.
100-102 :   donkere zacht micarijke schalie rond siderietband.
102-135 :   vergruisde kontakten, bruinig grijze micarijke zandsteen.
135-150 :   met geleidelijk overgang : sterk zandig gestraticuleerd,
            donkergrijze schalie, onregelmatig klievend lijkt echter niet
            doorworteld.   
150-230 :   met geleidelijke maar snelle overgang : fijn gelamineerde
            grijze schalie met slecht bewaarde plantenresten i = 9ø
            Laagvlakken vol zeer fijne plantenresten.
230-280 :   grijze schalie met siderietbanden, ñ steriel, lijkt fijn
            gebioturbeerd, naar onder toe talrijke siderietlenzen,
            slecht klievend, wordt geleidelijk licht bitumineus.
280-284 :   donkere sterk biumineuze schalie, licht vergleden.
284-285 :   kool, talrijke fijne calcietlenzen.
288-292 :   fijnklievende donkere schalie vol stengelige plantenresten
            met sporen van wortels (faux pur).
292-380 :   bleekgrijze doorwortelde siltsteen met weinig siderietknollen,    
            licht gestoord, fijn gestraticuleerde helling, 4ø.
380-397 :   slumping
397-418 :   siltsteen tot zeer fijne zandsteen onregelmatig 
            gestraticuleerde van boven, meer regelmatig naar onder -
            basis licht erosief.
418-426 :   zandsteen met vage ribbels.
426-485 :   siltsteen opnieuw met onregelmatige stratificaties ook
            dikkere zandige stratificaties, licht doorworteld, enkele
            onregelmatige siderietlenzen (mogelijk twijgen)
485-504 :   passieve zandsteen vaag gestratifieerd.
504-595 :   sterk zandig gestraticuleerde siltsteen afgewisseld met
            flaserige banden, donkere laagvlakken, vol fijne 
            plantenresten, lijkt niet doorworteld alhoewel gestoorde          
            straticulaties, i = 9ø, licht geperforeerd.


            Kernstrook nr. 23
            -----------------
            1133,195 - l139,270 m L = 606 (1,5) kist nr. l23-l29
            ----------------------------------------------------

            Steile barst : 80-115, sterk vergleden langs glijvlak
            302-307 ; 315-325 : vrij sterk glijvlak, 340-360 : idem.
            380 idem, onregelmatig steile barsten 435-470.

0-65    :   grijze fijn flazerig gestraticuleerde zandsteen, om 2Ocm
            gepiddeld 5 cm dikke zandsteenlens, gekruiste 
            stratificaties van boven, volgende massief, rechte basis,
            volgende onregelmatige basis.
65-130  :   met geleidelijke overgang : grijze sterk zandige schalie,
            enkele siderietlenzen, van boven onregelmatig zandige
            straticulaties, met vele plantenresten, i = 6ø.
            Schalie zelf is steriel.
130-275 :   met onduidelijke overgang : grijze licht zandige schalie,
            onregelatige siderietlenzen, licht vergleden, vrijwel
            steriel, wordt geleidelijk zachter, vage bioturbaties
            talrijke siderietlenzen.
            Vanaf 180 : i = 5ø tot 8ø.
            Vanaf 220 : terug iets harder met sporen van schelpenresten.
            Vanaf 275 tot 324 : eerder donkergrijze zachte schalie met
                                fijne siderietbanden, met schelpenresten,
                                fijn gebioturbeerd
            op 315 : onduidelijke visresten.
324-430 :   zachte donkergrijze schalie, siderietbanden, licht
            bitumineus, gepyritiseerde fossielresten, fijn gebiotureerd,      
            schelpenresten.
            rond 350 : onregelmatig vergleden, gepyritiseerde Cordaites.      
                       Grote platgedrukte schelpen.
            Vanaf 380 : niet meer bitumineus, regelmatig dunne
                        siderietlenzen, licht gebioturbeerd, 
                        schelpfragmenten, i = 6ø.
430-606 :   eerder donkergrijze schalie, fijne siderietbanden, zacht,
            steriel.
            Rond 500 : komplete slecht bewaarde schelpen, sterker             
                       gebioturbeerd.
            Rond 530 : fijne schelpfragmenten, i = 7ø, vrij slecht
                       klievend.


            Kernstrook nr. 24
            -----------------
            1139.27 - 1145.32 m  L = 582 (-23) kist nr. 130-135
            ----------------------------------------------------

            Massieve kern, in koollaag en aan de basis gebroken.
            Gebroken rond 70, steil gebarsten : 95-120.
            Op 410 en 420 : 2 spiegelglijvlakken, i = 45-60ø.
            Op 55 en 60 : 2 splijtvlakken, i = 35ø.

0-44    :   zachte donkere schalie met siderietbanden, i = 4ø.
            Fijn gebioturbeerd, kleine schelpen en coprolytachtige
            bolletjes met fijne ingekoolde plantenresten, vrij
            slecht klievend met planotiles graafgang op 35.
            Basis : licht vergleden.
44-109  :   koollaag top volgens splijtvlak, i = 12ø tegengesteld
            afhellend aan intern splijtvlak.
            Glanskool tot 80, tussen 80-95 glanskool met talrijke
            houtskoollenzen op 95-109 : glanskool, 17ø aan de basis
            van de koollaag, haaks op helling een onderliggende
            wortelbodem.
Vanaf 109 : grijs bruine doorwortelde zandige schalie, kompakt, 
            korrelige siderietknollen, top over 2 cm lichtkolig, wordt        
            geleidelijk groen-grijs.
Vanaf 200 : groengrijs met calamites, i = 4ø, en Cordaites.
            Siderietknollen worden terug glas, wordt sterk zandig tot         
            siltsteen met fijne plantenresten, i = 8ø. nog weinig sideriet.
Vanaf 330 : verspreide zandige straticulaties en licht doorworteld met
            grote stengelige plantenresten.
Vanaf 410 : iets donkerder grijs, eerder zandige schalie, opnieuw
            wat (nog licht doorworteld) siderietknollen, meer
            plantenresten (fijn en stengelige zaadschubben)
Vanaf 490 : eerder siltsteen, vaag gestraticuleerde, fijne
            plantenresten , vanaf 490 : vaag gestratifuleerd,
            eerder donkergrijs, meer siderietknollen, i = 7ø.
            Slecht bewaarde stengelige plantenresten.
Vanaf 540 : bladafdrukken.
Vanaf 580 : wordt terug sterk zandige gestraticuleerde slecht,
            bewaarde plantenresten.


            Kernstrook nr. 25
            -----------------
            1145.32 - 1152,44 m  L = 625 +13 kist nr. 135-142
            -------------------------------------------------

            Steile half open barsten; gemidd. 65ø op 180-225-260

0-140   :   met geleidelijke overgang : eerder d.gr. Siltsteen,
            micarijk, slecht bewaarde plantenresten (stengels
            en bladafdrukken) meestal losse blaadjes, i = 7ø.
            Met weinig kleine siderietknollen en onregelmatige
            zandstraticulaties, meestal stengelige plantenresten
            Cordaites. Rond 60 : vage siderietbanden - mogelijk
            licht gekruist, eronder eerder siltsteen, nog steeds met
            zelfde florasamenstelling.
140-168 :   idem, siltsteen met meer onregelmatige straticulaties,
            enkele vage siderietbanden - donkergrijs - slechtbewaarde
            stengel, plantenresten.
168-188 :   bleekgr. zandsteen, ingekoold drijfhout + houtskool,
            enkele siltsteenlenzen, i = 22ø
188-203 :   siltsteen vol dikke zandsteenstraticulaties, enkele
            siderietlenzen i = 15ø
203-228 :   bleke zandsteen met kolige slierten, afwisselend met meer
            massieve zones.
228-241 :   siltsteen, fijn zandig gelamineerd, dikke
            zandsteenstraticulaties , fijn drijfhout.
241-276 :   bleke zandsteen met fijn drijfhout tot kolige slierten
263     :   siltsteenstraticulatie - basisglijvlak i = 7ø
276-282 :   donkergr. siltsteen - streaky lamination
282-289 :   zandsteen met fijne kolige slierten.
289-300 :   donkergrijze siltsteen met dikke zandsteenstraticu1aties,
            licht kolig
300-320 :   met licht erosieve basis, bleekgrijze zandsteen met
            kolige slierten, fijn gelamineerd tot 308 : vol 
            siderietintraklasten.
345     :   spiegelglijvlak, i = 75ø
535     :   vertikaal klievend
565     :   glijvlak, i = 60ø
320-360 :   fijn zandige gelamineerde siltsteen. Vanaf 335 tot einddiepte    
            geslumpt, laminaties onregelmatig opgebroken volgens, i = 65ø
360-395 :   met geleidelijke overgang fijnzandige gelamineerde
            siltsteen, i = 10ø
395-535 :   zandsteen, van boven fijn gestraticuleerd met donkere
            laagvlakken, i = 21ø naar onder toe donkere straticulaties,
            vanaf 475 : vrij massief, i = 23ø.
            Tussen 500-520 : enkele mica's met siltsteenclasten.
            Op 530 : lens van 2 cm in gestraticuleerde licht
            geslumpte siltsteen, i = 15ø
535-550 :   donkergrijze siltsteen, fijne plantenresten, i = 22ø, fijn
            zandig gestraticuleerd.
550-625 :   met geleidelijke overgang, fijn gestraticuleerde zandsteen,
            met talrijke donkere laagvlakken, meestal spiegeling,
            i = 24ø, naar onder en boven siltsteenachtig meer
            massieve zandsteenlagen (570-595 : sporen van ribbelingen).



            Kernstrook nr. 26
            -----------------
            1151,44 - 1154,60 m  L = 310 (-6) kist nr. 142-145
            --------------------------------------------------

            Kern vertikaal gebartsten (20-60), vertikaal gabarsten op 100
            ook glijvlak met schine straties, i = 40  op 130; glijvlak
            i = 60  op 175 : spiegelglijvlak volgens gelaagdheid, 
            i = 14 , glijvlak 135 haaks erop; op 190 : glijvlak, i = 65  
            Op 230 : glijvlak met horizontale straities, i = 50  
            op 250 : glijvlak volgens i = 35  
            Op 280 : glijvlak, i = 55 , op 300 : splijtvlak, i = 55 ,
                     haaks op 280

0-74     :  gestraticuleerde donkergrijze siltsteen - zandsteen 
            (zand en silt in evanwicht). Donkere laagvlakken i = 20  
            met grote kompaktiebreuken vooral vanboven.
14-90    :  fijne grijze zandsteen, in het midden slumping 6 cm dik
            aangegeven door donkere straticulaties.
90-100   :  afwisseling tussen gelumpte siltsteen en zandsteenband
            met siltsteenclasten.
100-123  :  fijne gestraticuleerder dongergrijze siltsteen, i = 18  
123-132  :  top en basis erosief, fijne bleekgrijze zandsteen met
            fijne donkere stratificaties.
132-251  :  fijn gestraticuleerde siltsteen met dunne zandlaminaties
            vanaf 175 : overwegend zandsteen i = 10-12 , donkere
            meest spiegelige laagvlakken
            rond 225 : kompaktiebreukje. Eronder ribbels in
            zandsteenstraticulaties, erosieve basis.
251-310  :  eerder donkergrijze siltsteen met zeer fijne plantenresten
            van boven fijn zand gestraticuleerd en licht gelumpt 
            i = 56 .


            Kernstrook nr. 27
            -----------------
            1154,60 - 1157,515  L = 304 (+12,5) kist nr. 146-149
            -----------------------------------------------------

            Kern gebroken volgens splijtvlakken i = 50  tot subvertikaal 
            met schuine striaties, vanaf 155-175 : zeer fijn verbrokkeld,
            escailleachtig eronder massief.

0-152    :  grijze siltsteen, zeer fijne plantenresten, onregelmatige
            zandsteenstraticulaties, licht geslumpt volgens i = 60 .
            Vanaf 135 : regelmatiger gestraticuleerd, i = 30 
153-155  :  fijne klievende lichtkolige schalie vol kolige stengelige
            plantenresten.
155-170  :  bladerig klievende schalie metkolige lenzen tot escaille.
170-304  :  bleekgrijze eerder fijne zandsteen, bruinig getint tot 260
            (veldspaatrijk), vooral tot 195 met drijfhout, vanaf 260 met
            kolige slierten volgens i = 12 , doorworteld ?


            Kernstrook nr. 28
            -----------------
            1157,51 - 1163,63 m  L = 606 (-6) kist nr. 149-155
            --------------------------------------------------

            Spiegelglijvlak, i = 50 op 75, i = 70  op 215, glijvlak met 
            rechte straities i = 30  op 470, splijtvlak met horizontale
            striaties, i = 74  op 190, rechte striaties, i = 40  op 530
            en 545, kolen is vergruisd rond 565 en vanaf 597 idem.

0-41     :  met scherp kontakt : bleekgrijze eerder fijne zandsteen, 
            met kolige plantenresten, iets bruinig door cementatie,
            fijne kolige streaks, vaag gestratifieerd met ribbeling,
            i = 13 .
41-552   :  aanvankelijk grijze lichtzandige schalie met siderietbanden,
            steriel met om 10 cm spiegelglijvlak tot 90, met fijne bleke
            perforaties, type regendruppels en slecht bewaarde
            schelpfragmenten.
            Rond 120 : opnieuw zandige perforaties met enkele fijne 
                       ingekoolde plantenresten, voornamelijk zaden,
                       minder spiegelglijvlakken.
            Rond 200 : opnieuw sporen van perforaties
            Rond 290 : opnieuw fijn zandige perforaties, meer 
                       plantenresten, wordt geleidelijk donkerder en
                       zachter, i = 10 .
            Rond 400 : zachter en donkerder, meer kolige plantenresten
                       i = 13  tot 18  blijft zacht en vrij donker
                       overwegend.
            Vanaf 500: met dikkere siderietlenzen, vage bioturbaties
                       fijnere plantenresten, rond de siderietlenzen,
                       fijne verglijdingen, doen denken aan visschubben
            Vanaf 540: meer vergleden, basis over 3 cm siderietlens           
                       waarschijnlijk pyrietrijk.
522-606  :  koollaag (loopt door in volgende kers)
            552-552 : pyrietrijke siderietlens.
            558-560 : bladerig klievende sterk kolige schalie      
            560-565 : vergruisd, vermoedelijk lichtkolige schalie tot         
                      escaille, met lenzen in gestreepte kool
            565-577 : bladerig klievende lichtkolige schalie, 
                      afgewisseld met sterk kolige schalie, licht
                      geslumpt (waarschijnlijk zelfde materiaal als het       
                      vergruisde). Onderste 7 cm eerder gestreepte kool 
                      tot sterk kolige schalie.
            577-581 : iets hardere donkergrijze bladerig kleivende schalie
                      horizontaal vergleden.
            581-592 : gestreepte kool.
            592-606 : voor het merendeel gestreepte kool, vermoedelijk 
                      met schalie tussenlaagjes.


            Kernstrook nr. 29
            -----------------
            1163,63 - 1169,72 m  L = 551 (-58) kist nr. 155-160
            ---------------------------------------------------

            Aan de top van de kern mogelijk rond 400 : kernverlies
            Fijn gebroken tot ñ 40 en tussen 390-400.

0-65     :  koollaag, i = 18  tot 22 
            Van boven : brokkel, bladerig kleivende schalie tot
            gestreepte kool, meestal glanskool met dunne korrelige
            pyrietlenzen.
            Rond 40 : lens van 3 cm sterk kolige schalie tot gestreepte
                      kool.
63-65    :  fijnklievende sterkkolige schalie, basis over 1cm
            sideriet of steenlenzen
65-68    :  donkerbladerig klievend lichtkolige schalie, vermoedelijk
            doorworteld.
68-83    :  met geleidelijke overgang donkergrijze siltsteen, grof
            doorworteld, onregelmatige zandstraticulaties.
83-123   :  bleekgrijze fijndoorwortelde zandsteen, i = 22  aan de
            top over 6 cm eerder donkergrijs tussen 90-115 : zeer
            steile gepyritiseerde barst (micarijk).
123-188  :  met geleidelijke overgang : grijze grof doorwortelde
            siltsteen, enkele ronde siderietknollen en vage
            zandstraticulaties - zandslumping aan de basis.
188-250  :  met geleidelijke overgang, eerder donkergrijze zandige
            schalie, grof doorworteld, siderietknollen, vage 
            zandstraticulaties, soms loodcast, met glijvlakken met
            rechte striaties, i = 50 .
250-328  :  met siderietlenzen - grof doorworteld - fijn zandig
            gestraticuleerd met donkere laagvlakken, i = 18 ,
            aan de basis geslumpt.
328-361  :  sterk zandige grijze schalie, grote siderietknollen, grof
            doorworteld met Stigmaria, basis vergleden.
361-406  :  koollaag
            368     : splijtvlak, i = 26  gelaagdheid, i = 13  
            361-389 : zachte glanskool, nogal brokkelig
            389-397 : fijnklievende gestreepte kool
            397-399 : donkergrijze schalie met fijne koollenzen
            399-402 : sterk kolige schalie, dikke ingekoolde lenzen
            402-406 : donkergrijze bladerig kleivende schalie, 
                      vanonder met dunne ingekoolde lenzen.
406-453  :  i = 11  eerder donkergrijze sterk zandige schalie, grof
            doorworteld, op 427 : 3 cm dikke zandsteenstraticulatie
            met Stigmaria.
453-490  :  met zeer geleidelijke overgang naar onder, scherp erosief
            kontakt naar boven bleekgrijze zandsteen, licht 
            doorworteld, vaag gestratifieerd. Op 475 sterk 
            gestratifieerd met ribbelingen, i = 12 . Geleidelijk eerder
            siltsteenachtig.
490-522  :  met geleidelijke overgang : goede kleivende grijze sterk
            zandige schalie, korte siderietlenzen, dunne 
            zandstraticulaties, fijn doorworteld, enkele laagvlakken,
            met fijne plantenresten.
522-551  :  idem, zonder zandstraticulaties, i = 8 .


            Kernstrook nr. 30
            -----------------
            1169,72 - 1173,80 m  L = 266 (-142) kist nr. 160-162
            ----------------------------------------------------

            Herboord na uitbouwen (kernbuis tot beneden gezakt)
            1171,14 diepte vanaf hier.

            Slechte aansluiting op 8-35-184-225
            Tussen 102-112 : grens met herboorde brokken.

0-8      :  donkergrijze zachte schalie met siderietlenzen en
            schelpafdrukken, vaag gebioturbeerd, kernverlies aan de top.
8-100    :  harde grijze zandige schalie, i = 7 , enkele kolige
            plantenresten, snel zachter, zeldzame siderietlenzen, 
            enkele bladafdrukken op 60-80.
Op 112   :  groengrijze doorwortelde zandige schalie, i = 11 .
145-185  :  geleidelijk bleekgrijs, met geleidelijk overgang.
Op 185   :  grijze doorwortelde siltsteen, siderietknollen, siltsteen tot 
            sterk zandige schalie.
235-266  :  met zeer kleine plantenresten.


            Kernstroop nr. 31
            -----------------
            1173,80 - 1175,86 m  L = 220 (+14) kist nr. 163-165
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern.

0-220    :  grijze licht doorwortelde schalie, vaag siderietknollen,
            laagvlakken vol fijne plantenresten, niveau's met 
            lichtgestoorde zandstraticulaties tot 10 cm dik met
            laagvlakken met twijgen Cordaites en bladafdrukken.
            Vanaf 115 : eerder homogene siltsteen - licht doorworteld -
                        minder plantenresten, i = 13  
            Op 180 : wat meer plantenresten.


            Kernstrook nr. 32
            -----------------
            1175,86 - 1181,97 m  L = 624 (+13) kist nr. 165-171
            ----------------------------------------------------

            Massieve kern

0-180    :  geleidelijke overgang : grijze sterk zwarte schalie,
            sporadisch siderietknollen en plantenresten, licht 
            doorworteld.
            Vanaf 20 : eerder siltsteen, vaag gestraticuleerd, licht          
                       doorworteld, met weinig grote stengelige 
                       plantenresten.
            Vanaf 75 : beter bewaarde plantenresten tot 90 ook geen
                       siderietknollen meer een hoofdzakelijk siltsteen.
            Vanaf 180: enkele kleine siderietknollen met zeer weinig
                       plantenresten, meestal stengels, grote
                       Calamitesstengel op 210. Doorworteling verdwijnt       
                       geleidelijk. Homogene siltsteen.
            Vanaf 280: zandig gestraticuleerde siltsteen, ogenschijnlijk
                       geen wortels meer, i = 18  
            Rond 340 : licht geslumt, i = 3 .
355-380  :  overwegend zandig met ribbels, vanaf 370 kleine slumps
            Tot 395 massieve siltsteen.
395-400  :  zandsteenlens met gekruiste gelaagdheid.
400-420  :  massieve siltsteen, vage siderietlens.
420-570  :  met geleidelijke overgang, sterk zandig gestraticuleerd met 
            ribbels, zandsets van 3-4 cm dik vaak met erosieve basis,
            sporadisch calamites, i = 6  tot 13 . Wisselend tussen
            512 en 545 : overwegend massieve siltsteen, steriel,
            eronder licht geslumpt niveau gevolgd door zandsteen met
            fijne ribbels.
570-624  :  siltsteen met weinig fijne slecht bewaarde plantenresten
            en plantenhaksel vooral naar onderen.


            
            Kernstrook nr. 33
            -----------------
            1181,97 - 1188,09 m  L = 624 (+12) kist nr. 15-19
            -------------------------------------------------

            Kern gebroken rond 410

0-113    :  fijn gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken, i = 5  
113-150  :  met geleidelijke overgang : grijze fijne zandsteen met 
            donkere straticulaties, met ribbels i = 9  
150-255  :  met geleidelijke overgang : bleekgrijze massieve zandsteen,
            vaag gestratifieerd, met ribbels, op 200 : siderietknol.
            Vanaf 225 : kolige streaks
            Vanaf 245 : kolige straticulaties, i = 6 .
255-282  :  grijze siltsteen met grote siderietknollen, weinig zeer fijne
            plantenresten, zachter en sterieler naar ondeer toe.
282-323  :  zachte grijze schalie, siderietlenzen, vrijwel gebioturbeerd
            i = 4 .
323-325  :  donkergrijze escaille.
325-411  :  koollaag
            325-331 : gestreepte kool tot sterk kolige schalie  
            331-404 : glanskool in massieve kern i = 10 ,
            vanaf 385 : houtskoollenzen, i = 5  
            404-411 : gestreepte kool met lenzen en sterk kolige schalie.
Vanaf 411:  kompakte grijze zandige schalie, doorworteld
Vanaf 460:  met siderietknollen
Vanaf 480:  met bladafdrukken.
Vanaf 535:  overwegend stengelige bladafdrukken (Calamites) blijft
            doorworteld, i = 16  tot 23 wordt geleidelijk zachter
Op 580   :  vergruisd niveau - spiegeling i = 17  eronder tot 590 
            vrij sterk vergleden.
590-612  :  geleidelijk harder
612-624  :  fijne grijze doorwortelde zandsteen.


            Kernstrook nr. 34
            -----------------
            1188,09 - 1191,30 m  L = 395 (+4) kist nr. 177-180
            --------------------------------------------------

            Kern zeer steil gebarsten op 30.
            I = 60  van 50-75 gebarsten, glijvlak met rechte striaties
            i = 37  op 85 tussen 95-105 vergleden.
            Op 110 : vergruisd
            Vanaf 114-700 : subvertikaal gebarsten
            tot 190 : zeer fijn gebroken
            190-245 : zeer steil gebarsten
            275 : steile barst i = 60 , licht vergruisd.
            310 : steil gebroken.
0-27     :  scherp basiskontakt, geelgrijze gestratifieerde zandsteen
            met ribbels.
27-109   :  i = 15 , aanvankelijk sterk zandig gestraticuleerde
            siltsteen, donkere laagvlakken - plantenresten - zeldzame
            siderietbanden
            Vanaf 85 : niet meer gestraticuleerd nog zeer licht doorworteld.
            Vanaf 95 : zacht, vergleden.
109-111  :  Fijne gestreepte kool met siderietlens ?
111-114  :  donkergrijze micarijke siltsteen, veel gestoorde zandige
            straticulaties, doorworteld.
            Vanaf 125 : overwegend zandsteen
            vanaf 140 : overwegend siltsteen, i = 20  
                        siltsteen ook met dikke zandige straticulaties.
            Vanaf 190 : overwegend zandsteen, donkere laagvlakken, 
                        ribbels, minder wortels. Fijn gelamineerd tot 250,
                        i = 16 .
            Vanaf 250 : siltsteen met zeer fijne slechte bewaarde             
                        plantenresten, vaag geslumpt.
            270-290 : grote gestraticuleerde vertikale slumpt, blijft fijn
                      gestraticuleerd daaronder, i : 14 .


            Kernstrook nr. 35
            -----------------
            1191,30 - 1194,20 m  L = 300 (+10) kist nr. 180-182
            ---------------------------------------------------

            Kern licht vergleden, tot 70, vanaf 80 tot 210 : sterk 
            gebroken, verbrokkeld, tot 230, verweerd maar massief tot 245
            kleiig verweerd tot 258, weinig verweerd tot 280, 
            verbrokkeld tot 300.

0-32     :  grijze sterk zandige schalie, fijn geband met ingespoelde
            wortels, enkele siderietbanden, naar onder met zandige
            straticulaties, ñ steriel, fijne zandperforaties.
32-51    :  zandige schalie met talrijke zandige straticulaties,
            licht geslumpt.
57-78    :  met geleidelijke overgangen: grijze zandige schalie,
            harder naar onder toe
12-100   :  aanvankelijk fijne zandsteen, rond 85 geslumpt vervolgens
            sterk gestraticuleerd, veel spiegelglijvlakken.
            Vanaf 100 : zandsteen vaag gestratifieerd met ribbels.
Tot 115  :  breksieachtig.
145-200  :  opnieuw licht breksieachtig, zeer steile calcietader
            top geslumpt, sterk gestraticuleerd, i = 14 .
Vanaf 200:  sterk vergleden grijze schalie tot escaille, misschien
            wortelbodem en siderietknollen; vrij bleekgrijs.
            kleiig verweerd (letten) tot 260.
260-285  :  sterk vergleden zachte grijze schalie (letten)
Vanaf 285:  zachte donkergrijze vergleden schalie, fijne 
            siderietlenzen.


            Kernstrook nr. 36
            -----------------
            1194,20 - 1199,20  L = 460 (-40) kist nr. 183-187
            -------------------------------------------------

            Zeer fijn verbrokkeld tot 50, vergleden tot 75, fijn gebroken
            tot 100, steil onregelmatig splijtvlak tussen 255 en 285
            Tussen 325-360 : verschillende steile splijtvlakken vanaf 365
            tot 460 : (ñ 5) vermoedelijk in wisselende richting.

0-71     :  zachte grijze sterk vergleden schalie, i = 40 .
            met stengelige plantenresten, enkele zndige straticulaties
            Vanaf 60 :  wat massiever met kolige stengelige plantenresten, 
                        i = 12 .
            Basis vaag gebioturbeerd.
71-100   :  koollaag
            71-80 : bladerig klievende schalie tot gestreepte kool,
                    vergruisd.
            80-100 : massieve kern en brokkelige kool weinig vitriet
100-160  :  met geleidelijke overgang :grijze zandige schalie, snel 
            overgaand in siltsteen, vage fijne straticulaties,
            doorworteld, top licht kolig, i = 22 .
160-195  :  sterk gestraticuleerde zandsteen-siltsteen gestoord door de
            beworteling en kleine kompakte breukjes.
195-202  :  siltsteen doorworteld met grote siderietknollen
202-206  :  fijne zandsteen, vaag gestratifieerd.
Vanaf 206:  grijze siltsteen, doorworteld met Stigmaria, laagvlakken
            met fijne plantenresten i = 10  tot 15 .
            geleidelijk zachter naar onder toe.
270-280  :  sterk zandig gestraticuleerd, doch donkergrijze vaag 
            geworteld, geleidelijk eerder donkergrijze vaag 
            gestraticuleerd, talrijke donkere laag- of glijvlakken,
            i = 22 .
Vanaf 340:  minder gestraticuleerd en iets bleker, meer verweerd
            naar onder toe meer gestraticuleerd.
363-368  :  zandsteen
Vanaf 368
tot 396  :  grijze lichtzandige schalie, siderietlenzen, wordt snel
            donkergrijs, licht bitumineus, fijne kolige twijgen.
Vanaf 396:  grijze siltsteen, laagvlakken met fijne plantenresten,
            i = 14 .
Vanaf 410:  fijne gestraticuleerde sporen van perforaties, wordt
            eerder bleekgrijs en zeer hard.


            Kernstrook nr. 37
            -----------------
            1199,20 - 1200,11 m  L = 88 (-3) kist nr. 187 en 197
            ----------------------------------------------------

            Kern gebroken volgens splijtvlakken i = 60   tussen 5 en 40.
            Grijze fijne gestraticuleerde siltsteen tot sterk zandige
            schalie, enkele siderietbanden, fijne plantenresten, enkele 
            grote slecht bewaarde schelpen met fijne compaktbreukjes
            tot breksieachtig in de bovenste 15 cm, i = 5 .
            198 gerecupereerd (fauna)  


            Kernstrook nr. 38
            -----------------
            1200,11 - 1203,00 m  L = 595 (+6) kist nr. 197,199,200,201,202,203
            ------------------------------------------------------------------

            Kern uitgeboord op 5, glijvlak, i = 30  op 410
            Zeer steile splijtvlakken met calciet vanaf 540.

0-50     :  met zeer geleidelijke overgang, grijze zandige schalie,
            fijn gelamineerd met enkele siderietbanden, i = 8  met
            zeer weinig fijne plantenresten. Zeldzame kleine
            regendruppelachtige perforaties.
50-130   :  met geleidelijke overgang, zachtere grijze schalie met
            fijne kolige plantenresten, zeldzame siderietknollen, naar
            onder toe vaag gebioturbeerd, i = 9 .
            Blijft fijn gelamineerd en vrijwel steriel.
130-205  :  met geleidelijke overgang, zachte eerder donkergrijze
            schalie, talrijke siderietbanden, enkele kolige stengels,
            licht horizontale verglijdingen, aan de top tussen dikke
            siderietlenzen; bioturbatie neemt toe naar onder, i = 15 .
205-275  :  i = 9 , eerder donkergrijze schalie met zandige 
            straticulaties, fijne regendruppelachtige perforaties, enkele
            siderietbanden, fijne schelpenresten (slechte kwaliteit)
            Spirorbis op 270.
275-420  :  donkergrijze licht bitumineuse schalie met siderietbanden
            grote slecht bewaarde schelpen, vaag gebioturbeerd 
            schelpen van type Naiadites en Anthracosia ook pyrietrijke
            stengelige plantenresten,
            Vanaf 300 : geleidelijk minder bitumineus schelpen blijven
                        groot, slecht bewaard, Antracosia-type.
420-480  :  geleidelijke overgang, donkergrijze micahoudende zachte
            kompakte siltsteen met vage blede siderietbanden, 
            gepyritiseerde fijne plantenresten,
            Op 445 : Calamites laag gebioturbeerd, i = 10 , enkele
            spiegelglijvlakken.
            Vanaf 450 : eerder schalie
            Vanaf 475 : geleidelijk siltsteenachtig.
480-485  :  korrelige siderietbanden ertussen zeer micarijk ? i = 12  
485-495  :  grijze siltsteen met toenemend aantal zandige straticulaties.
495-595  :  massieve bleke fijne zandsteen, tot 510 : gestratifieerd,
            vaag maar regelmatig kwartsietisch. i = 12  


            Kernstrook nr. 39
            -----------------
            1206,00 - 1211,86 m  L = 588 (+2) kist nr. 204-208
            --------------------------------------------------

            Kern zeer steil gebarsten tussen 75 en 150, gebroken tussen
            120 en 140, steil gebartsten rond 170 - tussen 185-240 :
            gebroken tussen 200 en 220, zeer steil gebarsten tussen 325
            en 335, de rest is massief.

0-160    :  fijne bleekgrijze zandsteen, regelmatig gestratifieerd,
            met op 50 siderietische kalkzandsteen over 2 cm, met
            kolige slierten of micarijke laagvlakken, i = 16  
160-170  :  fijne geslumpte siltsteen.
170-210  :  grijze fijn tot regelmatig gestraticuleerde siltsteen,
            donkere laagvlakken, naar onder toe geleidelijk zachter,
            laagvlakken met fijne plantenresten, aan de basis fijne
            regendruppels. i = 10  
210-307  :  grijze fijne gelamineerde schalie, lichtzandig met zeer
            fijne plantenresten, zachter naar onder toe, met 
            siderietbanden, vrij veel spiegelblijvlakken, slecht klievend.
            Vanaf 280 : overwegend zacht met vrij weinig verspreide 
                        plantenresten, aan de basis houtskoollaagje.
                        i = 11 .
307-336  :  koollaag
            glanskool
            320 : lens van 3 mm in zachte siderietische schalie top over
                  0,5 cm gestreept. Kool is vrij zacht, i = 10 .
336-588  :  grijze zandige schalie, doorworteld, top over 5 cm, fijn
            vergleden en zachter, weinig siderietknollen zeer
            onregelmatig, talrijker vanaf 450, ook eerder siltsteen
            met sporadisch bladafdrukken en stengels.
            Vanaf 555 : nog licht doorworteld, met talrijke bladafdrukken,    
                        meer micarijke siltsteen,


            Kernstrook nr. 40
            -----------------
            1211,86 - 1217,00 m  L = 499 (-15) kist nr. 209-214
            ---------------------------------------------------

            Kern gebroken volgens spiegelglijvlak rond 15
            Gebroken volgens splijtvlak i = 45  op 110.
            Gelijkaardig splijtvlak op 150-180-190-235.
            Vanaf 275 met spiegelglijvlakken om 30 cm, i = 25  kan
            gebroken rond 470, rest is massief.

0-115    :  met geleidelijke overgang : grijze sterk zandige schalie,
            snel overwegend siltsteen, fijn doorworteld, enkele
            siderietknollen, kolige stengelige plantenresten.
115-135  :  fijn gestratikuleerde siltsteen met veel zeer fijne
            plantenresten, sporen van doorworteling.
135-463  :  grijze homogene sterk zandige schalie met zeer fijne
            plantenresten, aanvankelijk licht doorworteld met enkele
            onregelmatige straticulaties.
            Vanaf 280 met sporadisch bladafdrukken, weinig 
            siderietlenzen, onregelmatig klievend.
463-499  :  eerder bruinig grijze fijne zandsteen vol grote
            siltsteenclasten.


            Kernstrook nr. 41
            -----------------
            1217,00 - 1218,90 m  L = 185 (-5) kist nr. 214-215
            --------------------------------------------------

            Kern gebroken volgens steile splijtvlakken, breksieachtig,
            kwartsig calciet, rond 30-35; tussen 40-70 sterk gebroken of
            fijn verbrokkeld, rond 95 : sterk gebroken, tussen 130 en 155 :
            verbrokkeld, 155-185 : sterk gebroken volgens vertikaal 
            splijtvlak.

0-40     :  vrij harde micarijke bruine grijze zandsteen, onregelmatig
            en fijn gestratifieerd, donkere laagvlakken
Vanaf 40 :  idem maar zachter, vol glijvlakken, i = 13  
Vanaf 155:  terug harder.


            Kernstrook nr. 42
            -----------------
            1218,90 - 1222,20 m  L = 329 (-1) kist nr. 215-217
            --------------------------------------------------

            Kern fijn gebroken talrijke half open barsten met calciet en
            kwartsneerslag, verbrokkeld tussen 45 en 115 ook met
            subvertikale barsten.

115-175  :  steil gebroken, volgens i = 70  in stukken van 10 cm
175-195  :  kern gebroken volgens gelaagdheid en splijtvlak loodrecht
            erop.
255-270  :  kern gebroken volgens vrij zachte helling, splijtvlak
270-290  :  zeer steile splijtvlakken
300-330  :  2 barsten, i = 50  
0-170    :  bruinig grijze micarijke fijne zandsteen, onduidelijke
            kolige plantenresten, i = 7  
170-243  :  vol grote siltsteenclasten, clasten tot 10 cm dik, lijkt
            zwak hellend.
243-262  :  eerder donkergrijze sterk zandige schalie, fijne 
            plantenresten, splijtvlakken, i = 7  - i = 37 .
262-329  :  micarijke bruinig grijze zandsteen, eerder fijn, fijn
            gestratifieerd, i = 22 .


            Kernstrook nr. 43
            -----------------
            1222,20 - 1223,68 m  L = 95 (-53) kist nr. 218
            ----------------------------------------------

            Kern fijn gebroken tussen 45-58
            Slechte aanpassing op 57 en 65 en 82.

0-37     :  grijze fijne zandsteen, steil gestratifieerd, gekruiste
            gelaagdheden in sets tot 5 cm minimum.
            Vanaf 15 : toenamende mate ingekoold drijfhout i = 30  
37-47    :  koollaag i = 17  
37-38    :  gestreept, rest massief met aan de basis letten
46-47    :  idem
47-51    :  waarschijnlijk kernverlies
            donker grijze schalie, sterk horizontaal vergleden,
            bladerig klievend.
51-54    :  donkergrijze bladerig klievend schalie, doorworteld,
            slecht bewaarde plantenresten.
54-66    :  bladerig kleivende schalie vol stengelige plantenresten,
            siderietstyraticulaties, minder kolig naar onder toe
66-95    :  aan de top i = 20 . Grijze grof doorwortelde siltsteen
            onregelmatig gestraticuleerd.


            Kernstrook nr. 44
            -----------------
            1223,68 - 1229,53 m  L = 575 (-10) kist nr. 219-224
            ---------------------------------------------------

            Kern vrij massief, fijn klievend vanaf 460 tot 520, vertikaal
            klievend van 420 tot 460
            Op 545 : spiegelglijvlak i = 65  
            Rond 330 : licht gebroken.

0-35     :  met geleidelijke overgang, grijze doorwortelde siltsteen,
            enkele siderietknollen, i = 14  
35-100   :  grijze eerder donkere schalie, doorworteld, siderietknollen,
            vol zeer fijne plantenresten, zandige onregelmatige 
            straticulaties.
100-150  :  sterk zandig gestraticuleerde schalie met siderietknollen,
            doorworteld, i = 20   tot 15 
150-198  :  fijne zandsteen met kolige streaks, i = 15  
198-310  :  met geleidelijke overgang, grijze fijne gelamineerde schalie,
            vage siderietbanden, licht doorworteld, weinig fijne
            plantenresten en zaden, i = 15  
310-395  :  met zeer geleidelijke overgang. Donkergrijze schalie
            met siderietbanden, weinig maar nog grote wortels, naar
            onder toe Guililmites. i = 16  
395-407  :  met geleidelijke overgang; donker zachte licht bitumineuze
            fijnkleivende schalie vol langgerekt Guililmites, doffe
            pyriet en Callomostachis, vaag gebioturbeerd met
            sporadisch visschubben.
407-445  :  donkere sterk bitumineuse schalie, sideriet straticulaties,
            gepyritiseerde onherkenbare fossielresten na enkele cm
            kennen-koolachtig, met zeer fijne ingekoolde plantenresten.
445-462  :  Kennen-kool
460-530  :  met geleidelijke overgang, eerder donkergrijze schalie
            talrijke siderietbanden, fijn vergleden, veel stengelige
            plantenresten, meestal Cordaites.
            i = 35  
530-575  :  grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, zeer fijn
            gestraticuleerd, weinig zeer fijne plantenresten.


            Kernstrook nr. 45
            -----------------
            1229,53 - 1235,05 m  L = 490 (-62) kist nr. 225-229
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern tot 225, rond 65 fijn vergleden, onregelmatig
            vergleden tussen 225-275, licht kernverlies vermoedelijk; 
            vanaf 275 gebroken volgens splijtvlakken, i = 65  en i = 35   
            in stukken van gemiddeld 5 cm, verlies tussen 132 en 1232,60 
            (geen kern gerecupereerd).

0-30     :  met geleidelijke overgang, grijze siltsteen, vaag
            gestraticuleerd gekompakteerd, zachter in de onderste 5 cm.
            i = 23  
30-55    :  idem, sterk zandige schalie met Cordaites en zaden weinig
            gekompakteerd, zachter in de onderste 5 cm.
55-69    :  fijnklievende donkere lichtkolige schalie met sterk kolige
            passages rond 65, vol fijne kolige plantenresten,
            Vanaf 65 sterk bitumineus.
63-115   :  grijze siltsteen met siderietknollen onregelmatig vrij
            dikke zandige straticulaties, doorworteld, glijvlakken
            met schuine striaties, i = 13  en i = 33 .
115-130  :  grijze zeer fijne zandsteen met kolige streaks en
            siltsteenstraticulaties, blijft doorworteld.
130-135  :  met geleidelijke overgangen : met spiegelglijvlakken
            grijze lichtdoorwortelde siltsteen, laagvlakken vol
            fijne plantenresten, i = 11  
155-165  :  fijne gestraticuleerde zandsteen, gebioturbeerd van boven.
165-180  :  eerder donkergrijze zandige schalie, licht doorworteld,
            siderietlenzen, stengelige plantenresten.
180-195  :  grijze zandige schalie met talrijkere straticulaties
            onregelmatiger glijvlakken, siderietlenzen donkere
            laafvlakken met megasporen.
195-206  :  grijze zandige schalie met vage siderietbanden, licht
            doorworteld.
206-213  :  zachtere donkere grijze schalie, licht doorworteld,
            fijn gebioturbeerd, met bleke graafgangen.
            i = 7  
213-223  :  donkere sterk bitumineuze schalie, fijn ingekoolde
            plantenresten, blijft licht doorworteld.
223-229  :  kennel-kool
229-340  :  met geleidelijke overgang : grijze licht zandige schalie,
            sterk doorworteld, sterk vergleden; escaille-achtig
            tussen 260 en 280, helling 88 op glijvlakken.
            Structurele helling vermoedelijk 28. i = 55 .
340-490  :  grijze lichtzandige doorworteldeschalie, naar onder toe
            eerder siltsteen met siderietknollen (vanaf 400),
            blijft sterk vergleden, structurele helling wordt 50  
            en meer.


            Kernstrook nr. 46
            -----------------
            1235,05 - 1237,75 m  L = 250 (-20) kist nr. 229-231
            ---------------------------------------------------

            Licht kernverlies aan de top.
            Fijn vergruisd onderste 15 cm.
            Kern op regelmatige afstanden gebroken volgens zeer steile
            splijtvlakken van 50  tot 75 .
            Loodrecht op gelaagdheid tot 70, na 70 parallel aan de 
            gelaagdheid met slechts weinige er loodrecht op.

0-50     :  met zeer geleidelijke overgang, zeer sterk vergleden
            donkergrijze schalie, vermoedelijk zeer sterk doorworteld.
50-130   :  eerder donkergrijze zandige schalie, siderietknollen fijn
            vergleden, onregelmatig sterk gestoorde zandige 
            straticulaties.
130-250  :  regelmatig en fijn gestraticuleerde siltsteen met
            spiegelglijvlakken, van boven enkele kompaktiebreukjes
            lijkt niet meer doorworteld, mogelijk nog licht geperforeerd.
            Vanaf 225 mogelijk iets zachter en fijner vergleden.


            Kernstrook nr. 47
            -----------------
            1237,75 - 1238,30 m  L = 70 (+15) kist nr. 231
            ----------------------------------------------

            Aan de top 15cm keien (herboord)
            sterk vergleden en grijze zandige doorwortelde schalie,
            dikke geslumpte zandsteenstraticulaties.
            Vanaf 20 :  zachter, eerder donkergrijs, siderietbanden,
            glijvlakken, i = 28  en i = 17 .
            Zeer brokkelig.

            232 gerecupereerd (flora)


            Kernstrook nr. 48
            -----------------
            1238,80 - 1240,90 m  L = 265 (+5) kist nr. 233-235
            --------------------------------------------------

            Fijn gebroken in bovenste 18 cm en sterk vergleden, steil
            splijtvlak op 60, 3 steile splijtvlakken tussen 190 en 210.

0-22     :  eerder donkergrijze schalie, sterk vergleden, licht zandig.
22-165   :  fijne grijze zandsteen met siltsteenpassages, i = 45  
            met breskienkontakte (foto Lauren Wouter)
165-190  :  grijze siltsteen onregelmatig licht vergleden met
            gestoorde zandige straticulaties, i = 23  op
            ingekoold drijfhout.
            Doorworteling niet meer te zien.
190-265  :  sterk gestraticuleerde grijze siltsteen, met zandige
            perforaties, enkele siderietbanden, i = 18  


            Kernstrook nr. 49
            -----------------
            1240,90 - 1246,46 m  L = 560 (+4) kist nr. 236-241
            --------------------------------------------------

            Kern massief tot 100, 100-200 : onregelmatig vergleden,
            geslumpte zone; 224, 240, 315, 465 : glijvlakken, i
            gemiddeld 50 .
            Tussen 495-520 : glijvlakken in verschillende richtingen
            Vanaf 540 : verticaal gebarsten met calcietaders.

0-100    :  grijze sterk zandige schalie, met perforaties, met enkele
            siderietbanden, vrij dikke zandige straticulaties,
            fijn kolige plantenresten en slechtbaweerde schelpenresten
            op 10, i = 15  
100-190  :  grijze zandige schalie, onregelmatig vergleden,
            straticulaties, met kompaktiebreukjes en slumps,
            siderietbanden soms breksieachtig verstoord, wordt zachter
            naar onder toe, zeer sterk vergleden, hernemen van
            wortelbodem ???
            Onregelmatige hellingen 12  tot 28 .
190-540  :  grijze lichtzandige schalie, siderietbanden, vooral
            vanaf 280, aanvankelijk licht zandig gestraticuleerd,
            licht geperforeerd, met slechtbewaarde schelpen zeker
            vanaf 250,
            Vanaf 280 : geleidelijk donkerder onduidelijke visresten
            Vanaf 300 : laagvlakken met talrijke scheltbewaarde schelpen,
                        i = 9 .
            Op 350 : Lepidostrobus
            Op 400 : siderietniveau met niet afgeplatte schelpen,
                     schelpen vrij slecht bewaard.
            Vanaf 450 : fossielresten wordt geleidelijk fijner.
            Op 490 : afgeplatte schelpen (Najadites)
            eronder : meer niveau's met grote schelpen.
540-560  :  harde fijne grijze zandsteen met calcietaders.


            Kernstrook nr. 50
            -----------------
            1246,46 - 1258,40 m  L = 594 Kist nr. 241-247
            ----------------------------------------------

            Massieve kern, vertikaal gekloven tot 10 cm. 
   
0-14     :  fijne zandsteen, vanaf 8 gebioturbeerd, i = 20  
14-44    :  grijze sterkzandige schalie, laagvlakken vol fijne
            plantenresten, onregelmatig gestraticuleerd, aan de top
            erosief. i = 16  
44-99    :  regelmatig gestraticuleerde siltsteen met
            spiegelglijvlakken i = 71 .
99-176   :  siltsteen met geslumpte straticulaties, i = 26  
176-258  :  fijne gestraticuleerde siltsteen - talrijke kompaktiebreukjes,
            enterolitische loadcast in de vorm van een versteende
            darm, vermoedelijk licht geslumpt.
258-298  :  siltsteen vaag geslumpt, enkele straticulaties, i = 31  
298-383  :  met geleidelijke overgang, sterk maar regelmatig
            gestraticuleerde siltsteen - donkere laagvlakken,
            gebioturbeerd naar onder toe met ontsnappingsgangen
            van schelpenb 5 cm lang, i = 30 .
383-540  :  met geleidelijke overgang : grijze lichte zandschalie
            met zandige straticulaties en veel spiegelglijvlakken,
            siderietbanden naar onder toe, wat fijne plantenresten,
            ook bladafdrukken van boven, naar onder toe steriel,
            rond 500 : fijn zandige perforaties, regendruppels
            rond 510, wordt terug zandiger. i = 27 .
            Sterker gestraticuleerd, meer zeer fijne plantenresten.
540-555  :  sterk gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken, veel
            fijne plantenresten.
555-534  :  fijn gebande grijze lichtzandige schalie, talrijke
            siderietlenzen, vaag gebioturbeerd, fijn zandige 
            perforaties, enkele laagvlakken met zeer fijne
            plantenresten, i = 26 .


            Kernstrook nr. 51
            -----------------
            1252,40 - 1258,29 m  L = 585 (-4) kist nr. 247-253
            --------------------------------------------------

            Kern regelmatig gebroken volgens laagvlakken tot 120
            120-160 : vrij sterk gebroken, vrij steile glijvlakken.
            190-210 : idem
            280 : gebroken volgens glijvlak, i = 40  
            380-390 : gebroken volgens steile glijvlakken
            430-444 : idem
            Overige massief.

0-10     :  met geleidelijke overgang, grijze onregelmatige
            gestratifieerde siltsteen.
10-25    :  donkergrijze licht bitumineuse schalie, schelpafdrukken,
            i = 26  
25-75    :  donkergrijze bitumineuse schalie met schelpen. Weinig maar
            dikke siderietbanden, bioturbaties in de vorm van fijne
            graafgangen.
Vanaf 75 :  met donkere siltsteen, fijn gestraticuleerd.
75-100   :  kolige zeer fijne plantenresten.
100-120  :  licht bitumineuze schalie, fijne twijgen, kolige
            bladafdrukken.
120-150  :  zeer sterk vergleden, niet meer bitumineus.
150-170  :  lichtzandig met twijgen.
170-220  :  grijze siltsteen, zeer onregelmatig klievend, fijn
            twijgachtige plantenresten, enkele zandstraticulaties,
Rond 220 :  dikkere zandige straticulaties, kleine kompaktiebreukjes.
285-305  :  fijn gestratifieerde zandsteen.
305-325  :  overgaand in sterk gestraticuleerde siltsteen met
            spiegelglijvlakken, i = 7 .
325-425  :  grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, zeer fijne
            stengelige plantenresten,
Rond 380 :  onregelmatig vergleden,
Vanaf 400:  toenemend aantal zandige straticulaties.
425-440  :  sterk gestraticuleerde zandige schalie.
440-489  :  gestraticuleerde siltsteen, zowel vage slumps als 
            gekruiste gelaagdheid, subhorizontaal.
489-501  :  sterk gestraticuleerde siltsteen, kleine kompaktiebreukjes
            kleine loadcast.
501-585  :  grijze fijne vaag gestratifieerde zandsteen met ribbels
rond 535 :  breksieachtig gestoord, eronder toenemende helling,
            meer siltig gestratifieerd, i = 38  


            Kernstrook nr. 52
            -----------------
            1258,29 - 1264,00 m  L = 580 (+9) kist nr. 259-258
            --------------------------------------------------

            Glijvlak, i = 45  op 110.
            Rond 225 : gebroken, tussen 250 en 310 : volgens onregelmatige
            glijvlakken, tussen 360-385 : idem, vanaf 485 : sterker
            vergleden, geleidelijk meergebroken, vanaf 550 : gans
            verbrokkeld.

0-110    :  splijtvlak, i = 23  haaks op gelaagdheid, grijze siltsteen
            vol zeer fijne plantenresten, dikke zandstraticulaties,
            kompaktiebreukjes vanaf 100 : geslumpt met breksieachtige
            top en blijft splijten volgens glijvlakken.
110-240  :  zeer fijne zandsteen, breksieachtig gestraticuleerde top
            gevolgd door slumps, idem op 135 en 170.
            Met fijne zeer steile diaklazen, normaal licht.
240-580  :  grijze zandige schalie, vrij sterk vergleden met fijne
            straticulaties, soms licht geslumpt. Bv. rond 330 in
            vertikale positie, eronder tot 370 : talrijke
            kompaktiebreukjes. 370 : calcietglijvlak, i = 9 .
            Straticulaties, eronder volgens i = 50 .
            Vanaf 390 : eerder massieve siltsteen, blijft vergleden
                        met onregelmatige siderietknollen, geleidelijk
                        meer zandige straticulaties, i = 60  tot 40.
                        i = 47  op 440; tussen 470-485 : sterker              
                        gestraticuleerd eronder zeer sterk vergleden;         
                        escailleachtig.
            Tussen 530-540 : siderietknollen breksieachtig verdeeld.


            Kernstrook nr. 53
            -----------------
            1264,00 - 1267,80 m  L = 375 (-5) kist nr. 258-261
            ---------------------------------------------------

            Kern zeer sterk vergleden, gebroken tot 90
            Regelmatig vergleden tot 160
            Sterk vergleden en gebroken tot 220
            Tussen 220-275 : zeer sterk vergleden.

0-170    :  grijze lichtzandige schalie, enkele zandstraticulaties
            op 70 : straticulaties met helling van 50 
            Op 90 : straticulaties met zeer steile helling, meer
                    gestoord splijtvlakken, i = 9 
            100-110 : zwak hellend geslumpt volgens i = 10  gevolgd
                      door zachte donkergrijze schalie met enkele
                      siderietbanden.
            Vanaf 30 : sterk bitumineus.
170-173  :  onzuivere kool
173-220  :  zeer sterk vergleden escailleachtige donkergrijze schalie,
            licht kolig aan de top.
220-273  :  vrij donker grijze siltsteen, onregelmatig klievend,
            grof doorworteld, kleine siderietknollen; basis
            onregelmatig subhorizontaal.
273-286  :  ingezakt in onderliggende zandsteen met synsedimentaire
            breukkontakt.
286-308  :  fijne zandsteen vaag gestratifieerd, i = 18  
308-375  :  sterk gestraticuleerde zandsteen tot siltsteen gebioturbeerd,
            2 slumping horizonts tussen 318 en 328 licht doorworteld met
            fijne ribbelingen, donkere micarijke laagvlakken, naar de
            basis toe met kilige streaks, fijnkolige plantenresten,
            i = 14 .


            Kernstrook nr. 54
            -----------------
            1267,80 - 1270,08 m  L = 221 (-7) kist nr. 261-263
            --------------------------------------------------

            Vrije massieve kern, vanaf 135 barstend volgens glijvlakken
            i = 60  op 160 en 200,

0-41     :  met geleidelijke overgang : fijne grijze zandsteen, met kolige
            streaks en kolige sliertige glijvlakken, i = 12  
41-100   :  met zeer geleidelijke overgang, grijze siltsteen, fijn zandig
            gestraticuleerd, laagvlakken vol fijne plantenresten
            tot plantenhaksel met zaden, lijkt niet meer doorworteld
            in dikkezandige straticulaties komen fijne ribbelingen voor.
100-221  :  grijze sterk zandige schalie, aanvankelijk zandsteen, vage        

            siderietbanden, van boven wat laagvlakken, met fijne
            plantenresten, rond 150 : fijne schelpenresten.
            Vanaf 150 : zeer onregelmatig klievend, met fijne slecht
                        bewaarde stengelige plantenresten.


            Kernstrook nr. 55
            -----------------
            1270,08 - 1276,10 m  L = 595 (-7) kist nr. 264-269
            --------------------------------------------------

            Slecht geboord tot 18, fijn vergleden rond 325 en 370
            zeer steile splijtvlakken tussen 405 en 435.

0-325    :  grijze lichtzandige schalie met siderietbanden, met
            twijgen of zeer fijne plantenresten megasporen op 30 ?
            schalie lijktfijn gebioturbeerd.
            Tussen 60-95 : gestraticuleerd, i = 26  zacht en eerder
            donkergrijs, vrijwel steriel met bleke graafgangen en 
            sederietische banden, i = 31  op 200;
            wordt rond 260 licjt bitumineus, blijft echter fijn 
            gebioturbeerd tot 280 min of meer steriel, siderietbanden
            sterk gebioturbeerd. i = 31  op 200.
325-330  :  zwarte bitumineuze schalie, fijn vergleden met cone-in-cone
            lens van 0,5 cm dik op 330.
330-400  :  met geleidelijke overgang : grijze zandige schalie,
            doorworteld, top i = 25  met bruinige tint, zeer kompakt, 
            naar onder toe gestoorde zandige straticulaties, eerder
            donkergrijs vanaf 390 licht geslumpt.
400-551  :  grijze doorwortelde siltsteen, met siderietknollen enkele
            onregelmatige zandige straticulaties. i = 37  op 525.
551-535  :  sterk gestraticuleerde siltsteen, talrijke kompaktiebreukjes,
            lichjt gebioturbeerd, zwak hellend.


            Kernstrook nr. 56
            -----------------
            1276,10 - 1281,10 m  L = 462 (-38) kist nr. 271-275
            ---------------------------------------------------

            Redelijk massief tot 235, tussen 130-190 zeer steile
            onregelmatige glijvlakken; tussen 95-115 : zeer steil 
            synsed. breukje + calciet;
            vanaf 295 tot eind : kern sterk gebroken, 
            sterk vergleden - zowel vertikaal als zwakhellende  
            glijvlakken, tussen 235 en 250 verbrokkeld met kernverlies -
            mogelijk verspreid kernverlies tussen 250 en 365; vanaf 365 
            licht gebroken volgens zeer steile glijvlakken.

0-112    :  vrij sterk gestraticuleerde siltsteen met talrijke kleine
            compactiebreukjes (vooral tot 50) helling 10  onregelmatig
            weinig grote wortels - stengelige plantenresten.
112-206  :  homogene siltsteen - laagvlakken met zeer fijne 
            plantenresten - naar onder toename dikkere zandige 
            straticulaties vrij sterk gestoord (synsed. breukjes)
            glijvlakken tussen 40  en loodrecht - aan de basis gebroken
            siderietbanden.
206-240  :  koollaag - basis niet precies.
            tussen 206-208 : onregelmatige siderietlens
            211 : nieuwe siderietlens (2 cm dik) aan de top mogelijk
                  coalball-achtig.
204-251  :  brokstukken onder enkele cm - sterk kilige schalie en
            sterk vergleden grijze schalie (escaille)
251-462  :  donkergrijze sterk vergleden schalie - brede siderietlenzen,
            top glijvlak, i = 10 .
            intern i = 55 .
            300 : i = 32  volgens glijvlakken - schalie bevat schelpen,
                  slecht bewaarde afdrukken, geen sporen van 
                  doorworteling - blijft zeer sterk vergleden.
            Vanaf 325 : i = 75  met talrijke siderietbanden, blijft zeer
                        sterk vergleden.
            Vanaf 370 : i = 35  - schalie lijkt niet doorworteld
            Vanaf 390 : i = 18  - op 390 met najadites.
            Schalie fijn gebioturbeerd met bleke perforaties - vooral
            in dunne siderietlenzen - en blijft vrij sterk vergleden
            tot einde kern.


            Kernstrook nr. 57
            -----------------
            1281,10 - 1284,80 m  L = 400 (+30) kist nr. 275-278
            ---------------------------------------------------

            Kern gebroken volgens steile glijvlakken (tot 40) - kern
            verbrokkeld vanaf 135-145 - slechte aanpassing tot 155 zeer
            steil glijvlak tussen 185-225 - sterk glijvlak op 246
            verbrokkeld rond 310 - steil splijtvlak rond 355.

0-143    :  donkergrijze schalie - siderietbanden i = 11 , licht zandig -
            vaaf gebioturbeerd - vanaf 30 zonder sideriet en zachter 
            (i = 3  op 100) met grote goed gewaarde schelpen.
            90 : kleine korrelige siderietlenzen
            70 : mogelijk antraco sphaerin (licht bitumineus)
            80 : staal fauna
            80-110 : kompakt zandig - sterk gebioturbeerd
            Vanaf : zachter, zeer sterk vergleden.
143-149  :  donkergrijze bitumineuse schalie    
149-151  :  gestreepte kool
151-169  :  grijze doorwortelde schalie
            basis : 4 cm dikke siderietlens.
163-174  :  donkere fijn vergleden sterk bitumineuse schalie
174-181  :  gestreepte kool, i = 15  zeer onregelmatig.
181-340  :  bruine grijze sterk doorwortelde zandige schalie met
            houtkoolbrokken.
            Vanaf 220 : grijs gekleurd (i = 28 )
            Vanaf 245 : grijze onregelmatige siderietknollen.
            Vanaf 285 : zachter, sterker vergleden
            295 : i = 45  
            Vanaf 310 : terug iets kompakter.
340-347  :  zachter verweerd - aardeachtig - sterk vergleden.
347-400  :  grof doorwortelde silt met siderietknollen, aan de basis
            wat zachter en weer vergleden.


            Kernstrook nr. 58
            -----------------
            1284,80 - 1287,70 m  L = 265 (-25) kist nr. 278-280
            ---------------------------------------------------

            Kern sterk vergleden tot 20 - tussen 115 - 160 eveneens, 
            vanaf 200 - einde : gebroken volgens zeer steile 
            splijtvlakken (nb. kern zeer smerig)

0-265    :  sterk vergleden grijzige schalie - glijvlakken i = 16-25  
            doorworteld
            vanaf 50 : geleidelijk silt metingekoolde lenzen niet meer
                       vergleden, met vage siderietlenzen.
            Vanaf 120 : sterk vergleden - eerder zandige schalie
                        (i = 25 )
            Vanaf 150 : geleidelijk harder - siderietknollen - glijvlakken
                        i = 40  - i = 60  in dezelfde richting
                        i = 25  loodrecht erop (vergl ss).
            225 : 2 cm dik ingekoold drijfhout, eerder donkergrijze 
                  siltsteen vrij kompakt, slechts licht doorworteld aan
                  het einde van de kern.


            Kernstrook nr. 59
            -----------------
            1287,70 - 1291,30 m  L = 340 (-20) kist nr. 281-284
            ---------------------------------------------------

            Glijvlaktje (i = 65) op 60 - vanaf 70 - zeer steil loodrecht
            op ss (36 ) tussen 85-110 : verbrokkeld - uitgekristalliseerd,
            prismat (calcietkristal) breksieachtig in vevengesteente -
            geen barsten (ñ 1 cm) - verbrokkeld vanaf 325 tot einde.

0-90     :  kompakte grijze silt - vaag maar regelmatig gestratifieerd
            licht doorworteld, kristallen geel-citroen getint.
90-110   :  idem, dooraderd volgens steile barsten, cristallen
            geel-citroen getint.
110-158  :  silt met zeer fijne stengelige plantenresten (i = 15 )
            zeer licht doorworteld meer gestraticuleerd naar onder.
158-177  :  sterk zandig gestraticuleerde zandsteen (i = 14 ) met
            donkere laagvlakken, fijne ribbels - foreset gelaagdheid.
177-280  :  siltsteen, naar onder meer zandige straticulaties,
            regelmatige laagvlakken met fijne plantenresten, i = 10-12 
280-285  :  kolige gestraticuleerde zandsteen.
285-313  :  grijze silt - fijne plantenresten, overgaand in zandige
            schalie met vage siderietbanden - enkele kolige
            stengelige plantenresten (i = 12 )
            Onderste 3 cm vrij zacht. Basis fijne siderietlens
            0-3 cm dik.
313-340  :  top 2 cm kolige siderietlens met fijne siderietlenzen
315-340  :  glanskool. i = 16  

               
  
            Kernstrook nr. 60
            -----------------
            1291,30 - 1293,70 m  L = 240 (0) kist nr. 284-286
            -------------------------------------------------

            Top herboorde naval - tot 20 fijn gebroken, tussen
            85-125 : zeer steile barst - vanaf 225 steil gebarsten 
            overigens massieve kern.

0-20    :   sterk kolige schalie tot gestreedte kool (3-4 bat)
            met ñ 4 cm en kolige schalie
20-25   :   fijn vergleden doorwortelde schalie
25-60   :   geleidelijke overgangen - eerder donkergrijs schalie
            naar onder silt met siderietknollen Cordaites - grof
            doorworteld. i = 18ø
60-188  :   grijze gestraticuleerde siltsteen - doorworteld.
140-188 :   vanaf 140 : donkere laagvlakken - vage straticulaties
            onderste 3 cm sterk vergleden silt, doorworteld tot
            einde.
188-202 :   grijze fijne zandsteen - basis met drijfhout, fijne silt
            met klasten met onduidelijk gekruiste gelaagdheid.
202-240 :   i = 10ø, grijze fijne gestraticuleerde siltsteen met
            donkere laagvlakken - zandige perforaties.


            Kernstrook nr. 61
            -----------------
            1293,70 -1299,76 m  L = 620 kist nr. 286-292 (+16)
            --------------------------------------------------

            Massieve kern - vertikaal gebarsten tot,12 - fijn 
            vergleden tot 73
            Tussen 260 en 320 : calcietaders
            Tussen 410 en 455 : calciet - pyrietader in vertikale barst
            rond 70 glijvlak horizontale striaties (i = 65ø)

0-22     :  geleidelijke overgang grijze siltsteen - vaag gestratifieerd,
            i = l0ø onregelmatig.
22-100   :  zachter schalie, siderietbanden met twijgen en verspreide
            schelpen - licht doorworteld - vaag gebioturbeerd
            i = 9ø, regelmatig weinig verspreide megasporen,
            80 : staal fauna, rond 80 mooie schelden basis fijn
                 gebioturbeerd, licht zandig.
100-258 :   grijze licht zandige schalie - fijne lichtstengelige
            plantenresten (i = 10ø) - vaag geperforeerd, niveaus
            rijk aan zandige staticulaties - stengelige plantenresten
            en slechtbewaarden schelpen (i = 40ø).
155-170 :   sterk zandige gestraticuleerd.
180     :   dikke siderietlens, niveau vol stengels en slecht bewaarde
            schelpen tot 190.
            Daaronder grote stengels (Calamites - Cordaites) schalie
            wordt harder.
            Basis : opnieuw talrijker zandige straticulaties en zeer 
            fijne plantenresten, doorworteld tot aan de basis.
258-320 :   massieve fijne zandsteen in kalkige matrix.
            261 : mogelijk siderietisch - staal petro
                  met ingekoolde dlantenresten, petroleumreuk in de top
320-404 :   grijze siltsteen met gecvaliteerde zandige straticulaties
            top subhorizontaal.
            325-345 : dikke zandsteen loadcaststeen, afgewisseld met
                      geslumpte siltsteen.
            345-370 : massieve siltsteen, vaag gestraticuleerd
                      (i=8ø)
            370 : regelmatig gestraticuleerd (i = l0ø)
404-459 :   fijne zandsteen, vaag gestratifieerd, met ribbels, licht
            kalkig.
            Basis golvend erosief, naar boven siltsteen - straticulaties.
459-530 :   siltsteen met op 482 zandsteen, straticulaties eronder
            meer massief - vage straticulateis, vage sid. (i = 7-10ø)
            donkere laagvlakken - fijne plantenresten.
530-557 :   zandsteen (regelmatig gestraticuleerd met kolige laagvlakken.
557-563 :   gestraticuleerde licht geslupdte siltsteen
590 :       regelmatig gestratifieerde fijne zandsteen met talrijke 
            donkere laagvlakken (i = l,1ø)
590-620 :   grijze fijne zandsteen - siltsteen vol fijne plantenresten
            in de massa verdeeld.


            Kernstrook nr . 62
            ------------------ 
            1299,76 - 1305,74 m L = 595 (-3) kist nr. 310-316
            -------------------------------------------------

            Massieve kern.

0-52    :   eerder donkergrijze massieve siltsteen, talrijke fijne
            plantenresten in de massa
52-80   :   vrij scherpe grenzen, top i = 16ø, basis onregelmatig
            fijne zandsteen tot siltsteen, bovenste helft geslumpt
            straticulaties.
80-95   :   vaag geslumpte siltsteen, zandsteen aan de basis.
95-130  :   fijn gestraticuleerde silt tot zandsteen (overwegend
            zandsteen naar onder) met donkere laagvlakken, basis
            regelmatig.
130-248 :   massieve siltsteen, fijn verdeelde fijne plantenresten,
            slumpts (gestraticuleerde zandsteen tot 160) onduidelijk
            geslumpt vanaf 230.
258-255 :   fijn gestraticuleerde siltsteen van boven, zandsteen van
            onder zwarte laagvlakken.
255-424 :   massieve siltsteen fijn verdeelde dlantenresten,
            onduidelijke slumps
424-427 :   fijn gestraticuleerde siltsteen, i = 13ø
427-462 :   siltsteen met gestraticuleerde zandsteenslumds
462-463 :   fijn gestraticuleerd.
463-469 :   massieve siltsteen
469-473 :   fijn gestraticuleerd
473-486 :   siltsteen, laagvlakken met fijne plantenresten
486-502 :   zeer fijn gestraticuleerde siltsteen
502-513 :   vrij massieve siltsteen, fijne plantenresten volgens
            laagvlakken.
513-527 :   zeer fijn gestraticuleerd.
527-579 :   vrij goed klievende siltsteen, plantenhaksel of fijne
            plantenresten met siderietband.
579-595 :   meer massieve onregelmatig klievende siltsteen, minder
            plantenresten, top licht geslumpt.


            Kernstrook nr. 63
            -----------------
            1305,74 - 1311,76 m  L = 605 (+3) kist nr. 316-321
            --------------------------------------------------

            Massieve kern.

0-140   :   geleidelijke overgang : grijze siltsteen, fijne
            plantenresten.
            Op 12 : Sinusites-achtige kruidsporen vrij goed klievend,
                    ook met bladafdrukken (te sterk kolig om te 
                    bewaren) met enkele siderietbanden tussen
            88-106 : met zandige straticulaties.
140-605 :   eerder zandige schalie, wat meer siderietbanden (vooral
            vanaf 305) minder fijne plantenresten, geleidelijk
            zachter wordend, sommige laagvlakken fijn gebioturbeerd,
            vrij sterk gebioturbeerd, rond siderietlenzen op 305
            ook zacht geworden, fijn gelamineerd, vrijwel steriel
            opnieuw sterker gebioturbeerd, vanaf 400 met bleke
            graafgangen, rond 560 met calcietische laminaties.
            Blijft vrij sterk gebioturbeerd tot einde van de kern.


            Kernstrook nr. 64
            -----------------
            1311,76 - 1317,78 m  L = 538 (-64) kist nr. 322
            ------------------------------------------------

            Kern vrij slecht geboord tussen 25 en 120, fijn vergleden 
            op 440
            slechte aanpassing tussen 505 en 510, tussen 518-524 :            

            verbrokkeld.

0-505   :   zachte grijze schalie, betrekkelijk weinig siderietbanden
            vrij sterk gebioturbeerd, betrekkelijk weinig zaden op die
            zaden na steriel, slecht bewaarde schelpen
            tussen 60-75 fijne calcietlaminaties (en             
            Vanaf 70 : zeer zachte schalie, eerder donkergrijs
            Vanaf 100 : terug geleidelijk harder, blijft sterk
                        gebioturbeerd, talrijke kruidsporen.
            Tussen 220-250 : kompakt en vrij goed klievend, eerder
                             bleekgrijs,
            Rond 330 : Guilelmitesachtige verglijdingen opnieuw,
                       eerste herkenbare schelp op 400,
            rond 415 : dikke siderietlenzen en met calcietstriaties,
            op 470 : mogelijk vishuid schalie wordt zeer zacht eerder         
                     donkergrijs weinig slecht bewaarde schelden en 
                     Spirorbis, blijft gebioturbeerd. 
            Vanaf 490 : bitumineus, onderste 0,5 cm fijn siderietisch ?
505-510 :   fijn vergleden donkere schalie, mogelijk niet op zijn
            plaats met cone-in cone lensjes.
510-513 :   sterk kolige schalie met dikke koolstrepen.
5l3-518 :   zachte Rijnkool, onregelmatig klievend.
518-522 :   eerder gestreepte kool verbrokkeld
522-524 :   aansluitend bij wortelbodem gestreepte kool met bruine
            sterk vergleden schalie.
524-538 :   groenig grijze doorwortelde vrij kompakte schalie met
            drijfhout, wortels vrijwel niet als organisch materiaal
            bewaard.


            Kernstrook nr. 65
            -----------------
            1317,78 - 1323,75 m  L = 663 (+66) kist nr. 327-334 
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern

0-35    :   met geleidelijke overgang : grijze zandige schalie tot
            si1tsteen, kompakt, doorworteld.
35-160  :   met geleidelijke overgang : grijze doorwortelde siltsteen
            met onregelmatige stratificaties, in banden van + 20 cm
            dik afwisselend met meer massievestukken met 
            siderietknollen.
160-225 :   met zeer geleidelijke overgang : grijze doorwortelde 
            siltsteen met regelmatiger beter gestraticuleerde banden,
            i = 7
225-319 :   met geleidelijke overgang : grijze siltsteen tot zandige
            schalie, grof doorworteld, met vage siderietbanden
            vanaf 310 : met stengelige plantenresten en donkere 
                        laagvlakken.
319-327 :   donkere sterk bitumineuze schalie met grof gepyritiseerde
            fossielresten, pyriet in knollen naar onder toe, toenemend
            aantal kolige plantenresten, wordt ook zandiger en minder
            bitumineus.
327-348 :   grijze siltsteen met zeer fijne verdeelde kolige
            plantenresten met vertikale pyrietknollen verschillende
            gepyritiseerde niet gekompakteerde wortels.
            Kern van de wortelstokken vaak in grote mate verkiezeld,
            korre1grootte-verdeling is heterogeen.
348-484 :   met geleidelijke overgang : grijze siltsteen met 
            siderietknollen, talrijke gestoorde dikke zandige 
            straticulaties, doorworteld, met donkere laagvlakken, naar
            onder toe geleidelijk overwicht naar zandsteen. 
            Vanaf 400 : siderietlenzen naast donkere laagvlakken ook 
                        grote sterk kolige plantenresten, blijft licht        
                        gestoord door doorworteling tot onder.
            i = 7-l2ø
484-499 :   met geleidelijke overgang naar onder : top geconvoluteerd
            blauwig grijze fijne zandsteen, vaag geribbeld,
            kwartsietisch naar onder toe meer donkere laagvlakken.
499-663 :   grijze sterk gestraticuleerde siltsteen, vol fijne
            bladafdrukken, dikke zandsteenstraticulaties van boven
            geconvoluteerd, naar onder toe fijn gebioturbeerd,
            lijkt niet meer doorworteld.
            op 617 : zandige perforaties, regendruppelachtig, talrijke
                     laagvlakken met fijne kolige plantenresten tot
                     onder toe
            Vanaf 650 : minder duidelijk gestraticuleerd met vage
                        siderietbanden, i = 6-9ø.



            Kernstrook nr. 66
            -----------------
            1323,75 - 1329,69 m  L = 542 (-52) kist nr. 334-339
            ---------------------------------------------------

            Kern gebroken tussen 93 en 114, letten tussen 121 en 123,
            fijn gebroken tussen l45-l50, escaille op 155.
            Fijn vergleden op 432. Kernverlies vermoedelijk tussen 
            100 en 123
            Tussen 245 en 290 : fijne calcietaders volgens i = 75ø
            Tussen 289 en 292 : vol horizontale calcietaders.

0-74    :   grijze sterk zandige schalie vol fijne slechtbewaarde
            plantenresten met siderietlenzen, voor het eerst opnieuw
            zeldzame spiegelglijvlakken. Rond de siderietlenzen
            fijne graafgangen, sporen van perforaties, minder
            plantenresten vanaf 40 zachter naar onder toe en fijn 
            gelamineerd met donkere graafgangen.
74-80   :   zachter donkergrijze fijn gelamineerde schalie wordt
            licht bitumineus, slecht klievend, fijn gebioturbeerd
            i = 7ø
80-93   :   donkere bitumineuze schalie met denneappel, goed klievend.
93-293  :   koollaag
            93-94   : sterk kolige schalie
            94-95   : licht kolige schalie
            95-96   : sterk kolige schalie, escaille aan de basis
            96-99   : horizont vergleden, licht kolige schalie
            99-100  : licht kolige schalie
            100-103 : sterk kolige schalie, vrij hard
            103-105 : donkergrijze sterk doorwortelde fijn vergleden
            105-107 : gestreepte kool, pyriethoudend
            107-109 : sterk kolige schalie
            109-114 : dikke pyrietknol in sterk kolige schalie
            114-121 : uitgeboord kontakt langs boven, fijn klievend
                      donkere licht kolige schalie met sterk kolige
                      banden, overwegend licht kolig.
            121-123 : gans verweerde escaille (letten)
            123-126 : onregelmatig kontakt, sterk vergleden donkere
                      schalie, licht kolig
            126-134 : sterk vergleden bruinige schalie, fijn klievend
            134-145 : goed klievende glanskool tot gestreepte kool
            145-146 : gestreepte kool en brokken
            146-148 : sterk kolige schalie
            148-149 : zeer fijn klievende lichtkolige schalie tot
                      escaille
            149-154 : goed klievende lichtkolige schalie met dunne
                      cone-in-conelenzen, zeer sterk vergleden naar
                      onder toe.
            154-155 : donkere escaille
            155-161 : goed klievende bruinige schalie en ook kolige
                      schalie vol dikke vitrinietlenzen
            161-165 : goed klievende bruinige schalie met fijne
                      ingekoolde lenzen
            165-173 : siderietrijke band tussen, 166 en, 170 vrij grove
                      sideriet met pyrietknollen, naar onder en naar
                      boven fijner en licht kolig
            173-211 : donkere goed klievende lichtkolige schalie met
                      fijne ingekoolde lenzen op fijne stengelige
                      plantenresten, niet meer vergleden ook met
                      bladafdrukken.
                      Tussen 195-197 : ingekoolde lenzen
                      Vanaf 206 : talrijker ingekoolde lenzen maar
                      zelfde pakket blijft tot 211.
            211-217 : fijn gestreepte kool
            217-225 : fijn klievende sterk kolige schalie met
                      geleidelijke overgang tot 225
            225-232 : donkere massieve licht kolige schalie.
                      Kennel-kool-achtig naar onder toe met
                      houtskoolbrokken, fijne kolige plantenresten
                      op 230 : niveau met megasporen.
            232-243 : geleidelijke overgang naar boven                        
                      scherpe overgang naar onder
                      donkere sterk bitumineuze schalie vol
                      siderietknollen vooral tot 243.
            243-246 : grijze fijn doorwortelde schalie met platte
                      siderietknollen verschillend bovenliggend pakket,
                       vrij kompakt, zeer sterk bitumineus
            246-249 : donkere kolige schalie,
            249-252 : glanskool met scherpe kontakten
            252-260 : donkere sterk bitumineuze schalie, Kennelkoolachtig.
            260-268 : glanskool
            268-272 : gestreepte kool met pyrietrijkere lenzen
            272-277 : doffe gestreepte kool, naar onder toe geleidelijk
                      overgaand in glanskool
            277-289 : glanskool, op 288 dunne argilietlens
            289-293 : sterk vergleden schalie, vol cone-in-conelenzen
293-348 :   kompakte grijze doorwortelde schalie, licht zandig
348-362 :   zeer fijne zandsteen, doorworteld, geleidelijke overgangen
            naar onder en naar boven
362-428 :   grijze zandige schalie met siderietknollen, doorworteld,
            zachter naar onder toe
428-447 :   zachte doorwortelde fijn vergleden schalie, siderietknollen
447-459 :   donker kolige licht zandige schalie vol sideriet 
            straticulaties, korrelige sideriet aan de top
459-487 :   eerder donkergrijze sterk zandige schalie, platte 
            siderietknollen  doorworteld
487-493 :   donkere bitumineuze schalie met sporen van wortels
493-542 :   grijze sterk zandige schalie, vlug siltsteen, grof
            doorworteld, weinig stengelige plantenresten.


            Kernstrook nr. 67
            -----------------
            1329,69 - 1335,63 m  L = 585 (-8) kist nr. 339-342
            -------------------------------------------------- 

            Massieve kern.

0-405   :   grijze siltsteen met siderietknollen, vrij massief, 
            doorworteld, met Stigmaria en grote plantenresten met
            gestoorde zandige straticulaties, doorworteling verdwijnt
            geleidelijk vanaf 100.
            Tussen 200-220 : onduidelijke zandige straticulaties zeer
                             mooie flora tot 260, vanaf 270 opnieuw 
                             zandiger met slecht bewaarde planten,            

                             onregelmatig gestraticuleerd tot 320.
            Tussen 350-370 : onregelmatige zandige straticulaties en
                             siderietknollen, nog enkele wortels. 
                             Tot 405 kompakt, fijn zandig, fijne              
                             plantenresten, fijn verdeeld.
405-475 :   sterk zandige schalie, meer mooie plantenresten, meestal
            stengelig, enkele vage siderietbanden, i = 4-9ø
475-490 :   zandige met grote kompaktiebreuken, i = 26ø
490-496 :   siltsteen intercallatie
496-513 :   zeer fijn en onregelmatig gestraticuleerde zandsteen,
            met Calamites en zeer fijne plantenresten
            i = 35ø
513-585 :   sterk zandige siltsteen tot zeer fijne zandsteen met
            vergane zeer fijne en versdreide plantenresten, zachtere
            siltsteen intercallaties met Astero-Calamites, zachtere
            siltsteen is meer onregelmatig vergleden.


            Kernstrook nr. 68
            -----------------
            1335,63 - 1341,30 m  L = 570 (+3) kist nr. 343-348
            --------------------------------------------------
 
            Massieve kern, steile barst op 275, zeer steil vanaf 548,
            half open zeer steile barsten vanaf 453 tot 493 en vanaf
            495 tot 515

0-121   :   grijze siltsteen, stengelige plantenresten, vage sideriet
            banden, weinig bladafdrukken, meestal Calamites.
            Vanaf 65 : met onregelmatige zandige straticulaties tot
                       75, eronder meer plantenresten maar slecht 
                       bewaard, ook veel bladafdrukken wordt sterk
                       zandig naar de basis toe met ingekoold drijfhout.
121-135 :   fijne kalkige zandsteen, doortrokken met calcietaders,
            top en basis glijvlak i = 20ø en i = 43ø. In tegengestelde
            richting.
135-268 :   snelle overgang naar onder : grijze siltsteen met weinig
            en slecht bewaarde stengelige plantenresten, vanaf 175
            met zandige straticuiaties tot 5 cm dik, zeer
            onregelmatig.  Vanaf 250 met siderietknollen en enkele
            donkere laagvlakken en spiegelige glijvlakken.
268-272 :   fijn gestraticuleerde zandsteen.
272-289 :   met erosieve basis; bleke eerder fijne maar dichte
            zandsteen met kolige streaks, tot zeer kolig.
289-543 :   aan de basis een siderietlens, grijze siltsteen met weinig
            fijne en slecht bewaarde plantenresten, meestal in
            laagvlakken.
            Op 340 : Strobilus
            Vanaf 350 : met beter bewaarde plantenresten
            Vanaf 370 : opnieuw zandiger, slechter bewaard meer 
                        stengelig
            Vanaf 400 : zachter met bladafdrukken en grote Calamites
                        en siderietknollen betrekkelijk weinig
                        plantenresten, onregelmatige helling.
            i = 18ø-28ø
453-570 :   zandsteen vol kolige streaks en kolige slierten, zwak
            hellend, van boven fijn geribbeld vanaf 520 met dikkere
            foresets tot 8 cm dik.
            Op 517 : sideriet, zandsteenband - 1 cm dik, zeer fijn.


            Kernstrook nr. 69
            -----------------
            1341,30 - 1347,32 m  L = 602 (+2) kist nr. 348-354
            --------------------------------------------------

            Massieve kern.

0-112   :   zandsteen met kolige slierten, vrij regelmatig afhellend,
            i = 18ø
112-604 :   grijze siltsteen met fijne slecht bewaarde plantenresten,
            verspreid vanaf, 150 : vaag gestraticuleerd. i = 10ø.
            Met enkele kleine kompaktiebreukjes, zeldzame dunne
            siderietbanden 
            tussen 212 en 240 : iets sterker gestraticuleerd, vrij 
                                donkere laagvlakken, met fijn verdeelde
                                fijne plantenresten, maar vrij goed
                                klievend naar onder
            Tussen 475-498 : opnieuw sterker maar onregelmatig
                             gestraticuleerd, naar onder sterk zandige 
                             schalie met weinig verspreide plantenresten
                             en Cordaites, geleidelijk sterieler naar
                             onder toe.


            Kernstrook nr. 70
            -----------------
            1347,32 - 1353,20 m  L = 567 (-21) kist nr. 355-360
            ---------------------------------------------------

            Steil glij-vlak op 200 - tussen 246-299 : kern gebroken, 
            slecht geboord tussen 299 en 345, rond 420, 450, 530 
            mogelijk licht kernverlies aan de top of basis van 
            koollaag, op 254 of 280

0-13    :   grijze zandige schalie met siderietbanden en grote
            stengelige plantenresten, vrij steile onregelmatige
            helling.
13-47   :   zachte siltsteen met weinig slecht bewaarde stengelige
            plantenresten
47-113  :   met onregelmatige kontakten, kompakte grijze siltsteen,
            slecht bewaarde plantenresten, naar basis toe platte
            kleine siderietknollen.
113-128 :   fijne zandsteen vol kolige slierten met enkele siderietisch
            siltsteenclasten, i = 7ø
128-188 :   bleekgrijze fijne zandsteen vol siltsteen en siderietische
            siltsteenclasten tot 12 cm dik, meer fasig, grote
            clasten boven, kleine van onder sekwenties vanaf de
            top en, 150, vanaf, 175 : beter gesorteerde kleinere clasten.
188-247 :   donkergrijze sterk zandige zachte schalie met
            zandsteenstraticulaties, met onregelmatige basis, vaak            
            siderietisch, slecht bewaarde plantenresten ook 
            bladafdrukken, meestal zeer fijne plantenresten in 
            laagvlakken verder weinig twijgen en zaden.
            Zeer donker licht siderietisch naar de basis toe (over 8
            cm) de basis : 1 cm dikke zandlens met siderietlaminaties.
247-298 :   koollaag
            247-254 : glanskool
            254-255 : sterk kolige schalie
            255-271 : glanskool
            271-278 : gestreepte kool
            278-298 : glanskool
298-304 :   donkere schalie met laagvlakken vol houtskool, fijn
            doorworteld.
304-330 :   grijsbruine doorwortelde schalie, vrij zacht, harder
            vanaf 330 en overwegend grijs gekleurd, i = ,l0ø
330-412 :   met enkele korrelige siderietknollen,
            vanaf 345 : eerder donkergrijs gekleurd zeer licht
                        vergleden, vrij goed klievend, nog weinig             
                        siderietknollen.
            Vanaf 395 : met slecht bewaarde bladafdrukken naar basis
                        toe  wat meer vergleden, met fijne ingekoolde 
                        lenzen
412-445 :   grijsbruine doorwortelde schalie, herneming van wortelbodem, 
            grote siderietknollen naar onder toe, vrij sterk
            vergleden naar onder toe.
445-567 :   grijze vrij kompakte schalie, snel licht zandig, enkele
            siderietknollen, licht doorworteld maar goed klievend
            op 470 : niveau met talrijke megasporen, met enkele
                     ingekoolde stengels. 
            Vanaf 500 : geleidelijk donkergrijs, meer slechtbewaarde 
                        stengels.
            Op 530 : calciet glijvlak, i = 32ø - zachter en 
                     fijnvergleden naar onder toe. 
            Vanaf 540 : terug wat zandiger met kleine korrelige
                        siderietknolletjes, blijft licht doorworteld.


            Kernstrook nr. 71
            -----------------
            1353,20 - 1359,13 m  L = 613 (+20) kist nr. 360-366
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, splijtvlakken, i = 35ø op ,125, 
            op 155 : i = 65ø, kern gebroken inde kool tussen 205 en 
            219, mogelijk licht kernverlies.

0-193 :     donkergrijze vrij zandige schalie vol siderietknollen en
            slecht bewaarde plantenresten, veel Calamites, blijft
            licht doorworteld, plantenresten steeds meer ingekoold,
            goed klievend. 
            Vanaf 170 : eerder zandige schalie, bleekgrijs,
                        siderietbanden, blijft doorworteld, minder
                        stengelige plantenresten,
            op 170 : eigenaardig kruipspoor, aan de basis iets zachter.
193-223 :   koollaag
            193-205 : kompakteglanskool
            205-212 : gestreepte kool met dikke glanskoollagen in
                      dikke houtskoollenzen
            212-219 : glanskool
            219-223 : gestreepte kool
223-226 :   fijn bladerig klievende kolige schalie sterk kolig aan
            de top (faux mur)
226-228 :   bladerig klievende licht kolige schalie met horizontale
            wortels.
228-290 :   vrij goed klievende grijze doorwortelde schalie met
            ingekoold drijfhout, i = 26ø
            Vanaf 245 : geleidelijk licht zandig met siderietknollen,
            rond 273 : Calamites, en meer vergleden.
290-362 :   fijne sterk gestraticuleerde siltsteen, siderietknollen
            doorworteld, zeer dunne straticulaties
            vanaf 345 : dikker
362-412 :   bleke fijne zandsteen; 
            tot 368 : onregelmatig gestraticuleerd met donkere
                      laagvlakken, dan vaag gestratifieerd met ribbels, 
            vanaf 395 : met fijne kolige  slierten.
            i = 10ø (basis)
412-450 :   zeer geleidelijke overgang naar onder : grijze zeer fijn
            gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken lijkt
            niet meer doorworteld (onderste 5 cm eerder zandsteen)
            i = ,10ø
450-537 :   met scherp basiskontakt : fijne bleke zandsteen, vaag
            gestratifieerd met kolige streaks, i = ,13ø i = 9ø(basis)
537-613 :   grijze zandige schalie soms fijn gestraticuleerd, enkele
            vage siderietbanden, zeer fijne plantenresten, laagvormig
            afgezet, i = l0ø.


            Kernstrook nr. 72
            -----------------
            1359,13 - 1365,01 m  L = 574 (-14) kist nr. 375-379
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, zonder kernverlies

0-87    :   geleidelijk maar snelle overgang
            Grijze licht zandige schalie, siderietbanden, vaag
            gebioturbeerd zeer weinig fijne plantenresten, 
            rond 40 : enkele spiegelglijvlakken, zacht - eerder 
                      donkergrijs
            Vanaf 60 : sterk gebioturbeerd
            Op 65 : visrest - vol kruipsdoren - licht bitumineus over
                    enkele cm.
87-91   :   cannel coal
91-99   :   glanskool, massieve kern
99-101  :   gestreepte kool
101-107 :   donkergrijze schalie, fijnklievend met ingekoolde
            stengels - dunne koolstrepen - sporen van wortels.
107-l18 :   grijze lichtzandige schalie, grof doorworteld, licht
            vergleden.
118-126 :   zeer geleidelijke overgang naar onder, zeer fijn
            gebioturbeerde zandsteen
126-215 :   geleidelijke overgang, grijze doorwortelde siltsteen
            met siderietknollen,
            vanaf 155 : zachter wat stengelige plantenresten,
                        bladafdrukken,
            vanaf 170 : met siderietbanden, blijft doorworteld, veel
                        asterocalamites.
            Vanaf 190 : eerder silt met kleine siderietknollen en
                        fijne plantenresten, blijft doorworteld.
            i = l0ø.
215-230 :   zeer fijne zandsteen, vaag gestratifieerd.
230-29O :   grijze sterk zandige schalie met plantenresten, fijne
            siderietbanden, doorworteld, geleidelijk zachter naar
            onder toe,
            vanaf 280 : opnieuw siltsteenachtig onderkant fijn                
                        gestraticuleerd.
290-300 :   massieve  doorwortelde siltsteen.
300-332 :   fijn gestraticuleerde siltsteen met donkere laagvlakken,
            licht doorworteld. Naar onder zandig met enkele 5cm
            dikke zandsteenbanden met fijne ribbelingen. i = l0-17ø
332-365 :   zeer fijn gestraticuleerde siltsteen met intercalaties,
            weinig zandige schalie en siderietbanden, cm-dikke
            zandsteen straticulaties met zeer fijne plantenresten in
            laagvlakken - licht doorworteld, i = 8-,l,lø.
365-395 :   met geleidelijke overgangen, grijze zandige schalie,
            vaag gestraticuleerd, met fijne plantenresten, enkele
            siderietbanden, lijkt niet meer doorworteld.
395-444 :   snel zachter wordende schalie, siderietbanden, enkele
            stengelige plantenresten - slechtbewaarde schelpafdrukken,
            donkergrijs
            vanaf 424 : fijn gebioturbeerd. De onderste cm wordt de 
                        schalie zeer zacht donker, steriel - basis
                        licht vergleden. 
            i = 8ø
444-472 :   koollaag
            444-461 : glanskool - massieve kern
            461-463 : glanskool
            463-470 : bladerig klievende licht kolige schalie
            470-472 : sterk kolige schalie, calciet laminaties
                      enkele lenzen tot 0,5 cm dik in hardkolige
                      materiaal.
472-574 :   aanhoudend donkergrijze zachte doorwortelde schalie
            vrij goed klievend.
            Vanaf 490 : licht zandig, met siderietknollen, Stigmaria.


            Kernstrook nr. 73
            -----------------
            1365,0 - 1370,30  L = 553 (+24) kist nr. 379-385

            ------------------------------------------------

            Massieve kern zeer sterk steil gebarsten langs calcietaders
            tussen 21O en 275 - steile Calcietaders tot 4O5.

O-5     :   licht doorworteld eerder donkergrijze schalie, vol
            Calamites met siderietknollen
5-48    :   grijze sterk zandige schalie met siderietknollen,
            doorworteld
48-84   :   zeer geleidelijke overganggrijze silt, licht doorworteld
            vage siderietbrokken, soms onregelmatige straticulatie.
84-2l5  :   zeer geleidelijke overgang - grijze silt, met enkele
            vage siderietbanden, sporadisch plantenresten; 
            vanaf 155 : micarijk geleidelijk sterker gestraticuleerd,
                        donkere laagvlakken. ñ 195 : licht geslumpt.
            Vanaf 2O5 : fijn geribbeld.
215-274 :   scherpe basis - fijne bleekgrijze zandsteen, grover
            naar onder, vaag gestratifieerd - 
            tot 220 : sterk gebioturbeerd met ribbelingen - i = 10ø
274-341 :   grijze sterk gestratifieerde siltsteen - donkere
            laagvlakken veel fijne plantenresten, naar onder toe sterk        
            gestraticuleerd. i = 8ø
341-403 :   scherpe basis (konkordant), fijne bleekgrijze zandsteen,
            vaag gestratifieerd, sterker boven.
4O3-460 :   zeer geleidelijke overgang - grijze zandige 
            gestraticuleerde schalie, donkere laagvlakken.
            i = 10ø
460-530 :   geleidelijke overgang - zachtere grijze schalie -
            vage siderietbanden, gebioturbeerd (licht) - aanvankelijk
            zeer weinig fijne plantenresten, steriel.
530-553 :   zandiger grijze schalie - zeer fijn gestraticuleerd,
            fijne plantenresten.


            Kernstrook nr. 74A
            -------------------
            1370,30 - 1376,67  L = 510 kist nr. 385-390 (i = 6-10ø)
            -------------------------------------------------------           

                        
            Massieve kern, kernverlies in de veer !

0-20    :   zeer geleidelijke overgang - grijze zandige schalie met
            weinig fijne plantenresten.
20-87   :   geleidelijke overgang : zachtere grijze schalie -
            siderietbanden, licht gebioturbeerd - steriel, naar
            onder kleine slechtbewaarde schelpen.
87-194  :   geleidelijke overgang - eerder donkergrijze zachte schalie
            met veel schelpenresten - bitumineuse laagvlakken rond
            Calcietlaminatie met onduidelijke spirorbis, sterk
            gebioturbeerde siderietlenzen.
            Tussen 100-ll0 : bitumineus - talrijke sideriet
                             straticulaties 
            tot 130 : zacht donkergrijs - niet gecompacteerde schelpen 
                      en Guilelmites en sideriet straticulaties.
            Vanaf 130 : licht zandige grijze schalie met
                        siderietbanden, minder schelden - goed bewaard -      
                        sporadisch bladafdrukken, blijft licht
                        gebioturbeerd.
            Vanaf 160 : zandig, donkere laagvlakken
            Vanaf 175 : regendruddels.
193-26O :   met geleidelijke overgang : donkere schalie  zacht vol
            horizonten en met gekompakteerde carbonaat schelpen ook
            Calamites.
            l97-20O : fijn gestraticuleerde sideriet horizont,
                      schelpen niet herkenbaar, licht bitumineus,
                      i = 8ø.
260-278 :   donkere fijn gebioturbeerde schalie met talrijke 
            siderietlenzen fijn gebioturbeerd met sporadische
            bladafdrukken en schelpfragmenten.
278-292 :   donkere bitumineuse schalie met siderietbanden, ingekoolde
            plantenresten, zeer fijn, schelpfragmenten i = 8ø.
292-298 :   gestreepte kool
298-300 :   sterk kolige schalie
300-302 :   donkere lichtkolige schalie, fijn klievend
302-3O3 :   koolstrepen
303-305 :   donkere fijn vergleden schalie, fijn klievend - onkruid
305-307 :   siderietische schalie, vol cone-incone lenzen, vrij
            zandig tot 4 mm dik
307-328 :   scherp maar onregelmatig kontakt, grijze licht doorwortelde
            schalie met siderietknollen en Calamites.
328-345 :   geleidelijke overgang - fijne zandsteen, geslumpt,
            naar onder duidelijker gestraticuleerd
345-376 :   sterk gestraticuleerde siltsteen, tot 2 cm dikke zandsteen
            straticulatie aan de basis, doorworteld, compaktiebreukjes
376-391 :   sequentie met fijn-gestraticuleerde zandige schalie 
            voorkomen en fijne zandsteen vaag gestratifieerd met donkere
            laagvlakken onder.
391-425 :   sterk zandig gestraticuleerde zandsteen donkere laagvlakken
            met kleine loadcasts.
425-510 :   gelijkmatiger - fijn gestraticuleerde siltsteen,
            vanaf 485 : eerder zandige schalie met donkere laagvlakken.


            Kernstrook nr. 74B
            ------------------
            L = 110 (17) kist nr. 390-391
            ------------------------------

0-24    :   herboord, rest massief - mogelijk kernverlies onderaan
            (restant kern bovengehaalt bij uitbouw)
0-24    :   bleke massieve siderietbank (5 cm) dik
24-llO  :   grijze fijnzandig gestraticuleerde zandsteen, homogeen
            naar onder met fijne plantenresten, zwarte laagvlakken


            Kernstrook nr. 75
            -----------------
            1376,67 - 1382,72 m  L = 634 (+29) kist nr. 391-397
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, zeer steil gebarsten tot 40

0-21    :   grijze sterk zandig gestraticuleerde siltsteen met fijne
            plantenresten tot 8 cm eerder zandsteen, geleidelijk
            zachter naar onder.
21-151  :   ñ geleidelijke overgang grijze schalie, siderietbanden -
            fijn gebioturbeerd tussen 50 en 95 met fijne 
            Calcietlaminaties - licht bitumineus met pyriet tubulaties -
            in schalie erboven, weinig kleine schelpen, mogelijk
            Ostracoden en Planolites ? Snel terug zacht en sterk
            gebioturbeerde schalie
            op 72  : spiegelglijvlak.
            Vanaf 85 : terug pyriettubulaties, niet bitumineus.
            tot 105 : enkele slecht bewaarde scheldfragmenten en
                      kolige resten.
            Op 115 : visrest.
            Helling blijft 7ø.
            Vanaf 12O : schalie kompakter fijn gebioturbeerd
            Vanaf 135 : zachter, sterker gebioturbeerd met kleiene
                        pyriettubulatie met wag ingekoolde 
                        plantenresten (Quaregnon) .
151-170 :   fijn gestraticuleerde siltsteen, laagvlakken met fijne
            plantenresten
l70-267 :   grijze zandige schalie, veel vage siderietbanden.
            Vrijwel steriel op wat onrkuid na.
            Op 225 : ingekoold drijfhout, eronder meer fijne 
                     plantenresten en twijgen.
225-295 :   eerder grijze siltsteen met weinig fijne plantenresten  -
            vage siderietbanden - vaag gestraticuleerd.
315     :   met geleidelijke overgang - grijze lichtzandige schalie met
            siderietbanden - vaag gebioturbeerd - vrij steriel.
316-345 :   geleidelijke overgang : eerder donkergrijze schalie met
            siderietbanden, vrij sterk gebioturbeerd.
            Vanaf 321 : bitumineus met schelpen, fijne CaC03 laminaties
                        schelpen vergleden.
            Vanaf 332 : grijs kompakt.
345-500 :   Vanaf 345 : grijzeige zandige fijn gebioturbeerde schalie
            Vanaf 372 : geleidelijk zachter, steriel.
            Sterk gebioturbeerd vanaf 4l0, weinig fijn kolige 
            plantenresten, verspreide bladafdruk op 400.
            Geleidelijk eerder donkergrijs - sterk gebioturbeerde
            schelp op 465.
            Vanaf 470 : kompakter - minder grijs - minder gebioturbeerd
            Vanaf 525 : eerder donkergrijs, sterker gebioturbeerd -
                        weinig vrij grote ingekoolde plantenresten.
                        Vrij veel siderietbanden, 
            rond 555 : schelpenresten, eronder sporadisch
                       schelpfragmenten,
            op 580 : fragment zeer gladde schelp of vis. 
            Vanaf 590 : meer schelpen, schalie zeer zacht.
            Op 615 : schelpen met goedgevormde spirorbis.


            Kernstrook nr. 76
            -----------------
            1382,72- 1388,77 m  L = 604 (-1) kist nr. 397-402
            -------------------------------------------------

            Kern vertikaal gebarsten tussen 5 en 25, gebroken op
            35, 60, 82 de rest massief.

O-l6    :   grijze schalie met siderietbanden, steriel, fijn 
            gebioturbeerd met vage schelpafdrukken.
16-27   :   donkere bitumineuse schalie - licht vergleden met
            schelpen en Ostracoden ook spirorbis, vooral naar onder toe.
27-97   :   koollaag
            27-35 : glanskool
            35-37 : harde doffe kool
            37-65 : glanskool, i = 8ø
            65-67 : doffe kool
            67-82 : glanskool
            82-83 : fijn gestreepte kool
            83-85 : bladerig klievende sterk vergleden bruingrijze
                     schalie
            85-86 : sterk kolige schalie
            86-95  : gestreepte kool
            95-97  : sterk kolige schalie vol calcietlenzen.
97-99   :   donkere sterk bitumineuse doorwortelde schalie vol fijne
            kolige plantenresten.
99-124  :   bruinig grijze kompakte doorwortelde schalie, i = 6-13ø
124-185 :   met geleidelijke overgang, licht zandige schalie eerder
            donkergrijs , doorworteld met siderietknollen nog korrelig
            van boven, i = 8ø
185-255 :   met geleidelijke overgang, idem, grijs gekleurd sterk
            zandig naar onder toe met stengels.
255-445 :   grijze doorwortelde, eerder siltsteen tot 36O, hierin met         

            Calamites, onregelmatige siderietknollen, en
            onregelmatige soms dikke zandige straticulaties, met rond 
            400 kompaktiebreukjes.
            Op 410 : bladafdrukken; wordt geleidelijk terug donkergrijs 
                     in de zandige straticulaties zeer fijne
                     plantenresten, i = 8ø, zandige straticulatie tot
                     445
445-5O0 :   met geleidelijke overgang eerder donkergrijze schalie,
            licht doorworteld met stengels, siderietknollen.
50O-510 :   met zeer geleidelijke overgang met veel siderietbanden,
            tot 510 hard met turbulaties gepyritiseerd vermoedelijk
            rond wortels.
51O-580 :   met geleidelijke overgang zachte donkere schalie met
            fijne perforatis onregelmatige siderietbanden, vermoedelijk
            ostrakoden, slecht bewaarde schelpen met spirorbis en
            visschubben.
            Tussen 540-548 : vol siderietbanden nog licht geperforeerd
                             in siderietbanden donkere graafgangen.
            Op 56O : opnieuw schelp met spirorbis, i = ,l0ø,
            op 575 : Ostrakoden.
580-604 :   groengrijze schalie, vrij kompakt, sterk gebioturbeerd
            op 590 : C”1itisch tot 596.


            Kernstrook nr. 77
            -----------------
            1388,77 - 1394,30 m  L = 573 (+20) kist nr. 402-408
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, slecht geboord tussen 282 en 300,
            kernverlies waarschijnlijk aan de top.

0-2     :   donkergrijze fijn vergleden schalie sterk gebioturbeerd
2-4     :   licht kolige schalie
4-10    :   donkere sterk bitumineuse schalie
10-15   :   gestreepte kool van boven met calciet en pyriet lenzen
15-130  :   grijze kompakte doorwortelde schalie tot 20 eerder 
            donkergrijs, goed splijtend, i = 10ø. 
            Vanaf 35 : donkergrijs, zacht, fijn vergleden tot 47,
                       gewoon grijs komdakt met siderietbanden tot
                       63 terug donkergrijs fijn vergleden met
                       onregelmatige sideriet, 
            vanaf 80 : met fijne plantenresten ook stengels en 
                       bladafdrukken.
            Vanaf 95 : zandig en kompakt, met kleine siderietknollen,
                       blijft doorworteld.
130-159 :   donkergrijze siltsteen vol dikke (1-2 cm) onregelmatige
            zandige straticulaties met donkere laagvlakken, doorworteld
            met kleine platte siderietknollen.
159-187 :   donkergrijze zandige schalie, doorworteld, met fijne
            siderietbanden, zachter naar onder toe, met
            Guilielmitesachtige verglijdingen, basis onregelmatig.
187-225 :   basis geleidelijk : grijze zandige schalie, doorworteld,
            met vage siderietbanden, fijn gebioturbeerd.
225-265 :   harde grijze zandige schalie (ñ idem) maar eveneens met
            brede vage zandige banden met zowel laagvormige als
            erin verspreide fijne plantenresten, blijft doorworteld
265-300 :   zachte grijze schalie, met siderietbanden, vaag
            gebioturbeerd, nog slechts sporen van doorworteling.
300-460 :   grijze zandige schalie, aanvankelijk siltsteen met vage
            siderietbanden en zandige streaks met vrij veel 
            laagvlakken met fijne plantenresten, soms groter maar
            steeds geoxideerd, vaag gebioturbeerd, fijner naar onder 
            toe (ook plantenresten)
460-573 :   (zeer geleidelijke overgang) grijze tot eerder 
            donkergrijze lichtzandige sterk gebioturbeerde schalie met        

            siderietbanden; vanaf 530 met zandiger banden en terug 
            fijne plantenresten (ook stengels)


            Kernstrook nr. 78
            -----------------
            1394,30 - 1400,27 m  L = 557 (-40) kist nr. 413-417
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, tussen 135 - 250 : slecht geboord

0-30    :   met onduidelijke overgang, eerder donkergrijze licht
            zandige schalie, twijgen en fijne kolige plantenresten,
            fijne ingekoolde stengels, vaag gebioturbeerd.
30-52   :   donkere vrij harde bitumineuse schalie, niveau met fijne
            kolige plantenresten, 1icht vergleden vanaf 40.
52-133  :   1e deel van volgende koollaag
            52-89   : glanskool, tot 62 doortrokken door fijne 
                      calcietaders en onregelmatige argillitische 
                      lenzen en licht vergleden, op 70 5 cm dikke
                      siderietknol, op 73 onregelmatige pyrietlens.
            89-90   : gestreepte kool
            90-91   : sterk vergleden lichtkolige schalie
            91-108  : glanskool met vrij veel houtskoollenzen,
                      fijn gestrepdt aan de tpd
            108-116 : massieve glanskool
            116-118 : sterk kolige schalie
            118-131 : fijn gebande glanskool
            131-133 : bladerig klievende lichtkolige schalie tot
                      slecht bewaarde houtskool.
133-134 :   gans vergruisde escaille
134-145 :   sterk vergleden donkergrijze schalie, fijne ingekoolde
            lenzen vooral naar onder toe.
145-195 :   groenig grijze vergleden sterk doorwortelde schalie met
            kolige stigmaria
195-230 :   eerder donkergrijze fijn klievende doorwortelde schalie
            met ingekoolde stengelige plantenresten en kolige niveau's
            (vrij kaal) houtskoolbrokken tussen 200 en 220.
230-248 :   zachte grijze doorwortelde schalie
248-306 :   hardere licht doorwortelde eerder grijze schalie aan de
            top onregelmatige calcietlenzen, meer plantenresten naar
            onder toe, zachter vanaf 300
306-324 :   vrij goed klievende donkergrijze schalie, fijne
            calcietaders, stengelige plantenresten, fijne wortels,
            fijn vergleden, onregelmatige basis
324-332 :   hernemen van koollaag
            324-328 : glanskool
            328-332 : fijne gestreepte kool, sterk bitumineus,
                      naar onder ook houtskoolbrokken.
332-335 :   donker fijn vergleden schalie, doorworteld
335-340 :   zachte grijze sterk doorwortelde fijn vergleden schalie
340-43l :   harde grijze fijn doorwortelde schalie, tot siltsteen
            vanaf 390 : met korrelige siderietknollen
            Vanaf 400 : terug iets zachter eerder donkergrijs vol
                        slecht bewaarde plantenresten, niet korrelige         

                        siderietknollen.
431-451 :   onregelmatige basiskontakt, donkere sterk bitumineuze
            schalie tot 437 sterk zandig, eronder zachter met platte
            siderietknollen, sporen van wortels met Ledidodendron.
451-457 :   donkergrijze zandige schalie, dikke fijn zandige banden.
457-551 :   grijze siltsteen, talrijke siderietknollen, grof
            doorworteld vanaf 523 : zandige gestraticuleerd, enkele
            kolige stengelige plantenresten.
551-557 :   donkergrijze schalie, doorworteld, vrij goed klievend
            ingekoolde stengels.


            Kernstrook nr. 79
            -----------------
            1400,27 - 1406,27 m  L = 610 (+10) kist nr. 418-423
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, slechte kontakten tussen 7 en 27
            27-45 : slecht geboord, tussen 65 en 190 : eveneens

0-7     :   donkere sterk bitumineuze schalie fijn klievend,
            horizontale wortels, fijne kolige lenzen, op 2 cm lens
            van 8 mm dikte in zachte sideriet
            Tot 2 cm gewone licht bitumineuze schalie.
            Vanaf 2 cm koollaag
2-27    :   koollaag
            7-9     : gestreepte kool
            9-11    : licht kolige schalie, fijn vergleden
            11-14   : licht kolige schalie, fijn vergleden
            14-23   : rijnkool, afwisselend glans- en dofkool in
                      dikke banden.
            23-27   : donkere sterk kolige schalie, met megasporen
                      sporen van wortels van boven.
27-44   :   zachte groene grijze vergleden doorwortelde schalie
            megasporen.
44-64   :   donkergrijs naar onder toe en sterker vergleden,
            eerder donkergrijze, lichtzandige schalie, stengelige
            plantenresten, doffe koollenzen, 0,5 cm dik, doorworteld
64-l65  :   groenige sterk doorwortelde schalie
            tussen 75-80 : zandig
            Vanaf 85 : kleine siderietknollen
            Vanaf 125 : onregelmatig grotere korrelige 
                        siderietknollen.
165-246 :   meer kompakte groenig grijze schalie, minder fijn 
            doorworteld, blijft fijn vergleden.
            Vanaf 175 : nog slechts licht doorworteld blijft sterk
                        gebioturbeerd, onregelmatig klievend.
246-375 :   aanvankelijk bruin, grijze schalie, kolige plantenresten,
            met onregelmatige overgang, zeer grote korrelige
            siderietknollen, tussen 253-258 snel terug groen,
            wortels niet duidelijk.
            vanaf 300 : geleidelijk grijs, iets zachter.
            Vanaf 330 : terug harder, eerder siltsteen naar onder
                        met regelmatig ingekoolde plantenresten.
375-450 :   grijze siltsteen, dikke onregelmatige zandige
            straticulaties, perforaties van wortels, naar onder toe
            meer plantenresten, aanvankelijk slechtbewaarde met
            gladde siderietknollen
            Tussen 440-450 : sterk gestraticuleerde zandsteen met
                             kompaktiebreukjes
450-610 :   grijze zandige schalie, licht micahoudend, talrijke vrij
            goed bewaarde plantenresten (zowel onkruid als 
            bladafdrukken), siderietbanden
            Vanaf 490 : siltsteenachtig, minder plantenresten,
                        bij gelegenheid nog goed bewaard
            Vanaf 520 : slechter bewaard meest Cordaites
            Vanaf 540 : kompakte siltsteen met donkere laagvlakken
            Vanaf 575 : dikke zandige straticulatie tot 590
            Vanaf 590 : zandige schalie vol slechtbewaarde 
                        plantenresten, meest stengels ook
                        bladafdrukken.


            Kernstrook nr. 80
            -----------------
            1406,27 - l4l2,33 m  L = 608 (+2) kist nr. 423-427
            --------------------------------------------------

            Massieve kern

0-257   :   eerder donkergrijze zandige schalie, vol plantenresten,
            zowel stengels als bladafdrukken, vage siderietlenzen
            Vanaf 35 : eerder siltsteen met verspreide fijne 
                       plantenresten, meest onkruid, met Spirorbis
            Vanaf 55 : opnieuw bladafdrukken naast kolige stengels
                       en onkruid
            Vanaf 95 : geen siltsteen meer, talrijke bladafdrukken
            Op 135 : zandige siltsteenband met onkruid
            Vanaf 215 : komplete varensstengels
            Vanaf 240 : zachter donkerder met kolige stengels,
                        bladafdrukken, met spirorbis.
257-315 :   vage overgangen
            Grijze kalkige siltsteen, hoekig klievend
            Op 275 : zandige schalie intercalatie met bladafdrukken
315-350 :   eerder donker grijze zandige schalie vol slechter
            bewaarde plantenresten met Spirorbis.
350-388 :   siltsteen met aanvankelijk nog bladafdrukken, snel zeer
            fijne plantenresten, vaag zandig gestraticuleerd
            Op 380 & 387 : dikkere zandsteenstraticulaties met
                           erosieve basis en komdaktiebreukjes, bij 
                           de basis glijvlak met rechte striaties, 
                           i = 20ø
388-440 :   met geleidelijke overgang : licht zandig eerder
            donkergrijze schalie, siderietbanden, vrij veel
            plantenresten zowel stengels als onkruid als bladafdrukken.
440-451 :   sterk zandige siltsteen naar onder onregelmatig 
            gestraticuleerde zandsteen vol onkruid, eerder donkere
            laagvlakken naar onder toe, i = 13ø basis horizontaal.
451-500 :   donkergrijze homogene siltsteen, slechtbewaarde
            plantenresten : meest Cordaites stengels ook bladafdrukken
            Vanaf 485 : zandige siltsteen met fijne plantenresten
500-608 :   eerder donkergrijze licht zandige schalie, vage 
            siderietbanden, vol dlantenresten
            520 : bladafdrukken, met Spirorbis
            560 : spiegelglijvlak, i = 30ø
            eronder meest stengels en onkruid
            Vanaf 585 : opnieuw beter bewaarde bladafdrukken.


            Kernstrook nr. 81
            -----------------                     
            1412,33 - 1418,0l m  L = 58l (+13) kist nr. 427-433
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, slechte aanpassing

0-20    :   met onregelmatige basis
            op 10 spiegelglijvlak, i = 26ø
            Donkere sterk zandige schalie, meest stengelige
            slechtbewaarde plantenresten
            kompaktiebreukjes
20-55   :   onregelmatig gestraticuleerde zandsteen, kleine 
            siderietknol1en met massieve siltsteenintercalatie, 
            convoluted bedding.
55-65   :   fijn gestraticuleerde siltsteen met onregelmatige ribbels
65-85   :   meer massieve siltsteen vol fijne plantenresten ook 
            bladafdrukken
85-153  :   regelmatig fijn gestraticuleerde siltsteen en zandige
            schalie, zwarte laagvlakken, gestoorde top.
            Vanaf 133 : overwegend zandige schalie, met wat 
                        bladafdrukken meest donkere laagvlakken,
                        spiegelige basis
153-163 :   top scherp, basis geleidelijk licht erosief,
            vaag gestratifieerde bleekgrijze zandsteen
163-210 :   grijze zandige schalie, vol slechtbewaarde fijne
            plantenresten
            Vanaf 173 : siltsteen, slechter bewaarde plantenresten
            Vanaf 190 : glijvlak, i = 43ø, eronder kleine 
                        siderietknollen, geleidelijk zachter, fijne
                        bladafdrukken.
210-272 :   onregelmatig gestraticuleerde siltsteen, dunne 
            siderietlenzen, vrij veel plantenresten,
            vanaf 250 : dikke zandsteenbanden met gestoorde ribbels,
            siltsteenclasten, en intercalaties.
272-3O5 :   grijze zandige schalie, kleine siderietknollen, naar
            onder eerder siltsteen, toenemend gestraticuleerd,
            fijne plantenresten, enkele beter bewaarde bladafdrukken.
305-332 :   grijze zandige siltsteen onregelmatig gestraticuleerd,
            vrij veel plantenresten.
332-337 :   zandsteenintercalatie door glijvlakken omgeven
337-350 :   siltsteen met sterk gestoorde zandige straticulatie
            convoluted
350-378 :   bleekgrijze zandsteen, kwartsietisch, zeer vaag
            gestratifieerd 
            op 371 : siltsteenintercalatie 1 cm - onregelmatige basis.
378-395 :   onduidelijk gestraticuleerde zandige siltsteen, aan de
            top zandige schalie, basis glijvlak, i = 46ø
395-425 :   fijne zandsteen, onregelmatige kolige stratificatie
            i = l5ø, siltsteenincercalatie 1 cm, onregelmatige basis
425-470 :   zandige schalie, onkruid, siderietlenzen, slecht bewaarde
            bladafdrukken, onregelmatig vergleden met fijne zandsteen
            intercalaties. vooral naar boven toe onregelmatig
            gestraticuleerd.
470-495 :   afwisselend onregelmatige zandsteen straticulatie en
            grijze siltsteen soms met sideriet, talrijke fijne
            kompaktiebreukjes.
495-581 :   eerder donkergrijze siltsteen, fijn verdeelde fijne
            plantenresten, gestraticuleerde zandsteenincercalaties,
            van boven fijne kompaktiebreukjes, van onder sterk
            hellend, i = 35ø.


            Kernstrook nr. 82
            -----------------
            1418,01 -1423,88 m  L = 562 (-25)  kist nr. 433-437
            ---------------------------------------------------

            Kern tussen 127-133 gans vergruisd
            141-l56 : sterk verbrokkeld
            169 : slecht kontakt, 182
            Vanaf 190-320 : slecht geboord, ook 550-563
            Gebroken op 5ll, mogelijk kernverlies in de veer

0-113   :   grijze zandige schalie, slecht bewaarde plantenresten,
            spiegelglijvlakken, doorworteld - vrij goed klievend,
            snel zachter, eerder donkergrijs, talrijke Calamites,
            vanaf 30 : siderietknollen, met zandige passages,
            bladafdrukken rond 70, vanaf 70 eerder siderietlenzen
            100-108 : zachte donkergrijze fijn klievende schalie,
            vol ingekoolde plantenresten, veel Calamites.
113-169 :   koollaag
            113-115 : fijn klievende sterk kolige schalie
            115-127 : glanskool, sterk vertikaal klievend
            127-132 : vergruisde kool
            132-141 : brokkelige glanskool
            141-156 : sterk gebroken glanskool en vergruisde kool
            156-169 : glanskool, verschillende fijne pyrietlenzen
                      in bovenste 3 cm
169-174 :   bruinige doorwortelde schalie
174-181 :   vrij goed klievende donkergrijze fijn vergleden schalie
181-183 :   gestreepte kool
183-193 :   vrij sterk vergleden grijze schalie, vrij goed klievend
193-305 :   sterk vergleden bruinig grijze schalie
            tussen 200-210 : vol fijne kolige plantenresten
            beter klievend, eronder zelfs bleekbruin met kolige
            wortels, 
            vanaf 260 : groenig met siderietknollen, snel overwegend 
                        grijs.
305-476 :   vrij goed klievende doorwortelde schalie, siderietknollen,
            stengelige plantenresten
            Vanaf 330 : vrijgoed bewaarde bladafdrukken
            Vanaf 350 : blekergrijs met gescheurde plantenresten
            Vanaf 385 : terug meer bladafdrukken
            Vanaf 430 : minder plantenresten
            Vanaf 450 : minder sideriet, fijn vergleden, goed klievend
                        nog licht doorworteld, zacht, wordt licht
                        bitumineus met vergane plantenresten
            Vanaf 460 : ook langgerekt Guilelmitesachtige verglijdingen 
                        - naar de basis minder bitumineus.
476-550 :   koollaag
            476-511 : glanskool in massieve kern
            511-514 : fijn klievende schalie, vol slechtbewaarde
                      plantenresten
            5l4-519 : donkere kolige schalie, snel sterk kolige
                      met ingekoolde lenzen
            5l9-546 : fijn gebande glanskool
            Vanaf 526 : dikkere vitrinietlenzen tot 535
            546-547 : gestreepte kool, vol calcietlenzen
            547-550 : fijn klievende licht kolige schalie met
                      ingekoolde lenzen.
550-562 :   groengrijze doorwortelde fijn vergleden schalie.


            Kernstrook nr. 83
            -----------------
            1423,88 - 1429,6 m  L = 587 (+9) kist nr. 438-443 
            -------------------------------------------------

            Massieve kern
            Slecht geboord tot 100

0-18    :   donkergrijze fijn vergleden schalie, verspreide megasporen
18-140  :   groenig grijze onregelmatige klievende schalie, 
            doorworteld
            Vanaf 40 : siderietknollen
            Vanaf 95 : zandig, blekergrijs, uitgerafelde
                       siderietknollen - rond 140 korrelig.
140-365 :   met geleidelijke overgang : grijze doorwortelde siltsteen,        

            kleinere siderietknollen, vage onregelmatige lenzen van
            sideriet,
            vanaf 200 : vage zandige stratificaties.
            Vanaf 220 : kolige stengels en fijnere plantenresten
            Op 252 : verspreide megasporen tot 310 !
365-381 :   top spiegelglijvlak i = 23ø, zachtere eerder donkergrijze
            schalie, fijn vergleden, doorworteld
381-404 :   donkere laagvlakken, talrijke megasporen,
            vanaf 383 : kompaktere schalie, licht vergleden
            ingekoolde lenzen, donkere vergane plantenresten
404-408 :   gestreepte kool, haaks op normale gelaagdheid
408-414 :   donkere sterk bitumineuze schalie, hoekig klievend
414-435 :   kompakte grijze schalie, licht zandig, doorworteld
            vrij goed klieven, met Calamites.
435-465 :   enkele wortels met siderietlenzen
465-475 :   met dikke nog doorwortelde fijne gestraticuleerde
            zandsteenbanden
475-587 :   grijze zandige schalie met siderietlnezen, doorworteld
            rond 535 : eerder donkergrijs, zacht en meer vergleden,
                       wordt snel terug komdakter, geen plantenresten
                       afgezien van de wortels.


            Kernstrook nr . 84
            ------------------
            1429,66 - 1435,33 m  L = 59,l (+24) kist nr. 44-50
            --------------------------------------------------

            Massieve kern

0-41    :   grijze schalie met siderietlenzen, doorworteld,
            vanaf 20 : zacht, eerder donkergrijs, vergleden met
            calcietaders,
            rond 35 : licht bitumineus,
4l-46   :   bitumineus schalie met Guilelmites enkele Ostracoden
            en/of megasporen
46-126  :   grijze vaag gebioturbeerde schalie, licht doorworteld,
            geperforeerd
            vanaf 70 : schelpafdrukken
            Vanaf 75 : eerder donkergrij, bitumineus, Guilelmites
                       tot 86
            eronder sterk handig, vaag gebioturbeerd, grote
            siderietlenzen en knollen, sporen van doorworteling
            Vanaf 115 : enkele slechtbewaarde zaden en bladafdrukken
126-129 :   donkere bitumineuze schalie met zeer fijne kolige
            plantenresten
129-140 :   koollaag
            massieve glanskool
            tussen 137-139 : onregelmatige kolige tonsteinlens.
140-143 :   donkere grijze doorwortelde schalie
l43-l53 :   grijze doorwortelde schalie, vrij kompakt
153-240 :   met zeer geleidelijke overgang naar onder, grijze
            sterk gestraticuleerde zandsteen doorworteld, donkere
            laagvlakken,
            tussen 188-200 : gestoorde siltsteen met grote 
                             siderietknollen, 
            tussen 225-250 : steile dichte barst
240-290 :   met geleidelijke overgang : grijze siltsteen, doorworteld
            brede siderietbanden en sterk gestraticuleerde passages
290-320 :   zachtere doorwortelde schalie, eerst siderietlenzen,
            naar onder siderietknollen, geleidelijk donkergrijs
            naar onder, meer vergleden
            Vanaf 315 : donkergrijs, vaag gebioturbeerd, met 
                         Guilemites, snel sterk bitumineus.
320-323 :   glanskoollaag
323-371 :   met geleidelijke overgang : doorwortelde grijze schalie
            snel met donkere laagvlakken, kolige stengelige 
            plantenresten
            tussen 350-370 : sterker vergleden, afwisselend met
                             siderietrijke passages, meest
                             gestraticuleerd van boven en van onder
475-480 :   geslumpte gestraticuleerde fijne zandsteen
480-497 :   grijze fijne zandsteen, vage stratificaties
496-540 :   grijze sterk gestraticuleerde siltsteen, zwarte 
            laagvlakken, zeer fijne ribbels, lijkt niet meer 
            doorworteld.
540-567 :   bleekgrijhe fijne zandsteen, zeer vaag gestratifieerd
            Tussen 545-585 : vertikale barst
567-591 :   grijze zeer fijn gestraticuleerde siltsteen, enkele
            dikkere zandsteenbanden, donkere laagvlakken.


            Kernstrook nr. 85
            ------------------
            1435,33 - 1439,80 m  L - 449 m (+2) kist nr. 450-454
            ----------------------------------------------------

            Massieve kern
            215-245 : slecht geboord

0-29    :   grijze siltsteen, talrijke donkere laagvlakken, fijn
            gestraticuleerd
29-42   :   fijne zndsteen, vanboven gestraticuleerd, vanonder
            massief, rechte basis
42-115  :   grijze zandige schalie, vage siderietbanden, bij de
            top nog enkele handige bandjes, vrijwel steriel, vaag
            gebioturbeerd, geleidelijk zachter
            vanaf : 100 met fijne kolige plantenresten.
115-130 :   zachte eerder donkergrijze schalie, siderietstraticulaties
            vage afdrukken van grote schelpen en Spirorbis, licht
            bitumineus, ook fijne kolige plantenresten              
            naar onder toe geleidelijk bitumineus  
130-285 :   snelle overgang : grijze snel licht zandige vaag
            gebioturbeerde schalie, siderietbanden, enkele
            spiegelglijvlakken en laagvlakken met fijne kolige
            plantenresten of schelpafdrukken;
            rond 170 : talrijke schelpafdrukken, sterk gebioturbeerde
                       siderietbanden
            een zachte donkergrijze schaliedassage
            rond 180 : donkergrijs, zacht, vrij sterk vergleden
            blijft zandig, donkergrijs eronder met meer 
            schelpfragmenten en Colomostachis.
            Vanaf 200 : wat zachter, meer bitumineus, kolige 
                        plantenresten, k1eine ge‹soleerde pellets
            Vanaf 210 : niet meer bitumineus, schalie vaag
                        gebioturbeerd, slecht klievend, bredere 
                        siderietbanden en schelpengruis, ook Guilelmits
            Op 270 : zeer mooie schelp en kleine Ostrakoden ?
            Op 280 : mogelijk Ostrakoden en scheldfragmenten wordt
                     in onderste cm's licht zandig, blijft bitumineus 
                     met fijne pellets en Ostrakoden.
285-315 :   micarijke donkere fijne zandsteen, siderietlenzen, fijne
            twijgen.
315-358 :   geleidelijke overgangen : sterk vrij regelmatig
            gestraticuleerde siltsteen, fijne plantenresten, licht
            gestoorde straticulaties door bioturbaties (schelpen ?)
358-400 :   met geleidelijke overgang : grijze massieve siltsteen,
            fijne fijnverdeelde plantenresten, geslumpt vanaf 380
            Tussen 370-430 : zeer steile barst met calciet en
                             horizontale striaties.
400-449 :   grijze gestraticuleerde siltsteen, zwarte laagvlakken,
            fijne ribbels tot 1 cm dik.


            Kernstrook nr. 86
            -----------------
            1439,80 - 144,40 m  L = 167 (+7) kist nr. 456-457
            ------------------------------------------------- 

            Massieve kern
            Stuk zeer steil splijtvlak op 80.

0-167   :   grijze siltsteen, vage siderietbanden, vaag gebioturbeerd,
            vrijwel steriel enkele fijne kolige plantenresten;
            rond 70 : slecht bewaarde schelpafdrukken en fijne
            twijgen, geleidelijk zachter, minder gebioturbeerd
            Vanaf 150 : meer gebioturbeerd, wat resten van kleine
                        schelpen.


            Kernstrook nr. 87
            -----------------
            1441,40 - 1446,40 m  L = 480 (-20) kist nr. 457-462
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern

0-471 :     grijze lichtzandige schalie, vage siderietbanden, fijne
            schelpenresten, kleine kolige plantenresten, vage
            bioturbaties, op 55 met planolitesachtige ogen
            naar onder geleidelijk zandiger
            rond 100 : enke1e fijne kolige plantenresten
            rond 160 : opnieuw ogen
            rond 180 : kruidsporen eronder nogmaals ogen
            Vanaf 200 : eerder siltsteen, weinig zeer fijne 
                        plantenresten, onduidelijke bioturbaties.
            Vanaf 230 : zachter
            Rond 250 : ogen en fijne kruidsporen
            Vanaf 260 : wat meer fijne dlantenresten
            Vanaf 270-285 : steeds zandiger tot fijne zandsteen,
                            eronder licht zandige schalie, met ogen 
                            en fijne schelpenresten, snel zachter,
                            slecht klievend.
            Tot 385 ñ idem, dan iets harder met zeer fijne
            plantenresten aanvankelijk
            Vanaf 425 : terug zachter, slechter klievend met
                        schelpfragmenten aan de basis : kolige lens 
                        onder dikke siderietlens.
471-480 :   koollaag
            sterk bitumineus kolige schalie, hoekig klievend



            Kernstrook nr. 88
            ------------------
            1446,40 - 1450,41 m  L = 401 Kist nr. 462-466
            ---------------------------------------------

            Massieve kern, slechte aansl. koollaag
            40-60 : slecht geboord, rond 6  vergruisd

0-4     :   grijze licht bitumineuze lichtkolige schalie
4-40    :   glanskool, vrij goed klievend
40-60   :   bruine doorwortelde schalie, fijn vergleden, zwarte
            wortels, basis escaille
60-62   :   sterk kolige schalie
62-77   :   donkere kompakte zandige schalie, doorworteld, bovenste
            3 cm licht kolig
77-105  :   grijze zandige schalie, tot siltsteen, doorworteld
105-155 :   zeer zandig naar onder toe met siderietknollen en
            vaag gestraticuleerd
155-160 :   scherpe maar gestoorde top, sterk gestoorde doorwortelde
            zandsteen
160-280 :   met zeer geleidelijke overgang; grijze doorwortelde
            siltsteen met siderietknollen, slecht bewaarde
            stengelige plantenresten , zeer kompakt
280-401 :   zeer fijn zandig gestratifieerde siltsteen met 
            plantenhaksel ook donkere laagvlakken, licht doorworteld
            tot einde van de kern.


            Kernstrook nr. 89
            -----------------
            1450,41 - 1456,34 m  L = 595 (+2) kist nr. 466-472
            --------------------------------------------------

            Kern massief
            450-485 : vergruisd in de kool

0-10    :   met geleidelijke overgang : grijze sterk zandige
            gestraticuleerde siltsteen
10-43   :   fijne bleekgrijze zandsteen, vaag gestratifieerd sterker
            aan de top
43-90   :   geleidelijke overgang : grijze siltsteen, fijne
            zandsteenstraticulaties,
            vanaf 53 : eerder dunne laminaties, zeer fijne 
                       plantenresten, ingespoelde wortels ?
            Naar onder toe fijne ribbels
90-113  :   zandsteen vaag gestratifieerd, gekruiste gelaagheid tot 96
113-178 :   sterk gestratikuleerde siltsteen aanvakelijk; donkere
            laagvlakken, 
            vanaf 125 : eerder zandsteen vol fijne ribbels,
            vanaf 150 : vaag gestratifieerd, donkere laagvlakken.
178-215 :   basis zeer geleidelijk, grijzig flazerig gestraticuleerde
            siltsteen, donkere laagvlakken.
2l5-303 :   zeer geleidelijke overgang : zeer fijne bleekgrijze
            zandsteen, basis vaag geribbeld, subvertikale calcietaders
303-398 :   met geleidelijke overgang : grijze siltsteen, dunne
            zandige micarijke laminaties, 
            tussen 350-363 : meer zandig gestraticuleerd met
                             regendruppelachtige perforaties
            vage perforaties ook in de bovenliggende siltsteen;
            op 380-390-395 : dikkere zandige straticulaties
398-439 :   grijze zandige schalie, siderietbanden, fijne 
            schelpenresten, grote kruipsdoren.
            Vanaf 430 : met stengelige plantenresten.
439-528 :   koollaag
            439-450 : glanskool, zacht, fijne houtskoollenzen
            450-482 : zeer sterk verbrokkeld, overwegend glanskool
            482-525 : glanskool in massieve kern
            525-528 : gestreepte kool
528-530 :   donkere lichtkolige schalie, fijn vergleden
530-551 :   bruine vergleden doorwortelde schalie
55l-595 :   grijze doorwortelde siltsteen, verspreide mica iet of
            wat bruinig, siderietknollen
            Vanaf 580 niet meer bruin.


            Kernstrook nr. 90
            -----------------
            1456,34 - l462,21 m  L = 525 (-62) kist nr. 472-477
            ----------------------------------------------------

            Massieve kern

0-72    :   grijze doorwortelde siltsteen, weinig donkere laagvlakken
            naar onder toe verstoord.
72-85   :   grijze fijne zandsteen, donkere gestoorde laagvlakken,
            kleine siderietknollen aan de basis van vorige eenheid
85-111  :   aanvankelijk grijze zeer sterk zandige gestraticuleerde
            siltsteen, donkere laagvlakken.
            Vanaf 95 : homogener en siderietknollen, blijft
                       doorworteld
111-131 :   zeer fijne grijze zandsteen, siderietlenzen, zeer vaag
            en onregelmatig gestratifieerd.
131-237 :   grijze licht doorwortelde siltsteen; donkere laagvlakken;
            vanboven sterk zandig gestraticuleerd; 
            tussen 140-147 : onduidelijk geslumpt;
            glijvlak met rechte striaties, naar onder minder
            gestraticuleerd (laagvlakken vol fijn stengelige 
            plantenresten)
            Vanaf 198 : zeer sterk zandig, overwegend zandsteen met
                        onregelmatige ribbelingen (i = 8ø)
237-270 :   met geleidelijke overgangen : fijne bleekgrijze zandsteen
            vaag gestratifieerd, donkere laagvlakken en streaks
270-310 :   grijze siltsteen, laagvlakken vol fijne plantenresten,
            vaag gestratifieerd, zeer licht doorworteld, vaag
            gebioturbeerd.
3l0-340 :   meer massieve siltsteen, in de massa verspreide planten
            resten, top sterk zandig, nog met wortels
340-367 :   overwegend zandig, donkere laagvlakken en licht
            gebioturbeerd
367-405 :   fijn gestraticuleerde siltsteen, talrijke donkere
            laagvlakken, soms vrij goed bewaarde varens, vooral
            grof plantenhaksel, heer goed klievend.
405-443 :   met ge1eidelijke overgangen grijze meer geslumpte
            siltsteen, van boven en onder fijn gestraticuleerd,
            onduidelijke perforaties, fijne plantenresten
443-467 :   zeer geleidelijke overgang sterk gestraticuleerd, zeer
            fijne zandsteen, donkere laagvlakken, niet geribbeld.
467-525 :   grijze siltsteen, fijn gestraticuleerd, vol fijne
            plantenresten tot plantenhaksel,
            rond 490 : met graafgangen ? overigens zeer vage perforaties,
                       sterker gestraticuleerd en onregelmatig
                       tussen 515-523.
            Vanaf 523-525 : zandige schalie met kruidsporen.


            Kernstrook nr. 91
            -----------------
            1462,21 - 1468,05 m  L = 612 (+28) kist nr.477-483
            --------------------------------------------------

0-103   :   grijze zandige schalie enkele siderietbanden
            vanaf 70 : licht gestraticuleerde laagvlakken met fijne
                       plantenresten en ingespoelde wortels;
                       weinig zeer fijne plantenresten, snel vrij zacht.
            Vanaf 50 : terug harder, vaag gebioturbeerd.
103-205 :   donkergrijze schalie, aanvankelijk licht zandig,
            graafgangen, slecht klievend, laagvlakken met ingespoelde
            wortels en bladafdrukken; laagvlakken 
            rond 120 : eronder slechts versdreide zaadschubben;
            op 150 : Ledidodendron, enke1e kleine siderietknollen,
                     plantenresten, half vergaan, terug zachter en fijn
                     gebioturbeerd vanaf 165.
205-208 :   donkergrijze licht bitumineuze, fijn gebioturbeerde
            schalie.
208-217 :   koollaag
            Glanskool
217-220 :   donkere fijn klievende schalie, fijn vergleden, vermoedelijk
            doorworteld.
220-282 :   grijze doorwortelde siltsteen, siderietknollen,
            vanaf 270 : onregelmatig gestraticuleerd.
282-317 :   scherpe kontakten, bleekgrijze eerder fijne zandsteen,
            vol kolige spikkels, in de bovenste helft enkele
            siltsteenintercalaties.
317-354 :   fijne onregelmatige gestraticuleerde siltsteen, zwarte
            laagvlakken, zeer licht doorworteld.
            Basis licht geslumpt.
354-612 :   grijze siltsteen, fijne ingekoolde plantenresten, fijn
            verdeeld, vrij homogeen.
            Vanaf 390 : beter gelaagd, iets zachter, minder 
                        plantenresten, lijkt niet meer doorworteld.
            Vanaf 420 : massiever, meer plantenresten.
            Vanaf 430 : minder plantenresten,
            Vanaf 495 : iets beter gelaagd, laagvlakken vol fijne
                        en stengelige plantenresten.
            Vanaf 530 : enkele fijnere plantenresten
            Vanaf 570 : meer plantenhaksel.


            Kernstrook nr. 92
            -----------------
            1468,05 - 1469,50 m  L = 174 (+29) kist nr. 484-485
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern, kapot gekapt in de veer.

0-40    :   met geleidelijke overgang : grijze sterk gestraticuleerde
            siltsteen, donkere laagvlakken
40-174  :   grijze siltsteen, weinig fijne plantenresten, enkele
            donkere laagvlakken, geleidelijk zachter naar onder toe,
            vanaf 140 : fijn gebioturbeerd, vage siderietbanden,
                        fijn geperforeerd.


            Kernstrook nr. 93
            -----------------
            1469,50 - 1474,05 m  L = 440 (-l5) kist nr. 486-490
            ---------------------------------------------------

            Slecht geboord tussen 60-110, kapot gekompt in de veer

0-440   :   grijze schalie, siderietbanden, licht zandig,
            vanaf 15 : graaf en kruidgangen;
            op : 20 spiegelglijvlak;
            op 25 : ogen verschillende planoliges; eronder fijn
                    gebioturbeerd, fijn gelamineerd en zacht, fijn 
                    kolige stengelige plantenresten.
            Op 60 : vermoedelijk grote zeer slecht bewaarde schelpen
            Op 80 : kleine schelpen
            vrij veel verspreide fijne ingekoolde plantenresten
            op 90 : zachter donkergr j ze schalie, fijne graaf en
                    kruipgangen, twijgen;
            tussen 100-112 : zacht, donkergrijs, met zaadschubben, 
                             kolige stengels en schelpenresten, fijne
                             calcietlaminaties, wordt naar onder toe
                             snel zandiger, maar nog steeds vrij sterk
                             gebioturbeerd, langgerekte twijgen.
            Vanaf 190 : met fijne plantenresten;
            tussen 225-235 : fijn gestraticuleerd, zowel donkere
                             laagvlakken als plantenrijke laagvlakken; 
                             eronder zandige soms vaag gebioturbeerde
                             schalie, vage siderietbanden, wat twijgen
            vanaf 300 : eerder siltsteen, zeer fijne plantenresten,
                        vage perforaties
            Tussen 315-325 : sterk zandig gestraticuleerd vol fijne
                             plantenresten; eronder zandige schalie,
                             ingekoolde plantenresten, vaag gebioturbeerd;
            vanaf 375 : zachter
            vanaf 400 : vettige kras, blijft fijn gebioturbeerd
            vanaf 425 : meer vergleden.


            Kernstrook nr. 94
            -----------------
            1474,05 - 1479,89 m  L = 595 (+ ll) kist nr. 490-494
            -----------------------------------------------------

            Kern slecht geboord tot 90, tussen 200-230; 
            gebroken tussen 24O-280, tussen 305-310, rond 322, 
            tussen 385-400 in de koollaag verschillende steile barsten;

0-97    :   zachte grijze schalie, enkele siderietbanden, fijn 
            gebioturbeerd, slechtklievend, weinig fijne kolige
            plantenresten
            vanaf 20 : fijne graafgangen; visschub op 55; eronder
                       sterk gebioturbeerde siderietlenzen, schalie
                       met vaag afgelijnde ogen;
            vanaf 70 : sterk gebioturbeerd, met donkere perforaties,
                       aan de basis zandig siderietisch met schelpen
                       en kolige Ledidodendron.
97-108  :   met geleidelijke overgangen : donkere sterk bitumineuze
            schalie, grof gebioturbeerde sideritische straticulaties,
            weinig maar grote schelpenresten.
108-240 :   zachte donkergrijze schalie, fijn gebioturbeerd, donkere
            perforaties, vette kras, tot licht bitumineus, doffe
            pyriet; 
            vanaf 130 : niet meer bitumineus, iets harder, vrijwel 
                        steriel, blijft gebioturbeerd, met kruipsporen
            vanaf 200 : zeer zacht, kleine siderietknollen, wat fijne
                        ingekoolde plantenresten, slecht klievend
            vanaf 235 : siderietisch.
240-245 :   donkergrijze bitumineuze schalie
245-423 :   koollaag
            245-268 : massieve kennelkool
            268-278 : glanskool, overgaand in kennelkool
            278-280 : tonstein, kolig
            280-288 : glanskool
            288-291 : glanskool met kolige schalie tussenlagen
            291-305 : glanskool overwegend
            305-310 : gebroken glanskool
            310-319 : glanskool in massieve kern
            319-324 : gestreepte kool
            324-342 : zachte glanskool, doffe kooltussenlaagjes
            342-375 : hardere glanskool
            375-381 : donkere sterk bitumineuze schalie sporen
                      van wortels
            381-423 : glanskool
                      tussen 388-398 : vrij zacht
423-530 :   grijze doorwortelde komdakte siltsteen
            vanaf 452 : sterk zandig, meer fijne plantenresten,
                        zeer onduidelijk gestraticuleerd;
            vanaf 490 : met siderietknollen
            tussen 505-530 : overwegend zeer fijne zandsteen
530-572 :   grijze siltsteen, dikke onregelmatige zandige
            straticulaties, siderietknollen, blijft grof doorworteld,
            laagvlakken vol fijne plantenresten.
572-595 :   onduidelijk gebioturbeerde overgang : bleekgrijze eerder
            fijne zandsteen, vaag gestratifieerd, door doorworteling
            verstoord.
            Tussen 593-595 : gestraticuleerde siltsteenintercalaties
                             zandige perforatie waar wortels.


            Kernstrook nr. 95
            -----------------
            1479,89 - 1425,90 m  L = 62l (+20) kist nr. 494-501
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern

0-8     :   grijze sterk zandige schalie, sideriet; siltsteen naar
            onder
8-69    :   bleekgrijze fijne gestratifieerde zandsteen, zeer steile
            barsten, vaag geslumpt, rond 35
69-105  :   sterk gestraticuleerde fijne zandsteen, laagvlakken met
            fijne plantenresten, fijne ribbels soms sterk afgesneden
105-124 :   gestraticuleerde siltsteen, fijne plantenresten
124-132 :   fijne bleke zandsteen, concordant
132-180 :   siltsteen, donkere laagvlakken, basis spiegelglijvlak;
            slump op 155,
            op 138 : dikke siderietlens omgeven door kolige slierten.
180-266 :   fijne bleekgrijze zandsteen, vaag gestratifieerd, 
            foresets tot 3 cm, donkere micarijke laagvlakken
266-280 :   met geleidelijke overgang : sterk gestraticuleerde
            siltsteen, donkere laagvlakken, gestoord, gelumpt
280-383 :   massieve siltsteen, fijne plantenresten in de massa,
            stengelig naar onder toe
383-420 :   met geleidelijke overgang : fijn gestraticuleerde
            siltsteen, donkere laagvlakken, fijne plantenresten
420-595 :   grijze zandige schalie, enkele siderietbanden, fijne
            perforaties, weinig verspreide fijne kolige
            plantenresten,
            vanaf 465 : met scheldenresten, vaag gebioturbeerd, Esteria ?
            Vanaf 470 : perforaties, fijne twijgen en enkele
                        verspreide megasporen en zaadschubben; blijft 
                        fijn gebioturbeerd,
            op 585 : opnieuw fijne schelpenresten.
595-621 :   onregelmatige gestraticuleerde zandsteen, siderietknollen,
            vanaf 610 : overwegend siltsteen, meest horizontale
                        wortels (lege bedding)


            Kernstrook nr. 96
            -----------------
            1485,90 - 1491,97 m  L = 607 Kist nr. 501-507
            ---------------------------------------------

            Massieve kern, tussen 405-445 : zeer steile barst 
            idem tussen 480-510

0-395   :   grijze grof doorwortelde sterk zandige schalie tot
            siltsteen, met Stigmaria, siderietknollen, dikke
            onregelmatige zandige straticulaties, laagvlakken met
            fijne plantenresten.
            Zandsteen = 1/3 van het totaal volume; soms bladafdrukken,
            meest fijne twijgen; donkere laagvlakken met
            handperforaties, confer regenwortels, geen wortels want
            veel talrijker dan wortels.
            Vanaf 140 : eerder schalie, dunne zandige straticulaties
                        laagvlakken met plantenhaksel en regendruppels
                        meest stengelige plantenresten (Calamites), 
                        brede vage siderietbanden
            Vanaf 225 : slechts sporen van doorworteling, blijft
                        vaag gebioturbeerd, vrijwel steriel, enkele
                        kolige plantenresten.
            Vanaf 300 : niet meer doorworteld, nauwelijks 
                        gebioturbeerd
            Op 345 : schelpenrest, wordt geleidelijk zachter vooral
                     vanaf 370.                                       
            Vanaf 390 : aanvankelijk licht bitumineus, snel met meer
                        stengelige plantenresten
395-413 :   koollaag
            395-400 : glanskool
            400-402 : zachte bleke fijne zandsteen
            402-404 : glanskool
            404-408 : kool vol zandige flazers
            408-413 : kompakte fijnkorrelige doffe kool
413-491 :   scherpe kontakten, van onder onregelmatig bleke
            zeer fijne zandsteen, onregelmatig gestratifieerde
            rond 455 : kleine siderietknollen, doorworteld.
491-532 :   grijze zandige siltsteen, grof doorworteld, onregelmatig
            gestraticuleerd, stengelige laagvlakken
532-607 :   grijze doorwortelde siltsteen, dikke onregelmatige zandige
            straticulaties, donkere laagvlakken, gekruiste gelaagdheden
            van boven, van onder en in midden gestoord


            Kernstrook nr. 97
            -----------------
            1491,97 - 1498,01 m  L = 608 (+4) kist nr. 508-514
            ---------------------------------------------------

            Massieve kern
            Zeer steile barst tussen 50-95, tussen 213-254,
            tussen 280-300

0-27    :   scherp kontakt, eerder donkergrijze licht zandige schalie,
            licht doorworteld, enkele siderietbanden, laagvlakken
            met fijne plantenresten, naar onder toe fijn gebioturbeerd.
27-93   :   scherpe kontakten, bleekgrijze fijne zandsteen, vaag
            gestratifieerd, enkele donkere laagvlakken
93-158  :   grijze siltsteen, fijn gestraticuleerd, op 95, 100,,l08,
            128 slumpinghorizont : ñ 5 cm dik
            Op 150 : escade-schaft van schelden; donkere laagvlakken
                     met fijne plantenresten; lijkt niet meer
                     doorworteld.
158-299 :   fijne zandsteen, aanvankelijk vaag gestratifieerd,
            Vanaf 183 : met onregelmatige kolige slierten, dunner
                        naar onder toe tot l95, zeer regelmatig
                        gestratifieerd eronder tot 240;
            tussen 240-248 : sterk gestraticuleerd met siltsteen,
                             donkere laagvlakken.
            Vanaf 248 : met talrijke zwarte kolige laagvlakken,
                        vrij regelmatig.
299-332 :   zandig gestraticuleerde siltsteen, laagvlakken met fijne
            plantenresten
332-347 :   massieve siltsteen, geslumpt aan de top en basis
S47-394 :   sterk gestraticuleerde zandsteen, donkere laagvlakken,
            zwak hellend.
394-412 :   geleidelijke overgang : grijze siltsteen met fijne
            plantenresten, fijn verdeeld.
412-608 :   grijze zandige schalie
            tot 437 : met enkele zandige straticulaties met vage
                      siderietbanden, fijn gebioturbeerd soms met half
                      vergane fijne plantenresten, nog steeds met
                      donkere laagvlakken, lijken meer gebioturbeerd,
                      soms bitumineus,
           op 485 : met juveniele schelpjes slecht bewaard in zandige 
                    schalie, zeldzame bladafdrukken tussen fijne
                    plantenresten
           op 510 : gebroken visschub
           Vanaf 520 : sterker gebioturbeerd, meer fijne kolige
                       plantenresten;
           Vanaf 545 : fijne zandige regendruppelachtige perforaties
                       schalie wordt zacht, talrijke fijne perforatie
           tot 570 : vaag gebioturbeerd.
           Vanaf 570 : eerder donkergrijs, meer siderietbanden,
                       vaag gebioturbeerd, steeds met donkere laagvlakken
                       geleidelijk zeer licht bitumineus, zeer fijne
                       zandige perforaties afwisselend met niet 
                       bitumineuze schalie.
Insert the GSB number to search all associated content