PL.HOUTHALEN 62E BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST
M.DUSAR
276(III,a) Boring KB 183
Uitgevoerd te : Peer-Linde
Voor B.G.D.
Door : N.V. SMET
Datum : april-mei 1986
Coördinaten : Lambert X : 224.413,18
Y : 198.118,89
Bonne X : 74.401
Y : 77.186
Boringsmethode : rock bit (inspoeling) tot l020,41 m
kernboren: PQ tot 1498 m
Waterpeil uit Krijtaquifer in rust 71 m ? (onder maaiveld)
bij pomping : 93,6 m (onder maaiveld) bij een debiet
van 34,5 m3/u
Hoogte van het maaiveld (tevens nulpunt boring) : 73,22 m
Aard der grondlagen Diepte m
Helgroen matig grof zand (kleihoudend) veel onzuiver
materiaal en ook zwart organisch materiaal en kleine
koolbrokjes (materiaal uit de zeef van werf Thulin ?) 19.00
Groen matig grof kleihoudend kwartszand met zwart
organisch materiaal, glauconiet 22.00
Idem, veel glauconiet met kleibrokjes en grint, weinig
organisch materiaal 25.00*
Idem, iets kleiiger en nog steeds met grint 28.00
Kleur lichter, glauconiet, veel silex en grof grint 31.00*
Groengrijs kleihoudend, matig grof zand met grint,
glauconiet met fijn organisch materiaal 34.00
Groen grijs matig fijn sterk kleihoudend zand,
glauconiet, weinig grint met bruinkool en houtresten 37.00
Idem 40.00
Donkergrijs glauconiethoudend matig fijn zand,
kleihoudend, met kleibrokjes 43.00
Terug groen sterk glauconiethoudend fijn zand met
organisch materiaal 46.00*
Groenbruin matig fijn glauconiethoudend zand met
kleibrokjes en grintjes 49.00
Groen zeer fijn glauconiethoudend zand, micahoudend 52.00*
Groen bruinachtig glauconiethoudend matig fijn zand 55.00
Bruin vettig silt, plastisch en tamelijk veel grint met
houtresten 58.00*
Groen bruin vettig, silteus matig zand, grint, met
organisch materiaal 61.00
Idem, met houtresten 64.00
Bruin zeer fijn zand tot silt, micahoudend, organisch
materiaal 67.00*
Idem 70.00
Idem, sterk zandige silt met grint 73.00
Groenbruin sterk glauconiethoudend zeer fijn zand tot
silt, micahoudend met kleibrokjes (weinig) 76.00
Donkergroen sterk glauconiethoudend matig fijn zand,
met kleibrokjes enkele keitjes, weinig mica 79.00*
Groen bruin sterk silteus zand, met mica en glauconiet 82.00*
Groen bruin sterk glauconiethoudend matig fijn zand met
weinig mica 85.00
Glauconietrijk donkergroen matig fijn zand 88.00*
Idem 91.00
Idem met grove glauconietkorrels 94.00
Groen silteus fijn tot matig zand, veel glauconiet,
micahoudend organisch materiaal , vettig 97.00
Idem, maar fijner 100.00
Idem 103.00
Donkergroen sterk glauconiethoudend matig zand, weinig
mica, met een stukje vistand 106.00*
Idem 109.00
Idem 112.00
Idem met houtresten 115.00
Groen grijs sterk glauconiethoudend tamelijk fijn zand 118.00*
Groen silteus sterk glauconiethoudend fijn zand 121.00*
Silt met grovere glauconietkorrels en houtresten, matig
fijn zand 124.00*
Grijs groen matig fijn tot grof glauconietrijk zand 127.00
Idem met houtresten 130.00
Grijsgroen sterk glauconiethoudend tamelijk fijn zand 133.00
Grijs groen glauconietrijk grof zand - zeer heterogeen 136.00*
Idem nog grover + houtrestjes 139.00
Grijs-groen matig fijn tot grof glauconietrijk zand met
enkele mica's + veel organisch materiaal (houtresten) 142.00*
Idem - iets donkerder van kleur kleibrokje 145.00
Donker-groen matig grof glauconietrijk zand met
houtresten - weinig kleibrokjes en enkele grintjes 148.00
Idem 151.00
Donkergroen fijn glauconietrijk zand met enkele grovere
korrels + enkele houtresten 154.00*
Donkergroen glauconietrijk fijn tot heel fijn zand met
fijn organisch materiaal 157.00*
Donkergroen matig grof glauconietrijk zand 160.00
Donkergroen matig fijn tot matig grof glauconietrijk
zand met sporen van schelpenresten 163.00*
Zwart-groen glauconietrijk tamelijk fijn zand met een
weinig schelpenrestjes 166.00
Idem, iets fijner 169.00
Zwart-groen fijn tot heel fijn glauconietrijk zand met
enkele schelpenrestjes - weinig silteus 172.00
Zwart groen heel fijn glauconietrijk zand met
schelpenrestjes weinig silteus 175.00*
Grijsgroen tamelijk fijn tot matig fijn glauconietrijk
zand met enkele schelpenrestjes - grintje - zwak
kleihoudend 178.00
Zwart-groen heel fijn glauconietrijk silthoudend zand met
schelpenrestjes 181.00
Groen fijn glauconietrijk zand - iets meer silteus -
enkele schelpenrestjes grint + kleibrokje 184.00*
Idem - geen grint 187.00
Idem 190.00
Donkergroen fijn glauconietrijk silteus zand met
schelpengruis en kleibrokjes (weinig) 193.00
Idem met iets grovere korrels 196.00
Zwart-groen glauconietrijk fijn zand - silthoudend +
schelpengruis (wordt talrijker) 199.00
Idem + grint 202.00*
Idem, meer silteus 205.00
Idem 208.00
Donkergroen fijn tot heel fijn silteus glauconietrijk
zand - iets kleihoudend + schelpengruis 211.00
Idem - iets meer schelpengruis 214.00
Donkergrijs-groen glauconrijk silteur fijn zand met
schelpenrestjes (talrijker) 217.00
Zelfde zand maar met grove korrels en grintjes 220.00
Grijsgroen zeer silteus glauconiethoudend zand met
schelpenrestjes (glauconietgehal te vermindert) 223.00
Groengrijze glauconiethoudende silt met enkele
schelpenrestjes (weinig glauconiet) 226.00*
Groen-grijs silt met een weinig glauconiet en enkele
mica's + kleiige brokjes 229.00
Idem, wordt een weinig zandiger, zeer weinig, zeer fijn
schelpengruis kleiige brokjes 232.00
Idem - geen zand meer, enkele grintjes, kleiige brokjes 235.00
Idem, kleiig 238.00
Idem 241.00
Idem, beetje zandig - grintje - kleiig brokjes 244.00
Idem 247.00
Idem 250.00
Idem - een weinig fijn schelpengruis - kleiige brokjes 253.00
Idem, kleiige brokjes 256.00
Groen-grijs kleiige silt met talrijke verkittingen en
enkele kleiige brokjes - glauconiethoudend 259.00
Idem 262.00*
Idem - iets kleiiger en minder verkittingen 165.00
Idem 268.00
Groengrijs kleiige silt met brokjes bleek beige steen
(Septaria ?) 271.00*
Groengrijs kleihoudende silt met een weinig glauconiet 274.00
Groengrijze siltige klei 277.00*
Groengrijze plastische klei 280.00
Kompakte klei 283.00
Kompakte groen grijze klei, pyriet 286.00*
Idem met verharde kleibrokjes 289.00
Kleur wordt grijzer, duidelijk een stukje Septaria 292.00*
Idem met een doorzichtig driehoekig kwartskeitje 295.00
Idem 298.00
Grijze kompakte klei met enkele pyrietjes en kleine
restjes Septaria 301.00
Idem 304.00
Grijs tot donkergrijze kompakte klei met spikkeltjes
organisch materiaal 307.00*
Idem 310.00
Grijs kleiig fijn zand met enkele brokjes kompaktere
klei talrijke verkittingen 313.00
Grijze zandige klei met talrijke verkittingen,
spikkeltjes organisch materiaal, stukjes schelpenresten
en bruine kleibrokjes 316.00
Bruin-grijze zandige klei met een beetje restjes van
organisch materiaal-schelpenrestje + verkittingen 319.00*
Idem 322.00
Idem 325.00
Bruingrijze zandige klei met kompaktere kleibrokjes hout
en schelpenresten (tamelijk veel ) 328.00*
Vrij zandig met kleibrokjes - dunwandige schelpenrestjes
(bruinkool) - Septariastukjes (? naval) 331.00
Idem, iets minder schelpengruis, met bruine kleibrokjes 334.00
Idem, dunschalige schelpenresten 337.00
Bruin-grijze zandige klei met verharde kleibrokjes -
houtresten - schelpresten 340.00*
Idem, nog altijd bruine kleibrokjes, iets zandig 343.00
Bruin-grijs kleiig silt met schelpen (Pectiniden) en
houtresten 346.00
Bruin-bleek grijs kleihoudend matig fijn tot grof zand
met talrijke hout- en schelpenresten + compactere
kleibrokjes 349.00*
Lichtgrijs heel fijn zand met houtresten, fijn
schelpengruis + geelachtig doorzichtig kristal 352.00*
Bruin-bleek grijs matig fijn zand met bruine kleibrokjes
+ houtresten en schelpenresten + gelige kirstal ? 355.00*
Idem 358.00
Geen monster 361.00
Bruin-grijs kleihoudend matig fijn zand met
schelpenrestjes en enkele houtresten - glauconiethoudend 364.00
Idem meer houtresten + enkele bruine kleibrokjes 367.00*
Idem 370.00
Idem met veel houtresten (kool) 373.00
Groen grijs kleiig zand met schelpenresten en houtbrokjes 376.00
Groen-grijs kleiig matig fijn zand met schelpenresten en
houtresten 379.00*
Idem, iets kleiiger 382.00
Groen grijs matig grof kleiig zand met enkele bruinige
kleibrokjes, schelpenresten en houtresten 385.00
Donker groen-grijze sterk kleihoudend matig fijn tot
grof zand met schelpenresten en houtresten + schone
donkerbruine vistand + bruine kleibrokjes 388.00*
Donkergroen grijs kleihoudend matig fijn tot grof zand
met enkele bruine kleibrokjes + schelpenresten 391.00*
Donkergroengrijze compacte klei weinig zandig
glauconiethoudend 394.00
Idem + verkittingen 397.00*
Idem 400.00
Idem 403.00
Idem 406.00*
Donker groen-grijze klei met glauconiethoudend talrijke
verkittingen 409.00
Idem 412.00
Idem 415.00
Groengrijze kalkhoudende klei, glauconiethoudend met
verkittingen 418.00*
Idem, vettiger 421.00
Grijze kalkhoudende klei met talrijke verkittingen en
enkele dikschalige schelpenresten en enkele bruine
kleibrokjes 424.00*
Groen-grijze vettige kalkhoudende klei met verkittingen
en sporen van schelpenresten 427.00
Idem 430.00
Idem, minder verkittingen 433.00
Groengrijze vettige kalkhoudende klei met enkele blekere
brokjes + verkittingen weinig glauconiethoudend 436.00*
Idem 439.00
Idem 442.00
Idem + bruine kleibrokjes + schelpenrestjes 445.00*
Groengrijze vettige kalkhoudende klei met talrijke
verkittingen enkele schelpenrestjes 448.00
Groen grijze vettige kalkhoudende klei met enkele blekere
brokjes een weinig schelpengruis (dikwandig) veel
verkittingen grintje (melkkwarts) 451.00*
Idem iets blekere kleur 454.00
Bleekgroen-grijze kleiige mergel ? glauconiethoudend met
verkittingen 457.00*
Bleker van kleur, meer mergelig 460.00
Bleek-grijze mergel met enkele verkittingen 463.00*
Bleekgrijze mergel met donkerkleurige verkittingen 466.00*
Idem, iets groeniger van kleur, beetje zandig 469.00
Groen glauconiethoudend fijn zand vermengd met
bleekgrijze mergel, verkittingen van zeer fijn
donkergroen zand 472.00*
Groengrijs fijnkorrelig zand met krijtgruis, slecht
bemonders (gemengd) 475.00*
Idem met cement 478.00
Cuttings van Krijt, nog steeds gemengd met mergel, niet
representatief 479.71
Grof wit tufkrijt met silexen (geelachtig) buisvormig
fossiel e.a. 479.00*
Idem minder cement met silex 482.00
Idem veel onzuiverheden 485.00
Witgrijs tufkrijt met silexen en fossielen o.a.
buisvormig melk wit fossiel nog altijd vermengd met
cement 488.00*
Fijn gemalen grijs krijt verandering van boorkop, korte
tandjes) nog steeds cement met rubber van de cashing shoe
fossielen o.a. melk wit buisvormig fossiel 491.00
Grijs krijt (fijn gemalen) met naval silex en fossielen
(n.b. silex = licht verkiezelde kalk) 494.00
Idem 497.00
Idem kleur wordt blekergrijs (minder onzuiver) 500.00*
Idem - zeer fijn gemalen, fijner naar onder toe 512.00
Bleekgrijs, grijs verkiezeld krijt en zacht wit krijt met
veel dikschalige schelpen, float collar 515.00*
Idem, steeds fijner 524.00
Zeer grove cuttings, idem, met grote donkere
cementbrokken 530.00
Fijn vermalen bleekgrijs krijt met heldere silex, wordt
wat papperig 536.00
Bleekgrijs, overwegend vrij hard fijnzandig grijs krijt
met heldere silex 545.00
(Monster 539-542 m)
nb. cuttings zeer slecht grove naval ogenschijnlijk aan
begin van stang, rest zeer fijn vermalen.
Terug grof (nog wat cement) vrij hard fijnzandig grijs
licht verkiezeld krijt en donkere silex, in fijne bleke
krijtfraktie ook veel silexsplinters 548.00*
Idem, fijner 557.00
Meer mergelig bleekgrijs krijt, nog met silex 560.00*
Blijft bleekgrijs fijn mergelig met silex, en veel
grovere naval (zowel cuttings als cement als boorvet als
ligniet 572.00
Idem, monster fijne fraktie 575.00*
Idem, geleidelijke overgang (slechte monsters) 596.00
Zacht grijs krijt, nog met wat silex 599.00*
Idem 602.00
(monster 608-611) grijs mergelig krijt cuttings op zeer
eerder mergelig reeds licht glaukoniethoudend 611.00
Fijnzandige glaukonietrijke groene mergel, gedeetelijk
helgroen 614.00*
(monster 623-626 m) bleekgroene, glaukoniethoudende
mergel 626.00
Iets grofzandiger glaukoniethoudende mergel 629.00*
Bleekgroen siltige mergel, zeer vloeiend 635.00
Bleekgroene fijne mergel (top Zevenwegen ?) 641.00
Bleekgroen iets meer resistente mergel, blijft slap 644.00*
Idem 659.00
(monster 662-665) iets groener en fijnzandige mergel 665.00
Terug bleekgrijsgroen slappe mergel 671.00
Groenere siltige mergel 674.00
Groene slappe mergel 677.00
Groen fijn mergelig zand 680.00*
Idem 689.00
Minder bleek groen fijn zand, met middelmatig kwartszand,
licht roodachtig 692.00*
Groen fijn zand met ligniet en schelpengruis, roodachtige
schijn (monsters 695-698, 698-701) 701.00
(monster 704-707) middelmatig kwartsrijk zand, soms met
rode schijn, in groene matric met donkere strepen
(ligniet ?), in grovere fraktie schelpengresten
(cf. 689-692 m) 707.00
Idem, in bleekgroene matrix, zonder zwarte strepen 710.00
Bleekrode matrix roodachtig gelijkaaridg zand
(middelmatig tot vrij grof) 713.00*
Idem (monster 716-719 m) roodachtig middelmatig tot grof
zand, met kwarts en gesteentefragmenten 722.00
Geen monsters (spoelingsverlies) 743.00
Vol micatex en walnoten, met gelijkaardig zand in
groenige pap 749.00
(monster 756-759 roodachtig zand fijner naar onder toe 759.00
Vol micatex, bleekrozig fijn tot overwegend middelmatig
zand 762.00*
Eerder fijn bleekgrijs zand met roze schijn (monster
765-768) 771.00
(monster 771-774) iets grover bleekrozig grijs zand 777.00
Eerder fijn roodgekleurd zand 783.00
(monster 783-786) eerder grof rood zand 789.00
Eerder fijn rood zand 792.00
Eerder grof rozig zand 795.00*
Overwegend middelmatig rozig zand 798.00
(monster 801-804) grof bleek zand 804.00
Fijn bleek zand 807.00
Bleek zand vol micatex 810.00
Geelbruin zand vol micatex 813.00
Middelmatig tot grof geelbruin zand 816.00*
Bleekbruinig grijs eerder fijn zand, grover naar onder 822.00
(monster 828-831) grof wit zand, wat rozig naar onder 834.00
Rozig middelmatig zand 837.00
Grijs eerder grof zand met rode strepen 843.00
Bruingig rode fijne tot middelmatige zandsteen; grotere
cuttings in fijne rode en witte zandsteen; wordt
vloeiend 846.00*
(monster 849-852) + Idem wat bruiner en grover, met
grovere cuttings 852.00
Bruinig rode eerder fijne 855.00
(monster 861-864) vloeistof wordt donkerder, terug
grover, van onder geleidelijk roder en vaster, op
870-873 wat grijzer 879.00
Roder vrij grof zand 882.00*
(monster 888-891) vrij rode grove cuttings, met o.a.
violetroze kwartszandsteen; wordt terug vaster 894.00
(monster 903-906) (894-897 overgang) rood grof zand, wat
fijner in bovenste helft 909.00
(monster 815-918) helrood gekleurde monsters, cuttings
even rood als voorheen in meer homogeen grof zand 918.00
(monster 921-924) bruingig grijs grof zand met veel
bleke gelige lithische fragmenten 927.00
Bleekrood vrij grof zand, met wat micatex 930.00*
(monster 933-936) overgang vanaf 936, eerder oranjerood
grof zand met talrijke lithische fragmenten 939.00
(monster 942-945) grijsrood fijn zand (vanaf hir
gewassen zand bleekgrijs gekleurd) 948.00
(monster 948-951) rood fijn tot middelmatig zand
(sterkere roodkleuring lijkt met korrelgrootte samen te
hangen); wordt grover naar onder 954.00
(monster 954-957) rood eerder fijn zand; grovere fraktie
vol lithische fragmenten en dieprode mudstone lamellen,
vermoedelijk naval 960.00
(monster 963-966) rood tot bleekrood grover zand 969.00
(monster 969-972) helrood eerder middelmatig zand, terug
met micatex 975.00
(monster 981 -984) rood fijn tot middelmatig zand 987.00
(monster 987-990) rood eerder fijn zand (grove fraktie
uitsluitend mudstone lamellen) 993.00
(monster 996-999) rood iets minder fijn, zand; net als
in vorig monster is die rode kleur zeer moeilijk uit te
spoelen 999.00
(monster 999-1002) donkergrijsrood spoelmonster met
vooral in grove fraktie lichtgrijze megelsteen en
zandige mergelsteen 1008.00
(monster 1008-1011) roodachtig grijs mergelig
spoelmonster, met micatex; reeds overwegend lichtgrijze
mergelsteen in de fijne fraktie; spoeling wordt grijs
monster 1017-1020 met enkele donkere brosse lamellen
(steenkoolterrein ?)
monster 1020-1050 idem einde destruktief hboring 1020.00
Voorlopige interpretatie der spoe1monsters
(zonder ROP of diagrafie)
Tertiair-Diest (19)- 55 m
Bolderberg 55 - 73 m
Eigenbilzen + Voort + Houthalen : 73 - 256 m
Boom Klei + Kermiel : 256 - 310 m
Berg : 310 - 313 m
Tongeren : 313 - 328 m
Kontinentaal Landen : 328 - 361 m
Onder Landen : 361 - 415 m
Waterschei Klei : 415 - 448 m
Gelinden Mergel : 448 - 463 m
Orp Zand : 463 - 474 m
Krijt - Houthem - Maastricht : 474 - 557 m
Boven Gulpen : 557 - 602 m
Beutenaken : 602 - 635 m
Zevenwegen : 635 - 659 m
Vaals (midden + boven) : 659 - 677 m
(onder) 677 - 689 m
Aken : 689 - 701m (of reeds Buntsandstein ?)
Trias-Buntsandstein 701 - 999 m vrij grof zacht 701 -7 49 m
eerder fijn, grove basis (bruin) 749 - 816 m
eerder grof : 816 - 843 m
rode pap : met zandsteen cuttings 843 - 879
eerder grof : 879 - 909 m
met rode mudstoner conglomeraten 909 - 939
eerder fijn 939 - 999 = "Lowermost" Buntsandstein
Perm-Zechstein : 999 - 1020 m
M. DUSAR - 21.04.1986
Kernstrook 1
--------------
1020.41 - 1025.17 m L = 424 (-54) Kist nr. 1 tot 5
--------------------------------------------------
Kern passief, zonder splijtvlakken, vrij slecht geboord,
aan de top van kern sporen van rock bit.
0-248 : grijze schalie - licht kalkig, aanvankelijk sterk zandig
met vertikale barsten, vanaf 25 zachter met dunne
hardere bandjes (0,5 tot 2 cm dik). Vanaf 75 sporen
van bioturbaties. Tussen 95 en 100 dikkere harde laag.
Daaronder vage Ostracoden afdrukken helling : 3°.
Vanaf 145 dunne fijn gelapineerde siltlaagjes in de
kalkige schalie reeds sporen van fijne plantenresten
(slecht bewaard).
Vanaf 200 grotere schelpen.
Schelpen en plantenresten blijven zeer zeldzaam.
Vanaf 240 verspreide pyrietkristallen. Vanaf 248 tot
248-259 : 259 zeer fijne zandsteen : i = 3° aan de basis zeer pyrietrijk
met 5 sets van gekruiste gelaagdheden in wisselende richting.
bovenste set meer kleiig, de richtingen
259-284 : zijn vrij sterk wisselend. Vanaf 259 tot 284 opnieuw
donkere schalie met dunnere compactere bankjes, enkele
fijne schelpafdrukken, naar onder toe zeer fijne
289-296 : plantenresten. Van 289-296 : bleekgrijze zandige kalksteen -
zeer fijnkorrelig en homogeen met beginnende horizontale
stylolietisatie met sporen van bioturbaties, i = 2°.
296-360 : donkere grijze schalie met wat meer fijne schelpafdrukken
en zeer fijne plantenresten met wat zandiger bandjes.
Plantenresten worden duidelijker, worden ook meer
gebioturbeerd.
360-365 : opnieuw fijne zandsteen met gekruiste gelaagdheden aan
de basis convoluted bedding over 3 cm.
365-394 : kompakte grijze schalie met zeer fijne plantenresten en
zandiger banden.
394-399 : opnieuw fijn kalkige zandsteen met gekruiste gelaagdheden,
top : i = 18°.
399-422 : grijze schalie - vrij kompakte met zeer fijne verspreide
plantenresten - enkele hardere bleekbruine banden.
Kernstrook 2
------------
1025.17 - 1031.08 m L = 521 (+30) kist nr. 6 tot 11
---------------------------------------------------
Kern vrij passief - slecht geboord tot 180
Twee splijtvlakken met i = 45°, op 165 m en 170 m.
Slechte aanpassing op 199 m.
Stukken congloperaat uitgeklopt op 250 en 272. Slecht geboord
op 460. Spiegelglijvlakken met i = 500.
Op 540 - 560 - 575 - 600 - 610 sporen van rechte striaties.
0-204 : grijze schalie, op 7 gepyritiseerde schelp, met fijn
gebioturbeerde laagvlakken - onduidelijke plantenresten.
Tussen 45 en 58 sterk zandig, bleekgrijs vaag gelamineerd,
idem tussen 78 en 87, i = 4ø dunne zandiger laag rond 145.
Vanaf 190 pyrietrijker.
204-208 : donker gekleurde zeer pyrietrijke zandsteen met verspreide
keitjes, vooral aan de basis (Cu-schiefer equivalent ?).
208-400 : Conglomeraat met kalkige matrix. Aan de top
keienlaag, keien van gepiddeld 1 cm.
208-213 : eerder middelmatige kalkzandsteen.
213-216 : fijn conglomeraat (ñ 0,5 mm) aan de basis
talrijke kolige brokjes.
216-218 : opnieuw zandsteen.
218-272 : conglomeraat met keien van meestal zandige
detritische oorsprong.
Aan de top nog fijn (ñ 0,5 cm) van 230 1
2 cm.
Rond 255 keien gepiddeld 2 tot 3 cm.
272-348 : met geleidelijke overgangen, hoofdzakelijk
kalksteenkeien, gemiddeld 4 cm groot, opgevuld
met zeer fijn conglomeraat, gemiddeld 0,5 cm
waarin vrij veel rood gekleurde, doortrokken
met 1
2 cm brede onregelmatige calcietband -
keien lijken iets beter afgerond, vaak sterk
afgeplat, vooral de kleinere.
Vanaf 300 wordt de matrix rozig getint, naar de
basis toe met meer fijne rode keitjes.
348-360 : eerder middelmatige kwartsietische zandsteen met
sporadisch keien.
360-366 : met grote platte kalkige keien en kleine rode keien.
366-378 : meer kalkige zandsteen fining upwards top lijkt
erosief - subhorizontaal.
378-400 : opnieuw conglomeraat met grote (5 cm) kalksteen keien,
basis is horizontaal.
400-621 : eerder donkere grijze micahoudende zandige schalie met
talrijke donkere laagvlakken met fijn plantenhaksel,
i = 5ø, top is over 1 cm bleek groen gekleurd. Niet
doorworteld (fris contact). Rond 460 zachter en meer
vergleden. Vanaf 510 met zeldzame siderietlens en dunne
zandige lamiaties.
Kernstrook nr. 3
----------------
1031.08 - 1037.09 m L = 596 (-5) kist nr. 12-17
-----------------------------------------------
Kern passief, slecht geboord tussen 450 en 475, en vanaf 540;
kernverlies verpoedelijk aan de voet.
0-130 : met geleidelijke overgang, grijze sterk zandige schalie
tot zandsteen met fijne bleekzandige straticulaties,
i = 8ø laagvlakken met fijn plantenhaksel, op 75 in
zandige straticulaties vertikale bioturbaties over 3 mp,
vermoedelik ontsnappingsgang van schelp.
130-162 : overwicht aan zandige straticulaties, nog steeds met
fijn vertikale bioturbaties tot 3 cm lang, in dikkere
zandige straticulaties (ñ 1 cm) sporen van gekruiste
gelaagdheid.
162-220 : vrij snel overgaand in grijze zandige schalie met
vage siderietbanden, i = 5ø. Op 155 glijvlak met
horizontale striaties, i = 10ømpet vaag gebioturbeerde
zandige straticulaties. Op 195 glijvlak, i = 57ø.
220-321 : eerder donkergrijze compacte schalie met vage siderietbanden,
onregelmatig subhorizontale verglijdingen, i = 6ø tot 8ø,
vrij veel spiegelglijvlakken.
Op 270 glijvlak met horizontale striaties, i = 8ø,
eerder siderietknol. Vanaf 280 fijn gebioturbeerd - dunne
siderietische lenzen.
Op 290 licht bitumineus laagvlak met grote schelpen.
321-326 : donkergrijze schalie met grote schelpen, wordt licht
bitumineus en pyriethoudend.
326-444 : koollaag.
326-328 : gestreepte kool, aan de top met fijne calcietlenzen.
328-358 : reinkool met dunne laminaties rijk aan houtskool en
pyriet - vertikaal klievend langs buitenkant met
boorvet.
358-359 : terug gestreepte kool, i = 5ø.
359-370 : donkergrijze compacte schalie - fijn vergleden -
pyriethoudend.
370-375 : zeer sterk vergleden schalie.
375-381 : donkergrijze licht vergleden schalie.
381-387 : donkere fijn klievende, lichtkolige schalie.
In het midden over 2 cm sterk kolig.
387-390 : donkere, fijn bladerig klievende, pyriethoudende
sterk kolige schalie (i = 7ø)
390-399 : gestreepte kool
399-401 : fijn bladerig klievende, licht kolige schalie
401-406 : sterk kolige schalie
406-408 : licht kolige schalie
408-414 : donkere grijze sterk verglijde schalie
414-417 : donker fijn klievende lichtkolige schalie, vol
ingekoolde lenzen.
417-419 : fijn klievende sterk kolige schalie met eveneens
ingekoolde lenzen.
419-422 : fijne gestreepte kool.
422-424 : bladerig klievende, lichtkolige schalie met
ingekoolde lenzen.
424-426 : sterk kolige schalie, met dunne koollenzen.
426-427 : fijn, bladerig klievende, escaille schalie
427-430 : fijn, bladerig klievende sterk kolige schalie.
430-444 : fijn gestreepte kool
444-480 : compacte, eerder bleekgrijze, fijn doorwortelde schalie.
Van boven vergleden, met zeldzame siderietknol.
480-508 : fijne zandsteen met gestoorde kolige laminaties, vooral
van boven. Naar onder met vage gebruinde stratificaties,
basisvlak.
508-531 : grijze sterk zandige schalie tot siltsteen met grof
plantenhaksel, nog licht doorworteld, dunne zandige
straticulaties.
531-596 : grijze schalie, aanvankelijk met siderietknollen - licht
doorworteld - vergleden zand sideriet. Vanaf 560
zachter-fijner vergleden met grote horizontale wortels.
Kernstrook nr. 4
----------------
1037.09 - 1043.05 m L = 597 (+2) kist nr. 7 tot 23
--------------------------------------------------
Massieve kern - slecht geboord bovenste 20 cm, slechte
aansluiting met top van kool (530) i = 50ø op 310.
0-422 : grijze fijnklievende schalie tot 35 met siderietknollen,
eronder eerder banden. Vanaf 20 sterk bitumineus met
siderietknollen, pyriethoudend met twijgen en slecht
bewaarde bladafdrukken - fijn vergleden rondom de knollen.
Mogelijk nog zeer licht doorworteld. Vanaf 45 geleidelijk
minder bitumineus met sporen van doorworteling en
siderietische banden. Vanaf 55 terug sterker bitumineus en
duidelijk doorworteld, vrij sterk gebioturbeerd en blijft
pyriethoudend, i = 5ø. Vanaf 80 niet meer bitumineus en
slechts sporen van doorworteling.
Vrijwel geen plantenresten meer, met fijne siderietische
straticulaties, vol fijne bioturbaties.
Op 110 Lepidodendron. Op 170 Lepidostrabus. Vanaf 180 eerder
donkergrijs en sterk fijn gebioturbeerd. Vanaf 200 opnieuw
bleker en wat compacter met zeldzame resten van kolige
planten. Tussen 240 en 280 dikkere siderietbanden, i = 4ø.
Vanaf 280 wat donkerder en zachter en sterk gebioturbeerd.
Op 305 slecht bewaarde dubbelkleppige schelp.
Vanaf 315 terug iets compacter.
Vanaf 330 opnieuw zachter en donkerder - licht bitumineus -
met fijne sideriet sterk gebioturbeerd. Enkele gepyritiseerde
ingespoelde, plantenresten. 0ok slecht bewaarde Lepidostrobus.
Geleidelijk minder bitumineus.
Op 410 schelp met pyrietvulling.
422-528 : donkergrijs bitumineuse, fijn klievende schalie,
vertikaal gebarsten met gepyritiseerde fossielresten,
meestal fijne ingekoolde planten. Geleidelijk bimtumineus
tot 440. Vanaf 445 opnieuw sterk bitumineus met
Lepidodendron.
Tussen 450-455 met enkele vrij dikke (1 cm = fijn
siderietrijke zandsteenstraticulaties.
Eronder ook wat korrelige siderietische straticulaties,
i = 3 tot 6ø, met pyrieteuse laagvlakken en fijne kolige
plantenresten, rond 490 grote schelpenresten. Vanaf 500
vrijwel niet meer bitumineus met spiegelglijvlakken,
i = 40ø, vage siderietbanden met fijne bioturbaties.
Vanaf 520 terug schelpafdrukken. Vanaf 525 sterk bitumineus.
528-530 : bitumineuse schalie tot cannelkool
530-562 : koollaag.
530-554 : glanskool in zeer passieve kern, met onregelmatige
vertikale calcietaders.
554-555 : glanskool met horizontale calcietaders.
555-562 : aanvankelijk donkere, sterk bitumineuse schalie met
horizontale calcietaders.
Vanaf 557 minder bitumineus met
siderietstraticulaties.
562-597 : grijze lichtzandige schalie, aanvankelijk vrij zacht met
vage siderietbanden, micarijk en met fijne plantenresten,
in de schalie beter bewaarde plantenafdruk, losse
bladafdrukken, fijn gebioturbeerd.
vanaf 595: schelpenrest.
Kernstrook nr. 5
----------------
1043.05 - 1049.40 m L = 644 (+9) kist nr. 23 tot 30
-----------------------------------------------------
550 : subvertikaal splijtvlak met horizontale striaties.
520 : splijtvlak, i = 35ø rechte striaties
590 : splijtvlak, i = 50ø
30 = splijtvlak, i = 80ø.
Kern massief. Op 147 tot 155 uitgeboord.
0-160 : met geleidelijke overgang - grijze licht zandige schalie,
vaag gebioturbeerd, met dunne siderietlenzen.
Aanvankelijk bitumineus met gepyritiseerde plantenresten,
i = 4ø. Vanaf 40 niet meer bitumineus, nog steeds
bladafdrukken en schelpen, vanaf 50 wordt schalie compacter
met weinig grote twijgen. Vanaf 60 licht zandig, met weinig
ingespoelde twijgen en zeldzame bladafdrukken; vanaf 120
zachter en meer gebioturbeerd.
160-211 : harde grijze zandige schalie tot siltsteen, met ingespoelde
twijgen, zandige siderietische lenzen.
211-270 : met geleidelijke overgang, siltsteen met grote stengelige
afdrukken, vnl. Calamites en zeer fijne plantenresten,
tussen 5 cm dikke gestoorde banden.
Naar onder toe beter gestraticuleerd met zwarte laagvlakken,
i = 7ø.
270-395 : fijn gestraticuleerde siltsteen tot sterk zandige schalie,
met plantenhaksel en donkere laagvlakken; met homogene
passages, 10 cm dik, op 310-355 en 395.
395-644 : met geleidelijke overgang : fijn gestraticuleerde siltsteen
tot zandige schalie met grof plantenhaksel, i = 5ø.
Afhelling is zeer regelmatig. Vanaf 535 tot 590 zeer
veel zandige straticulaties, licht geslumpt rond 560,
i = 5ø.
Kernstrook nr. 6
----------------
1049.40 - 1055.01 m_L_= 573 (+12) kist nr 30-37
-----------------------------------------------
540 splijtvlakken - i = 45ø
Kern passief - slecht geboord tussen 220 en 285. 0nregelmatig.
Slecht geboord tussen 340-385.
0-73 : fijn zandige gestraticuleerde siltsteen, i = 5ø.
73-220 : met geleidelijke overgang, aanvankelijk sterk zandige
schalie tot siltsteen met fijne plantenresten met
vaag gestraticuleerde passages. Geleidelijk eerder
zandige schalie met weinig ingekoolde plantenresten.
Vanaf 200 met vage siderietbanden.
220-305 : opnieuw geleidelijke overgang. Zachtere, eerder donker
grijze schalie met siderietlenzen, spiegelglijvlakken.
Weinig kolige stengelige plantenresten en twijgen,
wordt naar onder toe steeds harder en coppacter.
305-333 : micahoudende zandige schalie.
333-568 : terug geleidelijk zachtere grijze schalie met vage
siderietlenzen - zeer weinig plantenresten en twijgen
Vanaf 490 geleidlijk zachter en donkergrijs met
spiegegvlakken - licht gebioturbeerd, zonder plantenresten.
Naar de basis sterk gebioturbeerd.
568-570 : donkere escaille.
570-573 : gestreepte kool.
Kernstrook nr. 7
----------------
1055.01 - 1060.97 m L = 603 (+7) kist nr. 37-42
-------------------------------------------------
i = 40
0-145 : koollaag
0-1 : koolvol calcietlenzen met radiaal vezelige
structuur (cone in cone).
Reinkool tot 54.
Op 37 - 1 cm dikke lens met sphero sideriet.
Idem op 27.
54-60 : zeer rijk aan houtskool eerder gestreept.
60-145 : reinkool met verspreide houtskoolbrokken en enkele
pyrietknolletjes.
145-l67 : donkergrijze fijn vergleden schalie vol dikke koollenzen.
Lijkt niet doorworteld met ingekoolde stengelige
plantenresten - enkele mm dunne zandige laminaties.
167-171 : niet meer kolig - sterk vergleden, met wortels.
171-173 : Tonstein ?
173-200 : met geleidelijke overgang. Fijn klievende donkergrijze
schalie vol plantenresten, sterk ingekoold, naar onder
toe met siderietknollen, sporen van wortels - stigmaria.
200-260 : met geleidelijke overgang. Grijze doorwortelde zandige
schalie met siderietknollen - vol plantenresten, meestal
nogal sterk ingekoold. Naar onder toe minder plantenresten
250-420 : grijze zandige schalie met talrijke goed bewaarde
plantenresten, licht doorworteld, i = 4 tot 7ø.
Doorworteling verdwijnt geleidelijk rond 350. Vanaf 340 meer
micahoudend - plantenresten slecht bewaard, blijft homogene
zandige schalie.
Vanaf 4,10 plantenresten met Spirorbis.
420-445 : zachtere donkergrijze schalie met kolige plantenresten,
meestal stengelig met dikke micarijke siderietbanden.
445-451 : ñ Idem, zachter en donkerder - fijn vergleden op
stengelige resten, vol ingekoolde lenzen.
451-528 : koollaag
451-455 : fijn gebande dofglanzende kool, i = 6ø
455-520 : glanskool in massieve kern, rond 475 tot 5 cm
dikke knol in fijne sideriet.
520-522 : Donkere koligeescaille. Van onder houtskoolrijk
en verbrokkeld.
522-523 : donkere sterk vergleden schalie.
523-524 : gestreepte kool.
524-525 : donkere siderietische fijn vergleden schalie.
525-529 : sterk kolige escaille.
530-533 : grijze doorwortelde schalie, sterk vergleden, maar toch
compact.
533-535 : grijze escaille
535-603 : bleekgrijze sterk doorwortelde vergleden schalie, bruinig
getint aan de top. Vanaf 555 wat zandiger, minder vergleden;
vanaf 580 met siderietknollen, waarin calcedoonopvulling.
Kernstrook nr. 8
----------------
1060.97 - 1067 m L = 602 (-1) kist nr. 42-48
---------------------------------------------
Massieve kern, slecht geboord tussen 25 en 40, en 85 en 90
0-167 : grijze doorwortelde zandige schalie met siderietknollen.
Rond 20 enkele gestoorde zandige straticulaties, met
stengelige plantenresten. 110-120 fijn vergleden op
ingekoolde stengels met megasporen; i = 7ø op 150.
Vanaf 145 terug wat zandiger.
167-602 : micahoudende siltsteen - licht doorworteld.
190-210 : grote onregelpatige siderietknollen.
Tot 220 eerder schalie, meer plantenresten.
Siltsteen bevat naar onder toe ongecompacteerde Calamites.
300-310 : opnieuw aanrijking aan sideriet, eerder
schalielaagvlakken volgens stengelige
plantenresten, meestal Calamites.
Nog slechts Sporen van doorworteling.
Rond 350: grote siderietknollen.
380 : bladafdrukken in siltsteen.
Vanaf 420 geleidelijk vage zandiger banden.
Vanaf 480 duidelijke zandige straticulaties gestoord
door compactiebreukjes. Op 475 en 500 glijvlakken
i = 30, op 520 Calamostachys. In de siltsteen
tot zeer fijne zandsteen meestal zeer fijne en
verdeelde plantenresten.
Vanaf 515:geen duidelijke straticulaties meer.
Kernstrook nr. 9
----------------
1067 - l070.l0 m L 310 (0) kist nr. 48-51
-----------------------------------------
Steile calcietaders - half open barsten, tussen 105-140 :
open barst i = 80ø. 0nregelpatig splijtvlak op 165,
i = 65ø tegengesteld aan de vorige.
0-88 : met geleidelijke overgang : grijze siltsteen met vage
gestoorde zandige straticulaties. Tussen 45 en 55 eerder
zandsteen met gekruiste gelaagdheid, met verspreide,
zeer fijne plantenresten - donkere laagvlakken in zandige
straticulaties.
88-155 : fijn gestratifieerde zandsteen, i = ñ 16ø bleekgrijs
naar onder toe i = 30ø zeer micarijke laagvlakken.
Naar onder toe siltsteen intraclast.
155-196 : van onder naar boven, in sets van 8 cm dik eerst fijne
zandsteen met vage gekruiste gelaagdheid. Siltsteen met
bleek zandige laminaties, passieve zandsteen, zandsteen
vol met siltsteen intraclasten, siltsteen met in het
midden gegroepeerde zandige straticulaties, geleidelijke
overgangen naar onder en naar boven.
196-310 : fijn zandige straticulaire siltsteen; op 210 en 260
overwegend zandig over 5 cm, op 250 daarenboven
convoluted bedding.
295-295 : onregelmatige straticulaties, gekruisd en met
siltsteen intraclasten - overwegend zandig.
Kernstrook nr. 10
-----------------
1070.10 - l072.98 L =282 (-6) kist nr. 51 tot 54
------------------------------------------------
Kern is passief met fijne steile calcietaders.
0-20 : grijze siltsteen met fijne zandsteenstraticulaties met
ribbels.
20-33 : fijne zandsteen met rechte basis. Van boven onregelmatig
gestraticuleerd.
33-43 : fijne gestraticuleerde siltsteen met spiegelglijvlakken
volgens gelaagdheid en i = 25ø, basis onregelmatig
gestraticuleerd.
43-61 : fijne zandsteen vaag gestratifieerd.
61-85 : fijne zandsteen onregelmatig gestraticuleerd. Op 68
met siltsteenklasten. Basis erosief.
85-125 : onregelmatig gestraticuleerde siltsteen met gekruiste
gelaagdheid, zandsteen van platte siltsteenklasten
aan de basis.
125-150 : sterk gestraticuleerde micarijke siltsteen geslumt met
vertikale straticulaties.
Spiegelglijvlakken, i = 45 tot 35ø.
150-188 : aanvankelijk massief maar snel regelmatig gestratifieerd,
grote zandstenen, i = 15ø
188-212 : fijn gestraticuleerde siltsteen met spiegelglijvlakken
straticulaties worden onregelmatig aan de basis. i = l8ø
2l2-229 : onregelmatig gestratifieerde zandsteen, valk,
229-255 : regelmatig fijn gestraticuleerde zandsteen met donkere
laagvlakken, i = 5ø.
255-265 : fijne zandsteen met gekruiste gelaagdheden, basis geslumpt.
265-282 : geslumpte siltsteen, spiegelglijvlakken, i = 5ø.
Kernstrook nr. 11
-----------------
1072.98 - 1078.99 m L = 600 (-l) kist nr. 54 tot 55
---------------------------------------------------
Massieve kern tot 305, doortrokken door zeer sterke calcietaders
tot 150 en minder talrijk tot 250.
Vanaf 315 tot 335 totaal vergruisd, vanaf 360 tot 510 :
glijvlakken met rechte striaties, 25-50, gemiddeld om 10 cm.
0-248 : zandsteen
0-24 : fijn gestraticuleerd met slumpings veel horizontale
glijvlakken.
24-138 : meer massieve zandsteen en fijn gestraticuleerd
met zwarte laagvlakken en lenzen met siltsteen en
siderietclasten.
138-155 : afwisselend van massieve zandsteen en fijn
gestraticuleerde met zwarte laagvlakken en lenzen
met siltsteen en siderietclasten.
155-187 : overwegend zandsteen met tot 2 cm dikke
onregelmatige zandsteenstraticulaties, licht
geslumpt en gekruisd.
187-248 : middelmatige zandsteen vol drijfhout.
248-315 : koollaag
Bovenkontakt zeer scherp, op 275 : steil splijtvlak met
horizontale striaties.
280-295 : verschillende splijtvlakken.
248-305 : glanskool vrij zachte kool, brokkelig.
305-311 : bladerig klievende lichtkolige schalie vol
houtskoolbrokken en fijne ingekoolde lenzen.
311-315 : brokkelige fijngebande glanskool.
315-335 : vergruisde kolige escaille, vemoedelijk verschillende
tussen 305 en 311.
335-338 : sterk vergleden lichtkolige schalie met fijne koollaagjes.
338-403 : met overgang geleidlijke donkergrijze sterk vergleden
schalie vrij goed klievend in niet vergleden delen vol
slecht bewaarde bladafdrukken naar onder met zandige
straticulaties.
403-490 : met geleidelijke overgang, vrij sterk vergleden donkergrijze
siltsteen, doorworteld met stengelige plantenresten
(Calamites) met zandige straticulaties die licht gestoord
zijn.
Toenemend aantal siderietknollen naar onder toe.
490-545 : met geleidelijke overgang : donkergrijze siltsteen met
siderietknollen doorworteld, licht vergleden.
545-563 : vol zandsteenstraticulaties, gemiddeld 1 cm dik, licht
gestoord met kleine compactiebreukjes.
563-600 : grijze zandige schalie, doorworteld, vage siderietlenzen
spiegelglijvlakken, buiten wortens geen andere plantenresten.
Kernstrook nr. 12
-----------------
99.1078 - 1084.99 m L = 590 (-10) kist nr. 59-66
-------------------------------------------------
i = van 15ø tot 50ø
Kern brekend in stukken van gepiddeld 5 cm
20 tot 180: glijvlakken tussen 5 en 50ø, in tegengestelde
zin, zeer steile onregelmatige klievende
glijvlakken.
195 tot 230: half open splijtvlakken 50ø, tegengestelde
gelaagdheid
280 tot 290: zeer sterk verbrokkeld, i = 50ø
0-190 : scherp basiskontakt volgens, i = 25ø, grijze kompakte
lichtzandige schalie met grote wortels en vage
siderietbanden, licht vergleden rond de wortels, i = 16ø,
vanaf 175 met zandige straticulaties.
190-227 : koppakte fijne zandsteen met gestoorde stratificaties,
aan de top pyrietknollen en fijne slumpings rond
siderietknollen.
227-250 : sterk maar vrij regelmatig gestraticuleerde siltsteen vol
spiegelglijvlakken met kleine compaktiebreukjes, licht
doorworteld.
250-276 : zeer fijne zandsteen geslumpt, fijn tot middelmatige
lenzen aan de basis.
276-287 : escaille, niet kolig
287-297 : vrij sterk vergleden, micahoudende fijn gestraticuleerde
zandige schalie met sideretknolletjes.
297-357 : aanvankelijk vrij massieve, vaag gestratifieerde zandsteen
met gekruiste gelaagdheid, vanaf 330 beter gestraticuleerd
met kleine siderietknollen.
357-375 : geslumpte horizon
375-410 : grijze siltsteen met dikke zandsteenstraticulaties
hebben ribbelvorm, geen interne stratificaties, lijkt niet
meer doorworteld met dikke siltsteenstraticulaties.
548-575 : geslumpt niveau.
575-595 : sterk zandig gestraticuleerde siltsteen met zwarte
gelaagdheidsvlakken.
Kernstrook nr. 13
-----------------
1084.99 - 1090.40 m L = 535 (-6) kist nr. 66-72
-----------------------------------------------
Massieve kern in zandsteen calcietaders, tussen 90 en 200
loodrecht op gelaagdheid.
0-30 : grijze siltsteen, fijne zandsteen gestraticuleerd,
zeer fijne plantenresten.
30-45 : zandsteen met vage ribbels, i = 55ø.
45-85 : fijne gestraticuleerde siltsteen, eerder gelamineerd.
85-l90 : scherpe kontakten, fijne zandsteen, fijnige kolige laag
vlakken, dikker en talrijker naar onder toe, vaag
gestratifieerd met ribbels.
l90-205 : fijn gelamineerde siltsteen.
205-215 : geslumpte siltsteen, vrij homogeen
215-250 : fijn gestraticuleerde siltsteen, spiegelglijvlakken, i = 53ø
250-260 : siltsteen met kleine zandsteenslumps
260-285 : sterk gestratikuleerde siltsteen, donkere laagvlakken.
i = 55ø
285-300 : siltsteen met grote zandsteenslumps
300-360 : met geleidelijke overgang : sterk gestraticuleerde
siltsteen met zwarte gelaagdheidsvlakken, i = 56ø
360-535 : ñ idem, maar overwicht gestraticuleerde zandsteen met
sporen van ribbels, helling = 64ø.
Kernstrook nr. 14
-----------------
1090.40 - 1091.00m L = 75 (+15) kist nr. 72
-------------------------------------------
0-5 : grijze gestraticuleerde zandsteen met enkele zwarte
laagjes, intern geribbeld, i = 66ø
5-60 : grijze siltsteen met regelmatige zandsteenstraticulaties
ñ 4 mm dik.
60-75 : grijze siltsteen met zeer dunne zandsteenstraticulaties.
Kernstrook nr. 15
-----------------
1091.00 - 1096.605 L = 560 kist nr. 73-78
------------------------------------------
i = 66ø op 25
i = 55ø op 80
i = 60ø op 140
i = 70ø op 180
i = 55ø top
i = 30ø basis
0-350 : grijze fijn regelmatige gestraticuleerde siltsteen,
laagvlakken met grof plantenhaksel, meestal vergleden.
225 : kompaktiebreukje, zandige straticulaties worden dikker.
Rond 280: i = vertikaal tot 300 talrijke kompaktiebreukjes
aan de basis vertikale slump.
350-405 : bleke massieve zandsteen, top i = 55ø, basis i = 30ø
met kompaktiebreukjes aan top en aan basis in donkere
kolige laagvlakken.
Rond 395 : vol kleine siderietknollen in kolige matrix.
405-420 : grijze siltsteen vol spiegelglijvlakken, basis vertikaal
geslumpt.
420-470 : bleekgrijze fijne zandsteen met kolige laagvlakken,
kompaktiebreukjes, breksieachtig, naar onder toe loopt
helling op tot 75ø. Aan basis grote siderietknollen.
470-490 : met geleidelijke overgang.
Grijze fijne gestraticuleerde zandsteen, talrijke
kompaktiebreukjes, helling 18ø met zeer steil glijvlak
schuine steile gelaagdheden aan de basis geslumpt.
490-525 : overwegend siltsteen onderaan steil, top zwak hellend.
525-560 : eerder zandsteen, overwegend steil hellend.
Kernstrook nr. 16
-----------------
1096.605 - 1l03.00 m L = 547 (+7) Kist nr. 78-85
-------------------------------------------------
ñ massieve kern, gebroken volgens laagvlakken = meest
spiegelglijvlakken.
0-465 : gestraticuleerde siltsteen met kompaktiebreukjes
helling vertikaal tot 300, vanaf 300 : 65ø
vanaf 435 dikkere zandige straticulaties.
465-585 : eerder gestraticuleerde zandsteen met onregelmatige
zwak hellende calcietaders, enkele horizontale
laagvlakken, intern geribbeld, helling 70ø steiler
eronder.
585-647 : sterk gestratculeerde siltsteen met kompaktiebreukjes.
Kernstrook nr. 17
-----------------
1103.00 - 1107.00 m L = 520 (+120) Kist nr. 90-95
--------------------------------------------------
Kern verbrokkeld vanaf 140
Vanaf 290 zeer sterk verbrokkeld (290-430= 140-120 = 20 cm
overblijvend)
Vanaf 430 normaal
0-290 : grijze siltsteen zandig gestraticuleerd met
compaktiebreukjes, rond 50 : licht geslumpt -
vanaf 100 minder gestraticuleerd eerder fijne donkere
zandsteen, helling subverticaal.
Vanaf 230 breksieachtig geslumpt.
290-430 : vanaf 290 verbrokkelde schalie sterk vergleden met
kleine siderietknollen.
430-520 : kompakte grote schalie, steil klievend, onregelmatig
vergleden zonder wortels, vertikaal klievend tot 470
vanaf 470 glijvlakken; 50, siderietbanden ; 14 blijft
zeer sterk vergleden.
Kernstrook nr. 18
-----------------
1107.00 - 1109.06 m L = 17,1 (-35) kist nr. 95-97
----------------------------------------------------
Slecht geboord tot 65.
0-65 : geleidelijk vrij snelle overgang, kompakte grote schalie
met vage siderietbanden, licht zandig, kompakte grote
schalie, vrij sterk vergleden, spiegelglijvlak; 8-30, zonder
plantenresten.
65-95 : met geleidelijkeovergang.
Op 75 spiegelglijvlak; 55, grijze sterk zandige schalie,
grof doorworteld, snel overgaand in siltsteen met
onregelmatig zandige straticulaties.
95-145 : gr. fijne zandsteen, zeer onregelmatig gestraticuleerd,
donkere laagvlakken doorworteld, kleine siderietknollen,
i = 27ø.
145-171 : meer passieve bleke zandsteen met onregelmatige kolige
slierten, beter gestratifieerd aan de basis.
Kernstrook nr. 19
-----------------
1109.06 - 1115.06 m L = 537 (+37) kist nr. 97-103
---------------------------------------------------
Kern vrij massief, onregelmatig steile splijtvlakken tussen
75 & 100 tussen 145-175 onregelmatige splijtvlakken.
205-235 : zwak hellende splijtvlakken
430 : 35ø splijtvlak
Rond 550 vertikaal klievend.
0-28 : fijn gestraticuleerde siltsteen met plantenhaksel,
licht doorworteld i = 18ø
28-150 : met geleidelijke overgangen, grijze zandige schalie,
grof doorworteld vage siltige banden, siderietlenzen.
Vanaf 100 toename van zandige straticulaties, doorworteling
sterk verminderd i = 15ø
150-178 : met geleidelijke overgang : grijze vergleden lichtzandige
schalie terug sterker doorworteld, met stengelige
plantenresten, Cordaites.
178-230 : grijze bladerig klievende schalie, licht doorworteld
met ingekoolde lenzen, helling 21ø met stengelige
plantenresten.
Vanaf 195 : minder ingekoolde lenzen - grotere wortels
Cordaites nog steeds vrij sterk vergleden, hernemen van
wortelbodem ? naar onder toe Calamites, weinig maar
grote doordringende wortels.
230-303 : grote sterk zandige schalie tot siltsteen met
onregelmatige zandige glijvlakken, 20-25ø in tegengestelde
richting.
303-455 : gestraticuleerde passage. Tot 343 overwegend zandsteen,
vanaf 345 eerder siltsteen met donkere straticulaties,
helling 20ø tot 27ø regelmatig, vage interne ribbels,
talrijke sporen van doorworteling
340-380 : talrijke kolige laagvlakken, helling neemt af tot 15ø.
420-432 : breksieachtig gebroken
Vanaf 440 : sterk zandig gestraticuleerd.
455-483 : fijne zandsteen met onregelmatige kolige laagvlakken,
i = l0ø, enkele ingekoolde lenzen.
483-521 : fijn gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken,
vol zeer fijne plantenhaksel.
521-530 : massieve bleekgrijze zandsteen, top en basis met kolige
slierten licht gekruist.
530-537 : overgang, donkergrijze zeer fijne zandsteen vol donkere
laagvlakken.
537-637 : grijze sterk zandige schalie met siderietbanden, sporadisch
slecht bewaarde plantenresten, helling 13ø, sporen van
bioturbaties rond siderietlenzen, wordt geleidelijk
zachter en donkerder naar onder en licht bitumineus.
Kernstrook nr. 20
------------------
115.06 - 1121.07 m L = 605 (+4) kist nr. 104-110
-------------------------------------------------
Kern vrij massief. Vrij steile barst rond 105, slechte
aanpassing 188. 0nregelmatige calcietaders tussen 270-330
met geel carbonatisch mineraal, glijvlak met horizontale
striaties op 490, helling 45ø.
Rond 590 steile dichte barst, helling ñ 80ø.
0-28 : scherp kontakt, scherp klievend, donkergrijze schalie
met gebioturbeerde siderietbanden, i = 11ø, zeer slecht
bewaarde schelpenresten.
28-79 : met scherpe kontakten, grijze fijne zandsteen met
onregelmatige siderietknollen, grof doorworteld, top :
korrelige sideriet ?
79-102 : eerder donkergrijze zand tot siltsteen, vol siderietknollen,
basis fijn gestraticuleerd met siltsteenclasten.
102-110 : fijne zandsteen met onregelpatige kolige straticulaties.
110-125 : vaag gestratifieerde siltsteen tot zandsteen nog
steeds doorworteld siderietknollen.
125-160 : sterk gestraticuleerde siltsteen, vage siderietknollen -
donkere laagvlakken - doorworteld.
160-165 : fijne zandsteen met fijnkolige slierten.
166-170 : siltsteen met dikke zandsteen straticulaties.
170-181 : bleke zandsteen met fijne kolige slierten en ingekoolde
stengels, basis licht erosief met wortels.
181-222 : zandsteen, eerder donkergrijs zeer fijn, sterk
gebioturbeerd waarschijnlijk doorworteld, met fijne
ingekoolde plantenresten, sterk doorworteld, herneming van
wortelbodem ?
222-275 : grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, dikke
onregelmatige zandsteen straticulaties, doorworteld,
kleine siderietknollen, licht vergleden, basis grote siderietlens.
275-340 : massieve bleekgrijze zandsteen fijn, met vage ribbelingen,
licht breksieachtig langs calcietaders, zwarte laagvlakken,
= l4ø, aan de basis convoluted bedding geleidelijke overgang
naar onder.
340-495 : meer gestraticuleerd, vermoedelijk tot 375 overwegend
zandsteen - l0ø - tot 407 overwegend siltsteen met
dikke geribbelde zandsteenlaminaties. Zeer fijne
plantenresten, vermoedelijk licht doorworteld.
407-419 : overwegend zandsteen met mooi compaktiebreukje
gekruiste gelaagdheid in zandsteen.
419-455 : overwegend siltsteen, vage siderietbanden, nog
steeds wortels en zeer fijne plantenresten.
455-495 : overwegend zandsteen met dikke
siltsteenstraticulaties, doorworteling lijkt
verdwenen.
495-605 : massieve zandsteen, tot 545 vrij talrijke onregelmatige
kolige laagvlakken, intern geribbeld naar onder toe steeds
massiever sterk micahoudend.
Kernstrook nr. 21
-----------------
1l21.07 - 1127.25 L m = 614 (-4) kist nr. 110-116
--------------------------------------------------
Sterk vergleden langs steile glijvlakken tussen 45-52, slechte
aanpassing op 175 verschillende helling, vertikaal klievend op
210.
Sterk vergleden langs zwak hellend glijvlakken 250.
0nregelmatige steile splijtvlakken 285-315
Idem 365-390
Idem rond 400
Tussen 470 en 500 : ide
Op 415 en 430 : glijvlak i = 37ø
0-46 : bleekgrijze massieve zandsteen met enkele kolige slierten
vage ribbels in sets tot 4 cm dik.
46-265 : met geleidelijke overgang : grijze vrij harde schalie;
licht vergleden zandige straticulaties, fijne bioturbaties
regendruppelachtig (D : 1
2 mm) met zeldzame twijgen
helling 10ø op 90 - 20ø op 130.
Veel spiegelglijvlakken helling 35ø op 155 met kleine
siderietknollen
Op 175 helling 42ø, vol spiegelglijvlakken
Op 180 helling 22ø, geleidelijk zachter schalie en
bredere siderietbanden geen plantenresten op enkele
zaadschubben na.
Vanaf 200 : geleidelijk onregelmatig klievend - onduidelijke
schelpenresten, zachter gebioturbeerde siderietlenzen.
Fijne verglijdingen die doen denken aan schelpen.
Vanaf 240 : terug meer vergleden, donkergrijs licht
bitumineus, geleidelijk micarijker naar basis.
265-280 : met geleidelijke overgang : l4ø donker bitumineus,
micahoudende schalie met zandige straticulaties, fijnkolige
plantenresten.
290-297 : minder bitumineus, handiger, fijne kolige plantenresten
idem.
297-314 : onregelmatig gestraticuleerde zandsteen, licht doorworteld.
314-335 : grijze siltsteen, doorworteld, siderietknollen.
335-384 : onregelmatig erosief kontakt.
Vanaf 375 : regelmatig fijn gestraticuleerd.
384-394 : grijze fijne zandsteen met zandsteenclasten bij basis,
vage ribbels aan de top.
394-472 : met geleidelijke overgang; fijn paar sterk gestraticuleerd,
siltsteen, enkele siderietknollen i = 8ø tot 13ø, donkere
laagvlakken of plantenhaksel, zeer fijne kompaktiebreukjes
doorworteling lijkt verdwenen.
472-614 : sterk zandige schalie tot siltsteen, grote ingespoelde
wortels en zeer fijne plantenresten, fijnhandig
gestraticuleerd afnemend naar onder toe, i = 12ø, vrij veel
spiege1g1ijvlakken zowel plantenhaksel als fijn verdeelde
plantenresten in minder gestraticuleerd deel : geen
plantenresten.
Kernstrook nr. 22
-----------------
l127.25 - 1l33.195m L = 595 (+0,5) kist nr. 116-123
---------------------------------------------------
Kern vergruisd tussen 45 en 50
Vergruisd tussen 83 en 85
Sterk verbrokkeld tussen 95 en 100
Zeer sterk verbrokkeld tussen 105-115
vergruisd en verbrokkeld tussen 133-139
Slechte aanpassing op 289
Steile half open barst, horizontaal gestrieerde calciet
tussen 480-510.
0-100 : grijze harde zandige schalie met siderietbanden - steriel 12ø.
Op 38 geslumpte siderietband.
Vanaf 38 met kolige zaadschubben.
Tussen 45-50 : zacht sterk vergleden
Vanaf 80 : zeer sterk vergleden, met kolige escaille naar
onder toe.
100-102 : donkere zacht micarijke schalie rond siderietband.
102-135 : vergruisde kontakten, bruinig grijze micarijke zandsteen.
135-150 : met geleidelijk overgang : sterk zandig gestraticuleerd,
donkergrijze schalie, onregelmatig klievend lijkt echter niet
doorworteld.
150-230 : met geleidelijke maar snelle overgang : fijn gelamineerde
grijze schalie met slecht bewaarde plantenresten i = 9ø
Laagvlakken vol zeer fijne plantenresten.
230-280 : grijze schalie met siderietbanden, ñ steriel, lijkt fijn
gebioturbeerd, naar onder toe talrijke siderietlenzen,
slecht klievend, wordt geleidelijk licht bitumineus.
280-284 : donkere sterk biumineuze schalie, licht vergleden.
284-285 : kool, talrijke fijne calcietlenzen.
288-292 : fijnklievende donkere schalie vol stengelige plantenresten
met sporen van wortels (faux pur).
292-380 : bleekgrijze doorwortelde siltsteen met weinig siderietknollen,
licht gestoord, fijn gestraticuleerde helling, 4ø.
380-397 : slumping
397-418 : siltsteen tot zeer fijne zandsteen onregelmatig
gestraticuleerde van boven, meer regelmatig naar onder -
basis licht erosief.
418-426 : zandsteen met vage ribbels.
426-485 : siltsteen opnieuw met onregelmatige stratificaties ook
dikkere zandige stratificaties, licht doorworteld, enkele
onregelmatige siderietlenzen (mogelijk twijgen)
485-504 : passieve zandsteen vaag gestratifieerd.
504-595 : sterk zandig gestraticuleerde siltsteen afgewisseld met
flaserige banden, donkere laagvlakken, vol fijne
plantenresten, lijkt niet doorworteld alhoewel gestoorde
straticulaties, i = 9ø, licht geperforeerd.
Kernstrook nr. 23
-----------------
1133,195 - l139,270 m L = 606 (1,5) kist nr. l23-l29
----------------------------------------------------
Steile barst : 80-115, sterk vergleden langs glijvlak
302-307 ; 315-325 : vrij sterk glijvlak, 340-360 : idem.
380 idem, onregelmatig steile barsten 435-470.
0-65 : grijze fijn flazerig gestraticuleerde zandsteen, om 2Ocm
gepiddeld 5 cm dikke zandsteenlens, gekruiste
stratificaties van boven, volgende massief, rechte basis,
volgende onregelmatige basis.
65-130 : met geleidelijke overgang : grijze sterk zandige schalie,
enkele siderietlenzen, van boven onregelmatig zandige
straticulaties, met vele plantenresten, i = 6ø.
Schalie zelf is steriel.
130-275 : met onduidelijke overgang : grijze licht zandige schalie,
onregelatige siderietlenzen, licht vergleden, vrijwel
steriel, wordt geleidelijk zachter, vage bioturbaties
talrijke siderietlenzen.
Vanaf 180 : i = 5ø tot 8ø.
Vanaf 220 : terug iets harder met sporen van schelpenresten.
Vanaf 275 tot 324 : eerder donkergrijze zachte schalie met
fijne siderietbanden, met schelpenresten,
fijn gebioturbeerd
op 315 : onduidelijke visresten.
324-430 : zachte donkergrijze schalie, siderietbanden, licht
bitumineus, gepyritiseerde fossielresten, fijn gebiotureerd,
schelpenresten.
rond 350 : onregelmatig vergleden, gepyritiseerde Cordaites.
Grote platgedrukte schelpen.
Vanaf 380 : niet meer bitumineus, regelmatig dunne
siderietlenzen, licht gebioturbeerd,
schelpfragmenten, i = 6ø.
430-606 : eerder donkergrijze schalie, fijne siderietbanden, zacht,
steriel.
Rond 500 : komplete slecht bewaarde schelpen, sterker
gebioturbeerd.
Rond 530 : fijne schelpfragmenten, i = 7ø, vrij slecht
klievend.
Kernstrook nr. 24
-----------------
1139.27 - 1145.32 m L = 582 (-23) kist nr. 130-135
----------------------------------------------------
Massieve kern, in koollaag en aan de basis gebroken.
Gebroken rond 70, steil gebarsten : 95-120.
Op 410 en 420 : 2 spiegelglijvlakken, i = 45-60ø.
Op 55 en 60 : 2 splijtvlakken, i = 35ø.
0-44 : zachte donkere schalie met siderietbanden, i = 4ø.
Fijn gebioturbeerd, kleine schelpen en coprolytachtige
bolletjes met fijne ingekoolde plantenresten, vrij
slecht klievend met planotiles graafgang op 35.
Basis : licht vergleden.
44-109 : koollaag top volgens splijtvlak, i = 12ø tegengesteld
afhellend aan intern splijtvlak.
Glanskool tot 80, tussen 80-95 glanskool met talrijke
houtskoollenzen op 95-109 : glanskool, 17ø aan de basis
van de koollaag, haaks op helling een onderliggende
wortelbodem.
Vanaf 109 : grijs bruine doorwortelde zandige schalie, kompakt,
korrelige siderietknollen, top over 2 cm lichtkolig, wordt
geleidelijk groen-grijs.
Vanaf 200 : groengrijs met calamites, i = 4ø, en Cordaites.
Siderietknollen worden terug glas, wordt sterk zandig tot
siltsteen met fijne plantenresten, i = 8ø. nog weinig sideriet.
Vanaf 330 : verspreide zandige straticulaties en licht doorworteld met
grote stengelige plantenresten.
Vanaf 410 : iets donkerder grijs, eerder zandige schalie, opnieuw
wat (nog licht doorworteld) siderietknollen, meer
plantenresten (fijn en stengelige zaadschubben)
Vanaf 490 : eerder siltsteen, vaag gestraticuleerde, fijne
plantenresten , vanaf 490 : vaag gestratifuleerd,
eerder donkergrijs, meer siderietknollen, i = 7ø.
Slecht bewaarde stengelige plantenresten.
Vanaf 540 : bladafdrukken.
Vanaf 580 : wordt terug sterk zandige gestraticuleerde slecht,
bewaarde plantenresten.
Kernstrook nr. 25
-----------------
1145.32 - 1152,44 m L = 625 +13 kist nr. 135-142
-------------------------------------------------
Steile half open barsten; gemidd. 65ø op 180-225-260
0-140 : met geleidelijke overgang : eerder d.gr. Siltsteen,
micarijk, slecht bewaarde plantenresten (stengels
en bladafdrukken) meestal losse blaadjes, i = 7ø.
Met weinig kleine siderietknollen en onregelmatige
zandstraticulaties, meestal stengelige plantenresten
Cordaites. Rond 60 : vage siderietbanden - mogelijk
licht gekruist, eronder eerder siltsteen, nog steeds met
zelfde florasamenstelling.
140-168 : idem, siltsteen met meer onregelmatige straticulaties,
enkele vage siderietbanden - donkergrijs - slechtbewaarde
stengel, plantenresten.
168-188 : bleekgr. zandsteen, ingekoold drijfhout + houtskool,
enkele siltsteenlenzen, i = 22ø
188-203 : siltsteen vol dikke zandsteenstraticulaties, enkele
siderietlenzen i = 15ø
203-228 : bleke zandsteen met kolige slierten, afwisselend met meer
massieve zones.
228-241 : siltsteen, fijn zandig gelamineerd, dikke
zandsteenstraticulaties , fijn drijfhout.
241-276 : bleke zandsteen met fijn drijfhout tot kolige slierten
263 : siltsteenstraticulatie - basisglijvlak i = 7ø
276-282 : donkergr. siltsteen - streaky lamination
282-289 : zandsteen met fijne kolige slierten.
289-300 : donkergrijze siltsteen met dikke zandsteenstraticu1aties,
licht kolig
300-320 : met licht erosieve basis, bleekgrijze zandsteen met
kolige slierten, fijn gelamineerd tot 308 : vol
siderietintraklasten.
345 : spiegelglijvlak, i = 75ø
535 : vertikaal klievend
565 : glijvlak, i = 60ø
320-360 : fijn zandige gelamineerde siltsteen. Vanaf 335 tot einddiepte
geslumpt, laminaties onregelmatig opgebroken volgens, i = 65ø
360-395 : met geleidelijke overgang fijnzandige gelamineerde
siltsteen, i = 10ø
395-535 : zandsteen, van boven fijn gestraticuleerd met donkere
laagvlakken, i = 21ø naar onder toe donkere straticulaties,
vanaf 475 : vrij massief, i = 23ø.
Tussen 500-520 : enkele mica's met siltsteenclasten.
Op 530 : lens van 2 cm in gestraticuleerde licht
geslumpte siltsteen, i = 15ø
535-550 : donkergrijze siltsteen, fijne plantenresten, i = 22ø, fijn
zandig gestraticuleerd.
550-625 : met geleidelijke overgang, fijn gestraticuleerde zandsteen,
met talrijke donkere laagvlakken, meestal spiegeling,
i = 24ø, naar onder en boven siltsteenachtig meer
massieve zandsteenlagen (570-595 : sporen van ribbelingen).
Kernstrook nr. 26
-----------------
1151,44 - 1154,60 m L = 310 (-6) kist nr. 142-145
--------------------------------------------------
Kern vertikaal gebartsten (20-60), vertikaal gabarsten op 100
ook glijvlak met schine straties, i = 40 op 130; glijvlak
i = 60 op 175 : spiegelglijvlak volgens gelaagdheid,
i = 14 , glijvlak 135 haaks erop; op 190 : glijvlak, i = 65
Op 230 : glijvlak met horizontale straities, i = 50
op 250 : glijvlak volgens i = 35
Op 280 : glijvlak, i = 55 , op 300 : splijtvlak, i = 55 ,
haaks op 280
0-74 : gestraticuleerde donkergrijze siltsteen - zandsteen
(zand en silt in evanwicht). Donkere laagvlakken i = 20
met grote kompaktiebreuken vooral vanboven.
14-90 : fijne grijze zandsteen, in het midden slumping 6 cm dik
aangegeven door donkere straticulaties.
90-100 : afwisseling tussen gelumpte siltsteen en zandsteenband
met siltsteenclasten.
100-123 : fijne gestraticuleerder dongergrijze siltsteen, i = 18
123-132 : top en basis erosief, fijne bleekgrijze zandsteen met
fijne donkere stratificaties.
132-251 : fijn gestraticuleerde siltsteen met dunne zandlaminaties
vanaf 175 : overwegend zandsteen i = 10-12 , donkere
meest spiegelige laagvlakken
rond 225 : kompaktiebreukje. Eronder ribbels in
zandsteenstraticulaties, erosieve basis.
251-310 : eerder donkergrijze siltsteen met zeer fijne plantenresten
van boven fijn zand gestraticuleerd en licht gelumpt
i = 56 .
Kernstrook nr. 27
-----------------
1154,60 - 1157,515 L = 304 (+12,5) kist nr. 146-149
-----------------------------------------------------
Kern gebroken volgens splijtvlakken i = 50 tot subvertikaal
met schuine striaties, vanaf 155-175 : zeer fijn verbrokkeld,
escailleachtig eronder massief.
0-152 : grijze siltsteen, zeer fijne plantenresten, onregelmatige
zandsteenstraticulaties, licht geslumpt volgens i = 60 .
Vanaf 135 : regelmatiger gestraticuleerd, i = 30
153-155 : fijne klievende lichtkolige schalie vol kolige stengelige
plantenresten.
155-170 : bladerig klievende schalie metkolige lenzen tot escaille.
170-304 : bleekgrijze eerder fijne zandsteen, bruinig getint tot 260
(veldspaatrijk), vooral tot 195 met drijfhout, vanaf 260 met
kolige slierten volgens i = 12 , doorworteld ?
Kernstrook nr. 28
-----------------
1157,51 - 1163,63 m L = 606 (-6) kist nr. 149-155
--------------------------------------------------
Spiegelglijvlak, i = 50 op 75, i = 70 op 215, glijvlak met
rechte straities i = 30 op 470, splijtvlak met horizontale
striaties, i = 74 op 190, rechte striaties, i = 40 op 530
en 545, kolen is vergruisd rond 565 en vanaf 597 idem.
0-41 : met scherp kontakt : bleekgrijze eerder fijne zandsteen,
met kolige plantenresten, iets bruinig door cementatie,
fijne kolige streaks, vaag gestratifieerd met ribbeling,
i = 13 .
41-552 : aanvankelijk grijze lichtzandige schalie met siderietbanden,
steriel met om 10 cm spiegelglijvlak tot 90, met fijne bleke
perforaties, type regendruppels en slecht bewaarde
schelpfragmenten.
Rond 120 : opnieuw zandige perforaties met enkele fijne
ingekoolde plantenresten, voornamelijk zaden,
minder spiegelglijvlakken.
Rond 200 : opnieuw sporen van perforaties
Rond 290 : opnieuw fijn zandige perforaties, meer
plantenresten, wordt geleidelijk donkerder en
zachter, i = 10 .
Rond 400 : zachter en donkerder, meer kolige plantenresten
i = 13 tot 18 blijft zacht en vrij donker
overwegend.
Vanaf 500: met dikkere siderietlenzen, vage bioturbaties
fijnere plantenresten, rond de siderietlenzen,
fijne verglijdingen, doen denken aan visschubben
Vanaf 540: meer vergleden, basis over 3 cm siderietlens
waarschijnlijk pyrietrijk.
522-606 : koollaag (loopt door in volgende kers)
552-552 : pyrietrijke siderietlens.
558-560 : bladerig klievende sterk kolige schalie
560-565 : vergruisd, vermoedelijk lichtkolige schalie tot
escaille, met lenzen in gestreepte kool
565-577 : bladerig klievende lichtkolige schalie,
afgewisseld met sterk kolige schalie, licht
geslumpt (waarschijnlijk zelfde materiaal als het
vergruisde). Onderste 7 cm eerder gestreepte kool
tot sterk kolige schalie.
577-581 : iets hardere donkergrijze bladerig kleivende schalie
horizontaal vergleden.
581-592 : gestreepte kool.
592-606 : voor het merendeel gestreepte kool, vermoedelijk
met schalie tussenlaagjes.
Kernstrook nr. 29
-----------------
1163,63 - 1169,72 m L = 551 (-58) kist nr. 155-160
---------------------------------------------------
Aan de top van de kern mogelijk rond 400 : kernverlies
Fijn gebroken tot ñ 40 en tussen 390-400.
0-65 : koollaag, i = 18 tot 22
Van boven : brokkel, bladerig kleivende schalie tot
gestreepte kool, meestal glanskool met dunne korrelige
pyrietlenzen.
Rond 40 : lens van 3 cm sterk kolige schalie tot gestreepte
kool.
63-65 : fijnklievende sterkkolige schalie, basis over 1cm
sideriet of steenlenzen
65-68 : donkerbladerig klievend lichtkolige schalie, vermoedelijk
doorworteld.
68-83 : met geleidelijke overgang donkergrijze siltsteen, grof
doorworteld, onregelmatige zandstraticulaties.
83-123 : bleekgrijze fijndoorwortelde zandsteen, i = 22 aan de
top over 6 cm eerder donkergrijs tussen 90-115 : zeer
steile gepyritiseerde barst (micarijk).
123-188 : met geleidelijke overgang : grijze grof doorwortelde
siltsteen, enkele ronde siderietknollen en vage
zandstraticulaties - zandslumping aan de basis.
188-250 : met geleidelijke overgang, eerder donkergrijze zandige
schalie, grof doorworteld, siderietknollen, vage
zandstraticulaties, soms loodcast, met glijvlakken met
rechte striaties, i = 50 .
250-328 : met siderietlenzen - grof doorworteld - fijn zandig
gestraticuleerd met donkere laagvlakken, i = 18 ,
aan de basis geslumpt.
328-361 : sterk zandige grijze schalie, grote siderietknollen, grof
doorworteld met Stigmaria, basis vergleden.
361-406 : koollaag
368 : splijtvlak, i = 26 gelaagdheid, i = 13
361-389 : zachte glanskool, nogal brokkelig
389-397 : fijnklievende gestreepte kool
397-399 : donkergrijze schalie met fijne koollenzen
399-402 : sterk kolige schalie, dikke ingekoolde lenzen
402-406 : donkergrijze bladerig kleivende schalie,
vanonder met dunne ingekoolde lenzen.
406-453 : i = 11 eerder donkergrijze sterk zandige schalie, grof
doorworteld, op 427 : 3 cm dikke zandsteenstraticulatie
met Stigmaria.
453-490 : met zeer geleidelijke overgang naar onder, scherp erosief
kontakt naar boven bleekgrijze zandsteen, licht
doorworteld, vaag gestratifieerd. Op 475 sterk
gestratifieerd met ribbelingen, i = 12 . Geleidelijk eerder
siltsteenachtig.
490-522 : met geleidelijke overgang : goede kleivende grijze sterk
zandige schalie, korte siderietlenzen, dunne
zandstraticulaties, fijn doorworteld, enkele laagvlakken,
met fijne plantenresten.
522-551 : idem, zonder zandstraticulaties, i = 8 .
Kernstrook nr. 30
-----------------
1169,72 - 1173,80 m L = 266 (-142) kist nr. 160-162
----------------------------------------------------
Herboord na uitbouwen (kernbuis tot beneden gezakt)
1171,14 diepte vanaf hier.
Slechte aansluiting op 8-35-184-225
Tussen 102-112 : grens met herboorde brokken.
0-8 : donkergrijze zachte schalie met siderietlenzen en
schelpafdrukken, vaag gebioturbeerd, kernverlies aan de top.
8-100 : harde grijze zandige schalie, i = 7 , enkele kolige
plantenresten, snel zachter, zeldzame siderietlenzen,
enkele bladafdrukken op 60-80.
Op 112 : groengrijze doorwortelde zandige schalie, i = 11 .
145-185 : geleidelijk bleekgrijs, met geleidelijk overgang.
Op 185 : grijze doorwortelde siltsteen, siderietknollen, siltsteen tot
sterk zandige schalie.
235-266 : met zeer kleine plantenresten.
Kernstroop nr. 31
-----------------
1173,80 - 1175,86 m L = 220 (+14) kist nr. 163-165
---------------------------------------------------
Massieve kern.
0-220 : grijze licht doorwortelde schalie, vaag siderietknollen,
laagvlakken vol fijne plantenresten, niveau's met
lichtgestoorde zandstraticulaties tot 10 cm dik met
laagvlakken met twijgen Cordaites en bladafdrukken.
Vanaf 115 : eerder homogene siltsteen - licht doorworteld -
minder plantenresten, i = 13
Op 180 : wat meer plantenresten.
Kernstrook nr. 32
-----------------
1175,86 - 1181,97 m L = 624 (+13) kist nr. 165-171
----------------------------------------------------
Massieve kern
0-180 : geleidelijke overgang : grijze sterk zwarte schalie,
sporadisch siderietknollen en plantenresten, licht
doorworteld.
Vanaf 20 : eerder siltsteen, vaag gestraticuleerd, licht
doorworteld, met weinig grote stengelige
plantenresten.
Vanaf 75 : beter bewaarde plantenresten tot 90 ook geen
siderietknollen meer een hoofdzakelijk siltsteen.
Vanaf 180: enkele kleine siderietknollen met zeer weinig
plantenresten, meestal stengels, grote
Calamitesstengel op 210. Doorworteling verdwijnt
geleidelijk. Homogene siltsteen.
Vanaf 280: zandig gestraticuleerde siltsteen, ogenschijnlijk
geen wortels meer, i = 18
Rond 340 : licht geslumt, i = 3 .
355-380 : overwegend zandig met ribbels, vanaf 370 kleine slumps
Tot 395 massieve siltsteen.
395-400 : zandsteenlens met gekruiste gelaagdheid.
400-420 : massieve siltsteen, vage siderietlens.
420-570 : met geleidelijke overgang, sterk zandig gestraticuleerd met
ribbels, zandsets van 3-4 cm dik vaak met erosieve basis,
sporadisch calamites, i = 6 tot 13 . Wisselend tussen
512 en 545 : overwegend massieve siltsteen, steriel,
eronder licht geslumpt niveau gevolgd door zandsteen met
fijne ribbels.
570-624 : siltsteen met weinig fijne slecht bewaarde plantenresten
en plantenhaksel vooral naar onderen.
Kernstrook nr. 33
-----------------
1181,97 - 1188,09 m L = 624 (+12) kist nr. 15-19
-------------------------------------------------
Kern gebroken rond 410
0-113 : fijn gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken, i = 5
113-150 : met geleidelijke overgang : grijze fijne zandsteen met
donkere straticulaties, met ribbels i = 9
150-255 : met geleidelijke overgang : bleekgrijze massieve zandsteen,
vaag gestratifieerd, met ribbels, op 200 : siderietknol.
Vanaf 225 : kolige streaks
Vanaf 245 : kolige straticulaties, i = 6 .
255-282 : grijze siltsteen met grote siderietknollen, weinig zeer fijne
plantenresten, zachter en sterieler naar ondeer toe.
282-323 : zachte grijze schalie, siderietlenzen, vrijwel gebioturbeerd
i = 4 .
323-325 : donkergrijze escaille.
325-411 : koollaag
325-331 : gestreepte kool tot sterk kolige schalie
331-404 : glanskool in massieve kern i = 10 ,
vanaf 385 : houtskoollenzen, i = 5
404-411 : gestreepte kool met lenzen en sterk kolige schalie.
Vanaf 411: kompakte grijze zandige schalie, doorworteld
Vanaf 460: met siderietknollen
Vanaf 480: met bladafdrukken.
Vanaf 535: overwegend stengelige bladafdrukken (Calamites) blijft
doorworteld, i = 16 tot 23 wordt geleidelijk zachter
Op 580 : vergruisd niveau - spiegeling i = 17 eronder tot 590
vrij sterk vergleden.
590-612 : geleidelijk harder
612-624 : fijne grijze doorwortelde zandsteen.
Kernstrook nr. 34
-----------------
1188,09 - 1191,30 m L = 395 (+4) kist nr. 177-180
--------------------------------------------------
Kern zeer steil gebarsten op 30.
I = 60 van 50-75 gebarsten, glijvlak met rechte striaties
i = 37 op 85 tussen 95-105 vergleden.
Op 110 : vergruisd
Vanaf 114-700 : subvertikaal gebarsten
tot 190 : zeer fijn gebroken
190-245 : zeer steil gebarsten
275 : steile barst i = 60 , licht vergruisd.
310 : steil gebroken.
0-27 : scherp basiskontakt, geelgrijze gestratifieerde zandsteen
met ribbels.
27-109 : i = 15 , aanvankelijk sterk zandig gestraticuleerde
siltsteen, donkere laagvlakken - plantenresten - zeldzame
siderietbanden
Vanaf 85 : niet meer gestraticuleerd nog zeer licht doorworteld.
Vanaf 95 : zacht, vergleden.
109-111 : Fijne gestreepte kool met siderietlens ?
111-114 : donkergrijze micarijke siltsteen, veel gestoorde zandige
straticulaties, doorworteld.
Vanaf 125 : overwegend zandsteen
vanaf 140 : overwegend siltsteen, i = 20
siltsteen ook met dikke zandige straticulaties.
Vanaf 190 : overwegend zandsteen, donkere laagvlakken,
ribbels, minder wortels. Fijn gelamineerd tot 250,
i = 16 .
Vanaf 250 : siltsteen met zeer fijne slechte bewaarde
plantenresten, vaag geslumpt.
270-290 : grote gestraticuleerde vertikale slumpt, blijft fijn
gestraticuleerd daaronder, i : 14 .
Kernstrook nr. 35
-----------------
1191,30 - 1194,20 m L = 300 (+10) kist nr. 180-182
---------------------------------------------------
Kern licht vergleden, tot 70, vanaf 80 tot 210 : sterk
gebroken, verbrokkeld, tot 230, verweerd maar massief tot 245
kleiig verweerd tot 258, weinig verweerd tot 280,
verbrokkeld tot 300.
0-32 : grijze sterk zandige schalie, fijn geband met ingespoelde
wortels, enkele siderietbanden, naar onder met zandige
straticulaties, ñ steriel, fijne zandperforaties.
32-51 : zandige schalie met talrijke zandige straticulaties,
licht geslumpt.
57-78 : met geleidelijke overgangen: grijze zandige schalie,
harder naar onder toe
12-100 : aanvankelijk fijne zandsteen, rond 85 geslumpt vervolgens
sterk gestraticuleerd, veel spiegelglijvlakken.
Vanaf 100 : zandsteen vaag gestratifieerd met ribbels.
Tot 115 : breksieachtig.
145-200 : opnieuw licht breksieachtig, zeer steile calcietader
top geslumpt, sterk gestraticuleerd, i = 14 .
Vanaf 200: sterk vergleden grijze schalie tot escaille, misschien
wortelbodem en siderietknollen; vrij bleekgrijs.
kleiig verweerd (letten) tot 260.
260-285 : sterk vergleden zachte grijze schalie (letten)
Vanaf 285: zachte donkergrijze vergleden schalie, fijne
siderietlenzen.
Kernstrook nr. 36
-----------------
1194,20 - 1199,20 L = 460 (-40) kist nr. 183-187
-------------------------------------------------
Zeer fijn verbrokkeld tot 50, vergleden tot 75, fijn gebroken
tot 100, steil onregelmatig splijtvlak tussen 255 en 285
Tussen 325-360 : verschillende steile splijtvlakken vanaf 365
tot 460 : (ñ 5) vermoedelijk in wisselende richting.
0-71 : zachte grijze sterk vergleden schalie, i = 40 .
met stengelige plantenresten, enkele zndige straticulaties
Vanaf 60 : wat massiever met kolige stengelige plantenresten,
i = 12 .
Basis vaag gebioturbeerd.
71-100 : koollaag
71-80 : bladerig klievende schalie tot gestreepte kool,
vergruisd.
80-100 : massieve kern en brokkelige kool weinig vitriet
100-160 : met geleidelijke overgang :grijze zandige schalie, snel
overgaand in siltsteen, vage fijne straticulaties,
doorworteld, top licht kolig, i = 22 .
160-195 : sterk gestraticuleerde zandsteen-siltsteen gestoord door de
beworteling en kleine kompakte breukjes.
195-202 : siltsteen doorworteld met grote siderietknollen
202-206 : fijne zandsteen, vaag gestratifieerd.
Vanaf 206: grijze siltsteen, doorworteld met Stigmaria, laagvlakken
met fijne plantenresten i = 10 tot 15 .
geleidelijk zachter naar onder toe.
270-280 : sterk zandig gestraticuleerd, doch donkergrijze vaag
geworteld, geleidelijk eerder donkergrijze vaag
gestraticuleerd, talrijke donkere laag- of glijvlakken,
i = 22 .
Vanaf 340: minder gestraticuleerd en iets bleker, meer verweerd
naar onder toe meer gestraticuleerd.
363-368 : zandsteen
Vanaf 368
tot 396 : grijze lichtzandige schalie, siderietlenzen, wordt snel
donkergrijs, licht bitumineus, fijne kolige twijgen.
Vanaf 396: grijze siltsteen, laagvlakken met fijne plantenresten,
i = 14 .
Vanaf 410: fijne gestraticuleerde sporen van perforaties, wordt
eerder bleekgrijs en zeer hard.
Kernstrook nr. 37
-----------------
1199,20 - 1200,11 m L = 88 (-3) kist nr. 187 en 197
----------------------------------------------------
Kern gebroken volgens splijtvlakken i = 60 tussen 5 en 40.
Grijze fijne gestraticuleerde siltsteen tot sterk zandige
schalie, enkele siderietbanden, fijne plantenresten, enkele
grote slecht bewaarde schelpen met fijne compaktbreukjes
tot breksieachtig in de bovenste 15 cm, i = 5 .
198 gerecupereerd (fauna)
Kernstrook nr. 38
-----------------
1200,11 - 1203,00 m L = 595 (+6) kist nr. 197,199,200,201,202,203
------------------------------------------------------------------
Kern uitgeboord op 5, glijvlak, i = 30 op 410
Zeer steile splijtvlakken met calciet vanaf 540.
0-50 : met zeer geleidelijke overgang, grijze zandige schalie,
fijn gelamineerd met enkele siderietbanden, i = 8 met
zeer weinig fijne plantenresten. Zeldzame kleine
regendruppelachtige perforaties.
50-130 : met geleidelijke overgang, zachtere grijze schalie met
fijne kolige plantenresten, zeldzame siderietknollen, naar
onder toe vaag gebioturbeerd, i = 9 .
Blijft fijn gelamineerd en vrijwel steriel.
130-205 : met geleidelijke overgang, zachte eerder donkergrijze
schalie, talrijke siderietbanden, enkele kolige stengels,
licht horizontale verglijdingen, aan de top tussen dikke
siderietlenzen; bioturbatie neemt toe naar onder, i = 15 .
205-275 : i = 9 , eerder donkergrijze schalie met zandige
straticulaties, fijne regendruppelachtige perforaties, enkele
siderietbanden, fijne schelpenresten (slechte kwaliteit)
Spirorbis op 270.
275-420 : donkergrijze licht bitumineuse schalie met siderietbanden
grote slecht bewaarde schelpen, vaag gebioturbeerd
schelpen van type Naiadites en Anthracosia ook pyrietrijke
stengelige plantenresten,
Vanaf 300 : geleidelijk minder bitumineus schelpen blijven
groot, slecht bewaard, Antracosia-type.
420-480 : geleidelijke overgang, donkergrijze micahoudende zachte
kompakte siltsteen met vage blede siderietbanden,
gepyritiseerde fijne plantenresten,
Op 445 : Calamites laag gebioturbeerd, i = 10 , enkele
spiegelglijvlakken.
Vanaf 450 : eerder schalie
Vanaf 475 : geleidelijk siltsteenachtig.
480-485 : korrelige siderietbanden ertussen zeer micarijk ? i = 12
485-495 : grijze siltsteen met toenemend aantal zandige straticulaties.
495-595 : massieve bleke fijne zandsteen, tot 510 : gestratifieerd,
vaag maar regelmatig kwartsietisch. i = 12
Kernstrook nr. 39
-----------------
1206,00 - 1211,86 m L = 588 (+2) kist nr. 204-208
--------------------------------------------------
Kern zeer steil gebarsten tussen 75 en 150, gebroken tussen
120 en 140, steil gebartsten rond 170 - tussen 185-240 :
gebroken tussen 200 en 220, zeer steil gebarsten tussen 325
en 335, de rest is massief.
0-160 : fijne bleekgrijze zandsteen, regelmatig gestratifieerd,
met op 50 siderietische kalkzandsteen over 2 cm, met
kolige slierten of micarijke laagvlakken, i = 16
160-170 : fijne geslumpte siltsteen.
170-210 : grijze fijn tot regelmatig gestraticuleerde siltsteen,
donkere laagvlakken, naar onder toe geleidelijk zachter,
laagvlakken met fijne plantenresten, aan de basis fijne
regendruppels. i = 10
210-307 : grijze fijne gelamineerde schalie, lichtzandig met zeer
fijne plantenresten, zachter naar onder toe, met
siderietbanden, vrij veel spiegelblijvlakken, slecht klievend.
Vanaf 280 : overwegend zacht met vrij weinig verspreide
plantenresten, aan de basis houtskoollaagje.
i = 11 .
307-336 : koollaag
glanskool
320 : lens van 3 mm in zachte siderietische schalie top over
0,5 cm gestreept. Kool is vrij zacht, i = 10 .
336-588 : grijze zandige schalie, doorworteld, top over 5 cm, fijn
vergleden en zachter, weinig siderietknollen zeer
onregelmatig, talrijker vanaf 450, ook eerder siltsteen
met sporadisch bladafdrukken en stengels.
Vanaf 555 : nog licht doorworteld, met talrijke bladafdrukken,
meer micarijke siltsteen,
Kernstrook nr. 40
-----------------
1211,86 - 1217,00 m L = 499 (-15) kist nr. 209-214
---------------------------------------------------
Kern gebroken volgens spiegelglijvlak rond 15
Gebroken volgens splijtvlak i = 45 op 110.
Gelijkaardig splijtvlak op 150-180-190-235.
Vanaf 275 met spiegelglijvlakken om 30 cm, i = 25 kan
gebroken rond 470, rest is massief.
0-115 : met geleidelijke overgang : grijze sterk zandige schalie,
snel overwegend siltsteen, fijn doorworteld, enkele
siderietknollen, kolige stengelige plantenresten.
115-135 : fijn gestratikuleerde siltsteen met veel zeer fijne
plantenresten, sporen van doorworteling.
135-463 : grijze homogene sterk zandige schalie met zeer fijne
plantenresten, aanvankelijk licht doorworteld met enkele
onregelmatige straticulaties.
Vanaf 280 met sporadisch bladafdrukken, weinig
siderietlenzen, onregelmatig klievend.
463-499 : eerder bruinig grijze fijne zandsteen vol grote
siltsteenclasten.
Kernstrook nr. 41
-----------------
1217,00 - 1218,90 m L = 185 (-5) kist nr. 214-215
--------------------------------------------------
Kern gebroken volgens steile splijtvlakken, breksieachtig,
kwartsig calciet, rond 30-35; tussen 40-70 sterk gebroken of
fijn verbrokkeld, rond 95 : sterk gebroken, tussen 130 en 155 :
verbrokkeld, 155-185 : sterk gebroken volgens vertikaal
splijtvlak.
0-40 : vrij harde micarijke bruine grijze zandsteen, onregelmatig
en fijn gestratifieerd, donkere laagvlakken
Vanaf 40 : idem maar zachter, vol glijvlakken, i = 13
Vanaf 155: terug harder.
Kernstrook nr. 42
-----------------
1218,90 - 1222,20 m L = 329 (-1) kist nr. 215-217
--------------------------------------------------
Kern fijn gebroken talrijke half open barsten met calciet en
kwartsneerslag, verbrokkeld tussen 45 en 115 ook met
subvertikale barsten.
115-175 : steil gebroken, volgens i = 70 in stukken van 10 cm
175-195 : kern gebroken volgens gelaagdheid en splijtvlak loodrecht
erop.
255-270 : kern gebroken volgens vrij zachte helling, splijtvlak
270-290 : zeer steile splijtvlakken
300-330 : 2 barsten, i = 50
0-170 : bruinig grijze micarijke fijne zandsteen, onduidelijke
kolige plantenresten, i = 7
170-243 : vol grote siltsteenclasten, clasten tot 10 cm dik, lijkt
zwak hellend.
243-262 : eerder donkergrijze sterk zandige schalie, fijne
plantenresten, splijtvlakken, i = 7 - i = 37 .
262-329 : micarijke bruinig grijze zandsteen, eerder fijn, fijn
gestratifieerd, i = 22 .
Kernstrook nr. 43
-----------------
1222,20 - 1223,68 m L = 95 (-53) kist nr. 218
----------------------------------------------
Kern fijn gebroken tussen 45-58
Slechte aanpassing op 57 en 65 en 82.
0-37 : grijze fijne zandsteen, steil gestratifieerd, gekruiste
gelaagdheden in sets tot 5 cm minimum.
Vanaf 15 : toenamende mate ingekoold drijfhout i = 30
37-47 : koollaag i = 17
37-38 : gestreept, rest massief met aan de basis letten
46-47 : idem
47-51 : waarschijnlijk kernverlies
donker grijze schalie, sterk horizontaal vergleden,
bladerig klievend.
51-54 : donkergrijze bladerig klievend schalie, doorworteld,
slecht bewaarde plantenresten.
54-66 : bladerig kleivende schalie vol stengelige plantenresten,
siderietstyraticulaties, minder kolig naar onder toe
66-95 : aan de top i = 20 . Grijze grof doorwortelde siltsteen
onregelmatig gestraticuleerd.
Kernstrook nr. 44
-----------------
1223,68 - 1229,53 m L = 575 (-10) kist nr. 219-224
---------------------------------------------------
Kern vrij massief, fijn klievend vanaf 460 tot 520, vertikaal
klievend van 420 tot 460
Op 545 : spiegelglijvlak i = 65
Rond 330 : licht gebroken.
0-35 : met geleidelijke overgang, grijze doorwortelde siltsteen,
enkele siderietknollen, i = 14
35-100 : grijze eerder donkere schalie, doorworteld, siderietknollen,
vol zeer fijne plantenresten, zandige onregelmatige
straticulaties.
100-150 : sterk zandig gestraticuleerde schalie met siderietknollen,
doorworteld, i = 20 tot 15
150-198 : fijne zandsteen met kolige streaks, i = 15
198-310 : met geleidelijke overgang, grijze fijne gelamineerde schalie,
vage siderietbanden, licht doorworteld, weinig fijne
plantenresten en zaden, i = 15
310-395 : met zeer geleidelijke overgang. Donkergrijze schalie
met siderietbanden, weinig maar nog grote wortels, naar
onder toe Guililmites. i = 16
395-407 : met geleidelijke overgang; donker zachte licht bitumineuze
fijnkleivende schalie vol langgerekt Guililmites, doffe
pyriet en Callomostachis, vaag gebioturbeerd met
sporadisch visschubben.
407-445 : donkere sterk bitumineuse schalie, sideriet straticulaties,
gepyritiseerde onherkenbare fossielresten na enkele cm
kennen-koolachtig, met zeer fijne ingekoolde plantenresten.
445-462 : Kennen-kool
460-530 : met geleidelijke overgang, eerder donkergrijze schalie
talrijke siderietbanden, fijn vergleden, veel stengelige
plantenresten, meestal Cordaites.
i = 35
530-575 : grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, zeer fijn
gestraticuleerd, weinig zeer fijne plantenresten.
Kernstrook nr. 45
-----------------
1229,53 - 1235,05 m L = 490 (-62) kist nr. 225-229
---------------------------------------------------
Massieve kern tot 225, rond 65 fijn vergleden, onregelmatig
vergleden tussen 225-275, licht kernverlies vermoedelijk;
vanaf 275 gebroken volgens splijtvlakken, i = 65 en i = 35
in stukken van gemiddeld 5 cm, verlies tussen 132 en 1232,60
(geen kern gerecupereerd).
0-30 : met geleidelijke overgang, grijze siltsteen, vaag
gestraticuleerd gekompakteerd, zachter in de onderste 5 cm.
i = 23
30-55 : idem, sterk zandige schalie met Cordaites en zaden weinig
gekompakteerd, zachter in de onderste 5 cm.
55-69 : fijnklievende donkere lichtkolige schalie met sterk kolige
passages rond 65, vol fijne kolige plantenresten,
Vanaf 65 sterk bitumineus.
63-115 : grijze siltsteen met siderietknollen onregelmatig vrij
dikke zandige straticulaties, doorworteld, glijvlakken
met schuine striaties, i = 13 en i = 33 .
115-130 : grijze zeer fijne zandsteen met kolige streaks en
siltsteenstraticulaties, blijft doorworteld.
130-135 : met geleidelijke overgangen : met spiegelglijvlakken
grijze lichtdoorwortelde siltsteen, laagvlakken vol
fijne plantenresten, i = 11
155-165 : fijne gestraticuleerde zandsteen, gebioturbeerd van boven.
165-180 : eerder donkergrijze zandige schalie, licht doorworteld,
siderietlenzen, stengelige plantenresten.
180-195 : grijze zandige schalie met talrijkere straticulaties
onregelmatiger glijvlakken, siderietlenzen donkere
laafvlakken met megasporen.
195-206 : grijze zandige schalie met vage siderietbanden, licht
doorworteld.
206-213 : zachtere donkere grijze schalie, licht doorworteld,
fijn gebioturbeerd, met bleke graafgangen.
i = 7
213-223 : donkere sterk bitumineuze schalie, fijn ingekoolde
plantenresten, blijft licht doorworteld.
223-229 : kennel-kool
229-340 : met geleidelijke overgang : grijze licht zandige schalie,
sterk doorworteld, sterk vergleden; escaille-achtig
tussen 260 en 280, helling 88 op glijvlakken.
Structurele helling vermoedelijk 28. i = 55 .
340-490 : grijze lichtzandige doorworteldeschalie, naar onder toe
eerder siltsteen met siderietknollen (vanaf 400),
blijft sterk vergleden, structurele helling wordt 50
en meer.
Kernstrook nr. 46
-----------------
1235,05 - 1237,75 m L = 250 (-20) kist nr. 229-231
---------------------------------------------------
Licht kernverlies aan de top.
Fijn vergruisd onderste 15 cm.
Kern op regelmatige afstanden gebroken volgens zeer steile
splijtvlakken van 50 tot 75 .
Loodrecht op gelaagdheid tot 70, na 70 parallel aan de
gelaagdheid met slechts weinige er loodrecht op.
0-50 : met zeer geleidelijke overgang, zeer sterk vergleden
donkergrijze schalie, vermoedelijk zeer sterk doorworteld.
50-130 : eerder donkergrijze zandige schalie, siderietknollen fijn
vergleden, onregelmatig sterk gestoorde zandige
straticulaties.
130-250 : regelmatig en fijn gestraticuleerde siltsteen met
spiegelglijvlakken, van boven enkele kompaktiebreukjes
lijkt niet meer doorworteld, mogelijk nog licht geperforeerd.
Vanaf 225 mogelijk iets zachter en fijner vergleden.
Kernstrook nr. 47
-----------------
1237,75 - 1238,30 m L = 70 (+15) kist nr. 231
----------------------------------------------
Aan de top 15cm keien (herboord)
sterk vergleden en grijze zandige doorwortelde schalie,
dikke geslumpte zandsteenstraticulaties.
Vanaf 20 : zachter, eerder donkergrijs, siderietbanden,
glijvlakken, i = 28 en i = 17 .
Zeer brokkelig.
232 gerecupereerd (flora)
Kernstrook nr. 48
-----------------
1238,80 - 1240,90 m L = 265 (+5) kist nr. 233-235
--------------------------------------------------
Fijn gebroken in bovenste 18 cm en sterk vergleden, steil
splijtvlak op 60, 3 steile splijtvlakken tussen 190 en 210.
0-22 : eerder donkergrijze schalie, sterk vergleden, licht zandig.
22-165 : fijne grijze zandsteen met siltsteenpassages, i = 45
met breskienkontakte (foto Lauren Wouter)
165-190 : grijze siltsteen onregelmatig licht vergleden met
gestoorde zandige straticulaties, i = 23 op
ingekoold drijfhout.
Doorworteling niet meer te zien.
190-265 : sterk gestraticuleerde grijze siltsteen, met zandige
perforaties, enkele siderietbanden, i = 18
Kernstrook nr. 49
-----------------
1240,90 - 1246,46 m L = 560 (+4) kist nr. 236-241
--------------------------------------------------
Kern massief tot 100, 100-200 : onregelmatig vergleden,
geslumpte zone; 224, 240, 315, 465 : glijvlakken, i
gemiddeld 50 .
Tussen 495-520 : glijvlakken in verschillende richtingen
Vanaf 540 : verticaal gebarsten met calcietaders.
0-100 : grijze sterk zandige schalie, met perforaties, met enkele
siderietbanden, vrij dikke zandige straticulaties,
fijn kolige plantenresten en slechtbaweerde schelpenresten
op 10, i = 15
100-190 : grijze zandige schalie, onregelmatig vergleden,
straticulaties, met kompaktiebreukjes en slumps,
siderietbanden soms breksieachtig verstoord, wordt zachter
naar onder toe, zeer sterk vergleden, hernemen van
wortelbodem ???
Onregelmatige hellingen 12 tot 28 .
190-540 : grijze lichtzandige schalie, siderietbanden, vooral
vanaf 280, aanvankelijk licht zandig gestraticuleerd,
licht geperforeerd, met slechtbewaarde schelpen zeker
vanaf 250,
Vanaf 280 : geleidelijk donkerder onduidelijke visresten
Vanaf 300 : laagvlakken met talrijke scheltbewaarde schelpen,
i = 9 .
Op 350 : Lepidostrobus
Op 400 : siderietniveau met niet afgeplatte schelpen,
schelpen vrij slecht bewaard.
Vanaf 450 : fossielresten wordt geleidelijk fijner.
Op 490 : afgeplatte schelpen (Najadites)
eronder : meer niveau's met grote schelpen.
540-560 : harde fijne grijze zandsteen met calcietaders.
Kernstrook nr. 50
-----------------
1246,46 - 1258,40 m L = 594 Kist nr. 241-247
----------------------------------------------
Massieve kern, vertikaal gekloven tot 10 cm.
0-14 : fijne zandsteen, vanaf 8 gebioturbeerd, i = 20
14-44 : grijze sterkzandige schalie, laagvlakken vol fijne
plantenresten, onregelmatig gestraticuleerd, aan de top
erosief. i = 16
44-99 : regelmatig gestraticuleerde siltsteen met
spiegelglijvlakken i = 71 .
99-176 : siltsteen met geslumpte straticulaties, i = 26
176-258 : fijne gestraticuleerde siltsteen - talrijke kompaktiebreukjes,
enterolitische loadcast in de vorm van een versteende
darm, vermoedelijk licht geslumpt.
258-298 : siltsteen vaag geslumpt, enkele straticulaties, i = 31
298-383 : met geleidelijke overgang, sterk maar regelmatig
gestraticuleerde siltsteen - donkere laagvlakken,
gebioturbeerd naar onder toe met ontsnappingsgangen
van schelpenb 5 cm lang, i = 30 .
383-540 : met geleidelijke overgang : grijze lichte zandschalie
met zandige straticulaties en veel spiegelglijvlakken,
siderietbanden naar onder toe, wat fijne plantenresten,
ook bladafdrukken van boven, naar onder toe steriel,
rond 500 : fijn zandige perforaties, regendruppels
rond 510, wordt terug zandiger. i = 27 .
Sterker gestraticuleerd, meer zeer fijne plantenresten.
540-555 : sterk gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken, veel
fijne plantenresten.
555-534 : fijn gebande grijze lichtzandige schalie, talrijke
siderietlenzen, vaag gebioturbeerd, fijn zandige
perforaties, enkele laagvlakken met zeer fijne
plantenresten, i = 26 .
Kernstrook nr. 51
-----------------
1252,40 - 1258,29 m L = 585 (-4) kist nr. 247-253
--------------------------------------------------
Kern regelmatig gebroken volgens laagvlakken tot 120
120-160 : vrij sterk gebroken, vrij steile glijvlakken.
190-210 : idem
280 : gebroken volgens glijvlak, i = 40
380-390 : gebroken volgens steile glijvlakken
430-444 : idem
Overige massief.
0-10 : met geleidelijke overgang, grijze onregelmatige
gestratifieerde siltsteen.
10-25 : donkergrijze licht bitumineuse schalie, schelpafdrukken,
i = 26
25-75 : donkergrijze bitumineuse schalie met schelpen. Weinig maar
dikke siderietbanden, bioturbaties in de vorm van fijne
graafgangen.
Vanaf 75 : met donkere siltsteen, fijn gestraticuleerd.
75-100 : kolige zeer fijne plantenresten.
100-120 : licht bitumineuze schalie, fijne twijgen, kolige
bladafdrukken.
120-150 : zeer sterk vergleden, niet meer bitumineus.
150-170 : lichtzandig met twijgen.
170-220 : grijze siltsteen, zeer onregelmatig klievend, fijn
twijgachtige plantenresten, enkele zandstraticulaties,
Rond 220 : dikkere zandige straticulaties, kleine kompaktiebreukjes.
285-305 : fijn gestratifieerde zandsteen.
305-325 : overgaand in sterk gestraticuleerde siltsteen met
spiegelglijvlakken, i = 7 .
325-425 : grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, zeer fijne
stengelige plantenresten,
Rond 380 : onregelmatig vergleden,
Vanaf 400: toenemend aantal zandige straticulaties.
425-440 : sterk gestraticuleerde zandige schalie.
440-489 : gestraticuleerde siltsteen, zowel vage slumps als
gekruiste gelaagdheid, subhorizontaal.
489-501 : sterk gestraticuleerde siltsteen, kleine kompaktiebreukjes
kleine loadcast.
501-585 : grijze fijne vaag gestratifieerde zandsteen met ribbels
rond 535 : breksieachtig gestoord, eronder toenemende helling,
meer siltig gestratifieerd, i = 38
Kernstrook nr. 52
-----------------
1258,29 - 1264,00 m L = 580 (+9) kist nr. 259-258
--------------------------------------------------
Glijvlak, i = 45 op 110.
Rond 225 : gebroken, tussen 250 en 310 : volgens onregelmatige
glijvlakken, tussen 360-385 : idem, vanaf 485 : sterker
vergleden, geleidelijk meergebroken, vanaf 550 : gans
verbrokkeld.
0-110 : splijtvlak, i = 23 haaks op gelaagdheid, grijze siltsteen
vol zeer fijne plantenresten, dikke zandstraticulaties,
kompaktiebreukjes vanaf 100 : geslumpt met breksieachtige
top en blijft splijten volgens glijvlakken.
110-240 : zeer fijne zandsteen, breksieachtig gestraticuleerde top
gevolgd door slumps, idem op 135 en 170.
Met fijne zeer steile diaklazen, normaal licht.
240-580 : grijze zandige schalie, vrij sterk vergleden met fijne
straticulaties, soms licht geslumpt. Bv. rond 330 in
vertikale positie, eronder tot 370 : talrijke
kompaktiebreukjes. 370 : calcietglijvlak, i = 9 .
Straticulaties, eronder volgens i = 50 .
Vanaf 390 : eerder massieve siltsteen, blijft vergleden
met onregelmatige siderietknollen, geleidelijk
meer zandige straticulaties, i = 60 tot 40.
i = 47 op 440; tussen 470-485 : sterker
gestraticuleerd eronder zeer sterk vergleden;
escailleachtig.
Tussen 530-540 : siderietknollen breksieachtig verdeeld.
Kernstrook nr. 53
-----------------
1264,00 - 1267,80 m L = 375 (-5) kist nr. 258-261
---------------------------------------------------
Kern zeer sterk vergleden, gebroken tot 90
Regelmatig vergleden tot 160
Sterk vergleden en gebroken tot 220
Tussen 220-275 : zeer sterk vergleden.
0-170 : grijze lichtzandige schalie, enkele zandstraticulaties
op 70 : straticulaties met helling van 50
Op 90 : straticulaties met zeer steile helling, meer
gestoord splijtvlakken, i = 9
100-110 : zwak hellend geslumpt volgens i = 10 gevolgd
door zachte donkergrijze schalie met enkele
siderietbanden.
Vanaf 30 : sterk bitumineus.
170-173 : onzuivere kool
173-220 : zeer sterk vergleden escailleachtige donkergrijze schalie,
licht kolig aan de top.
220-273 : vrij donker grijze siltsteen, onregelmatig klievend,
grof doorworteld, kleine siderietknollen; basis
onregelmatig subhorizontaal.
273-286 : ingezakt in onderliggende zandsteen met synsedimentaire
breukkontakt.
286-308 : fijne zandsteen vaag gestratifieerd, i = 18
308-375 : sterk gestraticuleerde zandsteen tot siltsteen gebioturbeerd,
2 slumping horizonts tussen 318 en 328 licht doorworteld met
fijne ribbelingen, donkere micarijke laagvlakken, naar de
basis toe met kilige streaks, fijnkolige plantenresten,
i = 14 .
Kernstrook nr. 54
-----------------
1267,80 - 1270,08 m L = 221 (-7) kist nr. 261-263
--------------------------------------------------
Vrije massieve kern, vanaf 135 barstend volgens glijvlakken
i = 60 op 160 en 200,
0-41 : met geleidelijke overgang : fijne grijze zandsteen, met kolige
streaks en kolige sliertige glijvlakken, i = 12
41-100 : met zeer geleidelijke overgang, grijze siltsteen, fijn zandig
gestraticuleerd, laagvlakken vol fijne plantenresten
tot plantenhaksel met zaden, lijkt niet meer doorworteld
in dikkezandige straticulaties komen fijne ribbelingen voor.
100-221 : grijze sterk zandige schalie, aanvankelijk zandsteen, vage
siderietbanden, van boven wat laagvlakken, met fijne
plantenresten, rond 150 : fijne schelpenresten.
Vanaf 150 : zeer onregelmatig klievend, met fijne slecht
bewaarde stengelige plantenresten.
Kernstrook nr. 55
-----------------
1270,08 - 1276,10 m L = 595 (-7) kist nr. 264-269
--------------------------------------------------
Slecht geboord tot 18, fijn vergleden rond 325 en 370
zeer steile splijtvlakken tussen 405 en 435.
0-325 : grijze lichtzandige schalie met siderietbanden, met
twijgen of zeer fijne plantenresten megasporen op 30 ?
schalie lijktfijn gebioturbeerd.
Tussen 60-95 : gestraticuleerd, i = 26 zacht en eerder
donkergrijs, vrijwel steriel met bleke graafgangen en
sederietische banden, i = 31 op 200;
wordt rond 260 licjt bitumineus, blijft echter fijn
gebioturbeerd tot 280 min of meer steriel, siderietbanden
sterk gebioturbeerd. i = 31 op 200.
325-330 : zwarte bitumineuze schalie, fijn vergleden met cone-in-cone
lens van 0,5 cm dik op 330.
330-400 : met geleidelijke overgang : grijze zandige schalie,
doorworteld, top i = 25 met bruinige tint, zeer kompakt,
naar onder toe gestoorde zandige straticulaties, eerder
donkergrijs vanaf 390 licht geslumpt.
400-551 : grijze doorwortelde siltsteen, met siderietknollen enkele
onregelmatige zandige straticulaties. i = 37 op 525.
551-535 : sterk gestraticuleerde siltsteen, talrijke kompaktiebreukjes,
lichjt gebioturbeerd, zwak hellend.
Kernstrook nr. 56
-----------------
1276,10 - 1281,10 m L = 462 (-38) kist nr. 271-275
---------------------------------------------------
Redelijk massief tot 235, tussen 130-190 zeer steile
onregelmatige glijvlakken; tussen 95-115 : zeer steil
synsed. breukje + calciet;
vanaf 295 tot eind : kern sterk gebroken,
sterk vergleden - zowel vertikaal als zwakhellende
glijvlakken, tussen 235 en 250 verbrokkeld met kernverlies -
mogelijk verspreid kernverlies tussen 250 en 365; vanaf 365
licht gebroken volgens zeer steile glijvlakken.
0-112 : vrij sterk gestraticuleerde siltsteen met talrijke kleine
compactiebreukjes (vooral tot 50) helling 10 onregelmatig
weinig grote wortels - stengelige plantenresten.
112-206 : homogene siltsteen - laagvlakken met zeer fijne
plantenresten - naar onder toename dikkere zandige
straticulaties vrij sterk gestoord (synsed. breukjes)
glijvlakken tussen 40 en loodrecht - aan de basis gebroken
siderietbanden.
206-240 : koollaag - basis niet precies.
tussen 206-208 : onregelmatige siderietlens
211 : nieuwe siderietlens (2 cm dik) aan de top mogelijk
coalball-achtig.
204-251 : brokstukken onder enkele cm - sterk kilige schalie en
sterk vergleden grijze schalie (escaille)
251-462 : donkergrijze sterk vergleden schalie - brede siderietlenzen,
top glijvlak, i = 10 .
intern i = 55 .
300 : i = 32 volgens glijvlakken - schalie bevat schelpen,
slecht bewaarde afdrukken, geen sporen van
doorworteling - blijft zeer sterk vergleden.
Vanaf 325 : i = 75 met talrijke siderietbanden, blijft zeer
sterk vergleden.
Vanaf 370 : i = 35 - schalie lijkt niet doorworteld
Vanaf 390 : i = 18 - op 390 met najadites.
Schalie fijn gebioturbeerd met bleke perforaties - vooral
in dunne siderietlenzen - en blijft vrij sterk vergleden
tot einde kern.
Kernstrook nr. 57
-----------------
1281,10 - 1284,80 m L = 400 (+30) kist nr. 275-278
---------------------------------------------------
Kern gebroken volgens steile glijvlakken (tot 40) - kern
verbrokkeld vanaf 135-145 - slechte aanpassing tot 155 zeer
steil glijvlak tussen 185-225 - sterk glijvlak op 246
verbrokkeld rond 310 - steil splijtvlak rond 355.
0-143 : donkergrijze schalie - siderietbanden i = 11 , licht zandig -
vaaf gebioturbeerd - vanaf 30 zonder sideriet en zachter
(i = 3 op 100) met grote goed gewaarde schelpen.
90 : kleine korrelige siderietlenzen
70 : mogelijk antraco sphaerin (licht bitumineus)
80 : staal fauna
80-110 : kompakt zandig - sterk gebioturbeerd
Vanaf : zachter, zeer sterk vergleden.
143-149 : donkergrijze bitumineuse schalie
149-151 : gestreepte kool
151-169 : grijze doorwortelde schalie
basis : 4 cm dikke siderietlens.
163-174 : donkere fijn vergleden sterk bitumineuse schalie
174-181 : gestreepte kool, i = 15 zeer onregelmatig.
181-340 : bruine grijze sterk doorwortelde zandige schalie met
houtkoolbrokken.
Vanaf 220 : grijs gekleurd (i = 28 )
Vanaf 245 : grijze onregelmatige siderietknollen.
Vanaf 285 : zachter, sterker vergleden
295 : i = 45
Vanaf 310 : terug iets kompakter.
340-347 : zachter verweerd - aardeachtig - sterk vergleden.
347-400 : grof doorwortelde silt met siderietknollen, aan de basis
wat zachter en weer vergleden.
Kernstrook nr. 58
-----------------
1284,80 - 1287,70 m L = 265 (-25) kist nr. 278-280
---------------------------------------------------
Kern sterk vergleden tot 20 - tussen 115 - 160 eveneens,
vanaf 200 - einde : gebroken volgens zeer steile
splijtvlakken (nb. kern zeer smerig)
0-265 : sterk vergleden grijzige schalie - glijvlakken i = 16-25
doorworteld
vanaf 50 : geleidelijk silt metingekoolde lenzen niet meer
vergleden, met vage siderietlenzen.
Vanaf 120 : sterk vergleden - eerder zandige schalie
(i = 25 )
Vanaf 150 : geleidelijk harder - siderietknollen - glijvlakken
i = 40 - i = 60 in dezelfde richting
i = 25 loodrecht erop (vergl ss).
225 : 2 cm dik ingekoold drijfhout, eerder donkergrijze
siltsteen vrij kompakt, slechts licht doorworteld aan
het einde van de kern.
Kernstrook nr. 59
-----------------
1287,70 - 1291,30 m L = 340 (-20) kist nr. 281-284
---------------------------------------------------
Glijvlaktje (i = 65) op 60 - vanaf 70 - zeer steil loodrecht
op ss (36 ) tussen 85-110 : verbrokkeld - uitgekristalliseerd,
prismat (calcietkristal) breksieachtig in vevengesteente -
geen barsten (ñ 1 cm) - verbrokkeld vanaf 325 tot einde.
0-90 : kompakte grijze silt - vaag maar regelmatig gestratifieerd
licht doorworteld, kristallen geel-citroen getint.
90-110 : idem, dooraderd volgens steile barsten, cristallen
geel-citroen getint.
110-158 : silt met zeer fijne stengelige plantenresten (i = 15 )
zeer licht doorworteld meer gestraticuleerd naar onder.
158-177 : sterk zandig gestraticuleerde zandsteen (i = 14 ) met
donkere laagvlakken, fijne ribbels - foreset gelaagdheid.
177-280 : siltsteen, naar onder meer zandige straticulaties,
regelmatige laagvlakken met fijne plantenresten, i = 10-12
280-285 : kolige gestraticuleerde zandsteen.
285-313 : grijze silt - fijne plantenresten, overgaand in zandige
schalie met vage siderietbanden - enkele kolige
stengelige plantenresten (i = 12 )
Onderste 3 cm vrij zacht. Basis fijne siderietlens
0-3 cm dik.
313-340 : top 2 cm kolige siderietlens met fijne siderietlenzen
315-340 : glanskool. i = 16
Kernstrook nr. 60
-----------------
1291,30 - 1293,70 m L = 240 (0) kist nr. 284-286
-------------------------------------------------
Top herboorde naval - tot 20 fijn gebroken, tussen
85-125 : zeer steile barst - vanaf 225 steil gebarsten
overigens massieve kern.
0-20 : sterk kolige schalie tot gestreedte kool (3-4 bat)
met ñ 4 cm en kolige schalie
20-25 : fijn vergleden doorwortelde schalie
25-60 : geleidelijke overgangen - eerder donkergrijs schalie
naar onder silt met siderietknollen Cordaites - grof
doorworteld. i = 18ø
60-188 : grijze gestraticuleerde siltsteen - doorworteld.
140-188 : vanaf 140 : donkere laagvlakken - vage straticulaties
onderste 3 cm sterk vergleden silt, doorworteld tot
einde.
188-202 : grijze fijne zandsteen - basis met drijfhout, fijne silt
met klasten met onduidelijk gekruiste gelaagdheid.
202-240 : i = 10ø, grijze fijne gestraticuleerde siltsteen met
donkere laagvlakken - zandige perforaties.
Kernstrook nr. 61
-----------------
1293,70 -1299,76 m L = 620 kist nr. 286-292 (+16)
--------------------------------------------------
Massieve kern - vertikaal gebarsten tot,12 - fijn
vergleden tot 73
Tussen 260 en 320 : calcietaders
Tussen 410 en 455 : calciet - pyrietader in vertikale barst
rond 70 glijvlak horizontale striaties (i = 65ø)
0-22 : geleidelijke overgang grijze siltsteen - vaag gestratifieerd,
i = l0ø onregelmatig.
22-100 : zachter schalie, siderietbanden met twijgen en verspreide
schelpen - licht doorworteld - vaag gebioturbeerd
i = 9ø, regelmatig weinig verspreide megasporen,
80 : staal fauna, rond 80 mooie schelden basis fijn
gebioturbeerd, licht zandig.
100-258 : grijze licht zandige schalie - fijne lichtstengelige
plantenresten (i = 10ø) - vaag geperforeerd, niveaus
rijk aan zandige staticulaties - stengelige plantenresten
en slechtbewaarden schelpen (i = 40ø).
155-170 : sterk zandige gestraticuleerd.
180 : dikke siderietlens, niveau vol stengels en slecht bewaarde
schelpen tot 190.
Daaronder grote stengels (Calamites - Cordaites) schalie
wordt harder.
Basis : opnieuw talrijker zandige straticulaties en zeer
fijne plantenresten, doorworteld tot aan de basis.
258-320 : massieve fijne zandsteen in kalkige matrix.
261 : mogelijk siderietisch - staal petro
met ingekoolde dlantenresten, petroleumreuk in de top
320-404 : grijze siltsteen met gecvaliteerde zandige straticulaties
top subhorizontaal.
325-345 : dikke zandsteen loadcaststeen, afgewisseld met
geslumpte siltsteen.
345-370 : massieve siltsteen, vaag gestraticuleerd
(i=8ø)
370 : regelmatig gestraticuleerd (i = l0ø)
404-459 : fijne zandsteen, vaag gestratifieerd, met ribbels, licht
kalkig.
Basis golvend erosief, naar boven siltsteen - straticulaties.
459-530 : siltsteen met op 482 zandsteen, straticulaties eronder
meer massief - vage straticulateis, vage sid. (i = 7-10ø)
donkere laagvlakken - fijne plantenresten.
530-557 : zandsteen (regelmatig gestraticuleerd met kolige laagvlakken.
557-563 : gestraticuleerde licht geslupdte siltsteen
590 : regelmatig gestratifieerde fijne zandsteen met talrijke
donkere laagvlakken (i = l,1ø)
590-620 : grijze fijne zandsteen - siltsteen vol fijne plantenresten
in de massa verdeeld.
Kernstrook nr . 62
------------------
1299,76 - 1305,74 m L = 595 (-3) kist nr. 310-316
-------------------------------------------------
Massieve kern.
0-52 : eerder donkergrijze massieve siltsteen, talrijke fijne
plantenresten in de massa
52-80 : vrij scherpe grenzen, top i = 16ø, basis onregelmatig
fijne zandsteen tot siltsteen, bovenste helft geslumpt
straticulaties.
80-95 : vaag geslumpte siltsteen, zandsteen aan de basis.
95-130 : fijn gestraticuleerde silt tot zandsteen (overwegend
zandsteen naar onder) met donkere laagvlakken, basis
regelmatig.
130-248 : massieve siltsteen, fijn verdeelde fijne plantenresten,
slumpts (gestraticuleerde zandsteen tot 160) onduidelijk
geslumpt vanaf 230.
258-255 : fijn gestraticuleerde siltsteen van boven, zandsteen van
onder zwarte laagvlakken.
255-424 : massieve siltsteen fijn verdeelde dlantenresten,
onduidelijke slumps
424-427 : fijn gestraticuleerde siltsteen, i = 13ø
427-462 : siltsteen met gestraticuleerde zandsteenslumds
462-463 : fijn gestraticuleerd.
463-469 : massieve siltsteen
469-473 : fijn gestraticuleerd
473-486 : siltsteen, laagvlakken met fijne plantenresten
486-502 : zeer fijn gestraticuleerde siltsteen
502-513 : vrij massieve siltsteen, fijne plantenresten volgens
laagvlakken.
513-527 : zeer fijn gestraticuleerd.
527-579 : vrij goed klievende siltsteen, plantenhaksel of fijne
plantenresten met siderietband.
579-595 : meer massieve onregelmatig klievende siltsteen, minder
plantenresten, top licht geslumpt.
Kernstrook nr. 63
-----------------
1305,74 - 1311,76 m L = 605 (+3) kist nr. 316-321
--------------------------------------------------
Massieve kern.
0-140 : geleidelijke overgang : grijze siltsteen, fijne
plantenresten.
Op 12 : Sinusites-achtige kruidsporen vrij goed klievend,
ook met bladafdrukken (te sterk kolig om te
bewaren) met enkele siderietbanden tussen
88-106 : met zandige straticulaties.
140-605 : eerder zandige schalie, wat meer siderietbanden (vooral
vanaf 305) minder fijne plantenresten, geleidelijk
zachter wordend, sommige laagvlakken fijn gebioturbeerd,
vrij sterk gebioturbeerd, rond siderietlenzen op 305
ook zacht geworden, fijn gelamineerd, vrijwel steriel
opnieuw sterker gebioturbeerd, vanaf 400 met bleke
graafgangen, rond 560 met calcietische laminaties.
Blijft vrij sterk gebioturbeerd tot einde van de kern.
Kernstrook nr. 64
-----------------
1311,76 - 1317,78 m L = 538 (-64) kist nr. 322
------------------------------------------------
Kern vrij slecht geboord tussen 25 en 120, fijn vergleden
op 440
slechte aanpassing tussen 505 en 510, tussen 518-524 :
verbrokkeld.
0-505 : zachte grijze schalie, betrekkelijk weinig siderietbanden
vrij sterk gebioturbeerd, betrekkelijk weinig zaden op die
zaden na steriel, slecht bewaarde schelpen
tussen 60-75 fijne calcietlaminaties (en
Vanaf 70 : zeer zachte schalie, eerder donkergrijs
Vanaf 100 : terug geleidelijk harder, blijft sterk
gebioturbeerd, talrijke kruidsporen.
Tussen 220-250 : kompakt en vrij goed klievend, eerder
bleekgrijs,
Rond 330 : Guilelmitesachtige verglijdingen opnieuw,
eerste herkenbare schelp op 400,
rond 415 : dikke siderietlenzen en met calcietstriaties,
op 470 : mogelijk vishuid schalie wordt zeer zacht eerder
donkergrijs weinig slecht bewaarde schelden en
Spirorbis, blijft gebioturbeerd.
Vanaf 490 : bitumineus, onderste 0,5 cm fijn siderietisch ?
505-510 : fijn vergleden donkere schalie, mogelijk niet op zijn
plaats met cone-in cone lensjes.
510-513 : sterk kolige schalie met dikke koolstrepen.
5l3-518 : zachte Rijnkool, onregelmatig klievend.
518-522 : eerder gestreepte kool verbrokkeld
522-524 : aansluitend bij wortelbodem gestreepte kool met bruine
sterk vergleden schalie.
524-538 : groenig grijze doorwortelde vrij kompakte schalie met
drijfhout, wortels vrijwel niet als organisch materiaal
bewaard.
Kernstrook nr. 65
-----------------
1317,78 - 1323,75 m L = 663 (+66) kist nr. 327-334
---------------------------------------------------
Massieve kern
0-35 : met geleidelijke overgang : grijze zandige schalie tot
si1tsteen, kompakt, doorworteld.
35-160 : met geleidelijke overgang : grijze doorwortelde siltsteen
met onregelmatige stratificaties, in banden van + 20 cm
dik afwisselend met meer massievestukken met
siderietknollen.
160-225 : met zeer geleidelijke overgang : grijze doorwortelde
siltsteen met regelmatiger beter gestraticuleerde banden,
i = 7
225-319 : met geleidelijke overgang : grijze siltsteen tot zandige
schalie, grof doorworteld, met vage siderietbanden
vanaf 310 : met stengelige plantenresten en donkere
laagvlakken.
319-327 : donkere sterk bitumineuze schalie met grof gepyritiseerde
fossielresten, pyriet in knollen naar onder toe, toenemend
aantal kolige plantenresten, wordt ook zandiger en minder
bitumineus.
327-348 : grijze siltsteen met zeer fijne verdeelde kolige
plantenresten met vertikale pyrietknollen verschillende
gepyritiseerde niet gekompakteerde wortels.
Kern van de wortelstokken vaak in grote mate verkiezeld,
korre1grootte-verdeling is heterogeen.
348-484 : met geleidelijke overgang : grijze siltsteen met
siderietknollen, talrijke gestoorde dikke zandige
straticulaties, doorworteld, met donkere laagvlakken, naar
onder toe geleidelijk overwicht naar zandsteen.
Vanaf 400 : siderietlenzen naast donkere laagvlakken ook
grote sterk kolige plantenresten, blijft licht
gestoord door doorworteling tot onder.
i = 7-l2ø
484-499 : met geleidelijke overgang naar onder : top geconvoluteerd
blauwig grijze fijne zandsteen, vaag geribbeld,
kwartsietisch naar onder toe meer donkere laagvlakken.
499-663 : grijze sterk gestraticuleerde siltsteen, vol fijne
bladafdrukken, dikke zandsteenstraticulaties van boven
geconvoluteerd, naar onder toe fijn gebioturbeerd,
lijkt niet meer doorworteld.
op 617 : zandige perforaties, regendruppelachtig, talrijke
laagvlakken met fijne kolige plantenresten tot
onder toe
Vanaf 650 : minder duidelijk gestraticuleerd met vage
siderietbanden, i = 6-9ø.
Kernstrook nr. 66
-----------------
1323,75 - 1329,69 m L = 542 (-52) kist nr. 334-339
---------------------------------------------------
Kern gebroken tussen 93 en 114, letten tussen 121 en 123,
fijn gebroken tussen l45-l50, escaille op 155.
Fijn vergleden op 432. Kernverlies vermoedelijk tussen
100 en 123
Tussen 245 en 290 : fijne calcietaders volgens i = 75ø
Tussen 289 en 292 : vol horizontale calcietaders.
0-74 : grijze sterk zandige schalie vol fijne slechtbewaarde
plantenresten met siderietlenzen, voor het eerst opnieuw
zeldzame spiegelglijvlakken. Rond de siderietlenzen
fijne graafgangen, sporen van perforaties, minder
plantenresten vanaf 40 zachter naar onder toe en fijn
gelamineerd met donkere graafgangen.
74-80 : zachter donkergrijze fijn gelamineerde schalie wordt
licht bitumineus, slecht klievend, fijn gebioturbeerd
i = 7ø
80-93 : donkere bitumineuze schalie met denneappel, goed klievend.
93-293 : koollaag
93-94 : sterk kolige schalie
94-95 : licht kolige schalie
95-96 : sterk kolige schalie, escaille aan de basis
96-99 : horizont vergleden, licht kolige schalie
99-100 : licht kolige schalie
100-103 : sterk kolige schalie, vrij hard
103-105 : donkergrijze sterk doorwortelde fijn vergleden
105-107 : gestreepte kool, pyriethoudend
107-109 : sterk kolige schalie
109-114 : dikke pyrietknol in sterk kolige schalie
114-121 : uitgeboord kontakt langs boven, fijn klievend
donkere licht kolige schalie met sterk kolige
banden, overwegend licht kolig.
121-123 : gans verweerde escaille (letten)
123-126 : onregelmatig kontakt, sterk vergleden donkere
schalie, licht kolig
126-134 : sterk vergleden bruinige schalie, fijn klievend
134-145 : goed klievende glanskool tot gestreepte kool
145-146 : gestreepte kool en brokken
146-148 : sterk kolige schalie
148-149 : zeer fijn klievende lichtkolige schalie tot
escaille
149-154 : goed klievende lichtkolige schalie met dunne
cone-in-conelenzen, zeer sterk vergleden naar
onder toe.
154-155 : donkere escaille
155-161 : goed klievende bruinige schalie en ook kolige
schalie vol dikke vitrinietlenzen
161-165 : goed klievende bruinige schalie met fijne
ingekoolde lenzen
165-173 : siderietrijke band tussen, 166 en, 170 vrij grove
sideriet met pyrietknollen, naar onder en naar
boven fijner en licht kolig
173-211 : donkere goed klievende lichtkolige schalie met
fijne ingekoolde lenzen op fijne stengelige
plantenresten, niet meer vergleden ook met
bladafdrukken.
Tussen 195-197 : ingekoolde lenzen
Vanaf 206 : talrijker ingekoolde lenzen maar
zelfde pakket blijft tot 211.
211-217 : fijn gestreepte kool
217-225 : fijn klievende sterk kolige schalie met
geleidelijke overgang tot 225
225-232 : donkere massieve licht kolige schalie.
Kennel-kool-achtig naar onder toe met
houtskoolbrokken, fijne kolige plantenresten
op 230 : niveau met megasporen.
232-243 : geleidelijke overgang naar boven
scherpe overgang naar onder
donkere sterk bitumineuze schalie vol
siderietknollen vooral tot 243.
243-246 : grijze fijn doorwortelde schalie met platte
siderietknollen verschillend bovenliggend pakket,
vrij kompakt, zeer sterk bitumineus
246-249 : donkere kolige schalie,
249-252 : glanskool met scherpe kontakten
252-260 : donkere sterk bitumineuze schalie, Kennelkoolachtig.
260-268 : glanskool
268-272 : gestreepte kool met pyrietrijkere lenzen
272-277 : doffe gestreepte kool, naar onder toe geleidelijk
overgaand in glanskool
277-289 : glanskool, op 288 dunne argilietlens
289-293 : sterk vergleden schalie, vol cone-in-conelenzen
293-348 : kompakte grijze doorwortelde schalie, licht zandig
348-362 : zeer fijne zandsteen, doorworteld, geleidelijke overgangen
naar onder en naar boven
362-428 : grijze zandige schalie met siderietknollen, doorworteld,
zachter naar onder toe
428-447 : zachte doorwortelde fijn vergleden schalie, siderietknollen
447-459 : donker kolige licht zandige schalie vol sideriet
straticulaties, korrelige sideriet aan de top
459-487 : eerder donkergrijze sterk zandige schalie, platte
siderietknollen doorworteld
487-493 : donkere bitumineuze schalie met sporen van wortels
493-542 : grijze sterk zandige schalie, vlug siltsteen, grof
doorworteld, weinig stengelige plantenresten.
Kernstrook nr. 67
-----------------
1329,69 - 1335,63 m L = 585 (-8) kist nr. 339-342
--------------------------------------------------
Massieve kern.
0-405 : grijze siltsteen met siderietknollen, vrij massief,
doorworteld, met Stigmaria en grote plantenresten met
gestoorde zandige straticulaties, doorworteling verdwijnt
geleidelijk vanaf 100.
Tussen 200-220 : onduidelijke zandige straticulaties zeer
mooie flora tot 260, vanaf 270 opnieuw
zandiger met slecht bewaarde planten,
onregelmatig gestraticuleerd tot 320.
Tussen 350-370 : onregelmatige zandige straticulaties en
siderietknollen, nog enkele wortels.
Tot 405 kompakt, fijn zandig, fijne
plantenresten, fijn verdeeld.
405-475 : sterk zandige schalie, meer mooie plantenresten, meestal
stengelig, enkele vage siderietbanden, i = 4-9ø
475-490 : zandige met grote kompaktiebreuken, i = 26ø
490-496 : siltsteen intercallatie
496-513 : zeer fijn en onregelmatig gestraticuleerde zandsteen,
met Calamites en zeer fijne plantenresten
i = 35ø
513-585 : sterk zandige siltsteen tot zeer fijne zandsteen met
vergane zeer fijne en versdreide plantenresten, zachtere
siltsteen intercallaties met Astero-Calamites, zachtere
siltsteen is meer onregelmatig vergleden.
Kernstrook nr. 68
-----------------
1335,63 - 1341,30 m L = 570 (+3) kist nr. 343-348
--------------------------------------------------
Massieve kern, steile barst op 275, zeer steil vanaf 548,
half open zeer steile barsten vanaf 453 tot 493 en vanaf
495 tot 515
0-121 : grijze siltsteen, stengelige plantenresten, vage sideriet
banden, weinig bladafdrukken, meestal Calamites.
Vanaf 65 : met onregelmatige zandige straticulaties tot
75, eronder meer plantenresten maar slecht
bewaard, ook veel bladafdrukken wordt sterk
zandig naar de basis toe met ingekoold drijfhout.
121-135 : fijne kalkige zandsteen, doortrokken met calcietaders,
top en basis glijvlak i = 20ø en i = 43ø. In tegengestelde
richting.
135-268 : snelle overgang naar onder : grijze siltsteen met weinig
en slecht bewaarde stengelige plantenresten, vanaf 175
met zandige straticuiaties tot 5 cm dik, zeer
onregelmatig. Vanaf 250 met siderietknollen en enkele
donkere laagvlakken en spiegelige glijvlakken.
268-272 : fijn gestraticuleerde zandsteen.
272-289 : met erosieve basis; bleke eerder fijne maar dichte
zandsteen met kolige streaks, tot zeer kolig.
289-543 : aan de basis een siderietlens, grijze siltsteen met weinig
fijne en slecht bewaarde plantenresten, meestal in
laagvlakken.
Op 340 : Strobilus
Vanaf 350 : met beter bewaarde plantenresten
Vanaf 370 : opnieuw zandiger, slechter bewaard meer
stengelig
Vanaf 400 : zachter met bladafdrukken en grote Calamites
en siderietknollen betrekkelijk weinig
plantenresten, onregelmatige helling.
i = 18ø-28ø
453-570 : zandsteen vol kolige streaks en kolige slierten, zwak
hellend, van boven fijn geribbeld vanaf 520 met dikkere
foresets tot 8 cm dik.
Op 517 : sideriet, zandsteenband - 1 cm dik, zeer fijn.
Kernstrook nr. 69
-----------------
1341,30 - 1347,32 m L = 602 (+2) kist nr. 348-354
--------------------------------------------------
Massieve kern.
0-112 : zandsteen met kolige slierten, vrij regelmatig afhellend,
i = 18ø
112-604 : grijze siltsteen met fijne slecht bewaarde plantenresten,
verspreid vanaf, 150 : vaag gestraticuleerd. i = 10ø.
Met enkele kleine kompaktiebreukjes, zeldzame dunne
siderietbanden
tussen 212 en 240 : iets sterker gestraticuleerd, vrij
donkere laagvlakken, met fijn verdeelde
fijne plantenresten, maar vrij goed
klievend naar onder
Tussen 475-498 : opnieuw sterker maar onregelmatig
gestraticuleerd, naar onder sterk zandige
schalie met weinig verspreide plantenresten
en Cordaites, geleidelijk sterieler naar
onder toe.
Kernstrook nr. 70
-----------------
1347,32 - 1353,20 m L = 567 (-21) kist nr. 355-360
---------------------------------------------------
Steil glij-vlak op 200 - tussen 246-299 : kern gebroken,
slecht geboord tussen 299 en 345, rond 420, 450, 530
mogelijk licht kernverlies aan de top of basis van
koollaag, op 254 of 280
0-13 : grijze zandige schalie met siderietbanden en grote
stengelige plantenresten, vrij steile onregelmatige
helling.
13-47 : zachte siltsteen met weinig slecht bewaarde stengelige
plantenresten
47-113 : met onregelmatige kontakten, kompakte grijze siltsteen,
slecht bewaarde plantenresten, naar basis toe platte
kleine siderietknollen.
113-128 : fijne zandsteen vol kolige slierten met enkele siderietisch
siltsteenclasten, i = 7ø
128-188 : bleekgrijze fijne zandsteen vol siltsteen en siderietische
siltsteenclasten tot 12 cm dik, meer fasig, grote
clasten boven, kleine van onder sekwenties vanaf de
top en, 150, vanaf, 175 : beter gesorteerde kleinere clasten.
188-247 : donkergrijze sterk zandige zachte schalie met
zandsteenstraticulaties, met onregelmatige basis, vaak
siderietisch, slecht bewaarde plantenresten ook
bladafdrukken, meestal zeer fijne plantenresten in
laagvlakken verder weinig twijgen en zaden.
Zeer donker licht siderietisch naar de basis toe (over 8
cm) de basis : 1 cm dikke zandlens met siderietlaminaties.
247-298 : koollaag
247-254 : glanskool
254-255 : sterk kolige schalie
255-271 : glanskool
271-278 : gestreepte kool
278-298 : glanskool
298-304 : donkere schalie met laagvlakken vol houtskool, fijn
doorworteld.
304-330 : grijsbruine doorwortelde schalie, vrij zacht, harder
vanaf 330 en overwegend grijs gekleurd, i = ,l0ø
330-412 : met enkele korrelige siderietknollen,
vanaf 345 : eerder donkergrijs gekleurd zeer licht
vergleden, vrij goed klievend, nog weinig
siderietknollen.
Vanaf 395 : met slecht bewaarde bladafdrukken naar basis
toe wat meer vergleden, met fijne ingekoolde
lenzen
412-445 : grijsbruine doorwortelde schalie, herneming van wortelbodem,
grote siderietknollen naar onder toe, vrij sterk
vergleden naar onder toe.
445-567 : grijze vrij kompakte schalie, snel licht zandig, enkele
siderietknollen, licht doorworteld maar goed klievend
op 470 : niveau met talrijke megasporen, met enkele
ingekoolde stengels.
Vanaf 500 : geleidelijk donkergrijs, meer slechtbewaarde
stengels.
Op 530 : calciet glijvlak, i = 32ø - zachter en
fijnvergleden naar onder toe.
Vanaf 540 : terug wat zandiger met kleine korrelige
siderietknolletjes, blijft licht doorworteld.
Kernstrook nr. 71
-----------------
1353,20 - 1359,13 m L = 613 (+20) kist nr. 360-366
---------------------------------------------------
Massieve kern, splijtvlakken, i = 35ø op ,125,
op 155 : i = 65ø, kern gebroken inde kool tussen 205 en
219, mogelijk licht kernverlies.
0-193 : donkergrijze vrij zandige schalie vol siderietknollen en
slecht bewaarde plantenresten, veel Calamites, blijft
licht doorworteld, plantenresten steeds meer ingekoold,
goed klievend.
Vanaf 170 : eerder zandige schalie, bleekgrijs,
siderietbanden, blijft doorworteld, minder
stengelige plantenresten,
op 170 : eigenaardig kruipspoor, aan de basis iets zachter.
193-223 : koollaag
193-205 : kompakteglanskool
205-212 : gestreepte kool met dikke glanskoollagen in
dikke houtskoollenzen
212-219 : glanskool
219-223 : gestreepte kool
223-226 : fijn bladerig klievende kolige schalie sterk kolig aan
de top (faux mur)
226-228 : bladerig klievende licht kolige schalie met horizontale
wortels.
228-290 : vrij goed klievende grijze doorwortelde schalie met
ingekoold drijfhout, i = 26ø
Vanaf 245 : geleidelijk licht zandig met siderietknollen,
rond 273 : Calamites, en meer vergleden.
290-362 : fijne sterk gestraticuleerde siltsteen, siderietknollen
doorworteld, zeer dunne straticulaties
vanaf 345 : dikker
362-412 : bleke fijne zandsteen;
tot 368 : onregelmatig gestraticuleerd met donkere
laagvlakken, dan vaag gestratifieerd met ribbels,
vanaf 395 : met fijne kolige slierten.
i = 10ø (basis)
412-450 : zeer geleidelijke overgang naar onder : grijze zeer fijn
gestraticuleerde siltsteen, donkere laagvlakken lijkt
niet meer doorworteld (onderste 5 cm eerder zandsteen)
i = ,10ø
450-537 : met scherp basiskontakt : fijne bleke zandsteen, vaag
gestratifieerd met kolige streaks, i = ,13ø i = 9ø(basis)
537-613 : grijze zandige schalie soms fijn gestraticuleerd, enkele
vage siderietbanden, zeer fijne plantenresten, laagvormig
afgezet, i = l0ø.
Kernstrook nr. 72
-----------------
1359,13 - 1365,01 m L = 574 (-14) kist nr. 375-379
---------------------------------------------------
Massieve kern, zonder kernverlies
0-87 : geleidelijk maar snelle overgang
Grijze licht zandige schalie, siderietbanden, vaag
gebioturbeerd zeer weinig fijne plantenresten,
rond 40 : enkele spiegelglijvlakken, zacht - eerder
donkergrijs
Vanaf 60 : sterk gebioturbeerd
Op 65 : visrest - vol kruipsdoren - licht bitumineus over
enkele cm.
87-91 : cannel coal
91-99 : glanskool, massieve kern
99-101 : gestreepte kool
101-107 : donkergrijze schalie, fijnklievend met ingekoolde
stengels - dunne koolstrepen - sporen van wortels.
107-l18 : grijze lichtzandige schalie, grof doorworteld, licht
vergleden.
118-126 : zeer geleidelijke overgang naar onder, zeer fijn
gebioturbeerde zandsteen
126-215 : geleidelijke overgang, grijze doorwortelde siltsteen
met siderietknollen,
vanaf 155 : zachter wat stengelige plantenresten,
bladafdrukken,
vanaf 170 : met siderietbanden, blijft doorworteld, veel
asterocalamites.
Vanaf 190 : eerder silt met kleine siderietknollen en
fijne plantenresten, blijft doorworteld.
i = l0ø.
215-230 : zeer fijne zandsteen, vaag gestratifieerd.
230-29O : grijze sterk zandige schalie met plantenresten, fijne
siderietbanden, doorworteld, geleidelijk zachter naar
onder toe,
vanaf 280 : opnieuw siltsteenachtig onderkant fijn
gestraticuleerd.
290-300 : massieve doorwortelde siltsteen.
300-332 : fijn gestraticuleerde siltsteen met donkere laagvlakken,
licht doorworteld. Naar onder zandig met enkele 5cm
dikke zandsteenbanden met fijne ribbelingen. i = l0-17ø
332-365 : zeer fijn gestraticuleerde siltsteen met intercalaties,
weinig zandige schalie en siderietbanden, cm-dikke
zandsteen straticulaties met zeer fijne plantenresten in
laagvlakken - licht doorworteld, i = 8-,l,lø.
365-395 : met geleidelijke overgangen, grijze zandige schalie,
vaag gestraticuleerd, met fijne plantenresten, enkele
siderietbanden, lijkt niet meer doorworteld.
395-444 : snel zachter wordende schalie, siderietbanden, enkele
stengelige plantenresten - slechtbewaarde schelpafdrukken,
donkergrijs
vanaf 424 : fijn gebioturbeerd. De onderste cm wordt de
schalie zeer zacht donker, steriel - basis
licht vergleden.
i = 8ø
444-472 : koollaag
444-461 : glanskool - massieve kern
461-463 : glanskool
463-470 : bladerig klievende licht kolige schalie
470-472 : sterk kolige schalie, calciet laminaties
enkele lenzen tot 0,5 cm dik in hardkolige
materiaal.
472-574 : aanhoudend donkergrijze zachte doorwortelde schalie
vrij goed klievend.
Vanaf 490 : licht zandig, met siderietknollen, Stigmaria.
Kernstrook nr. 73
-----------------
1365,0 - 1370,30 L = 553 (+24) kist nr. 379-385
------------------------------------------------
Massieve kern zeer sterk steil gebarsten langs calcietaders
tussen 21O en 275 - steile Calcietaders tot 4O5.
O-5 : licht doorworteld eerder donkergrijze schalie, vol
Calamites met siderietknollen
5-48 : grijze sterk zandige schalie met siderietknollen,
doorworteld
48-84 : zeer geleidelijke overganggrijze silt, licht doorworteld
vage siderietbrokken, soms onregelmatige straticulatie.
84-2l5 : zeer geleidelijke overgang - grijze silt, met enkele
vage siderietbanden, sporadisch plantenresten;
vanaf 155 : micarijk geleidelijk sterker gestraticuleerd,
donkere laagvlakken. ñ 195 : licht geslumpt.
Vanaf 2O5 : fijn geribbeld.
215-274 : scherpe basis - fijne bleekgrijze zandsteen, grover
naar onder, vaag gestratifieerd -
tot 220 : sterk gebioturbeerd met ribbelingen - i = 10ø
274-341 : grijze sterk gestratifieerde siltsteen - donkere
laagvlakken veel fijne plantenresten, naar onder toe sterk
gestraticuleerd. i = 8ø
341-403 : scherpe basis (konkordant), fijne bleekgrijze zandsteen,
vaag gestratifieerd, sterker boven.
4O3-460 : zeer geleidelijke overgang - grijze zandige
gestraticuleerde schalie, donkere laagvlakken.
i = 10ø
460-530 : geleidelijke overgang - zachtere grijze schalie -
vage siderietbanden, gebioturbeerd (licht) - aanvankelijk
zeer weinig fijne plantenresten, steriel.
530-553 : zandiger grijze schalie - zeer fijn gestraticuleerd,
fijne plantenresten.
Kernstrook nr. 74A
-------------------
1370,30 - 1376,67 L = 510 kist nr. 385-390 (i = 6-10ø)
-------------------------------------------------------
Massieve kern, kernverlies in de veer !
0-20 : zeer geleidelijke overgang - grijze zandige schalie met
weinig fijne plantenresten.
20-87 : geleidelijke overgang : zachtere grijze schalie -
siderietbanden, licht gebioturbeerd - steriel, naar
onder kleine slechtbewaarde schelpen.
87-194 : geleidelijke overgang - eerder donkergrijze zachte schalie
met veel schelpenresten - bitumineuse laagvlakken rond
Calcietlaminatie met onduidelijke spirorbis, sterk
gebioturbeerde siderietlenzen.
Tussen 100-ll0 : bitumineus - talrijke sideriet
straticulaties
tot 130 : zacht donkergrijs - niet gecompacteerde schelpen
en Guilelmites en sideriet straticulaties.
Vanaf 130 : licht zandige grijze schalie met
siderietbanden, minder schelden - goed bewaard -
sporadisch bladafdrukken, blijft licht
gebioturbeerd.
Vanaf 160 : zandig, donkere laagvlakken
Vanaf 175 : regendruddels.
193-26O : met geleidelijke overgang : donkere schalie zacht vol
horizonten en met gekompakteerde carbonaat schelpen ook
Calamites.
l97-20O : fijn gestraticuleerde sideriet horizont,
schelpen niet herkenbaar, licht bitumineus,
i = 8ø.
260-278 : donkere fijn gebioturbeerde schalie met talrijke
siderietlenzen fijn gebioturbeerd met sporadische
bladafdrukken en schelpfragmenten.
278-292 : donkere bitumineuse schalie met siderietbanden, ingekoolde
plantenresten, zeer fijn, schelpfragmenten i = 8ø.
292-298 : gestreepte kool
298-300 : sterk kolige schalie
300-302 : donkere lichtkolige schalie, fijn klievend
302-3O3 : koolstrepen
303-305 : donkere fijn vergleden schalie, fijn klievend - onkruid
305-307 : siderietische schalie, vol cone-incone lenzen, vrij
zandig tot 4 mm dik
307-328 : scherp maar onregelmatig kontakt, grijze licht doorwortelde
schalie met siderietknollen en Calamites.
328-345 : geleidelijke overgang - fijne zandsteen, geslumpt,
naar onder duidelijker gestraticuleerd
345-376 : sterk gestraticuleerde siltsteen, tot 2 cm dikke zandsteen
straticulatie aan de basis, doorworteld, compaktiebreukjes
376-391 : sequentie met fijn-gestraticuleerde zandige schalie
voorkomen en fijne zandsteen vaag gestratifieerd met donkere
laagvlakken onder.
391-425 : sterk zandig gestraticuleerde zandsteen donkere laagvlakken
met kleine loadcasts.
425-510 : gelijkmatiger - fijn gestraticuleerde siltsteen,
vanaf 485 : eerder zandige schalie met donkere laagvlakken.
Kernstrook nr. 74B
------------------
L = 110 (17) kist nr. 390-391
------------------------------
0-24 : herboord, rest massief - mogelijk kernverlies onderaan
(restant kern bovengehaalt bij uitbouw)
0-24 : bleke massieve siderietbank (5 cm) dik
24-llO : grijze fijnzandig gestraticuleerde zandsteen, homogeen
naar onder met fijne plantenresten, zwarte laagvlakken
Kernstrook nr. 75
-----------------
1376,67 - 1382,72 m L = 634 (+29) kist nr. 391-397
---------------------------------------------------
Massieve kern, zeer steil gebarsten tot 40
0-21 : grijze sterk zandig gestraticuleerde siltsteen met fijne
plantenresten tot 8 cm eerder zandsteen, geleidelijk
zachter naar onder.
21-151 : ñ geleidelijke overgang grijze schalie, siderietbanden -
fijn gebioturbeerd tussen 50 en 95 met fijne
Calcietlaminaties - licht bitumineus met pyriet tubulaties -
in schalie erboven, weinig kleine schelpen, mogelijk
Ostracoden en Planolites ? Snel terug zacht en sterk
gebioturbeerde schalie
op 72 : spiegelglijvlak.
Vanaf 85 : terug pyriettubulaties, niet bitumineus.
tot 105 : enkele slecht bewaarde scheldfragmenten en
kolige resten.
Op 115 : visrest.
Helling blijft 7ø.
Vanaf 12O : schalie kompakter fijn gebioturbeerd
Vanaf 135 : zachter, sterker gebioturbeerd met kleiene
pyriettubulatie met wag ingekoolde
plantenresten (Quaregnon) .
151-170 : fijn gestraticuleerde siltsteen, laagvlakken met fijne
plantenresten
l70-267 : grijze zandige schalie, veel vage siderietbanden.
Vrijwel steriel op wat onrkuid na.
Op 225 : ingekoold drijfhout, eronder meer fijne
plantenresten en twijgen.
225-295 : eerder grijze siltsteen met weinig fijne plantenresten -
vage siderietbanden - vaag gestraticuleerd.
315 : met geleidelijke overgang - grijze lichtzandige schalie met
siderietbanden - vaag gebioturbeerd - vrij steriel.
316-345 : geleidelijke overgang : eerder donkergrijze schalie met
siderietbanden, vrij sterk gebioturbeerd.
Vanaf 321 : bitumineus met schelpen, fijne CaC03 laminaties
schelpen vergleden.
Vanaf 332 : grijs kompakt.
345-500 : Vanaf 345 : grijzeige zandige fijn gebioturbeerde schalie
Vanaf 372 : geleidelijk zachter, steriel.
Sterk gebioturbeerd vanaf 4l0, weinig fijn kolige
plantenresten, verspreide bladafdruk op 400.
Geleidelijk eerder donkergrijs - sterk gebioturbeerde
schelp op 465.
Vanaf 470 : kompakter - minder grijs - minder gebioturbeerd
Vanaf 525 : eerder donkergrijs, sterker gebioturbeerd -
weinig vrij grote ingekoolde plantenresten.
Vrij veel siderietbanden,
rond 555 : schelpenresten, eronder sporadisch
schelpfragmenten,
op 580 : fragment zeer gladde schelp of vis.
Vanaf 590 : meer schelpen, schalie zeer zacht.
Op 615 : schelpen met goedgevormde spirorbis.
Kernstrook nr. 76
-----------------
1382,72- 1388,77 m L = 604 (-1) kist nr. 397-402
-------------------------------------------------
Kern vertikaal gebarsten tussen 5 en 25, gebroken op
35, 60, 82 de rest massief.
O-l6 : grijze schalie met siderietbanden, steriel, fijn
gebioturbeerd met vage schelpafdrukken.
16-27 : donkere bitumineuse schalie - licht vergleden met
schelpen en Ostracoden ook spirorbis, vooral naar onder toe.
27-97 : koollaag
27-35 : glanskool
35-37 : harde doffe kool
37-65 : glanskool, i = 8ø
65-67 : doffe kool
67-82 : glanskool
82-83 : fijn gestreepte kool
83-85 : bladerig klievende sterk vergleden bruingrijze
schalie
85-86 : sterk kolige schalie
86-95 : gestreepte kool
95-97 : sterk kolige schalie vol calcietlenzen.
97-99 : donkere sterk bitumineuse doorwortelde schalie vol fijne
kolige plantenresten.
99-124 : bruinig grijze kompakte doorwortelde schalie, i = 6-13ø
124-185 : met geleidelijke overgang, licht zandige schalie eerder
donkergrijs , doorworteld met siderietknollen nog korrelig
van boven, i = 8ø
185-255 : met geleidelijke overgang, idem, grijs gekleurd sterk
zandig naar onder toe met stengels.
255-445 : grijze doorwortelde, eerder siltsteen tot 36O, hierin met
Calamites, onregelmatige siderietknollen, en
onregelmatige soms dikke zandige straticulaties, met rond
400 kompaktiebreukjes.
Op 410 : bladafdrukken; wordt geleidelijk terug donkergrijs
in de zandige straticulaties zeer fijne
plantenresten, i = 8ø, zandige straticulatie tot
445
445-5O0 : met geleidelijke overgang eerder donkergrijze schalie,
licht doorworteld met stengels, siderietknollen.
50O-510 : met zeer geleidelijke overgang met veel siderietbanden,
tot 510 hard met turbulaties gepyritiseerd vermoedelijk
rond wortels.
51O-580 : met geleidelijke overgang zachte donkere schalie met
fijne perforatis onregelmatige siderietbanden, vermoedelijk
ostrakoden, slecht bewaarde schelpen met spirorbis en
visschubben.
Tussen 540-548 : vol siderietbanden nog licht geperforeerd
in siderietbanden donkere graafgangen.
Op 56O : opnieuw schelp met spirorbis, i = ,l0ø,
op 575 : Ostrakoden.
580-604 : groengrijze schalie, vrij kompakt, sterk gebioturbeerd
op 590 : C1itisch tot 596.
Kernstrook nr. 77
-----------------
1388,77 - 1394,30 m L = 573 (+20) kist nr. 402-408
---------------------------------------------------
Massieve kern, slecht geboord tussen 282 en 300,
kernverlies waarschijnlijk aan de top.
0-2 : donkergrijze fijn vergleden schalie sterk gebioturbeerd
2-4 : licht kolige schalie
4-10 : donkere sterk bitumineuse schalie
10-15 : gestreepte kool van boven met calciet en pyriet lenzen
15-130 : grijze kompakte doorwortelde schalie tot 20 eerder
donkergrijs, goed splijtend, i = 10ø.
Vanaf 35 : donkergrijs, zacht, fijn vergleden tot 47,
gewoon grijs komdakt met siderietbanden tot
63 terug donkergrijs fijn vergleden met
onregelmatige sideriet,
vanaf 80 : met fijne plantenresten ook stengels en
bladafdrukken.
Vanaf 95 : zandig en kompakt, met kleine siderietknollen,
blijft doorworteld.
130-159 : donkergrijze siltsteen vol dikke (1-2 cm) onregelmatige
zandige straticulaties met donkere laagvlakken, doorworteld
met kleine platte siderietknollen.
159-187 : donkergrijze zandige schalie, doorworteld, met fijne
siderietbanden, zachter naar onder toe, met
Guilielmitesachtige verglijdingen, basis onregelmatig.
187-225 : basis geleidelijk : grijze zandige schalie, doorworteld,
met vage siderietbanden, fijn gebioturbeerd.
225-265 : harde grijze zandige schalie (ñ idem) maar eveneens met
brede vage zandige banden met zowel laagvormige als
erin verspreide fijne plantenresten, blijft doorworteld
265-300 : zachte grijze schalie, met siderietbanden, vaag
gebioturbeerd, nog slechts sporen van doorworteling.
300-460 : grijze zandige schalie, aanvankelijk siltsteen met vage
siderietbanden en zandige streaks met vrij veel
laagvlakken met fijne plantenresten, soms groter maar
steeds geoxideerd, vaag gebioturbeerd, fijner naar onder
toe (ook plantenresten)
460-573 : (zeer geleidelijke overgang) grijze tot eerder
donkergrijze lichtzandige sterk gebioturbeerde schalie met
siderietbanden; vanaf 530 met zandiger banden en terug
fijne plantenresten (ook stengels)
Kernstrook nr. 78
-----------------
1394,30 - 1400,27 m L = 557 (-40) kist nr. 413-417
---------------------------------------------------
Massieve kern, tussen 135 - 250 : slecht geboord
0-30 : met onduidelijke overgang, eerder donkergrijze licht
zandige schalie, twijgen en fijne kolige plantenresten,
fijne ingekoolde stengels, vaag gebioturbeerd.
30-52 : donkere vrij harde bitumineuse schalie, niveau met fijne
kolige plantenresten, 1icht vergleden vanaf 40.
52-133 : 1e deel van volgende koollaag
52-89 : glanskool, tot 62 doortrokken door fijne
calcietaders en onregelmatige argillitische
lenzen en licht vergleden, op 70 5 cm dikke
siderietknol, op 73 onregelmatige pyrietlens.
89-90 : gestreepte kool
90-91 : sterk vergleden lichtkolige schalie
91-108 : glanskool met vrij veel houtskoollenzen,
fijn gestrepdt aan de tpd
108-116 : massieve glanskool
116-118 : sterk kolige schalie
118-131 : fijn gebande glanskool
131-133 : bladerig klievende lichtkolige schalie tot
slecht bewaarde houtskool.
133-134 : gans vergruisde escaille
134-145 : sterk vergleden donkergrijze schalie, fijne ingekoolde
lenzen vooral naar onder toe.
145-195 : groenig grijze vergleden sterk doorwortelde schalie met
kolige stigmaria
195-230 : eerder donkergrijze fijn klievende doorwortelde schalie
met ingekoolde stengelige plantenresten en kolige niveau's
(vrij kaal) houtskoolbrokken tussen 200 en 220.
230-248 : zachte grijze doorwortelde schalie
248-306 : hardere licht doorwortelde eerder grijze schalie aan de
top onregelmatige calcietlenzen, meer plantenresten naar
onder toe, zachter vanaf 300
306-324 : vrij goed klievende donkergrijze schalie, fijne
calcietaders, stengelige plantenresten, fijne wortels,
fijn vergleden, onregelmatige basis
324-332 : hernemen van koollaag
324-328 : glanskool
328-332 : fijne gestreepte kool, sterk bitumineus,
naar onder ook houtskoolbrokken.
332-335 : donker fijn vergleden schalie, doorworteld
335-340 : zachte grijze sterk doorwortelde fijn vergleden schalie
340-43l : harde grijze fijn doorwortelde schalie, tot siltsteen
vanaf 390 : met korrelige siderietknollen
Vanaf 400 : terug iets zachter eerder donkergrijs vol
slecht bewaarde plantenresten, niet korrelige
siderietknollen.
431-451 : onregelmatige basiskontakt, donkere sterk bitumineuze
schalie tot 437 sterk zandig, eronder zachter met platte
siderietknollen, sporen van wortels met Ledidodendron.
451-457 : donkergrijze zandige schalie, dikke fijn zandige banden.
457-551 : grijze siltsteen, talrijke siderietknollen, grof
doorworteld vanaf 523 : zandige gestraticuleerd, enkele
kolige stengelige plantenresten.
551-557 : donkergrijze schalie, doorworteld, vrij goed klievend
ingekoolde stengels.
Kernstrook nr. 79
-----------------
1400,27 - 1406,27 m L = 610 (+10) kist nr. 418-423
---------------------------------------------------
Massieve kern, slechte kontakten tussen 7 en 27
27-45 : slecht geboord, tussen 65 en 190 : eveneens
0-7 : donkere sterk bitumineuze schalie fijn klievend,
horizontale wortels, fijne kolige lenzen, op 2 cm lens
van 8 mm dikte in zachte sideriet
Tot 2 cm gewone licht bitumineuze schalie.
Vanaf 2 cm koollaag
2-27 : koollaag
7-9 : gestreepte kool
9-11 : licht kolige schalie, fijn vergleden
11-14 : licht kolige schalie, fijn vergleden
14-23 : rijnkool, afwisselend glans- en dofkool in
dikke banden.
23-27 : donkere sterk kolige schalie, met megasporen
sporen van wortels van boven.
27-44 : zachte groene grijze vergleden doorwortelde schalie
megasporen.
44-64 : donkergrijs naar onder toe en sterker vergleden,
eerder donkergrijze, lichtzandige schalie, stengelige
plantenresten, doffe koollenzen, 0,5 cm dik, doorworteld
64-l65 : groenige sterk doorwortelde schalie
tussen 75-80 : zandig
Vanaf 85 : kleine siderietknollen
Vanaf 125 : onregelmatig grotere korrelige
siderietknollen.
165-246 : meer kompakte groenig grijze schalie, minder fijn
doorworteld, blijft fijn vergleden.
Vanaf 175 : nog slechts licht doorworteld blijft sterk
gebioturbeerd, onregelmatig klievend.
246-375 : aanvankelijk bruin, grijze schalie, kolige plantenresten,
met onregelmatige overgang, zeer grote korrelige
siderietknollen, tussen 253-258 snel terug groen,
wortels niet duidelijk.
vanaf 300 : geleidelijk grijs, iets zachter.
Vanaf 330 : terug harder, eerder siltsteen naar onder
met regelmatig ingekoolde plantenresten.
375-450 : grijze siltsteen, dikke onregelmatige zandige
straticulaties, perforaties van wortels, naar onder toe
meer plantenresten, aanvankelijk slechtbewaarde met
gladde siderietknollen
Tussen 440-450 : sterk gestraticuleerde zandsteen met
kompaktiebreukjes
450-610 : grijze zandige schalie, licht micahoudend, talrijke vrij
goed bewaarde plantenresten (zowel onkruid als
bladafdrukken), siderietbanden
Vanaf 490 : siltsteenachtig, minder plantenresten,
bij gelegenheid nog goed bewaard
Vanaf 520 : slechter bewaard meest Cordaites
Vanaf 540 : kompakte siltsteen met donkere laagvlakken
Vanaf 575 : dikke zandige straticulatie tot 590
Vanaf 590 : zandige schalie vol slechtbewaarde
plantenresten, meest stengels ook
bladafdrukken.
Kernstrook nr. 80
-----------------
1406,27 - l4l2,33 m L = 608 (+2) kist nr. 423-427
--------------------------------------------------
Massieve kern
0-257 : eerder donkergrijze zandige schalie, vol plantenresten,
zowel stengels als bladafdrukken, vage siderietlenzen
Vanaf 35 : eerder siltsteen met verspreide fijne
plantenresten, meest onkruid, met Spirorbis
Vanaf 55 : opnieuw bladafdrukken naast kolige stengels
en onkruid
Vanaf 95 : geen siltsteen meer, talrijke bladafdrukken
Op 135 : zandige siltsteenband met onkruid
Vanaf 215 : komplete varensstengels
Vanaf 240 : zachter donkerder met kolige stengels,
bladafdrukken, met spirorbis.
257-315 : vage overgangen
Grijze kalkige siltsteen, hoekig klievend
Op 275 : zandige schalie intercalatie met bladafdrukken
315-350 : eerder donker grijze zandige schalie vol slechter
bewaarde plantenresten met Spirorbis.
350-388 : siltsteen met aanvankelijk nog bladafdrukken, snel zeer
fijne plantenresten, vaag zandig gestraticuleerd
Op 380 & 387 : dikkere zandsteenstraticulaties met
erosieve basis en komdaktiebreukjes, bij
de basis glijvlak met rechte striaties,
i = 20ø
388-440 : met geleidelijke overgang : licht zandig eerder
donkergrijze schalie, siderietbanden, vrij veel
plantenresten zowel stengels als onkruid als bladafdrukken.
440-451 : sterk zandige siltsteen naar onder onregelmatig
gestraticuleerde zandsteen vol onkruid, eerder donkere
laagvlakken naar onder toe, i = 13ø basis horizontaal.
451-500 : donkergrijze homogene siltsteen, slechtbewaarde
plantenresten : meest Cordaites stengels ook bladafdrukken
Vanaf 485 : zandige siltsteen met fijne plantenresten
500-608 : eerder donkergrijze licht zandige schalie, vage
siderietbanden, vol dlantenresten
520 : bladafdrukken, met Spirorbis
560 : spiegelglijvlak, i = 30ø
eronder meest stengels en onkruid
Vanaf 585 : opnieuw beter bewaarde bladafdrukken.
Kernstrook nr. 81
-----------------
1412,33 - 1418,0l m L = 58l (+13) kist nr. 427-433
---------------------------------------------------
Massieve kern, slechte aanpassing
0-20 : met onregelmatige basis
op 10 spiegelglijvlak, i = 26ø
Donkere sterk zandige schalie, meest stengelige
slechtbewaarde plantenresten
kompaktiebreukjes
20-55 : onregelmatig gestraticuleerde zandsteen, kleine
siderietknol1en met massieve siltsteenintercalatie,
convoluted bedding.
55-65 : fijn gestraticuleerde siltsteen met onregelmatige ribbels
65-85 : meer massieve siltsteen vol fijne plantenresten ook
bladafdrukken
85-153 : regelmatig fijn gestraticuleerde siltsteen en zandige
schalie, zwarte laagvlakken, gestoorde top.
Vanaf 133 : overwegend zandige schalie, met wat
bladafdrukken meest donkere laagvlakken,
spiegelige basis
153-163 : top scherp, basis geleidelijk licht erosief,
vaag gestratifieerde bleekgrijze zandsteen
163-210 : grijze zandige schalie, vol slechtbewaarde fijne
plantenresten
Vanaf 173 : siltsteen, slechter bewaarde plantenresten
Vanaf 190 : glijvlak, i = 43ø, eronder kleine
siderietknollen, geleidelijk zachter, fijne
bladafdrukken.
210-272 : onregelmatig gestraticuleerde siltsteen, dunne
siderietlenzen, vrij veel plantenresten,
vanaf 250 : dikke zandsteenbanden met gestoorde ribbels,
siltsteenclasten, en intercalaties.
272-3O5 : grijze zandige schalie, kleine siderietknollen, naar
onder eerder siltsteen, toenemend gestraticuleerd,
fijne plantenresten, enkele beter bewaarde bladafdrukken.
305-332 : grijze zandige siltsteen onregelmatig gestraticuleerd,
vrij veel plantenresten.
332-337 : zandsteenintercalatie door glijvlakken omgeven
337-350 : siltsteen met sterk gestoorde zandige straticulatie
convoluted
350-378 : bleekgrijze zandsteen, kwartsietisch, zeer vaag
gestratifieerd
op 371 : siltsteenintercalatie 1 cm - onregelmatige basis.
378-395 : onduidelijk gestraticuleerde zandige siltsteen, aan de
top zandige schalie, basis glijvlak, i = 46ø
395-425 : fijne zandsteen, onregelmatige kolige stratificatie
i = l5ø, siltsteenincercalatie 1 cm, onregelmatige basis
425-470 : zandige schalie, onkruid, siderietlenzen, slecht bewaarde
bladafdrukken, onregelmatig vergleden met fijne zandsteen
intercalaties. vooral naar boven toe onregelmatig
gestraticuleerd.
470-495 : afwisselend onregelmatige zandsteen straticulatie en
grijze siltsteen soms met sideriet, talrijke fijne
kompaktiebreukjes.
495-581 : eerder donkergrijze siltsteen, fijn verdeelde fijne
plantenresten, gestraticuleerde zandsteenincercalaties,
van boven fijne kompaktiebreukjes, van onder sterk
hellend, i = 35ø.
Kernstrook nr. 82
-----------------
1418,01 -1423,88 m L = 562 (-25) kist nr. 433-437
---------------------------------------------------
Kern tussen 127-133 gans vergruisd
141-l56 : sterk verbrokkeld
169 : slecht kontakt, 182
Vanaf 190-320 : slecht geboord, ook 550-563
Gebroken op 5ll, mogelijk kernverlies in de veer
0-113 : grijze zandige schalie, slecht bewaarde plantenresten,
spiegelglijvlakken, doorworteld - vrij goed klievend,
snel zachter, eerder donkergrijs, talrijke Calamites,
vanaf 30 : siderietknollen, met zandige passages,
bladafdrukken rond 70, vanaf 70 eerder siderietlenzen
100-108 : zachte donkergrijze fijn klievende schalie,
vol ingekoolde plantenresten, veel Calamites.
113-169 : koollaag
113-115 : fijn klievende sterk kolige schalie
115-127 : glanskool, sterk vertikaal klievend
127-132 : vergruisde kool
132-141 : brokkelige glanskool
141-156 : sterk gebroken glanskool en vergruisde kool
156-169 : glanskool, verschillende fijne pyrietlenzen
in bovenste 3 cm
169-174 : bruinige doorwortelde schalie
174-181 : vrij goed klievende donkergrijze fijn vergleden schalie
181-183 : gestreepte kool
183-193 : vrij sterk vergleden grijze schalie, vrij goed klievend
193-305 : sterk vergleden bruinig grijze schalie
tussen 200-210 : vol fijne kolige plantenresten
beter klievend, eronder zelfs bleekbruin met kolige
wortels,
vanaf 260 : groenig met siderietknollen, snel overwegend
grijs.
305-476 : vrij goed klievende doorwortelde schalie, siderietknollen,
stengelige plantenresten
Vanaf 330 : vrijgoed bewaarde bladafdrukken
Vanaf 350 : blekergrijs met gescheurde plantenresten
Vanaf 385 : terug meer bladafdrukken
Vanaf 430 : minder plantenresten
Vanaf 450 : minder sideriet, fijn vergleden, goed klievend
nog licht doorworteld, zacht, wordt licht
bitumineus met vergane plantenresten
Vanaf 460 : ook langgerekt Guilelmitesachtige verglijdingen
- naar de basis minder bitumineus.
476-550 : koollaag
476-511 : glanskool in massieve kern
511-514 : fijn klievende schalie, vol slechtbewaarde
plantenresten
5l4-519 : donkere kolige schalie, snel sterk kolige
met ingekoolde lenzen
5l9-546 : fijn gebande glanskool
Vanaf 526 : dikkere vitrinietlenzen tot 535
546-547 : gestreepte kool, vol calcietlenzen
547-550 : fijn klievende licht kolige schalie met
ingekoolde lenzen.
550-562 : groengrijze doorwortelde fijn vergleden schalie.
Kernstrook nr. 83
-----------------
1423,88 - 1429,6 m L = 587 (+9) kist nr. 438-443
-------------------------------------------------
Massieve kern
Slecht geboord tot 100
0-18 : donkergrijze fijn vergleden schalie, verspreide megasporen
18-140 : groenig grijze onregelmatige klievende schalie,
doorworteld
Vanaf 40 : siderietknollen
Vanaf 95 : zandig, blekergrijs, uitgerafelde
siderietknollen - rond 140 korrelig.
140-365 : met geleidelijke overgang : grijze doorwortelde siltsteen,
kleinere siderietknollen, vage onregelmatige lenzen van
sideriet,
vanaf 200 : vage zandige stratificaties.
Vanaf 220 : kolige stengels en fijnere plantenresten
Op 252 : verspreide megasporen tot 310 !
365-381 : top spiegelglijvlak i = 23ø, zachtere eerder donkergrijze
schalie, fijn vergleden, doorworteld
381-404 : donkere laagvlakken, talrijke megasporen,
vanaf 383 : kompaktere schalie, licht vergleden
ingekoolde lenzen, donkere vergane plantenresten
404-408 : gestreepte kool, haaks op normale gelaagdheid
408-414 : donkere sterk bitumineuze schalie, hoekig klievend
414-435 : kompakte grijze schalie, licht zandig, doorworteld
vrij goed klieven, met Calamites.
435-465 : enkele wortels met siderietlenzen
465-475 : met dikke nog doorwortelde fijne gestraticuleerde
zandsteenbanden
475-587 : grijze zandige schalie met siderietlnezen, doorworteld
rond 535 : eerder donkergrijs, zacht en meer vergleden,
wordt snel terug komdakter, geen plantenresten
afgezien van de wortels.
Kernstrook nr . 84
------------------
1429,66 - 1435,33 m L = 59,l (+24) kist nr. 44-50
--------------------------------------------------
Massieve kern
0-41 : grijze schalie met siderietlenzen, doorworteld,
vanaf 20 : zacht, eerder donkergrijs, vergleden met
calcietaders,
rond 35 : licht bitumineus,
4l-46 : bitumineus schalie met Guilelmites enkele Ostracoden
en/of megasporen
46-126 : grijze vaag gebioturbeerde schalie, licht doorworteld,
geperforeerd
vanaf 70 : schelpafdrukken
Vanaf 75 : eerder donkergrij, bitumineus, Guilelmites
tot 86
eronder sterk handig, vaag gebioturbeerd, grote
siderietlenzen en knollen, sporen van doorworteling
Vanaf 115 : enkele slechtbewaarde zaden en bladafdrukken
126-129 : donkere bitumineuze schalie met zeer fijne kolige
plantenresten
129-140 : koollaag
massieve glanskool
tussen 137-139 : onregelmatige kolige tonsteinlens.
140-143 : donkere grijze doorwortelde schalie
l43-l53 : grijze doorwortelde schalie, vrij kompakt
153-240 : met zeer geleidelijke overgang naar onder, grijze
sterk gestraticuleerde zandsteen doorworteld, donkere
laagvlakken,
tussen 188-200 : gestoorde siltsteen met grote
siderietknollen,
tussen 225-250 : steile dichte barst
240-290 : met geleidelijke overgang : grijze siltsteen, doorworteld
brede siderietbanden en sterk gestraticuleerde passages
290-320 : zachtere doorwortelde schalie, eerst siderietlenzen,
naar onder siderietknollen, geleidelijk donkergrijs
naar onder, meer vergleden
Vanaf 315 : donkergrijs, vaag gebioturbeerd, met
Guilemites, snel sterk bitumineus.
320-323 : glanskoollaag
323-371 : met geleidelijke overgang : doorwortelde grijze schalie
snel met donkere laagvlakken, kolige stengelige
plantenresten
tussen 350-370 : sterker vergleden, afwisselend met
siderietrijke passages, meest
gestraticuleerd van boven en van onder
475-480 : geslumpte gestraticuleerde fijne zandsteen
480-497 : grijze fijne zandsteen, vage stratificaties
496-540 : grijze sterk gestraticuleerde siltsteen, zwarte
laagvlakken, zeer fijne ribbels, lijkt niet meer
doorworteld.
540-567 : bleekgrijhe fijne zandsteen, zeer vaag gestratifieerd
Tussen 545-585 : vertikale barst
567-591 : grijze zeer fijn gestraticuleerde siltsteen, enkele
dikkere zandsteenbanden, donkere laagvlakken.
Kernstrook nr. 85
------------------
1435,33 - 1439,80 m L - 449 m (+2) kist nr. 450-454
----------------------------------------------------
Massieve kern
215-245 : slecht geboord
0-29 : grijze siltsteen, talrijke donkere laagvlakken, fijn
gestraticuleerd
29-42 : fijne zndsteen, vanboven gestraticuleerd, vanonder
massief, rechte basis
42-115 : grijze zandige schalie, vage siderietbanden, bij de
top nog enkele handige bandjes, vrijwel steriel, vaag
gebioturbeerd, geleidelijk zachter
vanaf : 100 met fijne kolige plantenresten.
115-130 : zachte eerder donkergrijze schalie, siderietstraticulaties
vage afdrukken van grote schelpen en Spirorbis, licht
bitumineus, ook fijne kolige plantenresten
naar onder toe geleidelijk bitumineus
130-285 : snelle overgang : grijze snel licht zandige vaag
gebioturbeerde schalie, siderietbanden, enkele
spiegelglijvlakken en laagvlakken met fijne kolige
plantenresten of schelpafdrukken;
rond 170 : talrijke schelpafdrukken, sterk gebioturbeerde
siderietbanden
een zachte donkergrijze schaliedassage
rond 180 : donkergrijs, zacht, vrij sterk vergleden
blijft zandig, donkergrijs eronder met meer
schelpfragmenten en Colomostachis.
Vanaf 200 : wat zachter, meer bitumineus, kolige
plantenresten, k1eine gesoleerde pellets
Vanaf 210 : niet meer bitumineus, schalie vaag
gebioturbeerd, slecht klievend, bredere
siderietbanden en schelpengruis, ook Guilelmits
Op 270 : zeer mooie schelp en kleine Ostrakoden ?
Op 280 : mogelijk Ostrakoden en scheldfragmenten wordt
in onderste cm's licht zandig, blijft bitumineus
met fijne pellets en Ostrakoden.
285-315 : micarijke donkere fijne zandsteen, siderietlenzen, fijne
twijgen.
315-358 : geleidelijke overgangen : sterk vrij regelmatig
gestraticuleerde siltsteen, fijne plantenresten, licht
gestoorde straticulaties door bioturbaties (schelpen ?)
358-400 : met geleidelijke overgang : grijze massieve siltsteen,
fijne fijnverdeelde plantenresten, geslumpt vanaf 380
Tussen 370-430 : zeer steile barst met calciet en
horizontale striaties.
400-449 : grijze gestraticuleerde siltsteen, zwarte laagvlakken,
fijne ribbels tot 1 cm dik.
Kernstrook nr. 86
-----------------
1439,80 - 144,40 m L = 167 (+7) kist nr. 456-457
-------------------------------------------------
Massieve kern
Stuk zeer steil splijtvlak op 80.
0-167 : grijze siltsteen, vage siderietbanden, vaag gebioturbeerd,
vrijwel steriel enkele fijne kolige plantenresten;
rond 70 : slecht bewaarde schelpafdrukken en fijne
twijgen, geleidelijk zachter, minder gebioturbeerd
Vanaf 150 : meer gebioturbeerd, wat resten van kleine
schelpen.
Kernstrook nr. 87
-----------------
1441,40 - 1446,40 m L = 480 (-20) kist nr. 457-462
---------------------------------------------------
Massieve kern
0-471 : grijze lichtzandige schalie, vage siderietbanden, fijne
schelpenresten, kleine kolige plantenresten, vage
bioturbaties, op 55 met planolitesachtige ogen
naar onder geleidelijk zandiger
rond 100 : enke1e fijne kolige plantenresten
rond 160 : opnieuw ogen
rond 180 : kruidsporen eronder nogmaals ogen
Vanaf 200 : eerder siltsteen, weinig zeer fijne
plantenresten, onduidelijke bioturbaties.
Vanaf 230 : zachter
Rond 250 : ogen en fijne kruidsporen
Vanaf 260 : wat meer fijne dlantenresten
Vanaf 270-285 : steeds zandiger tot fijne zandsteen,
eronder licht zandige schalie, met ogen
en fijne schelpenresten, snel zachter,
slecht klievend.
Tot 385 ñ idem, dan iets harder met zeer fijne
plantenresten aanvankelijk
Vanaf 425 : terug zachter, slechter klievend met
schelpfragmenten aan de basis : kolige lens
onder dikke siderietlens.
471-480 : koollaag
sterk bitumineus kolige schalie, hoekig klievend
Kernstrook nr. 88
------------------
1446,40 - 1450,41 m L = 401 Kist nr. 462-466
---------------------------------------------
Massieve kern, slechte aansl. koollaag
40-60 : slecht geboord, rond 6 vergruisd
0-4 : grijze licht bitumineuze lichtkolige schalie
4-40 : glanskool, vrij goed klievend
40-60 : bruine doorwortelde schalie, fijn vergleden, zwarte
wortels, basis escaille
60-62 : sterk kolige schalie
62-77 : donkere kompakte zandige schalie, doorworteld, bovenste
3 cm licht kolig
77-105 : grijze zandige schalie, tot siltsteen, doorworteld
105-155 : zeer zandig naar onder toe met siderietknollen en
vaag gestraticuleerd
155-160 : scherpe maar gestoorde top, sterk gestoorde doorwortelde
zandsteen
160-280 : met zeer geleidelijke overgang; grijze doorwortelde
siltsteen met siderietknollen, slecht bewaarde
stengelige plantenresten , zeer kompakt
280-401 : zeer fijn zandig gestratifieerde siltsteen met
plantenhaksel ook donkere laagvlakken, licht doorworteld
tot einde van de kern.
Kernstrook nr. 89
-----------------
1450,41 - 1456,34 m L = 595 (+2) kist nr. 466-472
--------------------------------------------------
Kern massief
450-485 : vergruisd in de kool
0-10 : met geleidelijke overgang : grijze sterk zandige
gestraticuleerde siltsteen
10-43 : fijne bleekgrijze zandsteen, vaag gestratifieerd sterker
aan de top
43-90 : geleidelijke overgang : grijze siltsteen, fijne
zandsteenstraticulaties,
vanaf 53 : eerder dunne laminaties, zeer fijne
plantenresten, ingespoelde wortels ?
Naar onder toe fijne ribbels
90-113 : zandsteen vaag gestratifieerd, gekruiste gelaagheid tot 96
113-178 : sterk gestratikuleerde siltsteen aanvakelijk; donkere
laagvlakken,
vanaf 125 : eerder zandsteen vol fijne ribbels,
vanaf 150 : vaag gestratifieerd, donkere laagvlakken.
178-215 : basis zeer geleidelijk, grijzig flazerig gestraticuleerde
siltsteen, donkere laagvlakken.
2l5-303 : zeer geleidelijke overgang : zeer fijne bleekgrijze
zandsteen, basis vaag geribbeld, subvertikale calcietaders
303-398 : met geleidelijke overgang : grijze siltsteen, dunne
zandige micarijke laminaties,
tussen 350-363 : meer zandig gestraticuleerd met
regendruppelachtige perforaties
vage perforaties ook in de bovenliggende siltsteen;
op 380-390-395 : dikkere zandige straticulaties
398-439 : grijze zandige schalie, siderietbanden, fijne
schelpenresten, grote kruipsdoren.
Vanaf 430 : met stengelige plantenresten.
439-528 : koollaag
439-450 : glanskool, zacht, fijne houtskoollenzen
450-482 : zeer sterk verbrokkeld, overwegend glanskool
482-525 : glanskool in massieve kern
525-528 : gestreepte kool
528-530 : donkere lichtkolige schalie, fijn vergleden
530-551 : bruine vergleden doorwortelde schalie
55l-595 : grijze doorwortelde siltsteen, verspreide mica iet of
wat bruinig, siderietknollen
Vanaf 580 niet meer bruin.
Kernstrook nr. 90
-----------------
1456,34 - l462,21 m L = 525 (-62) kist nr. 472-477
----------------------------------------------------
Massieve kern
0-72 : grijze doorwortelde siltsteen, weinig donkere laagvlakken
naar onder toe verstoord.
72-85 : grijze fijne zandsteen, donkere gestoorde laagvlakken,
kleine siderietknollen aan de basis van vorige eenheid
85-111 : aanvankelijk grijze zeer sterk zandige gestraticuleerde
siltsteen, donkere laagvlakken.
Vanaf 95 : homogener en siderietknollen, blijft
doorworteld
111-131 : zeer fijne grijze zandsteen, siderietlenzen, zeer vaag
en onregelmatig gestratifieerd.
131-237 : grijze licht doorwortelde siltsteen; donkere laagvlakken;
vanboven sterk zandig gestraticuleerd;
tussen 140-147 : onduidelijk geslumpt;
glijvlak met rechte striaties, naar onder minder
gestraticuleerd (laagvlakken vol fijn stengelige
plantenresten)
Vanaf 198 : zeer sterk zandig, overwegend zandsteen met
onregelmatige ribbelingen (i = 8ø)
237-270 : met geleidelijke overgangen : fijne bleekgrijze zandsteen
vaag gestratifieerd, donkere laagvlakken en streaks
270-310 : grijze siltsteen, laagvlakken vol fijne plantenresten,
vaag gestratifieerd, zeer licht doorworteld, vaag
gebioturbeerd.
3l0-340 : meer massieve siltsteen, in de massa verspreide planten
resten, top sterk zandig, nog met wortels
340-367 : overwegend zandig, donkere laagvlakken en licht
gebioturbeerd
367-405 : fijn gestraticuleerde siltsteen, talrijke donkere
laagvlakken, soms vrij goed bewaarde varens, vooral
grof plantenhaksel, heer goed klievend.
405-443 : met ge1eidelijke overgangen grijze meer geslumpte
siltsteen, van boven en onder fijn gestraticuleerd,
onduidelijke perforaties, fijne plantenresten
443-467 : zeer geleidelijke overgang sterk gestraticuleerd, zeer
fijne zandsteen, donkere laagvlakken, niet geribbeld.
467-525 : grijze siltsteen, fijn gestraticuleerd, vol fijne
plantenresten tot plantenhaksel,
rond 490 : met graafgangen ? overigens zeer vage perforaties,
sterker gestraticuleerd en onregelmatig
tussen 515-523.
Vanaf 523-525 : zandige schalie met kruidsporen.
Kernstrook nr. 91
-----------------
1462,21 - 1468,05 m L = 612 (+28) kist nr.477-483
--------------------------------------------------
0-103 : grijze zandige schalie enkele siderietbanden
vanaf 70 : licht gestraticuleerde laagvlakken met fijne
plantenresten en ingespoelde wortels;
weinig zeer fijne plantenresten, snel vrij zacht.
Vanaf 50 : terug harder, vaag gebioturbeerd.
103-205 : donkergrijze schalie, aanvankelijk licht zandig,
graafgangen, slecht klievend, laagvlakken met ingespoelde
wortels en bladafdrukken; laagvlakken
rond 120 : eronder slechts versdreide zaadschubben;
op 150 : Ledidodendron, enke1e kleine siderietknollen,
plantenresten, half vergaan, terug zachter en fijn
gebioturbeerd vanaf 165.
205-208 : donkergrijze licht bitumineuze, fijn gebioturbeerde
schalie.
208-217 : koollaag
Glanskool
217-220 : donkere fijn klievende schalie, fijn vergleden, vermoedelijk
doorworteld.
220-282 : grijze doorwortelde siltsteen, siderietknollen,
vanaf 270 : onregelmatig gestraticuleerd.
282-317 : scherpe kontakten, bleekgrijze eerder fijne zandsteen,
vol kolige spikkels, in de bovenste helft enkele
siltsteenintercalaties.
317-354 : fijne onregelmatige gestraticuleerde siltsteen, zwarte
laagvlakken, zeer licht doorworteld.
Basis licht geslumpt.
354-612 : grijze siltsteen, fijne ingekoolde plantenresten, fijn
verdeeld, vrij homogeen.
Vanaf 390 : beter gelaagd, iets zachter, minder
plantenresten, lijkt niet meer doorworteld.
Vanaf 420 : massiever, meer plantenresten.
Vanaf 430 : minder plantenresten,
Vanaf 495 : iets beter gelaagd, laagvlakken vol fijne
en stengelige plantenresten.
Vanaf 530 : enkele fijnere plantenresten
Vanaf 570 : meer plantenhaksel.
Kernstrook nr. 92
-----------------
1468,05 - 1469,50 m L = 174 (+29) kist nr. 484-485
---------------------------------------------------
Massieve kern, kapot gekapt in de veer.
0-40 : met geleidelijke overgang : grijze sterk gestraticuleerde
siltsteen, donkere laagvlakken
40-174 : grijze siltsteen, weinig fijne plantenresten, enkele
donkere laagvlakken, geleidelijk zachter naar onder toe,
vanaf 140 : fijn gebioturbeerd, vage siderietbanden,
fijn geperforeerd.
Kernstrook nr. 93
-----------------
1469,50 - 1474,05 m L = 440 (-l5) kist nr. 486-490
---------------------------------------------------
Slecht geboord tussen 60-110, kapot gekompt in de veer
0-440 : grijze schalie, siderietbanden, licht zandig,
vanaf 15 : graaf en kruidgangen;
op : 20 spiegelglijvlak;
op 25 : ogen verschillende planoliges; eronder fijn
gebioturbeerd, fijn gelamineerd en zacht, fijn
kolige stengelige plantenresten.
Op 60 : vermoedelijk grote zeer slecht bewaarde schelpen
Op 80 : kleine schelpen
vrij veel verspreide fijne ingekoolde plantenresten
op 90 : zachter donkergr j ze schalie, fijne graaf en
kruipgangen, twijgen;
tussen 100-112 : zacht, donkergrijs, met zaadschubben,
kolige stengels en schelpenresten, fijne
calcietlaminaties, wordt naar onder toe
snel zandiger, maar nog steeds vrij sterk
gebioturbeerd, langgerekte twijgen.
Vanaf 190 : met fijne plantenresten;
tussen 225-235 : fijn gestraticuleerd, zowel donkere
laagvlakken als plantenrijke laagvlakken;
eronder zandige soms vaag gebioturbeerde
schalie, vage siderietbanden, wat twijgen
vanaf 300 : eerder siltsteen, zeer fijne plantenresten,
vage perforaties
Tussen 315-325 : sterk zandig gestraticuleerd vol fijne
plantenresten; eronder zandige schalie,
ingekoolde plantenresten, vaag gebioturbeerd;
vanaf 375 : zachter
vanaf 400 : vettige kras, blijft fijn gebioturbeerd
vanaf 425 : meer vergleden.
Kernstrook nr. 94
-----------------
1474,05 - 1479,89 m L = 595 (+ ll) kist nr. 490-494
-----------------------------------------------------
Kern slecht geboord tot 90, tussen 200-230;
gebroken tussen 24O-280, tussen 305-310, rond 322,
tussen 385-400 in de koollaag verschillende steile barsten;
0-97 : zachte grijze schalie, enkele siderietbanden, fijn
gebioturbeerd, slechtklievend, weinig fijne kolige
plantenresten
vanaf 20 : fijne graafgangen; visschub op 55; eronder
sterk gebioturbeerde siderietlenzen, schalie
met vaag afgelijnde ogen;
vanaf 70 : sterk gebioturbeerd, met donkere perforaties,
aan de basis zandig siderietisch met schelpen
en kolige Ledidodendron.
97-108 : met geleidelijke overgangen : donkere sterk bitumineuze
schalie, grof gebioturbeerde sideritische straticulaties,
weinig maar grote schelpenresten.
108-240 : zachte donkergrijze schalie, fijn gebioturbeerd, donkere
perforaties, vette kras, tot licht bitumineus, doffe
pyriet;
vanaf 130 : niet meer bitumineus, iets harder, vrijwel
steriel, blijft gebioturbeerd, met kruipsporen
vanaf 200 : zeer zacht, kleine siderietknollen, wat fijne
ingekoolde plantenresten, slecht klievend
vanaf 235 : siderietisch.
240-245 : donkergrijze bitumineuze schalie
245-423 : koollaag
245-268 : massieve kennelkool
268-278 : glanskool, overgaand in kennelkool
278-280 : tonstein, kolig
280-288 : glanskool
288-291 : glanskool met kolige schalie tussenlagen
291-305 : glanskool overwegend
305-310 : gebroken glanskool
310-319 : glanskool in massieve kern
319-324 : gestreepte kool
324-342 : zachte glanskool, doffe kooltussenlaagjes
342-375 : hardere glanskool
375-381 : donkere sterk bitumineuze schalie sporen
van wortels
381-423 : glanskool
tussen 388-398 : vrij zacht
423-530 : grijze doorwortelde komdakte siltsteen
vanaf 452 : sterk zandig, meer fijne plantenresten,
zeer onduidelijk gestraticuleerd;
vanaf 490 : met siderietknollen
tussen 505-530 : overwegend zeer fijne zandsteen
530-572 : grijze siltsteen, dikke onregelmatige zandige
straticulaties, siderietknollen, blijft grof doorworteld,
laagvlakken vol fijne plantenresten.
572-595 : onduidelijk gebioturbeerde overgang : bleekgrijze eerder
fijne zandsteen, vaag gestratifieerd, door doorworteling
verstoord.
Tussen 593-595 : gestraticuleerde siltsteenintercalaties
zandige perforatie waar wortels.
Kernstrook nr. 95
-----------------
1479,89 - 1425,90 m L = 62l (+20) kist nr. 494-501
---------------------------------------------------
Massieve kern
0-8 : grijze sterk zandige schalie, sideriet; siltsteen naar
onder
8-69 : bleekgrijze fijne gestratifieerde zandsteen, zeer steile
barsten, vaag geslumpt, rond 35
69-105 : sterk gestraticuleerde fijne zandsteen, laagvlakken met
fijne plantenresten, fijne ribbels soms sterk afgesneden
105-124 : gestraticuleerde siltsteen, fijne plantenresten
124-132 : fijne bleke zandsteen, concordant
132-180 : siltsteen, donkere laagvlakken, basis spiegelglijvlak;
slump op 155,
op 138 : dikke siderietlens omgeven door kolige slierten.
180-266 : fijne bleekgrijze zandsteen, vaag gestratifieerd,
foresets tot 3 cm, donkere micarijke laagvlakken
266-280 : met geleidelijke overgang : sterk gestraticuleerde
siltsteen, donkere laagvlakken, gestoord, gelumpt
280-383 : massieve siltsteen, fijne plantenresten in de massa,
stengelig naar onder toe
383-420 : met geleidelijke overgang : fijn gestraticuleerde
siltsteen, donkere laagvlakken, fijne plantenresten
420-595 : grijze zandige schalie, enkele siderietbanden, fijne
perforaties, weinig verspreide fijne kolige
plantenresten,
vanaf 465 : met scheldenresten, vaag gebioturbeerd, Esteria ?
Vanaf 470 : perforaties, fijne twijgen en enkele
verspreide megasporen en zaadschubben; blijft
fijn gebioturbeerd,
op 585 : opnieuw fijne schelpenresten.
595-621 : onregelmatige gestraticuleerde zandsteen, siderietknollen,
vanaf 610 : overwegend siltsteen, meest horizontale
wortels (lege bedding)
Kernstrook nr. 96
-----------------
1485,90 - 1491,97 m L = 607 Kist nr. 501-507
---------------------------------------------
Massieve kern, tussen 405-445 : zeer steile barst
idem tussen 480-510
0-395 : grijze grof doorwortelde sterk zandige schalie tot
siltsteen, met Stigmaria, siderietknollen, dikke
onregelmatige zandige straticulaties, laagvlakken met
fijne plantenresten.
Zandsteen = 1/3 van het totaal volume; soms bladafdrukken,
meest fijne twijgen; donkere laagvlakken met
handperforaties, confer regenwortels, geen wortels want
veel talrijker dan wortels.
Vanaf 140 : eerder schalie, dunne zandige straticulaties
laagvlakken met plantenhaksel en regendruppels
meest stengelige plantenresten (Calamites),
brede vage siderietbanden
Vanaf 225 : slechts sporen van doorworteling, blijft
vaag gebioturbeerd, vrijwel steriel, enkele
kolige plantenresten.
Vanaf 300 : niet meer doorworteld, nauwelijks
gebioturbeerd
Op 345 : schelpenrest, wordt geleidelijk zachter vooral
vanaf 370.
Vanaf 390 : aanvankelijk licht bitumineus, snel met meer
stengelige plantenresten
395-413 : koollaag
395-400 : glanskool
400-402 : zachte bleke fijne zandsteen
402-404 : glanskool
404-408 : kool vol zandige flazers
408-413 : kompakte fijnkorrelige doffe kool
413-491 : scherpe kontakten, van onder onregelmatig bleke
zeer fijne zandsteen, onregelmatig gestratifieerde
rond 455 : kleine siderietknollen, doorworteld.
491-532 : grijze zandige siltsteen, grof doorworteld, onregelmatig
gestraticuleerd, stengelige laagvlakken
532-607 : grijze doorwortelde siltsteen, dikke onregelmatige zandige
straticulaties, donkere laagvlakken, gekruiste gelaagdheden
van boven, van onder en in midden gestoord
Kernstrook nr. 97
-----------------
1491,97 - 1498,01 m L = 608 (+4) kist nr. 508-514
---------------------------------------------------
Massieve kern
Zeer steile barst tussen 50-95, tussen 213-254,
tussen 280-300
0-27 : scherp kontakt, eerder donkergrijze licht zandige schalie,
licht doorworteld, enkele siderietbanden, laagvlakken
met fijne plantenresten, naar onder toe fijn gebioturbeerd.
27-93 : scherpe kontakten, bleekgrijze fijne zandsteen, vaag
gestratifieerd, enkele donkere laagvlakken
93-158 : grijze siltsteen, fijn gestraticuleerd, op 95, 100,,l08,
128 slumpinghorizont : ñ 5 cm dik
Op 150 : escade-schaft van schelden; donkere laagvlakken
met fijne plantenresten; lijkt niet meer
doorworteld.
158-299 : fijne zandsteen, aanvankelijk vaag gestratifieerd,
Vanaf 183 : met onregelmatige kolige slierten, dunner
naar onder toe tot l95, zeer regelmatig
gestratifieerd eronder tot 240;
tussen 240-248 : sterk gestraticuleerd met siltsteen,
donkere laagvlakken.
Vanaf 248 : met talrijke zwarte kolige laagvlakken,
vrij regelmatig.
299-332 : zandig gestraticuleerde siltsteen, laagvlakken met fijne
plantenresten
332-347 : massieve siltsteen, geslumpt aan de top en basis
S47-394 : sterk gestraticuleerde zandsteen, donkere laagvlakken,
zwak hellend.
394-412 : geleidelijke overgang : grijze siltsteen met fijne
plantenresten, fijn verdeeld.
412-608 : grijze zandige schalie
tot 437 : met enkele zandige straticulaties met vage
siderietbanden, fijn gebioturbeerd soms met half
vergane fijne plantenresten, nog steeds met
donkere laagvlakken, lijken meer gebioturbeerd,
soms bitumineus,
op 485 : met juveniele schelpjes slecht bewaard in zandige
schalie, zeldzame bladafdrukken tussen fijne
plantenresten
op 510 : gebroken visschub
Vanaf 520 : sterker gebioturbeerd, meer fijne kolige
plantenresten;
Vanaf 545 : fijne zandige regendruppelachtige perforaties
schalie wordt zacht, talrijke fijne perforatie
tot 570 : vaag gebioturbeerd.
Vanaf 570 : eerder donkergrijs, meer siderietbanden,
vaag gebioturbeerd, steeds met donkere laagvlakken
geleidelijk zeer licht bitumineus, zeer fijne
zandige perforaties afwisselend met niet
bitumineuze schalie.