MECHELEN 58E
Verkenningsboring + peilput POR-4
Nr. 409 (VI, a)
Uitgevoerd, te : St. Katelijne Waver
Voor B.G.D.
Nabij Midzeelhoeve
Door : PVBA PEETERS
Datum : juni 1989
Topografische ligging opgetekend door P. Van Wichelen
Coordinaten : X : 159.384
Y : 194.548
Grondstalen verzameld door de boormeester
Boringsmethode : inspoeling + gekernd van 20 tot 70,40 m
Opeenvolgende doormeters : staal : 0-6 m; D 219 mm
Peilbuis a PVC 0-19 m D57-63 mm
filter 19-24 m D57/63 mm
Peilbuis b PVC 0-73 m D57/63 mm
filter 73-78 m D57/63 mm
Hoogte van het maaiveld : +6,426 m
Totale diepte : 78 m
Beschrijving van de kernen
1. 20.00 - 20.80 m (0.80 m)
0.00-0.34 m : grijze vette klei, sterk opgezwollen.
Vanaf 0.34 m heel fijn zandige, silteuze, bruin-grijze klei
Vanaf 0.45 m : sterk gebioturbeerde, zandige klei toenemend zandig
naar onder toe.
Geen kalk. Af en toe zwarte vlekjes van amorf pyriet.
Structuur van dunne, volledig doorkropen kleilamellen.
2. 20.80 - 22.30 m (1.50 m)
0.00-0.85 m :zelfde zandige klei tot sterk kleiig zand.
Vanaf 0.85 m terug weer kleiiger homogener en grijzer.
Vanaf 1.05 m terug zandiger; bruin-grijze fijn zandige,
glimmerhoudende klei tot kleiig fijn zand - geen kalk.
Tussen 0.20 en 0.85 m sterk waterhoudend.
3. 22.30 - 23.80 m (1.45 m)
0.00-0.80 : zelfde bruin-grijs sterk kleiig zand tot zandige klei -
kalkhoudend, vooral bovenaan
(tussen 0.l0-0.90 m waterhoudend)
0.80-1.30 : vaster met talrijke zwarte vlekken
(kruipsporen opgevuld met amorf pyriet)
1.30-1.45 : sterk kleiig.
4. 23.80 - 25.30 m (1.42 m)
0.00-1 42 : zelfde kleiig zand tot zandige klei
Op 0.75 m schelprest
Op 0.80 m : 3 mm dik brokje van een kleilensje. Geen kalk.
Af en toe zwarte vlekken - pyriet-glimmerhoudend.
Iets vaster vanaf 1.30 m
5. 25.30 - 26.80 m (1.40 m)
0.00-0.25 : zelfde kleiig zand, kleigehalte neemt toe.
Vanaf 0.25 m tot 0.57 m overgang naar een gebioturbeerde
(vermiculatieachtige) klei
Sterker zandige zone tussen 0.47 en 0.52 m.
0.57-1.l0 : meer zandige klei -sterk gehomogeniseerde,
gelamineerde afwisseling van zand en kleilamellen.
Zwak kalkhoudend. Bruiner van kleur.
Op 0.77 m schelprestje.
Op 0.95 en 1.05 m pyriet.
Op 1.30 m grote pyrietconcretie
Vanaf 1.10 m homogener en zandiger = kleiig zand. Kalkhoudend.
6. 26.80 - 28.30 m (1.35 m)
0.00-1.35 : bruin-grijsachtig zeer fijn silteus zand, glimmerrijk met vaag
zichtbare opgebroken kleilaagjes. Kalkhoudend.
Zwarte vlekken van waarschijnlijk amorf pyriet.
Op 0.28 m kleine pyrietconcretie.
Vanaf 30.00 m zwak glauconiethoudend en iets kleiiger. Sporen van kalk.
Tussen 0.65 en 0.80 m nog kleiiger. Geen kalk.
Vanaf 0.90 m terug iets zandiger. Pyrietconcretie op 1.07 m.
Vanaf 1.10 m terug kleirijker.
7. 28.30 - 29.80 m (1.40 m)
0.00-1.40 : zelfde kleiig zand; minder glauconiet,
terug kalkhoudend tot 0.80 m.
Sporen van schelpen op 0.10, 0.38, 0.45.
Pyriteuze vlekken op 0.42, 0.48, 0.55, 0.60, 0.75 m.
Vanaf 0.50 m iets minder kleiig. Nogal waterhoudende kern.
Vanaf 1.l0 m terug meer kleihoudend met resten van doorkropen
kleilensjes - geen kalk.
8. 29.80 - 31.30 m (1.50 m)
0.00-0.85 : Zelfde heel fijn kleiig, silteus zand.
Vanaf 0.25 m tot 0.80 m terug zwak kalkhoudend met sporen van schelpen.
Op 0.15 m zwak pyriteuze vlek - groenachtig vanaf 0.75 m (glauconiet)
Vanaf 0.85 m zandig eklei = talrijke sterk doorkropen kleilamellen.
Vanaf 1.10 m geleidelijk aan zandiger.
Vanaf 1.25 m terug zand
Op 0.80 m zwart pyriteus lijntje.
9. 31.30 - 32.80 m (1.35 m)
0.00-1.35 : zelfde kleiig silteus zand.
Vanaf 0.35 m iets kleirijker. Op 0.33 m sporen van schelpen.
Vanaf 0.90 m wordt zand iets minder fijn en groener (vermoedelijk
glauconiet) met duidelijke sporen van doorkropen kleilamellen. Sporadisch
sporen van schelpen. Onderaan ook grote glimmers.
Vanaf 0.80 m terug kalkhoudend.
10. 32.80 - 34.30 m (1.43 m)
0.00-1 43 : zelfde iets minder fijn, iets groenachtig glauconiethoudend,
kleihoudend en kalkhoudend zand. Sporen van schelpen.
Tamelijk homogeen tot 0.35 m.
Vanaf 0.35 m sporen van dikkere volledig doorkropen kleilensjes.
Pyriteuze zwarte vlekken - sporen van kalk.
Vanaf 1.l0 m minder fijn, nog steeds sterk kleiig kalkhoudend.
11. 34.30 - 35.80 m (0.60 m)
Zelfde bruin-grijs iets groenachtig kleiig zand.
Sterk kleiig van 0.00 tot 0.15 m.
Iets grover en minder kleihoudend van 0.15 - 0.40 m
0.40-0.45 : doorkropen zandige klei
0.45-0.60 : sterk doorkropen afwisseling van zand en kleilamellen -
kalkhoudend.
12. 35.80 - 37.30 m (1.67 m waarschijnlijk 17 cm van vorige )
-0.17 tot -0.13 m : tamelijk homogeen, fijn grijs, iets groenachtig,
glauconiet- en glimmerhoudend - kleihoudend zand. Kalkhoudend.
Slechts enkele sporen van doorkropen kleilamellen die toenemen
naar onder toe.
Pyrietconcretie op 0.l0 m. Sporen van schelpen.
0.13-0.22 : sterk kleiige zone - intens doorkropen met sporen van kalk.
0.22-0.30 : nogal homogeen, kleiig zand met sporen van schelpen.
0.30-0.40 : meer sporen van opgebroken kleilamellen en laagjes.
0.40-0.67 : zandige klei met zandige kruipgangen -
6 cm lange pyrietconcretie op 0.65 m (vermoedelijke graafgang)
0.67-0.77 : iets meer zandig
0.85-1.05 : nogal homogene, zandhoudende klei met kleinere kruipsporen
vaag gepyritiseerd (amorf pyriet) Heel zwak kalkhoudend.
1.05-1.15 : terug meer zandig = zand
1.15-1.44 : klei met doorkropen zandvoegen - kalkhoudend, vanaf 1.25 terug
groenachtig, vermoedelijk glauconiet.
Vanaf 1.44 m overwegend kleiig zand.
13. 37.30 - 38.80 m (1.50 m)
0.00-0.l0 : kleiig zand met opgebroken kleilamellen
0.10-0.25 : zandige klei met zandige kruipsporen
0.23-0.70 : grijs-groen zand - sporen van schelpen op 0.51 en 0.56 -
weinig of niet kalkhoudend
Op 0.55 m stukje hout.
Toenemend aantal doorkropen kleilensjes naar onder toe.
0.70-1.50 : homogener, kleiig zand. Nog slechts heel onduidelijke sporen
van kleilaagjes en lamellen. Wordt homogener naar onder toe - zwak
kalkhoudend. Pyriet op 0.85 m. Grote half opgeloste schelp op 1.43 m
14. 38.80 - 40.30 m (1.38 m)
0.00-1.38 : zelfde, vrijwel homogeen, kleiig, grijsgroen zand.
Tussen 0.33-0.40 m duidelijk sporen van doorkropen kleilamellen.
Ook tussen 0.58 en 0.63 m.
Pyrietconcretie op 0.87 m en op 1.30 m gepyritiseerd houtstengeltje.
Sporen van schelpen op 1.03 m.
15. 40.30 - 41.80 m (1.42 m)
0.00-1.42 : homogeen kleihoudend zand.
Dikke doorkropen kleilens tussen 0.68-0.71 m
Een minder homogene en iets kleiger zone tussen 1.05 en 1.20 m
sporen van schelpen o.a. op 1.22 m.
16. 41.80 - 43.30 m (1.25 m - 20 cm verlies onderaan)
0.01-0.05 : donkergrijs,fijn kleiig zand. Geen kalk.
0.05-0.09 : zelfde zand maar met talrijke voegen en doorkropen bleek,
halffijn kwartszand.
Op 0.09 geperforeerd contact met grijze groene zandige tot silteuze
klei - tot sterk kleiig silteus zand. Glimmerhoudend met talrijke
fijne bioturbate sporen verkleurd door amorf pyriet - geen kalk.
Vanaf 0.30 m duidelijk fijn silteus zand, minder groen, geen kalk.
Vanaf 0.65 m terug doorkropen kleilamellen - zandige klei - kalkhoudend.
Sporen van schelpen op 0.73 m.
Vanaf 0.80 m snelle overgang naar een bruingrijs tamelijk los zand
met zelfde bioturbatiesporen - kalkhoudend.
Vanaf 1.00 m tot 1.18 m terug kleilensjes (zandige klei) kalkhoudend.
Onderste 7 cm gestoord - kalkrijk met sporen van schelpen.
17. 43.30 - 44.80 m (1.52 m)
0.00-0.07 : (met scheef contact) lichtgrijze, zeer kalkrijke zachte
concretie met nog schelpen in.
0.07-0.25 : grijs, iets groenachtig, fijn, silteus, glimmerrijk zand -
kalkhudend.
Vanaf 0.25 m geleidelijk aan kleihoudend.
Sterk gehomogeniseerd door bioturbatie
Kalkhoudend.
Vanaf 0.59 m sterk doorkropen contact met een vette groene klei
met fijne kruipsporen opgevuld met fijn zand, zwart gekleurd
door amorf pyriet
Grote zwarte vlek tussen 0.70 en 0.75 m.
Zwak kalkhoudend, waarschijnlijk in de kruipsporen.
0.85-1.03 : zandiger zone met afwisselend meer en minder klei -
gebioturbeerd.
Tussen 1.00-1.04 sterker zandig en zwart gekleurd door amorf pyriet.
Op 1.04 scherp contact (scheef verlopend) met terug een vette groene klei
met fijne bleek gekleurde bioturbatievlekjes met een maximum aan zand
tussen 1.15 en 1.20 m.
Vanaf 1.23 m vaste klei met weinig kruipsporen van zand.
Vanaf 1.30 m geleidelijk toenemend zandgehalte
Vanaf 1.40 m meer en meer gebioturbeerd overgaand vanaf 1.45 m in een
grijs, veel losser kalkloos zand.
18. 44.80 - 46.30 m (1.50 m)
0.00-0.40 :grijsgroen tot bruin-groen, sterk kleiig zand,
zeer goed gehomogeniseerd.
Nog slechts heel kleine sporen van opgebroken kleilamellen
(vooral bovenaan). Geen kalk
0.40-0.60 : vaster en kleiiger. Nog sporen van doorkropen kleilamellen.
0.60-0.75 : groener, minder fijn en minder kleiig zand - geen kalk
0.75-0.85 : weer sporen van doorkropen klei
0.85-1.05 : terug losser zand, slechts enkele brokjes klei
1.05-1.35 : terug iets meer klei - geen kalk
1.35-1.40 : resten van dikkere kleilenzen
Vanaf 1.40 overgaand in een doorkropen klei met een sterk doorkropen
contact. Geen kalk.
19. 46.30 - 47.80 m (1.50 m)
0.00-0.30 : sterk kleiig zand, duidelijke sporen van doorkropen
kleilamellen en lensjes. Ook laagjes van bleekbeige los, grover zand.
Geen kalk.
0.30-0.50 : sterk doorkropen grijze klei, kruipgangen opgevuld met grover,
bruiner zand. Ook fijne zwarte kruipgangetjes. Op 0.38 m pyrietconcretie.
0.50-0.55 : terug meer zandvoegen
0.55-0.85 : grijze vette klei met fijne en enkele grovere (1 à 2 cm)
kruipgangen (op 0.61 en tussen 0.66 en 0.70 m)
Vanaf 0.85 m geleidelijk aan meer en meer zandhoudend overgaand
in een kleiig zand met minder en minder kleilamellen (doorkropen).
Maximum aan zand op 1.17 en op 1.35 m.
Vanaf 1.35 m terug meer klei, overgaand naar een grijze, zandhoudende klei
(een vrij grove zandfractie)
20. 47.80 - 49.30 m (1.50 m)
0.00-0.15 : zelfde, nogal grof zand met enkele sterk doorkropen
kleilamellen - geen kalk.
Op 0.15 m heel scherp contact met een vaste, vette,
licht grijs-groene klei met
fijne silteuze vermiculaties en enkele fijnzandige kruipgangen.
Veel zwarte vlekjes van amorf pyriet.
Tussen 0.61-0.70 concentratie aan bleke, fijn zandige vermiculaties.
Zwarte voeg met grof kwartszand.
0.70-1.20 : vaste klei met betrekkelijk weinig zand- en siltstippen.
Vanaf 1.20 m toenemend zandgehalte met vanaf 1.35 m overgaand in een heel
fijn kleiig, silteus lichtgrijs-groenachtig zand. Gebioturbeerd.
Geen kalk.
Onderaan twee grote pyrietconcreties.
21. 49.30 - 50.80 m (1 45 m)
Lichtgrijs-groen, sterk kleiig gebioturbeerd zand
Vanaf 0.10 m overgaand naar een zandig klei.
Vanaf 0.20 m terug overgaand naar een kleiig zand.
Klei in talrijke brokjes - sterk gebioturbeerd,
nog niet gehomogeniseerd. Max. aan zand tussen 0.55 n 0.70 m.
Vanaf 0.70 m terug overgaand in een sterk kleiig zand
met duidelijke resten van doorkropen kleilensjes.
Vanaf 1.20 m homogener, geen kalk.
2 zandvlekken van los lichtbeige zand op 0.87 en 1.12 m.
22. 50.80 - 52.30 m (1.50 m)
Zelfde grijs-groen glauconiethoudend zand met resten van kleilamellen.
Toenemend kleigehalte vanaf 0.20 m.
1.33-1.47 : duidelijke resten van dikke kleilamellen
Tussen 0.50-1.46 m nogal kleiig, talrijke resten van kleilamellen
Geen kalk.
23. 52.30 - 53.80 m (1.40 m)
0.00-0.20 : zelfde, kleiig, groen zand, vrij homogeen tot 0.20
Tussen 0.20-0.24 : met dikke, weinig doorkropen kleilenzen en
pyriteuze vlekjes en voegjes.
Op 0.26 0,5 cm dik kleilaagje.
Op 0.29 m donker glauconietrijk laagje
Tussen 0.35-0.36 fijn doorkropen kleilaag
Vanaf 0.37 m terug sterk doorkropen zand met vage sporen van kleilamellen.
Tussen 0.50-0.53 : schuin gebogen contact met een donkerder grijs-groen,
veel homogener zand met slechts enkele sporen van bioturbaties. Geen kalk.
Sterk glauconiethoudend.
24. 53.80 - 55.30 m (0.15 m)
0.00-0.15 : groen, fijn glauconietzand, met halffijne bijmenging -
homogeen.
25. 55.30 - 56.80 m (1.50 m)
0.00-1.50 : donkergroen-grijs fijn tot half fijn glauconietrijk, homogeen,
kleiig zand.
Op 0.65 m enkele glauconietnestjes - geen kalk.
Vanaf 1.30 m geleidelijk iets minder kleiig, losser zand.
26. 56.80 - 58.30 m (1.50 m)
0.00-1 40 : zelfde donkergrijs-groen homogeen kleiig zand.
Toenemend aantal doorkropen kleilamellen.
Op 0.40 : pyrietconcretie.
Vanaf 0.60 duidelijk groenere kleur - glauconietrijker ook veel meer
(talrijke) resten van kleilamellen. Afwisselend in zones met veel en
weinig lamellen.
Op 0.97 1 cm dikke doorkropen kleilens.
Vanaf 1.00 m nog feller groen
1.31-1.34 : doorlopende, duidelijke doorkropen kleilaag
1.38-1.40 : donkerder, losser, glauconietrijker zand
Op 1.40 : heel scherp maar licht golvend, geperforeerd contact
met vette klei.
In de klei meerdere fijne kruipgangen opgevuld met donkergroen of
zwart zand - geen kalk
27. 58.30 - 59.80 m (l.50 m)
0.00-0.l0 : zelfde, gebioturbeerde klei
Vanaf 0.l0 overgaand naar sterk gebioturbeerd kleiig zand met talrijke
resten van kleilamellen
0.22-0.25 : overgang naar een grijze vette klei
0.25-0.40 : vette klei met fijne zandige vermiculaties en zwarte pyriteuze
vlekjes.
Tussen 0.48-0.50 : een concentratie aan vermiculaties
Op 0.78 zandvoeg
Iets meer zandige zone tussen 1.25-1.43 m.
28. 59.80 - 61.30 m (1.50 m)
0.00-0.30 : zelfde klei met talrijke vermiculaties
vooral tussen 0.l0 en 0.30
0.30-0.55 : vaste klei met weinig vermiculaties
0.55-1.50 : heel vette klei, praktisch zonder zand met zwarte pyriteuze
vlekjes
Vanaf 1.00 m geen merkbaar zand meer.
Heel fijne, onduidelijke bioturbate vlekken
29. 61.30 - 62.80 m (1.50 m)
0.00-1.50 : zelfde vette klei maar met toenemend aantal glauconietkorrels
Vanaf 0.25 bioturbaties opgevuld met glauconietzand soms zwart
door amorf pyriet.
Op 0.38-0.39 m zandvoeg met glauconietzand.
Zandrijkere zone tussen 0.66-0.69 m
Op 1.08, 1.14 grote glauconietvlekken. Concentratie aan fijne
graafgangen opgevuld met glauconietzand tussen 1.21 en 1.27
Grote glauconietrijke vlek op 1.35 m (4 cm)
Vanaf 1.35 neemt glauconiet een weinig af - geen kalk.
30. 62.80 - 64.30 m (1.52 m)
0.00-0.13 : zelfde klei met glauconietzand
Zandrijke zone tussen 0.08-0.13
Vanaf 0.13 afnemend zand slechts kleine bleke silteuze
en zwarte pyriteuze vlekjes.
Op 0.63, 0.68, 0.70 en 0.80 m grote glauconietrijke vlekken.
Vanaf 0.85 m toenemend zandgehalte
Vanaf 0.95 m echte zandige, sterk doorkropen vlekken en laagjes.
Vanaf 1.10 m weer afnemend zandgehalte.
Vanaf 1.20 m weer glauconietrijk zand in graafgangen
1.32-1.35 : sterker zandige zone
1.35-1.50 : fijn zandhoudende klei
31. 64.30 - 65.80 m (1.51 m)
0.00-0.12 : zelfde fijn zandige klei - zand in fijne vermiculaties
0.12-0.50 : vaste, zandige klei, weinig vermiculaties.
Op 0.42 glauconietrijke vlek.
Vanaf 0.35 m eerste sporen van nummulieten
Vanaf 0.50 terug fijne bleke silteuze vermiculaties.
Vanaf 0.55 terug glauconietkorrels.
Vanaf 0.65 : glauconietnestjes met sporen van schelpen.
Vanaf 0.70 : grote kruipsporen met glauconietzand
Vanaf 0.90 : afnemend glauconiet.
Sporen van dunwandige schelpen op 1.02 en 1.05
Vanaf 1.l0 m terug meer glauconiet en meer schelpenresten.
1.30-1.50 : talrijke sporen van schelpen
en ook donkere glauconietrijke vlekjes
32. 65.80 - 67.05 m (1.29 m)
0.00-0 05 : nogal slappe, grijze klei
Op 0.05 contact met donker bijna zwart glauconietrijk zand
met talrijke resten van kleilamellen. Kalkrijk.
Op 0.27 resten van schelpen
Vanaf 0.20 m geleidelijk overgang naar grijze klei
maar sterk doorkropen met zwart zand.
Vanaf 0.50 eerste nummulieten
Op 0.63 schelpen.
Vanaf 0.70 talrijke nummulieten heel rijke zone tussen 0.75-0.85 m
(nummulietenzand)
Tot 0.95 m kleiig zand met nummulieten.
0.95-1.07 : duidelijke resten van doorkropen dikke kleilenzen.
Ook tussen 1.12-1.19
Vanaf 1.20 m glauconietrijk zand met nog enkele kleibrokjes
en enorm veel nummulieten.
33. 67.05 - 68.55 m (1.50 m)
0.00-0.05 : Nummulieten zand
Uiterst nummulietrijk, glauconiethoudend, kleihoudend zand met wat
schelpengruis
0.05-0.14 : afwisseling van zwak schuin verlopende bandjes van zwart-groen
glauconietzand en bleekgrijs, glauconiethoudend nummulietenzand.
Onderaan kleilensje
0.14-0.65 : Groen-grijs sterk glauconiethoudend en kleihoudend
gebioturbeerd zand met verspreid nummulieten en een weinig schelpengruis.
Enkele donkere glauconietrijke vlekken.
En enkele vlekjes met nummulietaanrijking op 0.30, 0.36 en 0.45 m.
Klei verspreid in vlekjes en doorkropen lensjes met vooral
een kleirijke zone tussen 0.43-0.48 en tussen 0.52-0.65 m.
Op 0.65 m onregelmatig contact met een zwart uiterst glauconietrijk zand
bestaande uit +/- 80% fijn glauconiet en iets minder fijne kwartskorrels
met nog steeds aanwezigheid van nummulieten.
Op 0.68 m +/- horizontaal verlopende kruipgang, opgevuld met bleekgrijs
glauconiethoudend zand en met een kleiige zand.
Vanaf 0.70 m terug grijs-groen glauconiet- en kleihoudend silteus
fijn zand, gebioturbeerd met klei in vlekjes en doorkropen lensjes.
Vooral tussen 1.02 en 1.09 m sterker kleiige zone;
verscheidene zwarte vlekken van glauconietzand. Talrijk vanaf 1.32 m.
Resten van opgeloste schelpen op 0.78, 0.99, 1.31, 1.43.
Nummulieten en fijn schelpengruis verspreid,
maar duidelijk minder talrijk.
34. 68.55 - 69.50 m (l.00 m)
0.00-0.18 : zelfde groengrijs, kleihoudend silteus fijn zand
met zwart glauconietzand in onregelmatige vlekken en lenzen
(overwegend zwart zand)
Fijn schelpengruis en enkele opgeloste schelpfragmentjes.
0.18-1.00 : groen-grijs, glauconiethoudend en micahoudend
kleiig silteus fijn zand,
sterk gebioturbeerd met klei in brokjes en doorkropen lensjes.
Tussen 0.18-0.24 vlekken en tussen 0.42-0.45 iets meer
onregelmatige vlekken met glauconietaanrijking.
Verspreid fijne schelpenfragmentjes, nummulieten en
enkele half opgesloste schelpfragmenten.
Op 0.64 m gastropoodje.
Op 0.56 m grotere kruipgang opgevuld met zwart glauconietzand.
Verspreid ook vlekjes en streepjes van zwart glauconietzand
35.69.50 - 70.40 m (0.93 m)
Grijs-groen glauconiethoudend en micahoudend, silteus, kleiig, fijn zand.
Gebioturbeerd met verspreid kleivlekjes en lamelletjes.
Tussen 0.27-0.39 m kleirijke zone - een sterk doorkropen silteuze klei.
Tussen 0.64 en 0.75 enkele zwarte vlekken en kruipgangen
opgevuld met glauconietzand.
Ook tussen 0.40 en 0.43 m glauconietaanrijking en onregelmatige vlekken.
Tussen 0.81 - 0.88 m kleiiger zone talrijke doorkropen kleilamellen en
onregelmatige vlekken van glauconietaanrijking.
Vanaf 0.88 m vage horizontale gelaagdheid met een afwisseling
van fijne bandjes zwart glauconietzand en bleek grijs zand
met in het midden een sterk gebioturbeerd vlak.
Nummulieten, fijne schelpfragmentjes en halfopgeloste schelpjes
verspreid over de kern doch niet echt talrijk.
P. LAGA en C. VAND0RMAEL
November 1989
Volgnr. Beschrijving van de spoelmonsters
71 bleekgrijs glauconiethoudend silt tot fijn zand met talrijke groene
plastische kleibrokjes met schelpfragmenten en nummulieten (sterk
kalkhoudend) (kalkzand)
72 Idem (groener)
73 Groengrijs glauconiethoudend fijn zand vrijwel zonder klei (slechts
enkele brokjes) sterk kalkhoudend met fijn schelpengruis en enkele
grove schelpfragmenten (dunwandige schelpfragmenten)
74 Idem maar verscheidene kalkrijke versteende fragmenten
75 Bleekgrijs kalkrijk, glauconiethoudend fijn zand met kalkrijke
zand-steenfragmenten en schelpengruis
76 Idem (enkele plastische kleibrokken wrsch. naval) enkele buisvormige
fossieltjes
77 Idem, minder schelpen en steenfragmenten en iets kleiiger
78 Mengeling van bleekgrijs glauconiethoudend kalkrijk zand en
groengrijze vrij plastische kleibrokken met talrijke kalkrijke
zandsteenfragmenten en wat schelpengruis
79 Kleiiger en minder steenfragmenten
80 Idem
81 Idem
C. VAND0RMAEL - November 1989
Stratigrafische interpretatie aan de hand van geofyische boorgatmetingen
Formatie van Boom : 3.00 - 29.00 m (?)
Lid van Terhagen : 3.00 - 15.00 m
Lid van Belsele Waas : 15.00 - 29.00 m (?)
Formatie van Zelzate + Formatie van Maldegem ? : 29.00 (?) - 42.00 m (?)
(+ Lid van Onderdijke ?)
(+ Lid van Buisputten ?)
Formatie van Maldegem : 42.00 - 75.00 m
Lid van Zomergem (a2) : 42.00 - 53.00 m
Lid van Onderdale (sl) : 53.00 - 58.00 m
Lid van Asse (al) : 58.00 - 67.00 m
Lid van Wemmel : 67.00 - 75.00 m
Formatie van Lede : 75.00 - 82.00 m (gelogd)
C. VANDORMAEL
Onderzoekcentrum Pal-Interface
Laboratorium voor Paleontologie
Krijgslaan 281/S8
B-9000 Gent
Gent, 30 juli 1990
Rapport 22
Aanvullend onderzoek van het kalkschalig nannoplankton uit de boring
van St. Katelijne-Waver
(58E-409 VI a)
De nannofossielen uit het traject 34.05 43.10 m van de boring van St.-
Katelijne-Waver vertonen een tamelijk sterk graad van oplossing en
overgroeiing. Het bovenste monser (-34.15 m) behoort tot het topgedeelte
van nanno-zone np22 en mag daardoor gesitueerd worden in het bovenste
gedeelte van de Zanden van Ruisbroek. Het glauconiethoudend kleiig
zand op 43.10 m diepte vertoont een NP21-associatie en mag aldus
gekorreleerd worden met de zanden van Grimmertingen of met het
bovenste deel van de Zanden van Bassevelde. In het middenste monster
(op 37.25 m) werde geen nannofossielen aangetroffen.
1. Situering en onderzochte monsters.
Uit de boring van St. Katelijne-Waver werd een tweede reeks van
monsters geselcteerd en op kalkschalig nannoplankton onderzocht.
- 34.15 m: bruingroen tot grijs micahoudend fijn zand
- 37.25 m: bruingroen kleiig zand (echte kleivlekken)
- 43.10 m: grijsgroen glauconiet en glimmerhoudend iets kleiig zand,
met schelpfragmenten.
2.Resultaten van het nannoplankton-onderzoek.-
a) 34.15 m :
Het bovenste monster vertoont een relatief rijke, doch tamelijk sterk
aangetaste nannoflora. Deze wordt vooral gekenmerkt door het groot
aantal Krijt-remaniaties. Als meest dominante vormen werden
aangetroffen : Reticulofenestra bisecta, Reticulofenestra marismontia
en Isthmolithum recurvus. Het voorkomen van deze vormen, te samen
met Cyclolithus hirsitus en enkele schaarse exemplaren van
Reticulofenestra umbilica verwijst naar alle waarschijnlijkheid naar de
top van nanno-zone NP22.
Analoge associaties zijn bekend uit het bovenste gedeelte (niet de
top!) van de zanden van Ruisbroek (boringen van Stekene,
Terhagen,
).
b) 37.25 m
In het middenste monster werden geen nannofossielen aangetroffen.
c) 43.10 m
Het onderste monster bevat een relatief arme en slecht bewaarde
nannoplankton-associatie. De meeste vormen vertonen duidelijk
sporen van oplossing en secundaire overgroeiing. Als meest
significate vormen vermelden we : Reticulofenestra umbilica,
Reticulofenestra bisecta, Isthmolithus recurvus, Ericsonia formosa,
Pontosphaera zigzag en Helicosphaera bramlettei. Op de grond van
het gezamelijk voorkomen van deze vormen, en het ontbreken van
Reticulofenestra reticulata en discoasters behoort dit monster tot
nannoplankton-zone NP21. De zone is bekend uit de Zanden van
Grimmertingen (type-lokaliteit; boring van St.-Huibrechts-Hern) en
uit het bovenste gedeelte van de Zanden van Bassevelde (boring van
Doel).
3. Conclusie.
Uit de studie van het kalkschalig nannoplankton uit de boring van St.-
Katelijne-Waver mogen we besluiten dat:
1. De Micahoudende fijne zanden die op 34.15 m diepte werden
aangeboord tot de top van nanno-zone NP22 behoren en daardoor
mogen gesitueerd worden in het bovenste gedeelte van de Zanden
van Ruisbroek sensu STEURBAUT, 1986;
2. De grijsgroene glauconiet en glimmerhoudende iets kleiige
zanden op 43.10 m diepte in nanno-zone NP21 kunnen
ondergebracht worden en daardoor korreleerbaar zijn met de
Zanden van Grimmertingen of met het bovenste gedeelte van de
Zanden van Bassevelde.
O5 februari 1990
Dr. E. STEURBAUT