Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 050E / 050E0235.TXT

050E0235.TXT

ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart Nr.:			50E
PLAAT:   			VEURNE
Nr.:     			235 (III, c)
Type Boring:   		peilput
Topografische kaart:	19/4
Uitgevoerd te:   		Steenkerke (Veurne)
Post nr.:			8630
Adres boorplaats:		hoek Steengracht West en Vaartstraat

Opdrachtgever:		AMINAL
Boorfirma:			GMC / Crystal Drilling
Boordatum:			maart 1999
Topografie:			
Stalen door:		de boormeester
Boormethode:		inspoeling + kernen (wireline kernen HQ)
Lengte & doormeters:	boordiameter 315 mm 0-30 m, 220 mm 30-190 m, 90 mm 
190-252 m (kernen HQ 5.5 cm); *			
Grondwaterstanden:	
1ste maal:			
Bij rust:			13.8 m
Tijdens pompen:		160 m
Debiet:		 	1.400 l/u
Waterzaak nr.:		
Totale diepte:		252 m
Stalen bewaard:		ja (kernmagazijn Laken; selectie in lithotheek)
Maaiveld / ref. peil: 	+ 4.74 m
X:				031682
Y:	 			194938
NIS-code:			38024

---------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING: spoelmonsters – Jan Van der Sluys & M. Dusar
---------------------------------------------------------------------------
 van   * tot  * AARD DER GRONDLAGEN
---------------------------------------------------------------------------
  0	  1	Grijze fijnzandige klei, gemengd met steengruis
  1	  2	Bruingrijze klei, fijnzandig, veel baksteengruis
  2	  4	Bleekgrijs zeer fijn zand, weinig zeer fijn schelpgruis
  4	  5	Blauwgrijze klei, fijnzandhoudend, veenresten
  5	  6	Idem, weinig fijnzandhoudend, enkele schelpresten
  6	  7	Idem, veel meer fijnzandhoudend, enkele veenresten
  7	  8	Bleekgrijs matig fijn zand met veel blauwgrijze kleibrokken, wat 
fijn schelpgruis
  8	  9	Grijze-blauwgrijze klei met fijn grijs zand vermengd, 
schelpgruis, veenresten
  9	 10	Groengrijze klei, silthoudend, weinig kalk
 10	 13	groengrijze klei, weinig silthoudend
 13	 21	Zelfde klei
 21	 28	Idem, wordt wat meer bruinachtig
 28	 30	Zelfde klei, opnieuw groenachtig
 30	 33	Idem, wordt weer bruinachtig
 33	 36	Zelfde klei, meer groenachtig
 36	 88	Grijsbruine zware klei, weinig silthoudend, weinig kalk
 88	109	Idem, wordt geleidelijk meer grijs
109	118	Opnieuw meer bruinachtig
118	125	Grijze vaste klei, weinig silthoudend
125	128	Groengrijs fijn zand, glauconiethoudend, sterk kleihoudend, 
weinig fijn schelpgruis
128	131	Idem, grijze kleibrokjes
131	136	Zelfde zand, veel grijze kleibrokjes, meer fijn schelpgruis
136	138	Idem, wordt stilaan kleiïger
138	140	Grijsblauwe klei, fijnzandhoudend met schelpgruis
140	148	Groengrijze klei, licht fijnzandhoudend
148	150	Blauwgrijze klei, weinig zandhoudend
150	162	Groengrijze klei, weinig silthoudend
162	170	Zelfde klei, donkergrijs
170	175	wit mergelig fijnzandig krijt met hardere krijtbrokken en met 
grijze Landeniaanklei als naval; monster lithotheek 172 m
175	178	wit mergelig licht fijnzandig iets vaster krijt; monster 
lithotheek 178 m
178	179	slap wit mergelig sterk zandig krijt; monster lithotheek 179 m
179	185	wit mergelig licht zandig krijt; monster lithotheek 183 m
185	186	zeer slap
186	190	wit vrij slap mergelig krijt met wat zandige korrels; monster 
lithotheek 190 m

---------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING: Kernen – M. Dusar & W. De Vos
---------------------------------------------------------------------------
 van    *	tot    * 	AARD DER GRONDLAGEN
---------------------------------------------------------------------------
KERNSTROOK 1 (kisten 1-2) 189.25 - 191.70 m; L 2.41 m goede kernen
bovenaan 37 cm cement, rest massief doorlopend
hard wit zeer fijnsiltig (geen korrels te zien) krijt met sporen van 
bioturbaties en bleekgrijze gestoorde laagvlakken; snel nog fijner en licht 
vet en verdere afwisseling tussen gewoon fijn krijt en licht vet krijt in 
pakketten van ca 50 cm (geen schrijfkrijt in deze kernboring); met zeldzame 
kleine (<2 mm) bruine dunschalige bioklast en fijn donker takje 
(levensspoor en/of sponsrest zwartverkleurd door gedissemineerde organische 
pyriet); ss subhorizontaal tot 7°
noot: kleine doormeter van de kernen (5.5 cm of HQ) heeft interne 
spanningsopbouw in de kernbuis tot gevolg die voor dit soort zacht 
gesteente leidt tot interne breukvorming (vrijliggende kern lijkt coherent 
maar valt bij behandeling gemakkelijk op brokkelige wijze uit elkaar) en 
tot samenpersing in de kernbuis en uitzetting bij het ophalen (gemeten 
kernlengte kan geboorde lengte overtreffen). Bij uitboren van silexknollen 
zal het omgevende zachtere krijt hetzij compleet vergruizen en tot 
kernverlies leiden, hetzij in zeer brokkelige staat achterblijven

KERNSTROOK 2 (kist 2) 191.70 - 194.80 m; L 3.04m goede kernen
zelfde wit krijt, iets meer vet (vertoont dan fijne klei-krimpscheurtjes 
bij drogen); met fijne grijze verkiezelingen; banding of bioturbatie niet 
meer herkenbaar

KERNSTROOK 3 (kisten 2-3) 194.80 - 197.80 m; L 3.03 m goede kernen lokaal 
brokkelig
zelfde bros wit krijt, hard maar fijn verpulverbaar tot droog poeder 
(siltfractie); meestal licht vet met klei-krimpscheurtjes; top niet vet 
maar fijnsiltig; naar basis toe terug wat bleekgrijze gestoorde laagvlakjes

KERNSTROOK 4 (kisten 3-4) 197.80 - 200.80 m; L 3.05 goede kernen, brokkelig
zelfde wit krijt, snel iets harder, meer duidelijke grijze gestoorde soms 
licht verkiezelde straticulaties; met fijne donkere takjes; kleine zwarte 
silex op 40 en 180 cm; op 100 cm grijs laagvlak met brede donkere tak; op 
130 cm groot echinidenfragment; rond 200 cm enkele echinidenplaten soms met 
kerndoormeter; vanaf 250 cm terug vetter met klei-krimpscheurtjes

KERNSTROOK 5 (kist 4) 200.80 - 203.80 m; L 3.03 goede kernen
zelfde wit krijt, zeer fijn (geen korrels zichtbaar) en zeer homogeen, 
weinig banding herkenbaar; vaak klei-krimpscheurtjes; ss subhorizontaal tot 
7° (geen laagvlakken)
KERNSTROOK 6 (kisten 4-5) 203.80 - 206.80 m; L 3.04 m meestal stevige soms 
verbrokkelde kern
zelfde wit homogeen krijt, overwegend vet met klei-krimpscheurtjes (geen 
korrels zichtbaar); enkele zones met bleekgrijze licht gestoorde tot 2 cm 
dikke banden die soms lichte verkiezelingen bevatten;weinig bioturbaties; 
soms met fijne gepyritiseerde klasten

KERNSTROOK 7 (kisten 5-6) 206.80 - 209.80 m; L 3.08 m goede kernen
zelfde wit krijt, wordt snel fijn siltig en na 20 cm geen klei-
krimpscheurtjes meer; met bleekgrijze licht verkiezelde straticulaties 
nauwelijks te zien op buitenkant kern; op 85 cm grijs vlak met 
glauconietgroen grote bioklast-vorm; vanaf 43 cm sporadisch slierten en 
vlekken van donkere fijne bioklasten van grof zand fractie in het fijnere 
krijt; echinidenbrokstukken o.a. op 30 cm en 70 cm (zeer groot); 
HARDGROUND 104-152 cm: tussen 104-111 cm plots bleek verkiezeld krijt, van 
boven bleekgrijs met groene schijn; eronder steenhard fijn siltig 
fijngespikkeld krijt (eerder kalksteen); op 145 cm in steenhard wit 
fijnkorrelig krijt 3-12 cm grote knollige horizont in groen gebioturbeerd 
zeer hard tot licht verkiezeld krijt rijk aan grovere glauconietkorrels, 
lijkt in-situ en niet gerold (zeer onregelmatige afgeronde vorm)
vanaf 170 cm wit zacht gemakkelijk verpulverend korrelig-siltig, niet bros 
krijt met ronde iets hardere bleekgrijze fijnkorreliger bioturbaties, met 
grijze platte niet doorlopende laagvlakken, ss 0-7°; vanaf 200 cm sterker 
bleekgrijs gestraticuleerd met beginnende verkiezelingen, in zelfde zachte 
krijt; vanaf 235 cm met de eerste zwarte silex (tot 3 cm fijne 
onregelmatigeknolvorm) gemiddeld om de 20 cm (silexgehalte ca 15%); 
blijvend wat grijze gestoorde straticulaties tot lenzen in brosser (harder) 
geworden verpulverbaar (niet vet) krijt

KERNSTROOK 8 (kist 6) 209.80 - 211.65 m; L 1.85 m goede kernen hard bros 
zeer fijn wit krijt, met een weinig spikkels; op 5 en 25 cm 2 doorlopende 
kleine (<5 cm) donkergrijze silexbanden; eronder iets hardere (soms in 
relief uitstekend op buitenkant kern) fijne (2-3 mm) kleihoudende gestoorde 
straticulaties en verspreide kleine zwarte silexknollen (ca 1-2 cm) rond 
65, 80, 110, 120, 160 cm; grotere donkere silexknol (7 cm hoog) op einde 
kern 178-185 cm; krijt blijft zeer fijn en hard-bros

KERNSTROOK 9 (kisten 6-7) 211.65 - 214.75 m; L 3.08 m massief, soms 
gebroken op silex
0-170 cm (geleidelijk): krijt idem, hard wit bros fijn zichtbaar siltig met 
bleekgrijze straticulaties; tussen 5 en 40 cm verbrokkeld met silex, min 2 
grote opgebroken zwarte silexknollen; op 97 cm platte donkere silexknol; 
straticulaties breed (gem. 0.5 cm) en subhorizontaal, vrij regelmatig; op 
152 en 168 cm nieuwe donkere silexknollen tot 5 cm hoog; vanaf 145 cm meer 
spikkels (glauconiet)
170-308 cm: wit krijt zeer hard fijn siltig met verspreide iets grotere 
spikkels en sterk gestoorde korte bleekgrijze straticulaties; op 185-194 cm 
grote niet doorlopende donkergrijze silexknol; eronder in interval 194-230 
cm fijnzandig met toenemend glauconietspikkels maar door bioturbatie 
ongelijk verdeeld met grote zakken in zeer hard versteend wit krijt en naar 
onder toe steeds meer glauconietische mergel; tussen 230-242 cm grote 
donkergrijze niet doorlopende silexknol als afsluiting van dit pakket (geen 
formatiegrens): tot 245 cm hard bros bleekgrijs sterk gespikkeld 
glauconietrijk krijt
245-280 cm: HARDGROUND top: sterk groengevlekte tot grijsgroen gekleurde 
versteende mergel met grote naar onder toe vernauwende barsten (ca 1 cm 
breed) aansluitend op ingesloten holte gevuld met zachte bleke mergel; top 
hardground heeft knollige structuur en is ten dele beige-bruin fosfatisch 
verhard (zoom van ca 3 mm in-situ ontstaan want bevat nog 
glauconietkorrels); ook eronder en vooral rond 265 cm meerdere beigebruine 
klasten 1-2 cm groot soms hol gevuld met krijt of schaalvormig bestaande 
uit concentrische afwisseling fosfaat-krijt (zeer vroegdiagenetisch 
gegroeid in sediment toplaag); rond 275 cm grote steilstaande zachtere 
bleekgroene mergelige klast en bleekbeige licht fosfatische of pyritisch-
kalkige waaiervormige bloemstructuren typisch voor sponsen (type 
Plocoscyphia); ook wat bioturbaties; sediment zandsteenachtig van textuur
280-308 cm: overgaand in iets zachtere minder versteende wat brosse 
glauconietrijke intens gebioturbeerde zandige mergel, bij de basis kern 
terug meer verhard en gedeeltelijk bruin verweerd

KERNSTROOK 10 (kist 7) 214.75 - 217.75 m; L 2.98 m massief
0-45 cm: hardgroundachtig: overwegend verharde glauconietrijke zandige 
mergelsteen, top zoals einde vorige kern gedeeltelijk bruin verweerd; met 
veel grote zeer harde bleek gelig grijze fijnsiltig licht gespikkelde 
versteende kalksteenknollen (0.5 to 12 cm groot, fijnere stukken soms 
duidelijk afgesplinterd van grotere), knollen van boven duidelijk gerold 
maar van onder meer in-situ, de rand vertoont soms een zoom (begroeide 
zone) of kan substylolietisch zijn (afgegrensd door donkere onregelmatige 
laminaties) of geperforeerd en/of intern gebioturbeerd, overgang met matrix 
daardoor soms vaag met weinig kleurverschil maar steeds scherp afgelijnd
45-130 cm: vanaf 45 cm lijkt glauconietrijke mergelsteen veel minder voor 
te komen, ingezakt in bioturbaties of halfopen holtes waarvan laatste 
voorkomt op 130 cm: herneming HARDGROUND?: tot 130 cm fijne bleekgrijze 
fijngespikkelde siltsteen (gelijk de bovenliggende knollen) met gelaagde 
structuren versoord door  kleirijker fijne substylolietische laminaties en 
onduidelijke bioturbaties; enkele gerolde echinidenklasten
130-298 cm: vanaf 130 cm iets zachter en fijnkorreliger groenig grijs, 
lijkt mergeliger maar blijft toch fijn-siltig, steeds met hardere blekere 
iets fijnkorreliger zones, intern homogeen; meer uitgeloogde bioklasten van 
diverse aard slechts weinig getransporteerd; wordt overwegend hard 
bleekgroeniggrijs siltig (overeenkomend met de blekere banding hierboven) 
met vage gestoorde iets donkerder banding; vanaf 200 cm eerste ronde (2 cm) 
zeer onvolledig verkiezelde knol; vanaf 215 cm regelmatig ca 5 cm hoge 
ronde silexknollen (mooi helklinkend, vermoedelijk toch nog licht kalkig of 
poreus) met zeer poreuze bleekbeige reactiezoom ca 3 mm breed rondom, 
diagenetisch in sediment ontstaan, knollen op 215, 225, 240, 265 cm (deze 
laatste 10 cm groot, poreus, bleek met verschillende interne 
verkiezelingsfronten); matrix wordt iets bleker en fijnzandig, in onderste 
cm terug siltig; structuren afgebleekt en niet meer goed zichtbaar

KERNSTROOK 11 (kisten 7-8) 217.75 - 220.75 m; L 3.06 m massief
0-105 cm: homogene groengrijze harde siltige mergelsteen; met dunschalige 
schelpenrest en donkere pyrietische levenssporen 1 mm breed en 3 cm lang: 
monster lithotheek 217.80 m; ss 4-7°
105-306 cm: snel zandiger tot mergelige fijne zandsteen met soms sporen van 
bioklastindrukken; met silexknollen ca 8 cm met reactiezoom, knollen op 105 
cm, 120-135 cm; tussen 175-210 cm zeer steil gebarsten; wordt zeer 
fijnzandig rond 170 cm: fijngespikkeld, geen laagvlakken, fijn 
gestratifieerd volgens wisselende richtingen met sporadisch grotere 
bioturbaties volgens kalkrijke bleekbeige ronde graafgangen

KERNSTROOK 12 (kist 8) 220.75 - 222.80 m; L 2.04 (-0.01) massief, 
doorlopende kern
idem, bleekgroenig grijze zeer fijnzandige licht gespikkelde kalkzandsteen 
vaag flaserig gestratifieerd; op 22 cm fijne bioklastfragmenten; fijn 
gebioturbeerd; soms fijne deels opgeloste sponsnaalden; op 100 cm 
bloemactige spons, type Plocoscyphia; op 43, 100, 150, 200 cm gedeeltelijk 
verkiezelde nog bleke licht poreuze ronde knollen 1 à 7 cm groot met zeer 
poreuze bleke reactiezoom, daarnaast meerder kleinere soortgelijke knollen, 
knol op 150 cm bevat intern Plocoscyphia sponsstructuur: monster lithotheek 
222.75 m

KERNSTROOK 13 (kisten 8-9) 222.80 - 225.80 m; L 2.93 m (-0.07) stevige 
kernen, verbrokkeld 255-270 cm
zelfde bleekgroenig grijze flaserig gestratifieerde gebioturbeerde 
mergelige siltsteen, globaal homogeen; ss ca 7°; donkere takjes; vanaf 125 
cm bleker zandiger en/of kalkiger met glauconietkorrels, met duidelijker 
fijne straticulaties bovenaan maar dan tot 160 cm volledig door 
bioturbaties gestoord; nadien homogenere blekere fijn gebarsten kern tot 
178 cm; hieronder zeer fijnzandig met takjes en op 185 cm 8 cm grote 
silexknol met reactiezoom; blijft hieronder zeer fijnzandig zeer vaag 
gestoord door bleekgrijze laagvlakken ss 5°; op 260 cm steil ondulerend 
splijtval I 60-80° met rechte striaties; op 235 cm en rond 275 cm kleine 
(ca 2-3 cm) ronde lichtgrijze poreuze verkiezelde knollen met zeer poreuze 
reactiezoom; vanaf 275 cm geleidelijk zeer fijn siltig compact met brede 
takken; ss 3°

KERNSTROOK 14 (kist 9) 225.80 - 228.80 m; L 3.03 m massief doorlopende kern
idem, siltig tot 175 cm, fijnzandig bleekgrijze poreuzer tot 265 cm, nadien 
terug siltig maar minder groen; donkergrijze ronde silexknollen (ca 6 cm) 
met zoom op 180, 215, 230, 260, 270, 295 cm; kleinere bleekgrijze poreuze 
knollen (ca 2 cm) met zoom o.a. op 40, 85, 93, rond 140, 290 cm 
(onderscheid niet steeds duidelijk, sommige donkergrijze knollen zijn ook 
poreus); ss 3-8°; tussen 260-300 cm erg rijk aan silex < 1/3 van volume

KERNSTROOK 15 (kisten 9-10) 228.80 - 231.80 m; L 3.05 m massief
bleekgrijsgroen siltig, na 10 cm terug fijnzandig, alles vrij poreus; 
tussen 30 en 50 cm vnl donkere licht poreuze silex met brede reactiezoom; 
fijnzandig tot 75 cm; nadien siltig met zeer fijnzandige 
tussenschakelingen; bleke poreuze silex met zoom op 77 (2 cm), 165 (tot 5 
cm)-210 cm; nadien iets duidelijker gestratifieerd met fijne bleke 
lensvormige (< 1 cm) gedeeltelijke verkiezelingen; tussen 165-210 cm 
(ondercontact onduidelijk) meerdere opeenvolgende banden 2-3 cm dik 
bleekbeige harde siltige kalksteen, steeds met fijne donkere spikkels, 
gescheiden door fijne straticulaties door bioturbaties doorboord en 
onderbroken; op 184 cm pyrietaggregaat (1 cm)

KERNSTROOK 16 (kisten 10-11) 231.80 - 234.80 m; L 2.98 m (-0.02) massief 
doorlopende kern
+/- idem: blijft bleekgroenig grijze fijn onregelmatig gestratifieerde 
steenharde dichte kalksiltsteen, vrij poreus, met enkele sponsachtige 
verkiezelingen, licht gespikkeld, met sponsnaalden; tot 19 cm bleekgrijs 
verkiezelde knollen met zoom, van boven met spons: op 5 cm, in cm-brede 
bleekgrijze harde band 4 cm hoge bloemvormig verkiezelde spons type 
Plocoscyphia: monster lithotheek 231.80 m; rond 110 cm fijn gebarsten; 
tussen 160-180 cm zandiger lenzen vol glauconietkorrels, met enkele kleine 
(< 1 cm) donkere scherp afgelijnde hoekige silex klasten (dit is geen 
duidelijke basissequentie: hieronder nog wat glauconietslierten, mogelijk 
ingezakt door bioturbatie); tussen 230-260 cm nog wat glauconietslierten; 
steen is iets zachter geworden, en duidelijk zachter in glauconietrijke 
zandiger banden, blijft ook fijn gebioturbeerd

KERNSTROOK 17 (kist 11) 234.80 - 236.20 m; L 1.37 m, massief doorlopende 
kern
bleekgrijs (niet meer groenig) blijft siltig; vanaf 30 cm zachter zeer 
fijn; vanaf 100 cm geleidelijk iets grover siltig; bevat geen blekere 
gebioturbeerde banden meer; soms met kleine donker verkiezelde biogene 
structuren (sponsen?)

KERNSTROOK 19 (kisten 11-12) 236.20 - 239.20 m; L 3.08 m, massief 
doorlopend
hard en kalkrijk tot 10 cm, nadien mergelig zacht met klei-krimpscheurtjes 
tot 70 cm, compact siltig iets fijnzandig tot 275 cm (met fijne wisselende 
stratificaties, zandiger passages minder duidelijk gestratifieerd), ten 
slotte terug mergelig en zachter geband met in de bovenste 5 cl klei-
krimpscheurtjes; ss 4°; in alle faciestypes komen fijne donkere 
verkiezelingen voor, soms grotere onduidelijke vlekken, soms met verweerde 
pyriet

KERNSTROOK 20 (kist 12) 239.20 - 242.20 m; L 3.03 m massief, openbarstend 
volgens ss in sokkel
top sokkel op 138 cm = 240.58 m
0-138 cm: blijft bleekgrijze compacte siltige mergelsteen met donkere 
vlekken en takken, iets harder naar onder toe met duidelijker 
sponsspiculen; ss 3° tot subhorizontaal; vanaf 108 cm siltiger, steeds met 
sponsnaalden en fijne stippels, geleidelijk meer en grotere helgroene 
(glauconietkleur, mogelijk synsedimentair) en donkergrijsgroene (zeker 
sokkelmateriaal, mogelijk ook enkele fosfatisch) klasten; vanaf 125 cm 
talrijke donkere klasten, zowel rond (1 cm) als afgeplat (3 cm lang) weinig 
afgerond, meestal duidelijk sokkelmateriaal (zeker de afgeplatte klasten 
met zelfde paarsig-donkergrijze kleur): klasten met puntcontacten maar toch 
zeer losse stapeling met veel matrix die rijk is aan glauconietkorrels; 
basiscontact scherp ss 21°
138-303 cm: helpaarse kwartsofyllade, bleke zandiger bandjes tot 0.5 cm ca 
1/3 van geheel; ss 74° regelmatig en recht; vanaf 138 tot 175 cm ader 
(Krijt ouderdom), bleek, aansluitend op discordantievlak, gevuld met 
microkristallijne onzuivere calciet (matig bruisend) aan een kant afgezoomd 
met donker aarde-achtig materiaal, gemiddeld 1 cm max 2-3 cm breed en 
breksie-achtig van onder, aansluitend op verbreding met zelfde richting als 
basiscontact krijt (25°) vanwaaruit fijne parallelle adertjes (< 1 mm) over 
enkele cm opstijgen en tension cracks loodrecht op ss sokkel tot 3 mm breed 
en 1 cm lang uitwaaieren, alles gevuld met bleke calciet: monster 
lithotheek 240.95 m (7 cm); soms groene insijpeling op door drukontlasting 
halfopen laagvlakken, bijv 190 cm; rond 200 cm nieuwe fijne regelmatige 
calcietader tot 4 mm breed volgens ss; tussen 226-230 cm: halfopen verweerd 
limonietisch mineralisatievlak, roestbruine gangue met grote holtes 
(opgeloste pyriet?) volgens I 21° (= basiscontact krijt): monster 
lithotheek 241.50 m (2 cm); vanuit de aders dringt ijzeroxidatie door 
volgens zandige laminaties tot in volgende kernstrook: sommige zandige 
laminaties boven breukvlak op 230 cm over 8 cm volledig gevuld met 
hematietrood ijzererts

242,20 - 245,10 	(Kist 12-13) Lengte 277 cm. Stevige aansluitende kernen, met 
lokale afbrokkeling volgens de steile gelaagdheid. 
Zelfde paarse gebande leisteen, met af en toe een groenwit laagje 
(Chloriet-rijk). 
Gelaagdheid regelmatig en steil, 70° op 50 cm, 70° op 100 cm, 67° op 150 
cm, 65 ° op 200 cm, 70° op 260 cm.
De druksplijting is evenwijdig met ijzeroxiden, vaak evenwijdig met de 
gelaagdheid, ook spleten opgevuld met silex (wit), geen calciet.

245,10 - 246,90	(Kist 13) Lengte 175 cm, goede aansluitende kernen. Soms 
verbrokkeld in zachte lagen.
	Zelfde paarse gebande leisteen, met af en toe groenwitte bandjes. 
Regelmatig steile gelaagdheid. De gelaagdheid is millimetrisch en 
centimetrisch gelamineerd-geband, soms kleine ondulaties.…………………… komt 
veelvuldig voor in sommige gelaagdheidsbandjes, maar vooral in de 
snijdende diaklazen. 
	Op 120-135 cm ook krijt ingespoeld langs gelaagdheidsvlak. Gelaagdheid 
70° op 50 cm, 62° op 90 cm, 76° op 120 cm, 70° op 145 cm, 68 ° op 170 cm.

246,90 - 248,90	(Kist 13-14) Lengte ongeveer 190 cm, kernen sluiten niet 
goed aan, er zijn verbrokkelde zones 70-80 cl, 120-130 cm, en 165-190 cm.
	Het gesteente is donker verweerd, met donkerpaarse, roodbruine, zwarte 
en witte laagjes; groenwitte laagjes zijn zeer zeldzaam. Gebande-
gelamineerde leisteen, gelaagdheid 73° op 30 cm, 70° op 50 cm, 69° op 90 
cm, 74° op 115 cm, 70° op 160 cm.
	De zwarte laagjes zijn dun, waarschijnlijk hematiet. Witte laagjes 
bevatten silica (gesilifieerd?), maar zijn zacht en broos.

248,90 - 252,00	(Kist 14) Lengte 305 cm, aansluitende kernen
	Donkerpaarse gebande leisteen met regelmatige gelaagdheid, 68° op 20 cm, 
70° op 90 cm, 70°op 130 cm, 69° op 200 cm, 65° op 240 cm, 70° op 290 cm.
	De gelaagdheidbandjes zijn 1 tot 15 mm breed, meestal paars –donker en 
bleek- tot zwart en soms wit en roze, zeldzaam ook groen-witte 
samengestelde laagjes met een interne gelaagdheid minder steil dan de 
algemene gelaagdheid.
	Het gesteente is niet magnetisch.

---------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE 
---------------------------------------------------------------------------
   Top   * basis  * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
---------------------------------------------------------------------------
  0.00	  2.00	aanvulling
  2.00	  9.00	Quartair
  9.00	 18.00	Formatie van Tielt – Lid van Kortemark (?)
 18.00	125.50	Formatie van Kortrijk
125.50	139.00	Formatie van Hannut – Lid van Grandglise
139.00	170.50	Formatie van Hannut – Lid van Chercq
170.50	214.10	Krijt – Campaan-Santoon-Coniaciaan
214.10	240.58	Krijt – Turoon
240.58	252.00	Siluur, waarschijnlijk Formatie van Lust, 
volledig gerubefieerd.

---------------------------------------------------------------------------
AUTEUR     J. Van der Sluys, M. Dusar & W. De Vos – augustus 1999
---------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN
---------------------------------------------------------------------------
geofysische boorgatmetingen door NITG-TNO, Delft, op 23.03 en 05.04.99: 
caliper, GR, LN-SN, SP, SPR

technische afwerking peilput: stijgbuis 250 mm 0-30 m, 168 mm 0-190 mm; filter 
125 mm 241-251 m

	BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

	50E/0235 (III, c) KAARTBLAD: VEURNE
p. 1/7

***************************************************************************
Insert the GSB number to search all associated content