Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 055W / 055W0042.TXT

055W0042.TXT

PL. GENT 55W
E.Delvaux

42 (VI) = 7673 de Delvaux

28 juin 1883

Visité les travaux en cours d'exécution pour l'érection de l'Université de
Gand.

Noté les altitudes des différents points. On a creusé un puits profond.
Niveau de l'orifice : 26m00.
Profondeur absolue  : 18m00.
On a entamé les systèmes wemmeliens, laekeniens et paniseliens.
Le système wemmelien a fourni des bancs de grès calcareux continus
vers 21m86 : Nautilus Lamarcki de 16 à 18 c. sous un niveau à
N. wemmelensis de                                                23m80 à 19m70
Pecten Horis et O. sp.
Gravier wemmelien à N.variolaria de                              19.70 à 19.50
Le laekenien a donné des grès parfois percés par les
lithophages, des dents de poissons, et des silex à forme
contournée tous altérés de                                       19.50 à 18.55
Le paniselien montre :
Les sables d'Aeltre peu développés                               18.55 à 16.70
Les sables blancs à stratification croisée avec psammites
gréseux micacés                                                  16.70 à 10.00
C'est à la base de ces sables sur l'argilite que se trouve
la nappe aquifère; les eaux en imprégnant les sables les
rendent boulants                                                 10.00 à  8.20
Cailloux roulés (trois)

------------------------------------------------------------------------------

PL. GENT 55W

42 (vervolg)

R.TAVERNIER.- Natuurwetenschappelijk tijdschrift. - Gent, 1937, 
Jaargang 19, Nr.4, blz. 153-156

Grondwerken aan de nieuwe Universiteitsbibliotheek (Rozierstraat)

In het begin van 1939, werden belangrijke delfwerken uitgevoerd voor de
oprichting van de nieuwe universiteitsbibliotheek, Rozierstraat, nagenoeg
rechtover de H.Consciencestraat, op terreinen destijds ingenomen door het
De Vreese-beluik. Men heeft onder meer een uitgraving van ruim 11m diepte
gemaakt, waardoor Kwartair, Bartoon, Lediaan en Paniselaan in kontakt met
elkaar konden waargenomen worden. Deze merkwaardite insnijding, werd in Mei
1936 bezocht door de leden van de Société belge de Géologie (1). De afme-
tingen van dien put waren ca 25 X 25m. De photo Plaat IV, geeft er een
beeld van weer.

Figuur 3 stelt een synthetische doorsnede voor, waarop met alle mogelijke
nauwkeurigheid, de waargenomen feiten opgetekend werden.

Daar het uiterst onwaarschijnlijk is, dat dergelijke diepe funderingen in
de toekomst nog zullen worden gemaakt, wordt met tal van bijzonderheden dit
profiel hier beschreven.

Van boven naar onder werden waargenomen:

KWARTAIR

Grijs zand, grof en onregelmatig van korrel, licht, glauconiethoudend, en
met enkele glimmerplaatjes. Het is meestal door remanié vervangen en
slechts op enkele plaatsen bewaard gebleven (T op fig.3 en plaat IV). Aan
de basis ervan komt een doorlopende laag rolkeien voor. Sommige van deze
keien meten 7 cm lengte terwijl andere slechts de grootte van een erwt
vertonen. De meeste zijn gedeeltelijk gecacholoniseerd en zijn gebroken.
Ook kleinere keitjes, bestaande uit cornalliet en hyalietkwarts werden
verzameld Vermoedelijk vevinden we ons hier op de hoogte van een terras van
de Schelde (2).

Dit Kwartair ravineert sterk de onderliggende kleilaag. Keien zijn soms in
deze min of meer omwoelde en zandig geworden klei gezakt. Anderzijds is de
basis van de terrasafzetting dikwijls kleiachtig geworden als gevolg van de
remaniatie van de onderliggende klei. 

----------------------
(1) A.HACQUAERT.- Compte-rendu de l'excursion du 28 mai 1936 aux chantiers  
    des nouveaux bâtiments universitaires, à Gand. Bull. Soc. belge de
    Géol., t.46, pp. 273-276, Brussel, 1936.
(2) Het niveau van deze terrasafzetting is 27m boven de zeespiegel, 20m
    boven de alluviale vlakte van de Schelde.
----------------------

TERTIAIR: BARTOON

Klei van Assche (A, op fig.3 en plaat IV).

Plastische klei, donker groen van kleur, tot bijna zwart aan de basis. Naar
boven toe is de kleur als gevolg van de oxydatie vaak geel-bruin geworden.
Deze klei is zeer rijk aan glauconiet. Op bepaalde hoogten van deze klei-
laag komen kleine lenzen voor die rijker aan glauconiet. Naar de basis toe
worden die lenzen talrijker. Zij zijn soms bruin gekleurd door oxydatie.
Overigens vertoont de klei over haar gehele dikte dezelfde kenmerken.
Fossielen werden er niet in aangetroffen.

Aan de basis van deze kleilaag vinden we een donkergroene, bijna zwarte
laag, die hoofdzakelijk uit glauconiet bestaat. Naast het glauconiet komen
enkele kwartskorrels voor van tamelijk grote afmetingen en onregelmatigen
vorm. Echte grintbestanddeelen, of fossielen werden echter niet waargeno-
men. Het contact met de onderliggende laag is zeer onregelmatig (contacts
par racine). Deze zwarte laag wordt als basis van het Bartoon facies "Klei
van Assche" aanzien. De dikte ervan bedraagt nagenoeg 0m10.

Het is deze zone die in de literatuur bekend staat onder de naam "bande
noire".

Op een honderdtal meters meer noordwaarts van deze plaats heeft E.Delvaux
Pecten corneus en andere fossielen alsmede grintbestanddeelen en phos-
phaatknolletjes gevonden.

Schets: Fig.3 (Profiel funderingsput)

TERTIAIR : BARTOON.

Zand van Wemmel (W, op fig. 3 en Plaat IV).

Groen zand, plaatselijk door oxydatie bruin geworden; fijn van korrel,
kleiachtig en glauconiethoudend. De dikte er van bedraagt ongeveer 1m (W op
fig.3 en plaat IV). Naar de top toe is dit zand meer kleiachtig en bevat
kleine glauconietrijke lenzen. Op sommige plaatsen werden phosphaatconcre-
ties gevonden. Overigens is dit zand geheel ontkalkt en bevat het geen
fossielen, ook niet in die phosphaatrconcreties. Naar onder toe wordt het
zand minder kleiachtig en rijker aan glauconiet en gaat geleidelijk over
tot een breede glauconietrijke zone van 0m15 tot 0m20 dikte die de basis
van het zand vormt. Dit niveau is donker-groen, bijna zwart, en bestaat uit
bijna zuiver glauconiet, dat in onregelmatige korrels voorkomt. De weinige
kwartskorrels die er in voorkomen zijn groot en zeer onregelmatig van vorm.
Toch kan niet gezegd worden dat we hier met een echt grint te doen hebben.
Er werken geen fossielen, ook geen gerolde, in die laag gevonden. Deze
glauconiet band is overigens niet continu. Naar het Zuiden toe schijnt hij
te verdwijnen. Op andere plaatsen ontdubbelt hij zich om dan verder weer
één enkele laag te vormen. Men beschouwt dit niveau als basis van het
Bartoon, facies "Zand van Wemmel". Het is zeer licht ravinerend op zijn
substraat en vertoont zgn. "contacts par racine".

TERTIAIR : LEDIAAN (Le, op fig.3, en Plaat IV).

Het Lediaan was over zijn geheele dikte zichtbaar. Het bedraagt ongeveer 8
meters. Van boven begint het met een geheel ontkalkt zand dat glauconiet-
houdend is maar dat als gevolg van de oxydatie geel-bruin van kleur gewor-
den is. de dikte van deze ontkalkte laag bedraagt 0ml30 tot 0m50. Naar de
diepte toe wordt ze rijker aan glauconiet en gaat geleidelijk over tot een
zeer glauconiethoudend licht kleiachtig zand, eveneens geheel ontkalkt en
door oxydatie bruin gekleurd. Plaatselijk komen er zelfs niet doorlopende
glauconietlaagjes in voor. De diekte van dit zand bedraagt ongeveer 0m50.

Naar de diepte toe neemt het gehalte aan glauconiet af en gaat het zand
geleidelijk over tot een grijs-groen gekleurd kalkachtig zand, licht glau-
coniet- en glimmerhoudend. Soms is het echter door alteratie gerubefieerd.
Dit zand is zeer rijk aan fossielen, vooral aan Nummulites variolaria-
Heberti, Ditrupa stangulata, Solarium sp., Terebratula Kickxi, Pecten
plebeius, Ostrea, enz. Het bereikt een dikte van ongeveer 2 meter. Het gaat
geleidelijk tot de onderliggende zandsteenbank (c op fig.3) over.

Het ontkalkte glauconietrijke zand dat naar de diepte toe geleidelijk
fossielhoudend wordt gaat zijdelings eveneens geleidelijk over tot een
geheel ander facies; licht-grijs zand, zeer fijn van korrel vrijwel zonder
glauconiet en buitengewoon rijk aan glimmers. Plaatselijk komen er zandige
limonietconcreties in voor (tot 5 cm diameter). Ook dunne onregelmatige
mangaanhoudende laagjes werden waargenomen (1). Aan de zon blootgesteld
wordt dit zand spoedig geheel gebleekt. Het komt in een grote zakvormige
ophoping voor. Terwijl het zijdelings geleidelijk overgaat tot de neven-
liggende formatie wordt het naar onder toe duidelijk begrensd door een
mangaanhoudend laagje. De maximale dikte bedraagt iets meer dan 2m (M, op
fig.3).

---------------------
(1) Het mangaan werd aangetoont door de permanganaatreactie.
---------------------

De reeds hoger vermelde zandsteenbank (c op fig.3) bestaat uit zandsteen
met kalkachtig ciment. De zandstenen komen in een horizontale strook voor,
die echter niet continu is naar het zuiden toe verdwijnt en naar het Noor-
den een dikte van meer dan 0m50 bereikt (Ze komt voor op het niveau 23m).
Het zand dat voorkomt in holten van die zandstenen, is buitengewoon rijk
aan Nummulites variolaria-Heberti.

En 100-tal meters meer naar het Westen toe (aan de centrale verwarming van
het Instituut der Wetenschappen, Gezusters Lovelingstraat) hebben wij
diezelfde zandsteenbank, op hetzelfde niveau dezelfde kenmerken waargeno-
men; de dikte was echter groter.

In beide gevallen wordt de zandsteen naar onder toe minder compact en gaat
geleidelijk over tot het onderliggende zand. Dit is geel groen van kleur,
kalkachtig met glauconietkorrels en glimmers, en helemaal analoog met het
zand dat boven de zandsteenbank aanwezig is. Het komt voor over een dikte
van ongeveer 2m50. Lokaal komen er niveaux voor die buitengewoon rijk zijn
aan Nummulieten. Eigenaardig is dat tot op deze diepte bolvormige tot buis-
vormige ferrugineuse zandconcreties voorkomen.

Naar de diepte toe gaat dit zand geleidelijk over tot zandsteen (b, op fig.
3, en plaat IV) helemaal analoog met de reeds hoger vermelde. Nu bestaat er
echter een doorlopende band van ongeveer 0m30 dikte. Deze bank komt over op
het niveau 20.

Naar onder toe gaat de zandsteen geleidelijk over tot een glauconiethoudend
en kalkachtig zand, dat over een dikte van ongeveer 1m voorkomt en helemaal
analoog is met het zand dat boven de zandsteenbank voorkomt. Een derde
zandsteenniveau, dat een continue bank vormt van ongeveer 0m30 dikte (a, op
fig.3 en Plaat IV) komt voor op het niveau 18m50 en vertoont overigens
dezelfde kenmerken als de andere banken. Het gaat over tot geel-groen
glauconiet en glimmerhoudend zand, dat zeer rijk is aan fossielen meestal
echter zijn deze verbrijzeld. De dikte van dit zand is ongeveer 0m50.
Enkele haaitanden werden hier verzameld. Naarmate men dieper gaat wordt het
zand grover om weldra over te gaan tot een grintlaagje van ongeveer 0m10
dikte. Het bevat, naast zand, ook grove kwartskorrels, kalkachtige zand-
stenen (vermoedelijk afkomstig uit het brusseliaan) en vooral veel gerolde
stukken van Terebratula's, Rostellaria's, enz. Gerolde tanden komen er
talrijk in voor; ook vrij zeldzame gerolde Nummulites laevigata Lamarcki.
Over 't algemeen is deze grintlaag vrij horizontaal, al is ze licht ravi-
nerend op haar substraat. Ze wordt beschouwd als de basis van het Lediaan
en komt voor op het niveau van 18m
 
TERTIAIR : PANISELIAAN (P op fig.3 en Plaat IV).

Onder het basisgrint van het Lediaan was een groen zand zichtbaar. Het was
kalkachtig, glauconiet- en glimmerhoudend en bevatte fossielen. Deze
laatste waren week bij het aanvoelen en vielen uiteen. Men herkende noch-
tans: Turritella Solanderi, Venericardia planicosta (zeer veel jonge ex-
emplaren) en Cardium sp. Dit zand was slechts op een dikte van 0m30
blootgesteld. Het behoort zonder twijfel tot het "Zand van Aalter" (Boven
Paniseliaan).


Resumerend krijgt men het volgende profiel:

Van 29.00 tot 27m00  Kwartair (Terras) en Remanié.
Van 27.00 tot 26m50  Bartoon (Facies: Klei van Assche).
Van 26m50 tot 25m50  Bartoon (facies: Zand van Wemmel).
Van 25m50 tot 18m00  Lediaan: zand en zandsteen.
Lager dan 18m00:     Paniseliaan: Zand van Aalter.
Insert the GSB number to search all associated content