Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 048E / 048E0248.TXT

048E0248.TXT

***********************************************************************
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS & TECHNISCHE GEGEVENS
------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr:           48E         
PLAAT:              Bree
Nr:                 248 (VII) 
Type Boring:        Boring K.B. 146
Topografische kaart:               18/6
Uitgevoerd te:      Neerglabbeek
Postnr:
Adres boorplaats:   

Opdrachtgever:      
Boorfirma:          Foraky
Boordatum:          mei - augustus 1980
Topografie:         opgetekend door P. Van Wichelen 
Stalen door:        
Boringsmethode:     inspoeling tot 734 m, Gekernd 57/8 tot 1002 m
Lengte & doormeters:    

Grondwaterstanden:
1ste maal:        
Bij rust :                         
Tijdens pompen:     
Debiet :            
Waterzaaknr:        
Totale diepte:      1002 m
Stalen bewaard:
Maaiveld/ref. peil:                71.024 m
X:                
Y:                
NIS-code:     

volledige beschrijving tot 1357 m in :

o:\db\04010_1981_De steenkool verkenningsboring van Neerglabbeek (146 van het Kempisch Bekken).pdf    

monsters lithotheek 1293 tot 1295 m plateau 4235

------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING 
------------------------------------------------------------------------
Nr * Diepte Basis * AARD DER GRONDLAGEN
----------------------------------------------------------------------
           15.00    eerder fijn geel zand met keien, gemengd met wat wit zand
           20.00    fijn geel lemig zand
           25.00    idem, met kleibolletjes
           32.00    fijn donkergeel lemig zand met grijze silteuze kleibolletjes
                    BASIS KWARTAIR
           37.00    donkergroen glaukonietrijk, mikarijk overwegend middelmatig zand
           42.00    idem
           47.00    idem
           52.00    donkergroen glaukonietrijk mikahoudend iets grover zand
           57.00    idem, terug middelmatig
           62.00    idem, grover
           67.00    idem, middelmatig
           72.00    idem
           77.00    donkergroen glauconietrijk licht mikahoudend eerder fijn heterogeen zand
           82.00    idem, middelmatig
                    BASIS DIEST FORMATIE
           87.00    idem, eerder fijn, vermengd met wat bruinig zand
           92.00    idem
           97.00    groenbruin heterogeen zand: fijn glaukonietrijk vermengd met grof kwartsrijk, met houtfragmentjes
          102.00    idem
          107.00    donkerbruin eerder grof kwartszand vol venig hout
          112.00    idem
          127.00    bruin licht mikahoudend overwegend middelmatig kwartszand, met silexbrokjes
          132.00    bruin mikahoudend eerder grof kwartszand en venig hout
          137.00    bruin mikahoudend zeer grof kwartszand met silexbrok- jes en fijne houtfragmenten
          142.00    bruin mikarijk eerder middelmatig kwartszand vol silexbrokjes en grote brokken venig hout
          147.00    idem, met fijne houtfragmenten
          152.00    idem
                    BASIS BOLDERBERG FORMATIE
          157.00    idem, eerder fijn zand
          167.00    fijn zand vol fijne schelpfragmenten (rijke delikate determineerbare fauna)
          172.00    fijn zand vol fijne schelpfragmenten, nog vermengd met fijne houtfragmenten
          177.00    wat fijn zand vol schelpengruis in venige houtmassa
          182.00    fijn zand met fijne schelpfragmenten vol fijne houtfragmenten
          187.00    fijn bruin zand met schelpengruis; minder fijne houtfragmenten
                    BASIS HOUTHALEN FORMATIE
          192.00    zeer fijn groen zand
          197.00    groen glaukoniethoudend zeer fijn silteus zand
          202.00    groen silt
          207.00    idem
          212.00    groene silt met wat schelpengruis (mogelijk naval)
          217.00    zeer fijn groen zand met wat schelpengruis
          222.00    fijn groen glaukoniethoudend zand met schelpfragmen- ten w.o. Glycymeris en kleibolletjes
          227.00    zeer fijn groen glauconiethoudend zand met wat schelpfragmenten
          232.00    groen silteus zand met wat schelpfragmenten en kleibolletjes
          237.00    groen silt met middelmatige glauconietrijke zand- steenbrokjes
          242.00    zeer fijn groen glaukoniethoudende zand met schelp- fragmenten (Pecten, Koraal) en zandsteenbrokjes
          247.00    fijn groen glaukoniethoudend mikahoudend zand met determineerbare schelpen
          252.00    fijn groen silteus zand met schelpengruis
                    BASIS VOORT FORMATIE
          257.00    groen kleiig silt met dikschalige schelpfragmenten
          262.00    groene silteuze klei
          267.00    idem
          272.00    groene klei
          277.00    idem
          282.00    groene klei, mogelijk silteus, met glauconietkorrels en fijne schelpfragmenten
          287.00    groene klei
          292.00    vettere grijsgroene klei
          297.00    terug iets vloeibaarder groene klei
          302.00    vette groene klei
          307.00    vette groene klei met schelpfragmenten en haaietand
          312.00    vette grijsgroene klei
          317.00    idem
          322.00    idem, met bleke kalkhoudende halfverharde klei (Septaria ?) met enkele silex (?) brokjes
                    BASIS BOOM FORMATIE
          327.00    groene silteuze klei
          332.00    idem, met schelpfragmenten (Pecten)
          337.00    groene silteuze klei met fijn schelpengruis
          342.00    groene silteuze klei met fijne schelpfragmenten
          347.00    grijsgroene silteuze klei met schelpfragmenten w.o. Glycymeris en harde kleiige  brokken
          352.00    grijsgroene silteuze klei met schelpengruis en klei- bolletjes
          357.00    grijsgroen kleiig silt met schelpengruis, kleibolle- tjes en harde zandige kleibrokken    
          362.00    idem, minder schelpengruis
          367.00    grijsgroen fijn kleiig zand met zeer veel harde brokken
          372.00    grijsgroen kleiig silt vol harde kleibrokjes
          377.00    grijsgroene silteuze klei vol harde kleibolletjes
                    BASIS TONGEREN + LANDEN FORMATIE
          387.00    grijsgroene klei met harde kleibrokjes en iets blekere kalkhoudende klei
          392.00    bleekgrijze kalkrijke klei (mergel)
          397.00    mergel met donkere kalkhoudende kleibrokken
          402.00    mergel
          407.00    idem, met hardere brokjes
          412.00    idem, met hardere mergelbrokjes
          417.00    bleke mergel met kleine harde donkere brokjes
          422.00    idem, met grotere donkere brokjes
                    BASIS GELINDEN FORMATIE
          427.00    fijnzandige glauconiethoudende bleekgroene mergel met kleiige brokjes
          433.00    fijn groen glauconiethoudend mergelig zand vermengd met bleke mergel
          437.00    zeer fijn groen glauconiethoudend mergelig zand met harde mergelbrokjes
          442.00    idem, ook met harde groene kleiige brokjes
                    BASIS ORP FORMATIE
          447.00    zachte donkere kalkloze klei
          452.00    idem met rode kleibolletjes en wat harde kleiige brokjes
          457.00    mengeling donkere klei; rode klei met rode korrels, mergel, verkit glauconietzand, schelpengruis en kleibrokjes
          462.00    grijze en rode klei, met rode korrels en veel harde kleiige brokjes
          467.00    plastische bruine, rode en grijze klei
                    BASIS EISDEN FORMATIE (BASIS TERTIAIR)
          472.00    krijt met helrood gekleurde kleibollen
          475.00    tufkrijt, geelwit, kompakt, met Dentalium
          480.00    idem
          485.00    idem
          490.00    idem
          495.00    idem, met veel groenige harde en zachte kleibollen (ook hoger) en harde groengele fijn gebande kleisteen
          500.00    idem
          505.00    idem
                    BASIS MAASTRICHT FORMATIE
          510.00    tufkrijt ingebed in blekere gelige waarschijnlijk kalkrijke silt matrix
          515.00    idem
          520.00    idem
          525.00    tufkrijt ingebed in geelgroen kleiig - mergelig silt
          530.00    idem
                    BASIS SPIENNES FORMATIE
          535.00    bleekgroene silteuze mergel (siltkorrels bestaan uit kalkfragmenten)
          540.00    idem
          545.00    idem
          550.00    helgroene silteuze mergel met nog veel tufkrijtfrag- menten
          555.00    helgroene kleiige mergel
          560.00    helgroen mergelig silt vol tufkrijt  fragmenten
          565.00    roodachtige licht silteuze klei met tufkrijt naval uit Montien ?)
                    BASIS NOUVELLES FORMATIE
          570.00    meer plastische groene mergel (groene mergel glaucon- iethoudend)
          575.00    iets silteuze groene mergel
          580.00    groene mergel
          585.00    idem
          590.00    met talrijke brokjes in groene glauconietrijke kalkzandsteen
          595.00    plastische groene mergel
          600.00    groen kleiig silt
          605.00    idem
                    BASIS HERVE FORMATIE
          665.00    groen glauconiethoudend zand, fijn tot middelmatig korrelig, in mergelige matrix
          670.00    groene kleibollen
          675.00    groen glaukoniethoudend eerder fijn zand
          680.00    groene mergelige klei
          685.00    groen (mergelig) silt tot fijn zand, glauconiethou- dend
          690.00    idem
          695.00    idem
          700.00    idem, met wat grovere kwartskorrels
          705.00    idem
          710.00    idem, met wat hard ligniet
          715.00    grover groen mergelig zand, met bleke mergelbollen en brokjes silex
                    BASIS VAALS FORMATIE
          720.00    grof groen mergelig kwartszand met harde donker-
                    gekleurde hoekige lignietbrokjes
          722.00    idem, harde donkere hoekige lignietbrokjes en even- eens ligniet erg talrijk
          724.00    heterogeen zeer grof kwartszand volg lignietbrokken, enkele pyrietkorrels
          726.00    idem, eveneens met pyrietkorrels; lignietbrokken nog talrijker
          728.00    lignietbrokken overwegen op heterogeen kwartszand
          730.00    homogener grof kwartszand, weinig lignietgruis
          732.00    zeer grof heterogeen kwartszand met wat lignietbrok- jes
          734.00    heterogeen maar minder grof kwartszand met weinig maar grote lignietbrokken
          736.00    heterogeen uiterst grof kwartszand, weinig ligniet- brokken
                    AKEN FORMATIE (BASIS MESOZOICUM)
          762.37    gelijkmatig grof kwarts vol fijne koolbrokjes
          798.00    vol fijne koolbrokjes
                    ZANDSTEEN VAN NEEROETEREN

BESCHRIJVING DER BOORKERNEN

Pas 1: 741.70 - 750.70 = 9.00 - L= 4.46 

0.00 - 1.15:        grofkorrelige heterogene kwartsrijke veldspaathoudende zandsteen met hoekige korrels, met ingekoold drijfhout en met keien tot 4 cm in donkere kolige lei (hoekige brokken) en in kwarts en verkiezelde kalksteen (afgerond), de laatsten los, en mogelijk door naval afgezakt.
          De grofste stroken zijn zeer heterogeen (mikrokonglomeraat van granuele afmetingen) en vertonen een zeer hoge porositeit ondanks de aanwezigheid van veel sterk verweerde gesteente fragmenten en ingekoolde brokjes.
          Tot 0.60 zeer sterk gebroken, nadien zeer regelmatig gebroken (minder kernverlies)
          Rond 0.65 veel laagvlakken met ingekoold drijfhout in middelma- tig tot grofkorrelige zandsteen, i = 9 
          snel terug overwegend grofkorrelig met lei keitjes
          rond 1.00  nogmaals veel kolige laagvlakken i = 8 
1.15 - 1.32:        konglomeraat, met keitjes van 1 cm
1.32 - 2.65:        bleke meer homogene grofkorrelige kwartsrijke veldspaathoudende zandsteen, met hoge porositeit
          op 2.25: i = 9 
          op 2.35: i = 23 
          op 2.60: i = 9 
2.65 - 3.07:        terug met lei intraklasten (hoekige keitjes) 
          op 2.90: laag met bruine lei intraklasten, eronder onregelmatige kolige laagvlakken
3.07 - 4.46:        homogener
          op 3.30 gebroken kern
          op 3.40 gebroken kern
          eronder enkele zeer onregelmatige kolige laagvlakken en koolbrokjes, snel terug homogener tot einde pas.
          op 4.35: i = 17 


Pas 2: 750.70 - 758.90 = 8.20 - L= 6.36 
           
0.00 - 2.60:        bleke grofkorrelige kwartsrijke zandsteen, iets beter verkit, maar nog steeds met hoge porositeit
          op 0.40 met wat kolige brokjes, i = 22 
          op 1.15: i = 21 
          op 1.25: kern verbrokkeld
          vanaf 1.45 kern meer gebroken
          op 1.68 sterk gebroken
          rond 1.90 vergruisd (kernverlies)
          op 2.30 kolig laagvlak, i = 20 , met splijtvlak loodrecht op laagvlak (strekking gelijk)
          rond 2.50 sterk gebroken
2.60 - 4.13:        zandsteen wordt geleidelijk iets fijnkorreliger: bleke eerder dichte vrij grofkorrelige zandsteen, rond 2.70 terug zeer grofkorrelig met talrijke kolige slierten (bestaand uit fijn ingekoolde brokjes in laminae afgezet op bestaande ripples): erdoorheen enkele onregelmatige open barsten (subvertikaal en subhorizontaal) op 2.83 laagvlak met ingekoolde plantenresten.
          Tot 3.02 kern sterk gebroken, met veel ingekoold drijfhout en kolige slierten rond 3.30 enkele regelmatige kolige laagvlakken i= 20 
          op 3.35: i= 6 
          rond 3.60: enkele regelmatige kolige laagvlakken
          tussen 3.70 en 3.75 enkele laminae vol fijne donkere lei en kolige leibrokjes, i= 11 
          op 3.85: i= 0 
          op 3.95: barst
          op 4.05: i= 4 
4.13 - 4.98:        meer grofkorrelige zandsteen, met talrijke kolige laagvlakken en -slierten, ook veel kleiige leibrokjes
          op 4.30: i= 5 
          op 4.66: laag met grote hoekige donkere lei - intraklasten eronder sterk verbrokkeld, voornamelijk door het voorkomen van zeer grote (5 cm) lei -intraklasten.
4.98 - 6.26:        eerder grofkorrelige bleekgrijze veldspaatrijke zandsteen, aanvankelijk homogeen
          op 5.15 wat verbrokkeld
          eronder met regelmatige kolige laagvlakken, bestaande uit talrijke kleine hoekige koolbrokjes, BGD 56 = 758 m
          op 5.35: i= 20 
          op 5.60: i= 9 
          op 5.65 sterk gebroken, met los koolbrokjes
          op 5.57-5.85: zeer sterk gebroken
          op 5.95 zeer sterk gebroken, met grote koolbrokken
          rond 6.05 met ingekoold drijfhout
          rond 6.15 sterk gebroken, met koolbrokjes
6.26 - 6.36:        verknepen zachte bleekbruine lei vol onregelmatige glijvlakken, gedeeltelijk omgezet tot breukklei.

Pas 3: 758.90 - 766.10 = 7.20 - L= 5.135

0.00 - 0.25:        bleekgrijsblauwe siltsteen, met loadcasts in eerder grofkorreli- ge veldspaatrijke vrij dichte zandsteen; gebroken volgens onregelmatige vlakken
          op 0.10: steenkool intraklast van 10 cm, eronder regelmatige kleinere brokken 
          op 0.20: klei sideriet laagje op een zandsteen loadcast
          op 0.20 glijvlak met striaties volgens de grootste helling; i= 30 
0.25 - 0.35:        middelmatig tot grofkorrelige bleke veldspaatrijke dichte zandsteen met vooral aan top grote intraklasten in bleekblauw- grijze siltsteen en kleine intraklasten in donkere kolige lei tot onzuivere kool; sterk gebroken
0.35 - 0.50:        grofkorrelige zandsteen, met intraklasten in bleekgrijsblauwe siltsteen.
          op 0.40: i= 11 
          op 0.47 met 3 cm lange bleekgrijze kleisiderietlenzen
0.50 - 2.22:        goedbewaarde kern in middelmatig tot grofkorrelige bleke veldspaatrijke zandsteen met vrij geringe porositeit, vol kolige slierten
          op 90: intraklasten in kolige lei en bleekgekleurd gesteente (siderietisch ?)
          op 110: i = 50 ; splijtvlak i = 80  (in zelfde richting als gelaagdheid)
          op 1.40: i = 14  op ingekoold laagje
          op 1.82: ingekoold laagje
          op 2.00: i = 15  op kolig laagvlak
2.22 - 2.35:        grofkorrelige zandsteen met ingekoold drijfhout en kolige slierten; enkele siltsteen intraklasten; i = 11 
          aan de basis sterk gebroken, met kolige slierten en steenkoolin- traklasten
2.35 - 2.70:        fijne - tot middelmatige veldspaatrijke zandsteen, met kolige laagvlakken talrijker naar onder toe. Met gepyritiseerd subvertikaal splijtvlak. 
          Op 2.60: i = 9 
2.70 - 2.76:herboorde kern in zelfde gesteente; met licht pyriteus splijt- vlak
2.76 - 3.27:        bleke grofkorrelige kwartsrijke zandsteen met hogere porositeit, met kolige laagvlakken (vol kleine koolbrokjes) en enkel kleine pyrietnesten  
          op 2.90: i= 10 
          op 3.27: i= 5 
3.27 - 3.47:        fijnklievende zachte bruinige lei, met ingekoolde plantenresten en met determineerbare plantafdrukken: LSF2 762.37 enkele subhorizontale glijvlakken
          nb. deze kern in kleinere diameter

3.47 - 3.65:        fijnklievende zwartgrijze lei; gedeeltelijk grijsverweerd inwendig bleekgrijs met ingekoolde planten (Cordaites, Calami- tes) soms pyriteus; wat fijne plantenresten; ook determineerbare plantenresten; L S Fl 762,55
          enkele subhorizontale glijvlakken; i = 7 
3.65 - 3.79:        grijze lei met enkele koolstrepen, doorworteld; sterk gebarsten
3.79 - 3.87:        verweriginsklei met enkele brokstukken in harde grijze zandige lei
3.87 - 3.99:        verweerd; aanvankelijk fijne donkere lei en veel zandkorrels; dan donkere zandige lei, met ingekoolde planten, doorworteld
3.99 - 4.23:        totaal vergruisd, met enkele brokken in grijze lei en bruine doorwortelde lei
4.23 - 4.49:        verweerde bleekgekleurde siltsteen, doorworteld
4.49 - 4.82:        sterk verweerde bleke zandige lei, doorworteld
4.82 - 5.09:        bleke zeer fijnkorrelige zandsteen, licht doorworteld
5.09 - 5.13:        verweerde bleke kleiige siltsteen


Pas 4: 766.10 - 775.40 = 9.30 - L = 9.29,50

0.00 - 0.98:        bleekgroene zeer fijnkorrelige zandsteen
          van 0.00 tot 0.15: subvertikaal halfopen splijtvlak
          op 0.52: i = 5  in fijn tot middelmatige laag
          op 70 : i= 12 
0.98 - 4.07:        fijne tot middelmatige zeer homogene bleekgroene zandsteen, naar onder toe meer fijnkorrelig
          op 1.52,50: slechte aanpassing der kernen (stuk ontbreekt of kern verkeerd gelegd)
          op 2.10: i = 7 
          op 2.51: slechte aanpassing der kernen
4.07 - 9.29,50: geleidelijk fijn tot middelmatige bleekgrijze zandsteen;   enkele laagvlakken met zeer fijne plantenresten, blijft homogeen
          op 4.33: slechte aanpassing der kernen
          naar onder toe overwegend fijnkorrelig, met enkele fijn tot middelmatige lagen
          op 6.50: i = 10 
          op 7.00: i = 10 
          tussen 7.63 en 7.72 met korte donkere zandige lei lenzen in fijne tot middelmatige zandsteen
          op 7.75: i = 3 
          op 8.35: i= 8 
          laagvlakken met zeer fijne ingekoolde plantenresten vooral tussen 6.43 en 6.63, tussen 7.35 en 7.45, rond 7.75, 8.35, 8.80 en 9.00

Pas 5: 775.40 - 784.70 = 9.30 - L= 885.50

0.00 - 1.48:        homogene bleekgrijze fijne en fijne tot middelmatige zandsteen met wat laagvlakken vol zeer fijne ingekoolde plantenresten aan de top herboord stuk siltsteen (uit hoger niveau, naval)
          op 0.55: i= 15  
          op 0.94: i= 15 
          op 1.16: kolige laagvlak; i= 12 
          op 1.48: kolige laagvlak, met licht ravinerende basis
1.48 - 2.74:        fijnkorrelige zandsteen, laagvlakken met zeer fijne ingekoolde plantenresten tussen 1.80 en 1.95, op 2.20 en 2.74
          op 1.76 pyriteuze kolige stengelafdruk met kleine tubulaties; i= 20 
          op 2.74: i= 10 
2.74 - 3.35:        zandsteen wordt geleidelijk fijn tot middelmatig
          op 3.15: steenkoolintraklast van 2 cm, in niveau met veel zeer fijne plantenresten; i= 8 
          op 3.35: enkele laagjes met zeer fijne plantenresten
3.35 - 5.66:        eerder fijnkorrelige bleekgrijze zandsteen, laagjes met zeer fijne ingekoolde plantenresten tussen 3.65 en 3.80; op 4.35, 4.65, 4.95 en 5.55
          op 3.70: i= 14 
          op 4.65: i= 6 
          op 5.55: i= 7 
          rond 4.15 en 4.45: in de fijnkorrelige zandsteen, fijne tot middelmatige zandsteenlagen met kolige slierten
5.66 - 5.82:        fijnkorrelige zandsteen, onder- en bovengrens scherp
5.82 - 6.09:        grijze leiachtige siltsteen vol zeer fijn plantenhaksel
          op 5.86: slecht bewaarde plantenresten, LS Fl 781,20
6.09 - 7.05:        grijze zandige lei, geleidelijk meer fijn gestratikuleerd, met enkele dunne kleisiderietbanden en veel plantenhaksel
          op 6.30: i= 7 
          op 6.55: i= 4 
7.05 - 8.62:        grijze zandige lei met zeer fijne plantenresten, zeer homogeen, slechte aansluiting der kernen boven en onder
          op 7.25: i= 7 
          op 7.85: i= 3 
          op 7.95: kleine knol, vermoedelijk siderietisch
          op 8.50: dun calcietlaagje; i= 4 
8.62 - 8.85,50: grijze zandige lei met wat vaag afgetekende kleisiderietbanden
          

Pas 6: 784.70 - 794.10 = 940 - L= 8.74,50 

0.00 - 0.80:        bleekgrijze lei met vage maar regelmatig weerkerende kleiside- rietbanden; met wat zeer fijne plantenresten
          op 0.10: i= 1 
          rond 0.40: vertikale zandige graafgangen, LSFa 785.10
          op 0.75: i= 2 , met stengelige plantenresten
0.80 - 0.85:        donkergrijze lei vol slechtbewaarde plantafdrukken, LSFl 785.40; 785.55
          op 0.80: i= 3 
          op 0.85: bruin bitumineus glijvlak
0.85 - 0.91:        kool, geband, meestal dofglanzend, 785.55-785.60 (BGD 51)
0.91       :        fijn laagje in kolige lei
0.91 - 1.11,50: kool, 785,61-785.75 (BGD 51)      
           
1.11,50 - 1.56: grijze lei, geëscailleerd snel eerder donkergrijs; doorworteld
1.56 - 1.75:        slechte aansluiting
          donkergrijze lei, doorworteld, bijna geen glijvlakken meer, met ingekoolde stengelige planten, Stigmaria, LSFl 786.25
1.75 - 1.92:        in de lei meer glijvlakken
1.92 - 2.10:        zachte zwarte fijnklievende lei vol ingekoolde planten (Calami- tes e.a.)
          op 2.10: i= 8 
          vol koolstrepen en koollaagje; 786.62-786.80 (BGD 5); St. 786.75
2.10 - 2.60:        bleekgrijze lei, doorworteld, met ingekoolde plantenresten, met siderietknollen, verspreid of laagvormig geconcentreerd
2.60 - 2.70         grijze tot bruingrijze sterk verknepen lei, geëscailleerd met brokstukken van 2 cm dik koollaagje, St. 787.35 (BGD 5)
2.70 - 2.75:        kool; St. 787.40 (40-45) (BGD 51)
2.75 - 4.80:        bleekgrijze zandige lei, mikahoudend, licht doorworteld en gebioturbeerd, met vage, maar harde kleisiderietknollen, vooral vanaf 3.30, met slecht bewaarde verspreide plantenresten (Sigillaria op 2.28; Coradaïtes op 3.45).
          De flaserige gebioturbeerde gelaagdheid wordt geleidelijk beter gestraticuleerd 
          op 3.35: Stigmaria
          op 4.40: i= 7 , op kleisideriet lens; Calamites, LSFl 789.10 eronder zandiger, niet meer doorworteld, maar met zandige tubulaties
          op 4.80: i= 8 , glijvlak met horizontale striaties, i= 60 , strekkingen  maken een scherpe hoek, hellingen tegengesteld
4.80 - 5.35:        grijze zandige gestratikuleerde siltsteen met kleisiderietlenzen op 5.20: plantenhaksel; i= 4 
5.35 - 6.55:        bleekgrijze zandige lei met eerder dikke kleisiderietlenzen, met fijne zandige tubulaties
          op 5.60: fijne slumping
          op 5.70: zeer fijne plantenresten; i= 4 
          op 5.80: spiegelglijvlak; i= 5 
          eronder verspreide zeer fijne plantenresten
          op 6.17: spiegelglijvlak; i = 3 
6.55 - 7.35:        lei wordt geleidelijk meer gestratikuleerd, minder bleek, vrij zacht
          op 7.05: i= 3 ; op 7.35: i= 3 
7.35 - 8.74,50: grijze zandige lei, sterk gestratikuleerd, met belangrijke      zandsteenpassages; veel zwarte laagvlakken met zeer fijne plantenresten; wat kleisiderietlenzen; overgangen geleidelijk
          op 8.05: i= 3 ; op 8.25: i= 3 ; op 8.75: i= 4 
          + herboord stuk aan top van pas 7.
  
                    
Pas 7: 794.10 - 802.10 = 8.00 - L= 5.89,50

0.00 - 2.90:        grijze vrij zachte lei, zandig gestratikuleerd, licht mikahou- dend,met zwarte laagvlakken en laagvlakken vol plantenhaksel; regelmatige kleisiderietlenzen, soms met plantenresten (Cordai- tes)
          van 0.00 tot 0.20: zandig element overheerst
          op 0.30: i= 4 
          op 0.70: i= 2 
          naar onder toe ook wat vlakken met ingespoelde wortelstukken, vrij verspreid in laagvlakken liggend
          op 1.80: i= 4 
          op 2.22: slechte aansluiting op siderietlens (geen kernverlies)
          op 2.50: i= 1 
2.90 - 3.45:        zachte grijze lei, licht en fijn gelamineerd, met kleisideriet- lenzen (ongeveer een lens per 5 cm); geen plantenresten
          op 3.00: i= 5 
          op 3.20: glijvlak, striaties volgens de grootste helling, i= 4 
3.45 - 3.48:        donkergrijze lei met onregelmatige glijvlakken (escaille ?)
3.48 - 3.54,50: donkergrijze lei, doorworteld (mislegd ?) 
3.54,50-3.89: kool, 19 cm in massieve kern, met pyriteuze laagvlakken mogelijk  kernverlies aan top; kontakten onregelmatig (onderste boven ?)
          op 3.35: i= 4 
          797.64-797.83= St. 797.75
          797.83-797.98= St. 797.90
          BGD 55 (= 797.75)
3.89 - 3.98:        zwarte kolige lei, volledig doorworteld, met kolige afdrukken met pyrietneerslag, st. 798 (nb. BGD 6 = 798, gruis uit spoelmonster)
3.98 - 4.05: breukklei; volledig verknepen
4.05 - 4.24: grijze lei, sterk gebioturbeerd - doorworteld
4.24 - 4.85:        bleekgrijze zandige lei, gestratikuleerd met zandsteen passages, met talrijke kleine kleisiderietknollen, zeer sterk gebiotur- beerd, doorworteld met grote wortels. De wortels worden fijner en de lei minder zandig naar onder toe. Aan de basis slechte aansluiting
4.85 - 4.98:        grijze zandige lei vol kleisiderietknollen, doorworteld
4.98 - 5.05:        grijze doorwortelde lei, volledig verknepen (escaille ?)
5.05 - 5.75:        grijze gestratikuleerde fijnkorrelige zandsteen, gebioturbeerd -doorworteld met zeer fijne plantenresten
          op 5.30: i= 3 
          op 5.67: slecht bewaarde licht doorwortelde Lepidodendron
          op 5.57: klei siderietnodule
5.57 - 5.89,50: grijze zandige lei, van boven donkergrijs, licht verknepen      gans doorworteld; naar onder toe lichter doorworteld, door boring vergruisd.


Pas 8: 802.10 - 810.60 = 8.50 - L= 8.36,50

0.00 - 0.48:        bleekgrijze zandige lei met onregelmatige grote ijzerrijke kleisiderietnodulen, licht doorworteld, met wat onregelmatige glijvlakken (alle onderliggende overgangen geleidelijk)
          op 0.35: i= 12 
0.48 - 0.83:        bleekgrijze zandige lei, vrij regelmatig gestratikuleerd, zeer licht doorworteld
0.83 - 1.01:        grijze sterk zandige lei en donkergrijze minder zandige lei in afwisselende banden van ±5 cm dikte
          mooie sedimentaire verschijnselen; basis bleke banden doorgaans licht ravinerend, fragmenten van bleke banden dikwijls ingezakt in de donkere banden.
          op 0.95: i= 4 
1.01 - 1.95:        grijze homogene zeer fijnkorrelige zandsteen tot siltsteen, met minder fijne zandsteenpassage, wat kleine glijvlakken en ingespoelde wortelresten
1.95 - 2.10:        grijze siltsteen, geleidelijk met meer nodulaire zandsteen interkalaties tot 10 cm dik
          op 2.00: i= 6 
2.10 - 2.34:        grijze fijnkorrelige zandsteen met aan de basis bleke kalkrijke (opbruisend in HCl) kleine (1 cm) knollen
2.34 - 4.59:        grijze zandige gestratikuleerde lei, met wat vage ijzerrijke kleisiderietlenzen
          aanvankelijk nog wat kleine bleke kalkrijke knollen
          sedimentaire kontakten tussen de stratikulaties meestal onregelmatig, soms gebioturbeerd
          op 2.75: i= 8 
          op 3.19 en tussen 3.80 en 3.95: scherp afgelijnde kleisideriet- nodulen (5 cm dik)
          op 3.95: zandsteenpassage
          op 3.40: onregelmatig glijvlak, i= 45  (strekking maakt scherpe hoek, helling in zelfde richting als gelaagdheid), in meer leiachtige passage
          op 3.50: kleine loadcast
          op 4.20: onregelmatig subvertikaal dicht splijtvlak, in groengrijze  zandige lei met Cordaïtes (niet ingekoold)
          op 4.50 slecht kontakt in kleisiderietlens
4.59 - 8.36,50: eerder donkergrijze gestratikuleerde zandige lei, met dunne     kleisiderietlenzen
          in de stratikulaties ripples en kleine loadcasts (op 4.70) met plantenresten, Calamites, Astero ... op 4.59; i= 4 
          Cordaites op 4.75, i= 10 
          Calamites op 4.90
          eronder voornamelijk met zeer fijne plantenresten 
          op 5.22: Cordaites, i= 3 
          LSFl 806.70; 807.20; 807.50; 808.40; 808.70; 809.50; 809.80; 810, 810.10   
          tussen 5.52 en 5.73 sterk sedimentair gestoord, en gebioturbeerd
          op 5.57: gepyritiseerde graafgang
          eronder opnieuw plantenresten, voornamelijk Calamites (op 5.92) en Cordaites (op 6.20)
          tussen 5.73 en 5.92 overwegend zandig
          op 6.85: i = 5 
          op 7.15: i= 11 
          op 7.00: sedimentaire barst
          tussen 7.20 en 7.28: donkere zandige lei met talrijke kleiside- rietlagen
          op 7.80: onregelmatig glijvlak, i= 45 
          lei licht vergleden
          tussen 8.15 - 8.25: silteuze passage


Pas 9: 810.60 - 819.90 = 9.30 - L= 9.01

0.00 - 1.30:        eerder donkergrijze lei, gestratikuleerd zonder dikkere zandsteenpassages, met plantenresten (Calamites, cordaites) in laagvlakken, soms pyriteus; zeer veel dunne kleisiderietlenzen; wat plantafdrukken rond 0.50 dikkere nodulaire kleisiderietlen- zen.
          LSFl 810.85; 811; 811.20; 811.40; 811.60
          op 0.60: i= 5 
          op 0.90: i= 9 
          op 1.20: i= 5 
1.30 - 1.56:        grijze en donkergrijze iets zandige lei, zonder kleisideriet, licht doorworteld (muur) met onregelmatige glijvlakken van sedimentaire oorsprong.
1.56 - 1.76:        donkergrijze lei, sterk gebroken, vol onregelmatige sedimentaire glijvlakken, van boven nog doorworteld enkele kleisiderietlagen (een op 1.56, aan de basis vergleden, i= 23 ) de lei wordt geleidelijk zwart, met fijne ingekoolde plantenresten.
1.76 - 1.90:        zeer sterk verbrokkelde zwarte lei vol glijvlakken; aan de basis pyriteus en kolig; St. 812.40 (36-50) - (BGD 54)
1.90 - 1.97,50: lei met dikke koolstrepen, pyriteus zeer sterk verbrokkeld.
1.97,50-1.98,50: kool; St. 812.55 (50-58.5) - (BGD 54)
          aan de basis slijpplaatje 812.57
1.98,50 - 2.03: zwarte lei met koolstrepen, met onregelmatige glijvlakken  (escaille)   
          i= 11 
          St. 812,60 
          2.03 - 2.47,50: donkergrijze iets zandige lei met kleisideriet- knollen, gebioturbeerd, geëscailleerd, doorworteld
          op 2.03: i= 7 
          op 2.30: i= 13 
2.47,50-2.53: donkergrijze lei, sterk doorworteld, sterk verbrokkeld
2.53 - 2.85:        grijze lei met kleisiderietknollen, met laagvlakken vol onherkenbare plantenresten, sterk doorworteld
          op 2.70: i= 8 
2.85 - 3.15:        grijze lei, doorworteld, zeer sterk verbrokkeld, vergleden met kleisiderietknollen
3.15 - 3.28:        grijze zandige gestratikuleerde lei, met kleisideriet lenzen, met koolstrepen (0,1 cm dik), met verspreide plantenresten (Calamites, Cordaites, varens), gebioturbeerd en doorworteld; glijvlak, i= 35 
          op 3.28 slechte aanpassing der kernen
3.28 - 3.42:        grijze iets zandige lei, vol grote alhoewel gefragmenteerde (Cordaites) gebioturbeerd, doorworteld, LSF1 813.89
3.42 - 4.10:        grijze zandige lei, regelmatig gestratikuleerd, met kleiside- rietlenzen en -knollen, wat plantenresten (Cordaites), minder doorworteld; LSFl 814.60
          op 3.60: i= 12 
          op 3.90: i= 8 
          op 4.00: dicht splijtvlak, i= 55 
4.10 - 4.14:        idem, verbrokkeld omwille van de splijtvlakken en de laagvlakken met kolige plantenafdrukken (Calamites) - geen kernverlies
          i= 7 
4.14 - 4.52:        grijze zandige lei, sterk gestratikuleerd met dikkere sedimen- tair gestoorde zandige banden en vage kleisiderietlenzen; wat plantenresten, soms ingekoold (Calamites, Cordaites)
          op 4.20: spiegelglijvlak, i= 23 
          op 4.40: i= 13 
4.52 - 5.00:        overgaand in grijze fijnkorrelige gestratikuleerde zandsteen, sterk sedimentair gestoord (loadcasts); in de lei-achtige laagjes ook kleisideriet; met donkergrijze zandige laagjes, wat plantenresten
5.00 - 6.10:        geleidelijk homogene zachte grijze fijn tot middelmatige zandsteen, met wat laagvlakken vol ingekoolde plantenresten
op 5.55: i= 7 
          op 5.80: horizontale kleisiderietlaag
          eronder talrijke kolige slierten volgens de ripple foresets
          op 6.10: i= 9 
6.10 - 6.60:        grijze fijnkorrelige gestratikuleerde zandsteen, met veel bioturbaties
          op 6.20: dikke (3 cm) kleisiderietlaag, enkele dunne kolige laagvlakken      
6.60 - 9.01:        zachte grijze fijne zandsteen, met vooral van boven en onder kolige laagvlakken en slierten, mooi parallel aan de foreset gelaagdheid, kleisiderietlenzen en lei-achtige gebioturbeerde slierten
          naar onder toe homogener
          op 7.70: i= 13 
          op 8.70: i= 10 
          + enkele herboorde stukken

Pas 10: 819.90 - 829.00 = 9.10 - L= 8.03

0.00 - 4.18:        grijze fijnkorrelige zandsteen met talrijke vrij regelmatige kolige slierten en laagjes vol fijne koolbrokjes; meer onregel- matig naar de basis toe waar ook enkele 2 cm dikke kleisideriet- banden en -knollen voorkomen
          op 4.12 en 2.29: steenkoolintraklasten (BGD 53 op 822)
          op 3.01 slechte aansluiting mogelijk door kernverlies
          op 3.94: ondulerend glijvlak, i= 40 , eronder ingekoolde lei-intraklasten 
          op 4.18 slechte aansluiting via glijvlak, i= 40  (mogelijk op kleisiderietlens)
          op 0.20: i= 11 ; 0.75: i= 13 ; 1.27: i= 15 ; 2.52: i= 13 ; 3.42: i= 13 
4.18 - 5.76:        grijze zandige lei
          van boven (over 90 cm) vaag gestratikuleerd, met loadcasts, met wat kleisiderietknollen, ingekoolde plantenafdrukken en plantenresten (Cordaites)
          op 5.08: i= 14 
          na 90 cm bleekgrijze zandige lei, stratikulaties zeer vaag maar nog loadcasts, vage kleisiderietbanden en wat ingekoolde plantenresten
          op 5.64 mooi recht splijtvlak, i= 38 
5.76 - 5.88:        kool in massieve kern (kontakten te abrupt, waarschijnlijk verlies); st. 825.75 (67-79) - BGD 52)
5.88 - 5.93:        vergruisd, met koolbrokjes en zwart kolige leibrokjes, met 1 cm dikke gepyritiseerde sferosiderietlens aan top, st.825.80
5.93 - 7.17:        bruinige grijze zachte lei, licht zandig gestratikuleerd, met ingekoolde laagvlakken (Sigillaria, Calamites), horizontale glijvlakken, wat vergleden, doorworteld
          slechte aansluitingen op 6.04, 6.22 en 6.64
          1 cm dikke ingekoolde lenzen op 6.61, 6.64 en 7.15
          op 6.04: i= 8 , op 6.67: i= 2  (glijvlak); op 6.92: i= 4 
          op 6.15 plantenresten: LSFl 826, 827.30, 828, 828.10
          op 6.80 klein pyrietnest
7.17 - 8.03:        bleekgrijze licht zandige gestratikuleerde lei, doorworteld, met Stigmaria
          over 25 cm grote loadcast zakken met kolige randen
          eronder regelmatiger gelaagd, slechts licht doorworteld, met laagjes vol kleisiderietknollen, met ingekoolde lenzen scherpe, zij het sedimentair gestoorde, kontakten tussen meer zandige en meer lei-achtige passages
          op 7.65: i= 10 
          
Pas 11: 829 - 837.80 = 8.80 - L=: 8.30 

Herboord stuk
0.00 - 0.09:        bleekgrijze iets zandige lei, licht gestratikuleerd met donkere laagjes, nog licht doorworteld
0.09 - 1.07:        (overgangen geleidelijk) bleekgrijze zandige lei, licht doorworteld, licht gestratikuleerd, met grote kleisiderietknol- len en -banden
          op 0.28 slecht kontakt onder kleisiderietband (mogelijk verspringing van het boorgat)
          op 0.30: i= 5 
1.07 - 1.36:        bleekgrijze zandige lei, minder donkere stratikulaties en minder kleisideriet
          geen sporen van wortels meer, maar nog licht gebioturbeerd, licht vergleden, met half ingekoolde planten in laagvlakken
          op 1.36 splijtvlak, i= 60 
1.36 - 1.78:        bleekgrijze zeer fijnkorrelige zandsteen tot siltsteen, licht gebioturbeerd, met zeldzame wortels
          op 1.60: i= 4 
1.78 - 2.56:        (geleidelijke overgangen): grijze zeer zandige lei, licht gestratikuleerd, met wat grote vage kleisiderietknollen; een enkele zeer fijnkorrelige zandsteenpassage
          op 2.30: i= 5 
2.56 - 2.98:        grijze zandige lei, sterk maar regelmatig gestratikuleerd, met kleisideriet in dikke banden en dunne lenzen met plantenafdruk- ken (Calamites, Cordaites)
          op 2.80: i= 4 
2.98 - 4.97:        afwisseling tussen grijze fijnkorrelige zandsteen en grijze zandige lei, licht gestratikuleerd met loadcasts en bioturbatie; donkere laminae in de zandsteen volgens schuine gelaagdheid, laagvlakken met fijne plantenresten (Cordaites), kleisideriet in knollige banden en knollen
          op 3.85: i= 22 , op 4.65: i= 5 
4.97 - 6.01:        grijze zandsteen, fijn tot middelmatig, naar onder toe fijnkor- religer, vaag gestratifieerde met kleine intraklasten en verbrokkelde lagen in kleisideriet en grijze zandige lei, soms nog te samen
6.01 - 6.81:        grijze fijnkorrelige zandsteen, regelmatiger gestratikuleerd, met kleisiderietbanden
          op 6.20: i= 20 
6.81 - 6.96:        overwegend grijze zandige lei, i= 14 
6.96 - 7.68:        fijnkorrelige zandsteen, regelmatig gestratifieerd
7.68 - 8.22:        (overgang geleidelijk) fijne tot middelmatige zandsteen,naar onder toe met ingekoolde laagjes en slierten vol fijne koolbrok- jes - slechte aansluitingen op 7.86 en 8.14
8.22 - 8.30:        grijze siltsteen met half ingekoolde plantenresten, met kleisiderietband en fijnkorrelige zandsteen interkalatie

Pas 12: (PQ) 837.80 - 839.40= 1.60 - L= 1.15

0.00 - 0.22:        herboord, grijze lei met plantafdrukken, vage kleisiderietband
0.22 - 1.15:        grijze lei, met ingekoolde laagjes en kolige afdrukken, wat plantafdrukken, dunne kleisiderietlenzen, vol glijvlakken
          LSFl 838.40, 838.80; 839
  

Pas 13: 839.40 - 846.45 = 7.05 - L= 4.87

nb. kernbuis leeggevallen, geen orde - kerndiameter erg variabel

0.00 - 4.22:        grijze tot donkergrijze lei en zandige lei, met bleke geel verweerde kleisiderietlenzen en knollen en enkele kolige laagvlakken, met verspoelde plantenresten (Calamites, Lepidoden- dron), soms licht vergleden 
          met ingespoelde wortels   doorworteld; i= 10  
          1 cm dik ingekoold laagje st.840, LSFl 840
4.22 - 4.34:        herboord; zeer fijnkorrelige grijze mikahoudende zandsteen
4.34 - 4.87:        homogene grijze mikahoudende siltsteen, met fijne kleisideriet- knollen.


Pas 14 : 846.45 - 854.90 = 8.45 - L= 8.52

0.00 - 0.39:        (mogelijk stuk uit vorige pas): grijze licht mikahoudende siltsteen
          vanaf 0.24 licht gestratikuleerd
0.39 - 1.00:        fijning upwards cycle, grijze siltsteen, soms licht gestratiku- leerd
1.00 - 3.45:        (overgang geleidelijk) grijze fijnkorrelige zandsteen, fijn gestratifieerd tot gestratikuleerd, licht mikahoudend, van onder iets grofkorreliger (fining upwards cycle met scherpe onder- grens) 
          op 1.70 enkele subvertikale opgevulde barsten (met groenig pelietisch materiaal en pyriet) 
          op 2.54: enkele geïmbieceerde intraklasten in kleisideriet en zandige lei
          rond 3.15 lei-interkalatie (2 cm)
          op 1.60: i= 0 , op 2.25: i= 6 
3.45 - 5.53:        grijze fijnkorrelige en middelmatige zandsteen, licht mikahou- dend, meer middelmatige zandsteen naar onder toe; de fijne zandsteen doorgaans fijn gestratifieerd
          op 3.65: halfopen barst, met calciet gevuld; i= 80 
          op 4.35: i= 9 
5.53 - 7.02:        grijze middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, minder mikarijk, met zwarte laagvlakken en kolige laagvlakken
          pyrietnesten onder kolige laagjes of in splijtvlakken (waarvan richting tegengesteld aan de gelaagdheid)
          op 6.14: slechte aansluiting der kernen
7.02 - 7.22:        eerder fijnkorrelig fel gestratikuleerde zandsteen
7.22 - 8.52:        doorgaans grofkorrelige zandsteen, veldspaatrijk, minder gestratifieerd maar met kolige laagvlakken en koolintraklasten, splijtvlakken, met kolig laagvlak afgedekt op 7.49: i= 55 
          pyrietnesten op 8.24 en 8.34


Pas 15: 854.90 - 863.90 = 9.00 - L= 7.81

0.00 - 0.51:        bleekgrijze eerder grofkorrelige zandsteen met vage stratifika- ties; basis erosief
          op 0.50: i= 18 
0.51 - 2.52:        bleekgrijze eerder fijnkorrelige gestratifieerde zandsteen, snel overgaand in minder gestratifieerde zandsteen, naar onder toe grofkorrelig, met enkele lei intraklasten; basis erosief op 0.90 i= 10 
2.52 - 2.76:        grijze gestratikuleerde zandige lei in een prachtige loadcast
2.76 - 2.81:        grijze gestratikuleerde zandige lei met grofkorrelige zandsteen interkalaties, lensvormig
2.81 - 3.03:        bleke eerder grofkorrelige zandsteen, met verspreide kleine lei intraklasten
3.03 - 3.24:        afwisseling gestratikuleerde zandige lei - eerder grofkorrelige zandsteen met lei intraklasten
3.42 - 5.30:        eerder grofkorrelige zandsteen met verspreide grote en kleine lei intraklasten
          op 3.65 splijtvlakken, gedeeltelijk gepyritiseerd, i= 55 , i= 75 , verbrokkeld
          zandsteen hier eerder middelmatig, licht gestratifieerd, zeer veldspaatrijk
          op 4.15: splijtvlak, i= 80 , ondulerend, eronder over 22 cm verbrokkeld
          eronder middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, fel gestrati- fieerd met zwarte laagvlakken 
          op 4.65: i= 9            
          zandsteen wordt grofkorreliger naar onder toe, minder gestrati- fieerd
          reeds op 4.80 fijne verspreide kwartskeitjes
          op 5.15: i= 21 
5.30 - 5.40:        fijn konglomeraat
5.40 - 6.62:        bleke grofkorrelige zandsteen met fijne keitjes (granule) en kool intraklasten (op 5.97 kwartskei groter dan 1 cm), verspreid en in slierten, met onregelmatige stratifikaties; i= 16  de zandsteen is zeer zacht door het hoge veldspaatgehalte, maar tevens vrij licht
6.62 - 6.82:        fijn konglomeraat met hoge porositeit, met onregelmatige stratifikaties
6.82 - 7.81:        zeer zachte veldspaatrijke zandsteen, desintegreert gemakkelijk: kernverlies
          na 5 cm reeds middelmatig, met parallelle kolige slierten, en zeldzame grote kool intraklasten
          tussen 6.87 en 7.37 open splijtvlakken, gepyritiseerd
          de bovenste subvertikaal, de onderste i= 65 
          op 7.42: i= 18 


Pas 16: 863.90 - 870.20 = 6.30 - L= 4.75

0.00 - 1.07:        grijswitte eerder middelmatige zandsteen, veldspaatrijk, aanvankelijk met kolige slierten, snel gewoon gestratifieerd
          op 0.30: i= 3 
          op 0.35: splijtvlak, subhorizontaal, licht gepyritiseerd
1.07 - 2.76:        scherp kontakt, i= 8 
          bleekgrijze grofkorrelige zandsteen, aanvankelijk met fijne keitjes (granule) veldspaatrijk, dan minder veldspaat en hogere porositeit in nog grofkorrelige zandsteen; van onder homogener, veldspaatarm en kiezelig bindmiddel (lagere porositeit), met enkele kolige slierten en fijne kool intraklasten
          op 1.35 splijtvlak, open maar niet gemineraliseerd (in poreuze sektie), i= 68 
2.76 - 2.96:        veldspaatrijkere grofkorrelige zandsteen,met talrijke kolige laagvlakken (stengelige planten inkolingslaagjes), met wat kool-kleisideriet- en siltsteen intraklasten
2.96 - 4.10:        (geleidelijke overgang) afwisseling zeer grofkorrelige zandsteen - gewone grofkorrelige zandsteen - fijn konglomeraat, soms met grote (groter dan 5 cm) lei intraklasten, koolintraklasten
          onregelmatige porositeit
          rond 3.55 pyrietnesten
4.10 - 4.17:        (ligging aangepast, onregelmatige kontakten met kernverlies) donkergrijze lei, sterk vergleden, met dunne koolstrepen LSFl 868.70
4.17 - 4.75:        grijze iets zandige lei, doorworteld, met Stigmaria; i= 13  splijtvlakken; i= 35  en i= 65 
          (mogelijk 11.5 cm boven kolige lei)


Pas 17: 870.20 - 879.60 = 9.40 - L= 8.99

0.00 - 0.33:        grijze licht zandige lei, doorworteld, vergleden met zandige tubulaties, dunne kleisiderietlenzen, enkele kolige laagvlakken, i= 6 
0.33 - 0.37:        kleisiderietlaag
0.37 - 0.46:        (slechte aansluiting) donkergrijze lei met fijne koolstrepen vol kolige plantafdrukken (Sigillaria, varens) LSF1 870.65, 870.60
0.46 - 0.52:        donkergrijze lei met fijne koolstrepen vol calcietlenzen (cone-in-cone), i= 8 :   LSLi 870.70
0.52 - 0.95:        (scherpe maar toch normale overgang) grijze iets zandige lei met kleisiderietknollen, doorworteld
0.95 - 1.04:        (onregelmatige kontakten, komt na 0.46 ?) donkergrijze lei met talrijke dunne ingekoolde laagjes en kolige afdrukken (Cordai- tes) vergleden, maar kompakt; i= 10 ; LSFl 871.15
1.04 - 2.25:        grijze zandige lei met kleisiderietknollen, doorworteld, met Stigmaria (vooral van boven) grote onregelmatige glijvlakken
2.25 - 2.64:        (geleidelijke overgangen), grijze fijnkorrelige zandsteen met fijne gekruiste gelaagdheid; i= 4 
2.64 - 3.95:        donkergrijze kompakte mikahoudende zeer fijnkorrelige zandsteen met verspreide fijne plantenresten; naar onder toe geleidelijk meer gestratikuleerde passages
          op 3.20 subhorizontale glijvlakken met kwartsspiegel
          op 3.30: vaag afgelijnde kleisiderietlens
          op 3.70: i= 4 
3.95 - 4.80:        grijze fijnkorrelige zandsteen, aanvankelijk gestratikuleerd, meestal gestratifieerd, kontakten vrij geleidelijk, 3.95-4.10: overgangszone
4.80 - 6.54:        (basis scherp contact) grijze fijnkorrelige gestratifieerde zandsteen met gestratikuleerde passages; aan de basis met dunne kolige slierten; aan de top donkergrijze licht gestratikuleerde zeer fijnkorrelige zandsteen
          op 4.90: i= 5 
5.53 - 6.41:        grijze zandige lei, naar boven en onder met fijn gestratikuleer- de zandsteenpassages
          op 6.10: i= 3 
6.41 - 8.20         bleekgrijze fijnkorrelige zandsteen, licht gestratifieerd, met regelmatige zeer sterk gestratifieerde passages met zwarte laagvlakken (scherp bovenkontakt)
          op 6.45: pyrietknol
          op 6.70: i= 15 ; op 7.20: i= 14 ; op 7.70: i= 10 ; op 8.20: i= 14  
8.20 - 8.43:        bleekgrijze fijn tot middelmatige zandsteen, kompakt, met middelmatige zandsteen tussenschakelingen, met kolige slierten
8.43 - 8.49:        bleke middelmatige zandsteen loadcast in grijze fijnkorrelige zandsteen met lei-intraklasten
8.49 - 8.99:        bleke middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, veldspaatrijk met veel kool intraklasten, soms met pyrietnesten en kolige slierten bestaande uit kolige brokjes met lei-intraklasten

Pas 18: 879.60 - 888.90 = 9.30 - L= 8.03

0.00 - 0.15:        bleke massieve middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, aan de basis een gepyritiseerde knol
0.15 - 0.45:        (overgang geleidelijk) regelmatig gestratifieerde middelmatige tot grofkorrelige zandsteen
          met dicht splijtvlak, verplaatsing van 0,5 cm, i= 50  
          op 0.15: i= 27 , op 40: i= 19 
0.45 - 2.84:        (overgang geleidelijk) bleke grofkorrelige zandsteen, met weinig kolige slierten; porositeit beperkt door veldspaatverwering; aan de basis zeer grofkorrelige tot granul-achtig, met kleine kolige intraklasten
2.84 - 3.21:        bleke eerder grofkorrelige licht gestratifieerde zandsteen
3.21 - 6.85:        bleke zandsteen, afwisselend grofkorrelig en zeer grofkorrelig tot granule
          op 4.99: fijn konglomeraat
          met kolige slierten en ingekoolde lenzen, kool intraklasten; porositeit beperkt
6.85 - 7.59:        (snelle overgang) bleekgrijze eerder middelmatige zandsteen, licht gestratifieerd met wat kolige slierten
          op 6.95: splijtvlak, open, i= 65  ondulerend
          op 7.20: i= 8 
          rond 7.35 sterk verbrokkeld (kernverlies)
7.59 - 8.03:        (snelle overgang) bleke grofkorrelige zandsteen
          op 7.85 talrijke kolige slierten en intraklasten, laagvormig afgezet, i= 13 ; BGD 57 = 888.75 

Pas 19: 888.90 - 989.00 = 9.10 - L= 8.17

0.00 - 0.04:        bleke grofkorrelige zandsteen met wat fijne koolbrokjes
0.04 - 0.82:        bleekgrijze middelmatige zandsteen, cyclisch gestratikuleerd (fining upwards cycli, 2-3 cm dik)
          op 0.30: i= 22 
0.82 - 1.24:        grijze eerder fijne zandsteen, fijn gestratikuleerd tot gestratifieerd, met zwarte koolstofrijke laagjes
          op 1.10: i= 14 
1.24 - 1.55:        bleke middelmatige en grofkorrelige zandsteen
1.55 - 1.99:        bleekgrijze eerder fijnkorrelige gestratifieerde zandsteen
          op 1.60: scherpe sedimentaire grens (grof/fijn), i= 8 
op 1.99: scherpe sedimentaire grens (fijn/grof), i= 4 
1.99 - 3.03:        bleke middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, grof korreligst aan top
3.30 - 3.37:        bleke fijnkorrelige tot middelmatige zandsteen, vaag gestrati- fieerd
3.37 - 3.48:        grijze fijnkorrelige zandsteen, gestratikuleerd, met fijne kolige slierten en intraklasten, i= 9 
3.48 - 3.53:        fijnkorrelige zandsteen, fijn gestratifieerd
3.53 - 3.67:        overwegend bleke middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, van boven gestratifieerd tot gestratikuleerd, elders met kolige slierten
          fijne keitjes verspreid voorkomend, granule-achtig aan de basis
3.67 - 3.69:        zeer grofkorrelig, herboord ?
3.69 - 8.17:        bleekgrijze grofkorrelige zandsteen, zeer grofkorrelig rond 5.50, naar onder toe meer middelmatig, soms licht gestratifieerd
          vooral in bovenste helft kolige slierten, kool intraklasten en ingekoolde lenzen; met enkele pyriteuze nesten
          op 7.90: splijtvlak, i= 60 


Pas 20: 898.00 - 907.40 - 9.40 - L= 9.01
   
0.00 - 2.60:        bleekgrijze grofkorrelige zandsteen, vaag gestratifieerd, met kolige slierten, vooral naar onder toe
          op 1.49: 0.8 cm dikke ingekoolde drijfhoutlens
          soms zeer grofkorrelig; vanaf 2.05 gedeeltelijk granule met veel grote afgeplatte lei-intraklasten tot 6 cm
          op 0.50: i= 15 ; op 1.50: i= 11 ; op 2.50: i= 9 
2.60 - 2.98:        (overgang geleidelijk) grijze middelmatige zandsteen, vaag gestratifieerd, veldspaatrijk; op 2.98: i= 9 
2.98 - 3.80:        bleekgrijze middelmatig zandsteen, fijnkorrelig aan de top, vrij regelmatig gestratifieerd, met kolige slierten
          op 3.00: i= 10 
3.80 - 7.40:        bleekgrijze meestal grofkorrelige zandsteen, naar onder toe soms middelmatig, som met fijne keitjes, soms licht gestratifieerd met kolige slierten en grote steenkool intraklasten, tot 2 cm
          (op 3.97, 4.62 en 5.07) met wat vrij ronde 1-2 cm grote bruingroene lei-intraklasten met fijne geelverweerde kristallen
          op 5.50: i= 20 
7.40 - 9.01:        bleekgrijze overwegend middelmatige zandsteen, ook middelmatig tot grofkorrelig van boven, veldspaatrijk, licht gestratifieerd met van boven enkele beter gestratifieerde passages
          op 8.25: i= 8 
          op 8.90: gebroken kern

Pas 21: 907.40 - 916.70 = 9.30 - L= 8.54

0.00 - 1.42:        bleekgrijze middelmatige zandsteen, veldspaatrijk, licht gestratifieerd rond 0.70
          rond 1.23 gebroken kern
1.42 - 1.55:        (overgang geleidelijk) bleke grofkorrelige zandsteen met fijne konglomeraat lenzen
1.55 - 1.98:        bleekgrijze fijnkorrelige tot middelmatige zandsteen, licht gestratifieerd
          op 1.75: i= 9 
1.98 - 2.27:        bleekgrijze eerder grofkorrelige zandsteen, met ingekoolde lenzen, van onder met fijne keitjes
          op 2.10 gebroken kern
2.27 - 2.51:        bleekgrijze middelmatige zandsteen, licht gestratifieerd, met kolige slierten, geleidelijk grover wordend
2.51 - 3.08:        bleekgrijze grofkorrelige tot zeer grofkorrelige zandsteen met fijne keitjes
3.08 - 3.58:        geleidelijk fijn konglomeraat lagen hierin
          tussen 4.48 en 4.52 konglomeraat praktisch uitsluitend bestaand uit kool intraklasten, BGD 58= 911
3.58 - 3.74:        granule grint tot zeer grofkorrelige zandsteen
3.74 - 4.92:        grofkorrelige zandsteen, met verspreide intraklasten (koolbrok- ken) en kwartskeitjes, naar onder toe zeer grof wordend
4.92 - 5.00: microkonglomeraat
5.00 - 5.41:        bleekgrijze grofkorrelige tot zeer grofkorrelige zandsteen tot granulekonglomeraat en fijn konglomeraat op 5.20
5.41 - 5.96:        bleekgrijze grofkorrelige zandsteen overgaand in granule konglomeraat, met verspreide keitjes
          op 5.56 lens met grote koolintraklasten, i= 6 
5.96 - 6.34:        grofkorrelige zandsteen overgaand in granule konglomeraat met grote keitjes
6.34 - 6.94:        zeer grofkorrelige zandsteen met granulelenzen, basis erosief nb. porositeit vrij gering door hoog veldspaatgehalte
6.94 - 8.54:        bleekgrijze middelmatige zandsteen, veldspaatrijk (zacht), vrij homogeen, met wat vage stratifikaties
          op 7.50: i= 25 

Pas 22: 916.70 - 926.50 = 9.80 - L= 8.47

0.00 - 0.21:        bleke middelmatige zandsteen, veldspaatrijk, geleidelijk grofkorrelig wordend, met zeer grofkorrelige tot granule lenzen
0.21 - 0.69:        fijn konglomeraat met wat grofkorrelige zandsteenlaagjes; veel steenkoolintraklasten aan de basis
0.69 - 1.25:        bleke overwegend middelmatige zandsteen, veldspaathoudend, grofkorreliger aan top en naar de basis toe; tussen 0.90 en 1.00 gestratifieerd met zwarte laagvlakken, i= 4 
1.25 - 1.60:        granule - tot fijn konglomeraat
1.60 - 2.61:        bleke grofkorrelige zandsteen met verspreide keitjes, meer keien en grote (5 cm) lei-intraklasten naar onder toe (sommige keien zijn in onderliggende eenheid ingezakt); porositeit laag want veldspaatrijk
2.61 - 8.47:        bleke middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, middelmatig, vooral aan de top, met enkele gestratifieerde passages en regelmatige kolige slierten, met grofkorrelige lenzen waarin fijne keitjes, belangrijker naar onder toe
          wat kernverlies aan het einde van de pas
          op 4.00 open splijtvlak, i= 50 
          op 3.50: i= 9 , op 3.60: i= 21 
          op 4.35: i= 16 ; op 4.75: i= 6 
          op 6.25: i= 24 
8.47 - 8.97:        geboord met rock bit


Pas 23: 926.50 - 935.80 = 9.30 - L= 8.76

0.00 - 4.26:        bleekgrijze overwegend grofkorrelige zandsteen, regelmatig gestratifieerd (volgens foreset bedding), met talrijke versprei- de fijne keitjes
          rond 1.80 zeer grofkorrelig tot granule met koolintraklasten en gesteentefragmenten
          basis wat vergruisd (mogelijk kernverlies)
          vrij hoge porositeit, bindmiddel kiezel -kaolinitisch
          op 0.25: i= 25 , op 1.25: i= 30 ; op 1.75: i= 28 , op 2.00: i= 27           
          vanaf 1.80 geringe helling
4.26 - 6.20:        bleek groenig grijze middelmatige en vooral middelmatige tot grofkorrelige zandsteen, met fijne zwarte stratificaties in alle richtingen
          rond 5.40: fijne donkere laminaties, i= 13 
          vanaf 5.50 grofkorreliger met enkele koolintraklasten
          hoge porositeit
6.20 - 8.06:        nieuwe cyclus in bleekgrijze zandsteen, top fijnkorrelig, dan middelmatig, geleidelijk eerder grofkorrelig, met fijnverdeelde koolspikkeltjes, talrijke parallelle zwarte laagvlakken en laagvlakken vol ingekoolde plantenresten, vooral in het middelmatige gedeelte
          op 6.30: i= 7 , op 6.60: i= 5 ; op 7.40: i= 6 
8.06 - 8.76:        nieuwe cyclus aan top met fijnkorrelige en fijnkorrelige tot middelmatige zandsteen vol parallelle ingekoolde laagjes 
          op 8.50: i= 0 
          vanaf 8.55: grofkorreliger, met fijne gelaagde koolintraklasten en kolige slierten

Pas 24: 935.80 - 945.10 = 9.30 - L= 8.28

0.00 - 0.11:        herboord, uit vorige pas
0.11 - 0.60:        grofkorrelige zandsteen, tot granule-achtig (3-4 mm), met ravinerende basis; vol ingekoold drijfhout (soms tot 6-7 mm dik), vooral van onder
0.60 - 4.17:        nieuwe cyclus, fijnkorrelige zandsteen aan de top, vanaf 1.00 reeds middelmatig tot grofkorrelig
          met zwarte laagvlakken, tot 1.00 parallel gelamineerd, eronder onregelmatig; met kolige laagvlakken (bestaande uit fijne koolbrokjes) en lei-achtige laminaties
          op 1.08 groengrijze silteuze intraklast
          tussen 1.05 en 1.28 sterk verbrokkeld
          op 1.00: i= 29 ; op 2.00: i= 26 ; op 3.00: i= 3 ; op 3.50: i= 3 
41.7 - 5.57:        nieuwe cyclus, van boven grijze fijnkorrelige sterk gestratiku- leerde zandsteen, vol zwarte laagvlakken; vanaf 4.60 middelmatig en homogeen; vanaf 5.15 eerder grofkorrelig, met kolige slierten kool intraklasten en onregelmatige ingekoolde laagjes tot 2,5 cm dik met pyriet aan de randen; basis licht erosief
          op 4.40: i= 17 ; op 4.50: i= 18 ; op 5.75: i= 13 
5.75 - 6.20:        nieuwe cyclus: top eerder fijnkorrelige zandsteen met talrijke fijne kolige vlekken; snel middelmatig, met grotere koolintrak- lasten en onregelmatige ingekoolde laagjes, vanaf 6.13 zeer grofkorrelig
6.20 - 7.67:        fining downwards cycle: grijze eerder grofkorrelige zandsteen, homogeen, maar met verspreide tot 1 cm grote afgeronde gesteen- tefragmenten
          aan de basis (7.65 - 7.67) donkergroen gelamineerd op 7.67: i= 11 
7.67 - 8.28:        grijze middelmatige zandsteen met onregelmatige kolige laagjes en slierten


Pas 25: 945.10 - 952.70=  7.60 - L= 7.18

0.00 - 1.59:        bleekgrijze middelmatige zandsteen, licht gestratifieerd, met enkele kolige slierten, vooral rond 1.25: i= 25 ; aan de basis met lei-intraklasten (naar onder slechte aansluiting, mogelijk door kernverlies)
1.59 - 1.78:        grijze zeer zandige lei, met kleisiderietknollen, i= 19  veel glijvlakken, i= 75 
1.78 - 2.94:        bleekgrijze eerder fijnkorrelige zandsteen, vaag gestratifieerd, naar de basis toe geleidelijk middelmatig tot grofkorrelig
          op 2.50: i= 12 
2.94 - 6.81:        nieuwe cyclus, beginnend in bleekgrijze eerder fijnkorrelige zandsteen, vooral van boven goed gestratifieerd
          rond 4.00 gestratikuleerde passage, eronder middelmatige zandsteen, gedeeltelijk grofkorrelig met enkele kolige slierten
          van 4.82 tot 5.47 vol kool intraklasten, kleisiderietknollen, siderietische lei en lei afgeplatte intraklasten, tot 5 cm groot eronder eerder grofkorrelig, met kolige slierten
          op 6.08 wat kleisiderietknollen
          op 6.78 grote koolintraklast, mogelijk ontstaan uit een centrale wortelstok met zijdelingse vertakkingen
          op 3.25: i= 34 
          op 4.00: i= 14 
          op 4.75: i= 12 
6.81 - 7.18:        licht vergleden kolige lei vol fijne koolstrepen soms kool met leistrepen tot 2 cm dik, vol horizontale glijvlakken, met Sigillaria, in onderste helft dunne zwarte escaille
          (mogelijk kernverlies) BGD 60 = 952.50; St. 952.50 (33.5-70)


Pas 26: 952.70 - 962.00 = 9.30 - L= 9.00

0.00 - 0.45:        donkergrijze kompakte lei met kolige plantenresten en plantaf- drukken (Calamites, Sigillaria), op 0.25: i= 5 ; doorworteld, lichtjes gestratikuleerd: LSFl 952.75; 952.88; 953
          vanaf 0.18 geen plantenresten meer
0.45 - 0.50:        donkergrijze lei, fijn gestratikuleerd
0.50 - 0.98:        grijze zandige mikahoudende lei met fijne plantenresten, doorworteld
          op 0.56: Stigmaria
0.98 - 1.50:        fijnkorrelige zandsteen, doorgaans fijn gestratikuleerd (volgens ripples)
          op 1.10: splijtvlak, gevuld met kwarts; i= 45  ondulerend
1.50 - 1.73:        grijze zeer fijnkorrelige zandsteen, zeer fijn gestratifieerd, i= 3 
1.73 - 2.00:        fijnkorrelige zandsteen, fijn gestratikuleerd (volgens ripples)
2.00 - 2.49:        donkergrijze zandige lei, kompakt, aanvankelijk fijn gestratiku- leerd op 2.00: i= 2 ; op 2.50: i= 2 
          nb. overgangen geleidelijk
2.49 - 2.68:        fijnkorrelige zandsteen, gestratikuleerd
2.68 - 2.79:        donkergrijze en grijze zandige lei; kleine loadcasts aan de top
2.79 - 3.55:        donkergrijze zandige lei met fijne plantenresten, enkele dunne fijn gestratikuleerde zandsteenpassages
          op 3.01: kleine loadcasts
          op 2.79: i= 5 ; op 3.00: i= 4 
3.55 - 4.47:        grijze en donkergrijze licht zandige lei; kompakt, met weinig laagvlakken vol plantenhaksel; bij de top 2 cm dikke klei siderietlens
          op 3.65: uitgeëtst niveau (lege kern)
          met zandige tubulaties
          op 3.80: schelpen, LSFa 956.80
          op 4.40: i= 5 
4.47 - 5.17:        sterk zandige lei, fijn horizontaal gelamineerd, met verspreide fijne plantenresten
          op 5.00: i= 3 
5.17 - 5.39:        donkergrijze licht zandige lei met plantenresten, licht gelamineerd, LSFl 957.90
5.39 - 5.60:        grijze fijn gestratikuleerde fijnkorrelige zandsteen
          op 5.58 dun kolig lensjes; i= 7 
5.60 - 5.82:        grijze zeer zandige fijn gestratikuleerde lei, met zandsteenpas- sages
5.82 - 5.87:        grijze zandige licht gelamineerde lei
5.87 - 7.29:        donkergrijze zeer zachte lei met veel kleisiderietbanden, met horizontale kruipsporen en kleine flute casts, met fijne ingekoolde plantenresten en plantafdrukken (mooie daklei); LSFl 959.60, LSFa 958.65; 957.75; 958.85; 958.95; 959.05; 959.15 (Guillelmites); 959.25; 959.30; 959.40 (schelpen, Ostracoden) 959.50; 959.60; 959.90; 959.90
          rond 6.20: passage met zandige laminaties
          rond 6.35: idem, i= 3 
          op 5.90: i= 4 
          op 6.50: vistand, Guillelmites, fijne zandige tubulaties
          vanaf 6.90 naast kleisiderietbanden ook regelmatige zandige laminaties
          op 7.08 LSFa 959.78 visschub, (Rhabdopleura), pteropde
7.29 - 8.11:        grijze licht zandige gelamineerde lei met plantenresten, minder maar iets dikkere (1 cm) kleisiderietlenzen, met zandige tubulaties en schelpen LSFa 960.10 rond 7.40
          i= 3 
8.11 - 8.66:        grijze zandige fijn gelamineerde lei, met dunne kleisideriet lenzen
          naar onder toe minder zandig, licht vergleden
          met schuine glijvlakken, i= 40 
8.66 - 9.00:        zachte donkergrijze lei met dunne kleisiderietlenzen, licht bitumineus met heel fijne tubulaties, met schelpenresten op 30 LSFa 961.90, op 40 LSFa 962, LSFa 961.70; 961.75; 961.80
          op 8.90: Ostracoden, tubulaties, schelpen, Guillelmites)

Pas 27: 962.00 - 971.00 = 9.00 - L= 8.43


0.00 - 0.09:        kool met fijne splijtvlakken waarin pyriet en calciet
          op 0.07 lensvormig pyriet
          St. 962 (BGD 59)
0.09 - 0.10:        zachte bladerige kolige lei met koolstrepen, st. 962.10
0.10 - 0.55,50: zachte grijsbruine lei vol glijvlakken, geëscailleerd, 
          doorworteld               
          lei met kleisiderietlenzen en zwarte laminaties
          spiegelglijvlak op 0.30: i= 32 
0.55,50 - 0.59,50: kool vol kolige afdrukken (Calamitestype), sterk gebroken,
          i= 4 
          licht gepyritiseerd, st.962.55 (BGD 59)
0.59,50 - 0.63,50: zwarte kolige lei met koolstrepen; St. 962.60, i= 8 
0.63,50 - 0.98,50: kool, met fijne subvertikale adertjes (calciet, kwarts,      pyriet) met dunne pyrietlaagjes (vooral op 0.67 en 0.75) en nesten
          op 0.82,50: sferolietisch pyriet
          i= 7 ; BGD 59 = St. 962.65 (63.5-70)/962.70 (70-76)/ 962.80 (76-85)/962.85 (85-91)/ 962.95 (91-98.5)
0.98,50 - 1.46: bruingrijze vrij kompakte lei, bruin wordend; doorworteld
          aan top (tot 1.03) sterk vergleden, met fijne koolstrepen
1.46 - 1.62:        bruine doorwortelde lei met grote onregelmatige kleisideriet- knollen
1.62 - 2.18:        grijze zeer fijnkorrelige zandsteen, mikahoudend, aanvankelijk met grote ronde kleisiderietknollen, naar onder toe kleiner en vager wordend
          fijn doorworteld, sterk gebioturbeerd; geleidelijk minder doorworteld maar nog gebioturbeerd
2.18 - 2.34:        grijze fijn tot middelmatige zandsteen, middelmatig aan de basis, veldspaatrijk, fijn gestratifieerd, i= 14 
          basisvlak licht gestoord, i= 4 
2.34 - 2.70:        grijze fijnkorrelige gestratikuleerde zandsteen met zeer fijnkorrelige grijze zandsteen tot siltsteenpassages, licht gebioturbeerd
2.70 - 3.70:        (overgangen geleidelijk) grijze fijnkorrelige tot middelmatige flaserig gestratifieerde zandsteen, i= 6 
3.70 - 3.86:        gelijkaardige zandsteen, fijnkorrelig
3.86 - 4.01:        iets donkerder grijze licht gestratikuleerde siltsteen tot zeer fijnkorrelige zandsteen, mikahoudend, met zandige lei tussen- schakelingen, i= 9 
4.01 - 5.96:        groengrijze fijnkorrelige tot middelmatige zandsteen, wat fijnkorrelig naar onder, licht gestratifieerd, minder nar onder toe; met zeer fijnkorrelige passages; top scherp afgelijnd: i= 8  rond 4.25 halfopen barst, gedeeltelijk gepyritiseerd, i= 75  afhellend in dezelfde richting als de gelaagdheid
          op 4.50 pelietisch gedicht splijtvlak, halfopen, i= 65 
          op 4.75: i = 30 
5.96 - 8.43:        bleekgrijze fijnkorrelige tot middelmatige zandsteen, meestal licht gestratifieerd, veldspaatrijk


Pas 28: 971.00 - 978.00 = 7.00 - L= 7.14

0.00 - 2.22:        grijze middelmatige zandsteen, veldspaatrijk, mikahoudend, met kiezelig bindmiddel, gestratifieerd, met kolige slierten vol ingekoolde brokjes, met gekruiste gelaagdheden
          rond 1.05: fijnkorrelige passage
          rond 1.10: breukvlak met verspringing van 1 cm, opgevuld met kwarts, weinig calciet en lokaal pyriet, i= 57 
          rond 1.72: splijtvlak, opgevuld met kwarts, i= 70 , afhellend in dezelfde richting als de gelaagdheid, strekkingen maken schuine hoek
          op 0.20: i= 23 ; op 1.00: i= 7 
          rond 1.50: i= 10  tot 23  (in dezelfde richting)
2.22 - 3.23:        iets fijnkorreliger, beter en regelmatig gestratifieerde zandsteen
          op 2.50: i= 12 
          tussen 2.70 en 3.40: verschillende splijtvlakken, sommige glijvlakken of gepyritiseerd (pyrietnesten op de splijtvlakken)
          rond 3.00 kern gebroken
          rond 3.00: i= 12 , splijtvlakken vertikaal ondulerend en 68 ; glijvlak i= 75  (afhellingen in zelfde richting als de gelaagd- heid)
3.23 - 3.98:        middelmatige zandsteen, gestratifieerd, met dikkere zwarte laagvlakken
3.98 - 6.26:        grijze grofkorrelige zandsteen met kiezelig bindmiddel (witach- tig) homogeen met slechts weinig vage groenige laminaties (volgens gekruiste gelaagdheid), enkele kolige slierten (met fijne koolbrokjes)
          op 4.75: i= 25 ; op 5.25: i= 10 
          rond 5.50: zeer grofkorrelig
          op 6.00 splijtvlak, met kwarts gevuld waarin vage striaties, i= 53 
          hierop pyrietnesten en calcietprisma's
6.26 - 6.66:        overwegend middelmatige zandsteen, flaserig gestratifieerd, regelmatig gestratifieerd van boven; met grofkorrelige en zelfs fijne konglomeraat lenzen, met fijne koolintraklasten.
          op 6.40: i= 13 
          omwille van veldspaatgehalte wat meer verweerd uitzicht.
6.66 - 7.14:        fijn konglomeraat tot zeer grofkorrelige zandsteen, met wat fijne koolintraklasten


Pas 29: 978.00 - 986.50 = 8.50 - L: 8.12


0.00 - 1.18:        grijze grofkorrelige zandsteen, vol ronde kwartskorrels met kiezelig bindmiddel (lage porositeit), met zeer grofkorrelige passages en verspreide fijne koolbrokjes
          vanaf 0.24 met kolige slierten
          vanaf 0.48: konglomeraat (korrelgrootte tot 1 cm,maar met tot 5 cm lange steenkoolbrokken, keien met gevarieerde lithologie; geïmbriceerde afzettingswijze); BGD 61= 978.50
          vanaf 0.74: grofkorrelige zandsteen
          vanaf 0.85: grofkorrelige zandsteen met sterk gekruiste gelaagdheid aangegeven door fijne groene laminaties
          op 1.10: i= 32 , aan de basis tot subhorizontaal
1.18 - 1.33:        zwarte bladerige lei afgewisseld met grijsbruine vrij harde lei met wat kolige laagvlakken, flaserig gestratikuleerd; met enkele kleine kleisiderietknollen en kleisiderietbanden waarrond glijvlakken; met ingekoolde plantenresten van het Calamites-type naar de basis toe 1 cm dikke konglomeraat tussenschakeling, basis-kontakt erosief; sterk vergleden
          op 1.25: i= 13 
          glijvlak: i= 40 , strekking parallel aan gelaagdheid, afhelling in dezelfde richting   
1.33 - 1.71:        grijze zeer grofkorrelige zandsteen en konglomeraat, met wat kolige slierten; keien in horizontale laagjes
1.17 - 2.13:        grijze kompakte maar fijn klievende lei en grijsbruine fijnge- kloven lei, met grijze zandige lei stratikulaties; met ingekool- de laagvlakken en verweerde plantafdrukken; LSFl 979.75; 979.80; licht doorworteld
          op 1.71: i= 4 , eronder i= 8  tot 20 , strekking variërend van 1.89 tot 2.05 mikahoudende zandige lei met fijne plantenresten glijvlak i= 45  in dezelfde richting als gelaagdheid, i= 6  tussen 2.05 en 2.31: zachte fijnklievende grijsbruine lei met grote plantenresten (slecht bewaard), met kolige laagvlakken; vooral naar de basis toe onregelmatige zandige of fijne konglomeratische lenzen en afgeronde geïnbriceerde kleisideriet- knollen basis erosief: i= 4 
2.13 - 4.68:        grijze grofkorrelige zandsteen
          tot 2.78 vooral konglomeraat (afgeronde keien met gevarieerde samenstelling, ook kool)
          eronder grofkorrelig tot zeer grofkorrelig
          op 3.45 splijtvlak, i= 65 - 70 
          rond 3.70 dunne kolige slierten, i= 13 
          rond 3.90 fijne konglomeraat passage
          eronder geleidelijk fijner wordend naar onder toe
          op 4.20 slechte aanpassing der kernen (met kernverlies) op kolige laagvlakken met grote helling
          vanaf 4.37 met zwarte laagvlakken in middelmatige zandsteen, aanvankelijk met sterke helling, i= 26 , afzwakkend naar onder toe, i= 10 
          aan de basis talrijke kolige laagvlakken
          kontakt met onderliggende eenheid konkordant, i= 0 
4.68 - 5.95:        grijze zeer grofkorrelige zandsteen
          fijn konglomeraat aan de top met enkele grote (6,5 cm) afgeplat- te koolintraklasten
          naar onder toe verfijnend: afwisseling tussen zeer grofkorrelige en gewoon grofkorrelige zandsteen, met kolige slierten en afgeplatte koolintraklasten
          van 5.85 tot 5.90: iets donkerder grijze eerder middelmatige zandsteenpassage; i= 4 
          van 5.90 tot 5.95 konglomeraat
5.59 - 6.79:        grijze middelmatige zandsteen met onregelmatige gekruiste gelaagdheden en aangegeven door zwarte laagvlakken, vooral aan de top naar onder toe geleidelijk grofkorreliger wordend met wat verspreide kwartskeitjes
          rond 6.00: i= 0 - 7 ; op 6.25: i= 12 ; op 6.50: i= 19 
6.79 - 7.06:        konglomeraat, van boven met veel koolbrokken, van onder talrijke grote zachte bruine lei intraklasten (op 6.90 slechte aanpassing der kernen, mogelijk licht verlies)
          bovenste kontakt onregelmatig
7.06 - 8.06:        zeer grofkorrelige zandsteen, soms fijn konglomeraat (keitjes en fijne koolintraklasten eerder verspreid voorkomend) geleidelijke overgang naar bovenliggend konglomeraat (fining downwards)
8.06 - 8.12:        konglomeraat
          aan de top pelietisch bindmiddel, styloliet-achtig


Pas 30: 986.50 - 995.50 = 9.00 - L= 7.86

0.00 - 0.21:        grijze zeer grofkorrelige zandsteen tot fijn konglomeraat, konglomeraat aan de basis; vol kolige slierten en kool intrak- lasten i= 0 
0.21 - 0.38:        zeer grofkorrelige zandsteen
0.38 - 0.44: konglomeraat
0.44 - 0.90: zeer grofkorrelige zandsteen, konglomeraat lens aan de basis
0.90 - 1.14:        zeer grofkorrelige zandsteen
1.14 - 1.28:        geleidelijk overgaand in konglomeraat bestaande uit bruine zandsteen (bijna geen kwarts) 
1.28 - 1.37:        zeer grofkorrelige zandsteen met enkele verspreide zandsteenkei- en bij de basis, met schuine kolige slierten
1.37 - 2.19:        geleidelijk donkerder grijze vrij homogene middelmatige zandsteen met onregelmatige kolige slierten en lenzen; naar de basis toe regelmatiger i= 15 
2.19 - 2.25: idem, herboord
2.25 - 3.60:        donkergrijze overwegend fijnkorrelige zandsteen met talrijke kolige laagjes (intraklasten tot 2-3 cm dik) spoelmonster (BGD 7= 989.50 
          op 3.00: i= 13 
3.60 - 4.11:        bleekbruine kompakte lei, met wat grijze zandige stratikulaties en kleine kleisiderietlenzen, met schaarse ingekoolde fijne plantenresten
          op 3.80 glijvlak evenwijdig aan de gelaagdheid, i = 10  
          rond 3.90 fijn zandige lens, 5 cm dik
          eronder grijs en bruin gestratikuleerde lei met kleisideriet- knollen, naar onder toe met meer fijnkorrelige zandsteen tot siltsteen
4.11 - 5.41:        grijze fijnkorrelige zandsteen, van boven homogeen, naar onder toe licht gestratifieerd
          op 4.50 breukvlak, i= 60 
          op 5.10 halfopen splijtvlak, i= 55  ondulerend
          op 4.11: i= 10 ; op 4.90: i= 11 ; op 5.10: i= 10 
5.41 - 6.73:        (overgangen geleidelijk) grijze fijnkorrelige zandsteen, licht veldspaat- en mikahoudend, met vage stratifikaties overgegeven door zwarte laagvlakken; naar onder toe zeer fijnkorrelig
          op 6.00: i = 9 
6.73 - 7.86:        iets donkerder grijze fijnkorrelige tot middelmatige homogene zandsteen, veldspaat- en mikahoudend, van onder met zwarte slierten en laagvlakken volgens gekruiste gelaagdheden
          van boven met halfopen splijtvlak, i= 65  ondulerend
          op 7.50: i= 16 


Pas 31: 995.50 - 1002.00 = 6.50 - L= 6.45

0.00 - 2.75:        vrij donkergrijze middelmatige zandsteen, homogeen, veldspaat- rijk, met enkele zwakhellende slierten vol fijne koolintraklas- ten in bovenste meter twee halfopen spleten, i= 60  ondulerend wat meer kolige slierten in de basislagen
2.75 - 2.83,50: fijn kwarts konglomeraat in middelmatige tot grofkorrelige      zandsteen vol kolige slierten
2.83,50 - 2.93,50: grijze heterogene zandsteen (met wat granule kwarts), met    dikke (5 mm) kolige slierten
2.93,50 - 2.07,50: bruingrijze lei gestratikuleerd met siltsteen, met wat  fijne ingekoolde plantenresten (Cordaites), licht vergleden, LSFl 998.50
          i= 18  op evenwijdige glijvlakken met striaties
3.07,50 - 3.28,50: grijze zeer zandige lei met fijne ingekoolde plantenresten   en donker mudpebble konglomeraat; licht vergleden aan de basis gebioturbeerde zandige stratikulatie
          (overgangen geleidelijk)
3.28,50 - 3.67,50: grijze fijnkorrelige zandsteen, licht gestratifieerd, van    boven licht gebioturbeerd; aan de basis convoluted bedding
          op 3.50: i= 15 
3.67,50 - 3.90: bruinig grijze zandige lei
          bij de basis subhorizontaal kolige lenzen
          glijvlakken, i= 17 
3.90 - 6.45:        grijze zandsteen, fining upwards, vaag gestratifieerd, meestal fijnkorrelig tot middelmatig, aan de basis grofkorrelig met granuelgrint (over 10 cm), ook in toplaag enkele fijne kwarts- keitjes
          met enkele laagjes vol fijne koolbrokjes (volgens gekruiste gelaagdheid afgezet)     
          op 4.50: koolintraklast
          6.00 - 6.45: gebroken, met subvertikaal splijtvlak
          op 4.80: i= 25 , op 5.40: i= 23 

Insert the GSB number to search all associated content