PL:BOURG-LEOPOLD (47W)
Delmer A.
no 251.
EXTRAIT de : Bulletin de la Société belge de Géologie,
etc... tome LIX, 1950, fasc.3, pp.262-275.
André DELMER: Coupe en Houiller du Sondage no 118 de
Bourg-Léopold (Camp) Le Westphalien B en Campine
occidentale (*)
262 A. DELMER - COUPE EN HOUILLER DU SONDAGE No 118
Coupe en Houiller du Sondage no 118 de Bourg-Léopold (Camp)
Le Westphalien B en Campine Occidentale
par ANDRE DELMER
Le sondage no 118 de la série des forages de
reconnaissance du gisement houiller campinois a été
exécuté, d'octobre 1949 à août 1950, à Bourg-Léopold,
dans les dépendances du camp militaire.
La position exacte de l'orifice se définit comme suit
dans le système des coordonnées de la carte générale
des mines pour la Campine :
Latitude (Nord) + 79.957,57 m
Longitude (Est - 64.036,21 m
Altitude + 57,75 m
L'intérêt spécial de la recherche résulte à la fois
de la profondeur atteinte (1.754m10) et de
l'emplacement du sondage, délibérément établi en
dehors de la zone des exploitations et en marge des
reconnaissances antérieures.
Les formations postpaléozoïques, traversées depuis la
surface jusqu'à 752 m de profondeur, ont été décrites
dans une note de MM.R.Legrand et R.Tavernier (1)
Le socle paléozoïque, constitue de terrain houiller,
a été atteint, directement sous la base du Sénonien,
à la profondeur de 752m27 ± 0m65, soit à la cote -
694m52; c'est sensiblement ce que l'extrapolation des
données acquises plus au Sud faisait prévoir, ainsi
qu'il est facile de le constater en reportant le point
sur la carte récente du bassin houiller de Campine,
due à M. A. Grosjean (2)
(*) Texte remis le 20 janvier 1951
DE BOURG-LEOPOLD (CAMP)
MODE D'EXECUTION
En terrain houiller, le forage a été poursuivi jusqu'à
la profondeur finale de 1.754m10, par le procédé de la
couronne annulaire; le diamètre des carottes, qui était
de 155 mm au début, atteignait encore 70 mm à la base (1)
ALLURES DU TERRAIN HOUILLER
Sur toute la hauteur forée de Houiller, soit sur un peu
plus de 1.000 m, les strates se suivent en
superposition normale, parfaitement tranquilles et
régulières, sauf vers 1.415 et 1.693m, ou le sondage
a traversé deux failles caractérisées. En dehors de
ces deux zones troublèes et abstraction faite
d'irrégularités sédimentaires, nettement atectoniques
les inclinaisons relevées sur les carottes oscillent
de part et d'autre de 13 degrès, sans dépasser 15 degrès.
Une mesure au photostratomètre a été exécutée à la
profondeur de 1.063m40; elle donne pour la direction :
Nord 66 Ouest, et pour l'inclinaison : 13 degrès vers
le Nord-Nord-Est.
RESULTATS STRATIGRAPHIQUES GENERAUX
Sous l'extrême base du Westphalien C (zone de Maurage),
le sondage no 118 a fourni une excellente définition
du Westphalien B (zone d'Eikenberg et zone d'Asch),
dont on ne possèdait jusqu'ici aucune coupe complète
en Campine Ocidentale; il complète et rectifie donc
assez profondément l'essai de synthèse stratigraphique
de la zone d'Asch, présentée dans une publication
récente (3).
Par les 396 derniers mètres forés, le sondage no 118
a en outre reconnu la partie supérieure du Westphalien
A (zone de Genk et même zone de Beringen).
(1) La firme Foraky s'est acquittée avec brio de la
tâche que lui avait confiée la Direction des
Charbonnages de Beeringen. Le personnel de ces
sociétés nous a fourni une aide efficace au cours des
trente journées consacrées à l'étude sur place des
témoins carottés. Que M. M. Brun, Directeur-Gérant des
Charbonnages de Beeringen, à qui nous devons de
pouvoir publier cette étude, veuille bien trouver ici
l'expression de notre gratitude.
--------------------------------------------------------------------
Pl.BOURG-LEOPOLD 47 W
R.TAVERNIER & R.LEGRAND
251(VIII) Boring n 118 der Steenkoolmijnen,
uitgevoerd te LEOPOLDSBURG,
voor de Mijn van Beringen.
door FORAKY; Barricadenplein, 13 BRUSSEL.
Topographische ligging opgetekend door de Mijn.
Grondstalen verzameld door de boormeester.
Aanvang der werken: 12 Mei 1949.
Boringsmethode: met inspoeling tot 651m.
Benaderende hoogte van het mondgat boven de zeespiegel:57m.75.
No : AARD DER GRONDLAGEN Diepte m.
1 Grijs groen zand, verontreinigd 0.50
2 Bleek grijs kalkvrij zand 1.00
3*- 4 Idem 1.50- 2.00
5 Groen grijs, fijn zand, glimmerhoudend, kalkvrij 2.50
6 - 8* Idem 3.00- 4.00
9 - 12 Idem 4.50- 6.00
13 Idem 6.50
14 Bleek grijs tot wit kwartszand 7.00
15*- 17* Idem 7.50- 8.50
18 Idem, sterk geaglomereerd 9.00
19 Bleek grijs fijn zand, geagglomereerd 9.50
20 Idem 10.00
21 - 23 Idem 10.50- 11.50
24 Idem, groenachtig van kleur, lichtjes
glauconiethoudend 12.00
25 - 27* Idem 12.50- 13.50
28 - 32 Idem 14.00- 16.00
33 Idem, bleek groen, lichtjes glauconiethoudend 16.50
34 Idem 17.00
35 - 40 Idem 17.50- 20.00
41 Idem, sterk geoglomereerd, kalkvrij 20.50
42 Idem 21.00
43*- 52 Idem 21.50-26.00
53 Idem 26.50
54 Grijs groen klaiachtig zand, met bruinrode
vlekken 27.00
55 Idem 27.50
56* Bruin rood ferrugineus kleiachtig zand 28.00
57 Idem, bruin ferrugineus 28.50
58* Idem, idem 29.00
59 Grijze klei met enkele bruine vlekken 29.50
60 - 69 Idem 30.00- 34.00
70 Idem 35.00
71* Idem, zandachtig 35.50
72 Idem, idem 36.00
73 - 76* Idem 36.50- 38.00
77 Groen glauconiethoudend klaiachtig fijn zand 38.50
78*- 79 Idem 39.00- 39.50
80 Grijs groen glauconiethoudend zand, kalkvrij 40.00
81 Idem 40.50
82*- 84 Idem 41.00- 42.00
85 Idem, lichtjes grintachtig 42.50
86*- 88 Idem 43.00- 44.00
89 Groen kleiachtig glauconiethoudend zand 44.50
90 Idem 45.00
91 - 98* Idem 45.50- 49.00
99 -101 Idem 49.50- 50.50
102 -110* Grijs groen kleiachtig glauconiethoudend zand,
geaglomereerd 51.00- 55.00
111 -118* Idem 55.50- 59.00
119 -128* Idem, sterk verontreinigd 59.50- 64.00
129 -140 Idem 64.50- 70.00
141 -150* Idem, iets zandiger 70.50- 75.00
151 -153* Idem 75.50- 76.50
154 -160* Idem, tamelijk kleiachtig, sterk verontreinigd 77.00- 80.00
161 -170* Idem 80.50- 85.00
171 -176* Idem 85.50- 88.00
177 -185* Groen glauconiethoudend fijn zand, verontreinigd 88.50- 92.50
186 -192* Idem; iets meer kleiachtig 93.00- 96.00
193 -194 Idem, tamelijk zuiver zandachtig 96.50- 97.00
195* Idem, met bruine ferrugineuse vlekken 97.50
196 -199 Idem 98.00- 99.50
200*-209* Grijze zandachtige klei 100.00-104.50
210 Bleek grijs glauconiethoudend zand,
tamelijk zuiver, kalkvrij 105.00
211*-215 Idem 105.50-107.50
216 -220* Idem, iets kleiachtiger 108.00-110.00
221* Idem; tamelijk zuiver glauconiethoudend
zand 110.50
222 Idem, sterk kleiachtig 111.00
223 -224 Idem 112.00-113.00
225*-237* Idem 114.00-126.00
238 -242* Glauconiethoudende zandachtige klei,
verontreinigd 127.00-131.00
243 -245* Glauconiethoudend kleiachtig zand,
kalkvrij 132.00-134.00
246 Getrepanneerd monster: Groene glauconietrijke
klei met gerolde vuursteenkeien 135.00
247 Grijs groen zandachtige klei 136.00
248*-254* Idem 137.00-143.00
255 -260* Grijs-groen glauconiethoudend kleiachtig zand 144.00-149.00
261 -262* Bleek grijs tamelijk zuiver groen-grijs
glauconiethoudend glimmerrijk zand, kalkvrij 150.00-151.00
263 -264* Idem, tamelijk grintachtig 152.00-153.00
265 -268* Idem, verontreinigd 154.00-157.00
269 -272* Idem 158.00-161.00
273* Donkergrijze klei 162.00
274 Idem 163.00
275 Groen kleiachtig zand 164.00
276* Getrepanneerd monster - Grijze fijn zandige klei,
kalkvrij, lichtjes verontreinigd 164.65
277 Groen glauconiethoudend, tamelijk zuiver
zand, met enkele schelpresten 166.00
278 -282* Idem 167.00-173.00
283* Idem, met brokstukken van schelpen
(Pectunculus?) 174.00
284 -290* Idem 175.00-181.00
291 -296* Bleek grijs, glauconiethoudend tamelijk
zuiver zand, met schelpresten 182.00-187.00
297 Idem, iets meer kleiachtig 188.00
298*-304* Idem, idem 189.00-195.00
305 -308* Bleek grijs tamelijk zuiver fijn
glauconiethoudend zand 196.00-199.00
309* Getrepaneerd monster - Grijze
zandachtige sterk verontreinigde klei 199.48
310 Donkergrijs sterk verontreinigd
kleiachtig zand, met schelpresten 200.00
311*-319* Idem 201.00-209.00
320* Getrepaneerd monster - Donkergrijze plastische
klei met enkele marcassietknolletjes 209.64
321*-323 Sterk verontreinigd groen zand, met
baksteenstukjes 211.00-213.00
324* Getrepaneerd monster - Grijze plastische klei 214.00
325 -328* Grijs verontreinigde klei 215.00-218.00
329 -332* Idem 219.00-222.00
333 -338* Grof groen grintachtig zand, zeer sterk
verontreinigd 223.00-228.00
339 -344* Idem 229.00-234.00
345* Getrepaneerd monster - grijze plastische
klei met marcassiet, sterk verontreinigd 234.31
346 -350* Grof grintachtig zand, sterk verontreinigd 236.00-240.00
351 -356* Grijze zandachtige klei, sterk verontreinigd 241.00-246.00
357 -361 Grof grijs grintachtig zand sterk verontreinigd 247.00-251.00
362 -369* Grijs-groen glauconiethoudend zand,
tamelijk zuiver 252.00-259.00
370 -375* Idem 260.00-265.00
376 -383* Idem, sterk verontreinigd 266.00-273.00
384 -388* Idem, idem 274.00-278.00
389* Idem, zuiver 279.00
390 -394* Idem, idem 280.00-283.00
395* Getrepaneerd monster - Donkergrijze
plastische klei met kalkresten 283.45
396 -401* Grijs glauconiethoudend, tamelijk grof
kleiachtig zand 285.00-291.00
402* Getrepaneerd monster - Donkergrijze
zeer plastische klei 291.34
403* Grof grintachtig zand met kalkbrokken 292.00
404 -405* Idem 293.00-294.00
406 -416* Idem, sterk verontreinigd 295.00-305.00
417* Getrepaneerd monster - Grijze plastische klei 305.24
418 Bleek grijs lichtjes glauconiethoudend
tamelijk zuiver zand 306.00
419*-427* Idem, idem 307.00-315.00
428* Getrepaneerd monster - Bleek grijze
tamelijk plastische klei 315.63
429 -439* Bleek grijs glauconiethoudend zand,
lichtjes verontreinigd 316.00-326.00
440 -444* Idem, kalkvrij 327.00-331.00
445* Getrepaneerd monster - Bleek grijze klei 331.00
446 -456* Bleek grijs glauconiethoudend sterk
verontreinigd zand 332.00-342.00
457 -463* Idem, tamelijk kleiachtig 343.00-349.00
464 -472* Idem 350.00-357.00
473* Lignietachtige klei 358.00
474 -475* Amorph ligniet 359.00-360.00
476 -477* Idem 361.00-362.00
478 Houtachtig ligniet 363.00
479*-481* Idem 364.00-366.00
482 Idem 367.00
483*-484 Idem 368.00-369.00
485* Getrepaneerd monster - Amorph ligniet,
iets kleiachtig 370.00
486 Bleek grijs tamelijk zuiver glauconiet-
houdend zand 371.00
487 -493* Idem 372.00-378.00
494 -498* Bleek grijs zuiver fijn zand, lichtjes
glauconiethoudend 379.00-383.00
499 -503* Idem 384.00-388.00
504 -510* Idem, verontreinigd 389.00-395.00
511 -516* Idem 396.00-401.00
517 -521* Idem 402.00-407.00
522 -529* Idem, tamelijk zuiver 408.00-415.00
530 -533* Idem 416.00-419.00
534 -543* Bleek grijs zand, met fijne brokstukjes
turfzandsteen 420.00-428.00
544 -545 Idem 429.00-430.00
546* Getrepaneerd monster - Bleek grijze
plastische klei, kalkhoudend 430.26
547 -548* Bleek grijs zand met fijne brokstukjes
tufzandsteen 431.00-436.00
549 -555* Bleek grijs fijn lichtjes glauconiet-
houdend en glimmerrijk zand 437.00-444.00
556 -560* Idem, verontreinigd en met zandsteenstukjes 445.00-449.00
561* Bleek grijze klei kalkhoudend
(getrepaneerd monster) 449.84
562*-566 Verbrijzelde tufsteen, met zand 450.00-453.00
567 -573* Grijs groen fijn zand, lichtjes
kleiachtig en tufsteenstukjes 454.00-460.00
574 -583* Idem 461.00-470.00
584 -594* Idem 471.00-481.00
595 Idem, met witte krijtstukjes 482.00
596 -606* Idem, idem 483.00-493.00
607 -608* Idem, idem 494.00-495.00
609 -610* Idem, met verbrijzelde witte krijttufsteen 496.00-497.00
611 -612 Idem, met grijze argilietschijfjes 498.00-499.00
Geboord met triamantkroon van 499.43 tot 500.00m. dus
0.67 m. kern: 30cm.
613* Tufachtig krijt, tamelijk grof, met talrijke
afdrukken en steenkernen van fossielen, o.a.
Bryozoa, Gasteropoden en Pelecypoden 499.43-500.00
Geboord met de triamantkroon van 500 tot 502.42m,
dus 2.42 m. kern: 0.20m
614* Tufkrijt tamelijk grof, met meerdere afdrukken en
steenkernen van fossielen, o.a. Gasteropoden en
pélécypoden talrijke Scaphopoden (Dentalium) 500.00-502.42m
Geboord met triamant van 502.42 tot 504.02m,
dus 1.56m kern: 0.35m.
615* Idem, zeer talrijke Dentalium, enkele Ostrea enz 502.42-504.02
616 -623 Verbrijzelde tufsteen met inspoelingsklei
met argilietfragmenten 507.00-514.00
624* verbrijzeld wit krijt met enkele groene
glauconietkorrels 515.00
625 -632 Witte krijtstukken in mergelachtige grondmassa 516.00-521.00
633* Idem, iets minder mergelachtig 522.00
634 -638 Idem 523.00-527.00
639* Verbrijzelde krijtstukken mat talrijke blonde
vuursteenstukjes, licht verontreinigd 528.00
640 Idem 529.00
641 -652 Idem, sterk verontreinigd 530.00-544.00
653* Verbrijzeld wit krijt met talrijke
blonde vuursteenstukjes, tamelijk zuiver 545.00
654 -660 Idem 546.00-549.00
661* Verbrijzeld wit krijt met blonde vuursteen-
stukjes 550.00
662 -672 Idem, min of meer sterk verontreinigd 551.00-561.00
673*-686* Idem 562.00-575.00
687 -694 Idem 576.00-583.00
695* Idem, met blonde en donkere vuursteenstukken 584.00
696 Idem, sterk verontreinigd 585.00
697 -699* Idem, rijk aan vuursteenstukken en
enkele schaarse gerolde elementen 586.00-588.00
700 -704 Idem, sterk verontreinigd 589.00-593.00
705 -707 Idem, met hoofdzakelijk donkere vuursteenstukken 594.00-596.00
708 -717 Idem 597.00-606.00
718 Idem, lichtjes kleiachtig (inspoelingsklei ?) 607.00
719* Verbrijzeld silexhoudend krijt, lichtjes
zandachtig verontreinigd 608.00
720 -731* Idem, lichtjes glauconiethoudend 609.00-620.00
732 -736 Idem, sterk verontreinigd 621.00-625.00
737 Grijs mergelachtig krijt glauconiethoudend,
met enkele blonde vuursteenstukjes 626.00
738 -748 Idem 627.00-637.00
749*-755 Idem 638.00-644.00
756* Mergelachtig tufsteen, lichtjes
glauconiethoudend 645.00
757-761 Idem 646.00-650.00
752* Krijtachtig grijs-groen tufsteen 651.00
Gecarotteerd van af 651m tot aan de basis
------------------------------------------------------------------------
Pl.BOURG-LEOPOLD 47 W
N 251 Extrait de: Bull.Soc.belge de Géol.,etc,1950,t.LIX,pp.17-23
Les morts-terrains au sondage du Camp de Bourg-Leopold.
(Sondage houiller 118)(*)
par R.LEGRAND et R.TAVERNIER
(*) Texte remis le 15 septembre 1950
le sondage 118, exécuté par la Société Foraky pour le compte des
Charbonnages de Beeringen, est situé à l'emplacement du troisième bloc
des officiers au Sud de la route joignant Bourg-Leopold à Hechtel.
Ses coordonnées sont les suiventes:
X = + 79.957m577 Y = -64.036m2175
La cote de l'orifice est de 57.75
L'avancement a été réalisé par battage au trépan avec curage continu
par injection d'eau chargée d'argile jusqu'a la profondeur de 651m16
Plusieurs échantillons furent prélevés sur les joues du trépan et une passe
fut exécutée au système de rotation dansle tuffeau maestrichtien. A partir
de 651m16 l'avencement fut continué par rotation à la couronne diamantée.
Voici la description résumée des échantillons prélevés dans le courant
d'eau tous les 0m5 d'avancement à partir de la surface, puis tous les mètres
à partir de 111m, ainsi que ceux collés au trépan (T) et prélevés par
carottage (C)
NATURE Base à
Sable grisâtre 2.00
Sable fin, gris verdrâtr, micacé 6.50
Sable blanchâtre, quartzeux 9.00
Sable fin, grisâtre, aggloméré 12.00
Sable fin, verdrâtre, un peu glauconifère 26.50
Sable fin, argileux, verdrâtre, marbré de brun et sable
argileux ferrugineux 29.00
Argile grise,tachée de brun 35.00
Même argile, sableuse 38.00
Sable fin,argileux, vert, glauconifère 39.50
Sable gris-vert, glauconifère 42.00
Même sable un peu graveleux 44.00
Sable argileux, vert, glauconifère 88.00
Sable fin, vert, glauconifère 92.50
Même sable, un peu argileux 97.00
Même sable, à taches ferrugineuses 99.50
Argile sableuse, grise 104.50
Sable grisâtre, glauconifère 115.50
Même sable, très argileux 126.00
Argile sableuse, glauconifère 131.00
Sable argileux, glauconifère 134.00
T - Argile verte, très glauconifère, avec silex roulés à 135.00
Argile sableuse gris-vert 143.00
Sable argileux, gris-vert, glauconifère 149.00
Sable gris verdrâtre, glauconifère, très micacé 151.00
Même sable, grossier 161.00
Argile gris foncé 163.00
Sable argileux vert 164.00
T - Argile grise finement sableuse à 164.65
Sable vert, glauconifère avec débris de coquilles
(Pectunculus? à 174m) 187.00
Même sable, un rien plus argileux 195.00
Sable fin, grisâtre, glauconifère 199.00
T - Argile sableuse, grise (échantillon très sali) à 199.48
Sable argileux gris,foncé avec débris de coquilles 209.00
T - Argile plastique gris foncé à nadules de marcasite à 209.64
Sable vert avec éléments rouge brique (oxyde de fer ?) 213.00
T - Argile grise plastique à 214.00
Argile grise 222.00
Sable grossier grise avec marcasite (très salie) à 234.31
Sable grossier, graveleux (très salie) 240.00
Argile sableuse, grise (très salie) 246.00
Sable grossier, graveleux, gris (très sali) 251.00
Sable glauconifère, gris-vert 280.00
T - Argile plastique gris foncé, avec éléments carboatés à 283.45
Sable gris assez grossier, argileux, glauconifère 291.00
T -Argile très plastique, gris foncé à 291.34
Sable grossier,graveleux, avec fragments carbonatés 305.00
T - Argile plastique grise à 305.24
Sable grisâtre, légèrement glauconifère 315.00
T - Argile gris clair, assez plastique à 315.63
Sable grisâtre, glauconifère 331.00
T - Argile gris clair à 331.00
Sable grisâtre, glauconifère 342.00
Même sable, assez argileux 357.00
Argile ligniteuse 359.00
Lignite amorphe 362.00
Lignite xyloïde 369.00
T - Lignite amorphe, faiblement argileux à 370.00
Sable grisâtre, glauconifère 418.00
Sable grisâtre, avec tuffau gréseux, finement broyé 430.00
T - Argile plastique, gris clair, calcarifère à 430.26
Sable grisâtre, avec tuffeau gréseux, finement broyé 436.00
Sable fin, grisâtre, un peu glauconifère et micacé 444.00
Même sable avec tuffeau finement broyé 449.00
T - Argile gris clair, calcarifère à 449.84
Tuffeau gr"seux broyé, avec sable 453.00
Tuffeau et sable fin, gris-vert, faiblement argileux 480.00
Même roches avec éléments crayeux blancs 495.00
Même roches avec tuffeau crayeux blanc, broyé 497.00
Même roches avec éclats d' argilite 499.43
c - Craie tuffacée, grossiére, avec nombreuses empreintes
et moules de fossiles: Bryozoaires, Pélècypodes (Ostrea)
Scaphopodes (Dentalium), Gastropodes 504.02
Tuffeau broyé et éclats d' argilite avec argile d' injection;
gros grains de glauconie à la base 514.00
Tufeau broyé avec nombreux silex blonds 544.00
Débris de craie avec nombreux silex blonds 583.00
Débris de craie à silex blonds et silex noirs 585.00
Débris de crai riche en silex dont quelques éléments
roulés 588.00
Débris de craie à silex noirs prédominants 607.00
Débris de craie à silex, un peu glauconifère et sableuse 624.00
Craie marneuse grise, glauconifère, avec silex blonds 644.00
Tuffeau marneux un peu glauconifère 650.00
Tuffeau crayeux, gris-vert 651.36
C - Tuffeau crayeux et sableux, glauconifère, présentant
des marbrures grise et vertes, avec quelques noyaux plus
cohérents. Granules fibroradiés; grains de phosphates
tubulations diverses; Rhynchonella plicatilis Sowerby,
Magas pumilus Sowerby (2 exemplaires) cf Lima et autres
Lamellibranches; abondantes Belemnitella mucronata Schluter;
débris et écailles de poisson 660.00
C. - Grès friable, tuffacé, trèe glauconifère à base ravinante,
soulignée par un liséré de glauconie vert clair, Granules
de phosphate; coprolithes; Spirophyton caudagalli (VANUXEM)
formes étalées problématiqyes; polypier; Térébratules, cf.
Magas, Rhynchonelles; Mactra cf. de beyana; Gastéropodes dont
Pleurotomaria et cf. Turitella; Belemnitella mucronata dent
d' Oxyrhina angustides et écailles de poison 670.50
C. - Craie blanche compacte avec diaclases redressées renfermant
quelques rares silex rudimentaires devenant glauconifère dans
le dernier mêtre et présentant quelques graviers à la base.
Le sommet de la craie sous le tuffeau est raviné et perforé
de terriers. Debris de végétaux tubulations aplaties tubes
alguiformes; Spongiaires e.a. Ventriculites stiatus SMITH
cf. Guettardia cf. verruculina; Broyozoaires; Polypiers
piquents et fragments d' oursins;Rhynchonelles cf. Magas
Lamellibranches e.a.Cytherea ovalis; Céphalopodes e.a.
débris dé ammonite et Belemnitella mucronata SCHLUTER
écailles de poisson 689.00
C. - Grès fin, peu cohérent, marneux, un peu glauconifère,
présentant au sommet des tubulations crayeuses, quelques
nodules de pyrite. Debris foliaires; Spongiaires e.a.
Ventriculites striatus SMITH; Lamellibranches dont Barbatia
marrulensis, Culcullaea alta ANDERT C. matheroniana d' Orbigny
C.cf. subglabra, Eriphylla lenticularis(GOLDFUSS), Cytherea ovalis
(GOLDFUSS), C.sp. Tellina cf. Lima Chlamys, Ostrea vesicularis
LAMARCK, Ostrea cf. lunata, Ostrea sp; Gastéropodes e.a. Cerithium;
Céphalopodes dont Parapachydiscus levyi(DE GROSSOUVRE)
Actionocamax quadratus BLAINVILLE débris et écailles de poisson 696.00
C. - Marne sableuse, gris à gris verdrâtre, cohérente, parfoir durcie
et renfermant des noyaux lapidifiés. Débris xyloïdes ligniteux;
tubulations; sphérules fibroradiées spongiaires, piquant d'oursins
oursin indeterminable; abondentes Terebella lewiensis, Gyrolites
davreuxi SAPORTA; Lamellibranches dont Neaera caudata (NILSSON)
Cytherea plana C. CF. polymorpha C. ovalis cf. Lucina, Eriphylla
lenticularis, Tellina subdecussata, cf. Cardita, Cardium cf. becksi
cf. Venericardia santonensis MULLER, Curcullaca matheroniana cf.
Liopistha, Inoceramus kleini MULLER, Inoceramus cf. inconstants,
Pecten concentrice sulcatus MULLER Pecten sp. Neithea sp. Lima
cf. granulata, Pinna cretacea,Modiola, Ostrea laciniata NILSSON
Ostrea semiplana, Ostrea sp. Gastéropodes dont Patella, Tudicla
depressa MUNSTEr; Natica eretaccea GOLDFUSS, Volutilithes
subsemipllicatus (D'ORBIGNY), Aporrhais nilssoni, Cerithium
koeneni, Scalaria decorata, Scalaria sp. Turritella alternans,
Turritella multilineata, Turritella sexlineata ROEMER; Céphalopodes
dont Belemnitella mucronata, Actinocamax quadratus, cf. Placenticeras
bidorsatum ROEMER, débris indéterminables d'ammonite; débris de
décapodes, pinces et telson d'Enoploclytia sp.; écailles, dents de
poisson, dent d'Oxyrhina; fragments d' os 736.00
C. - Sable meuble, vert foncé, calcarifère, très glauconifère, avec
grès grisâtre, calcareux et glauconifère, localement quartzitiques.
Quelques graviers de houille et de roches dures tout à la base.
Tubulations, coprolithes; Lamellibranches dont cf. Astarte, Tellina
mulleri HOLZAPFEL, T. strigata, Pholadomya, Liopistha aequivalvis
(GOLDFUSS), Cucullaea, Pectunculus geinitzi D' ORBIGNY, P. obsoletus
Cardium, Trigonia vaalsensis BOEHM, Pinna, Crassatella arcacea
ROEMER, C. symmetrica, Neithea grupeata (SCHLOTHEIM), Lima oviformis
MULLER, Anomia lamellosa ROEMER, Ostrea, cf. Inoceramus; Gastéropodes
e.a. cf.Trochus, Turrirella acantophora MULLER, T. sexlineata;
Céphalopodes: Actinocamax quadratus BLAINVILLE; écailles et débris de
poisson 752.27
--------------------------------------------------------------------------
Pl.BOURG-LEOPOLD 47 W
A.DELMER
251 (suite) 264. A. DELMER- COUPE EN HOUILLER DU SONDAGE N 118
EXTRAITS DE LA DESCRIPTION
Nous résumons ci-après la description de quelques niveau parmi les plus
significatis; chacun d'eux est affecté d' un numéro d' ordre reproduits sur
les figures 1, 2 et 3
1 755m Passée de veine
Haut toit
Neuropteris tenuifolia (SCHLOTHEIM)
Neuropteris linguaefolio P. BERTRAND
Linopteris munsteri (EICHWALD
Alethopteris cf. serti var. lonchitica P. BERTRAND
Spenopteris striata GOTHAN
Spenophykkum cf. emarginatum BRONGNIART
Toit immédial
Cf. Anthraconauta phillipsi (WILLIAMSON)
Euestheria sp.
Ostracodes (nombreux)
Ecailles de poisson
2 759m59 - 759m79 Veinette (0.20)
Toit
Lepidodendron dissitum SAUVEUR (abondant)
Neuropteris tenuifolia (SCHLOTHEIM)
3 763m - 779m00 Epaisseur m Bese à m
Grés gris clair micacé. Tiges charbonneuses
Calamites sp. 0.33 763.03
Passée de veine. Schiste gris finement micacé
Très nombreuses radicelles de MUR. Petits
nodules carbonatés, bien individualisés, de
teinte havane 0.27 763.30
Gres gris clair. plage noires Stigmaria 0.30 764.60
Schiste micacé, finement straticulé. Slumping
Radicelles perforantes. Paille hachée. Quelques
macrospores à enveloppe cutinisée de teinte
brunâtre. Une pinnule de Neuropteris tenuifolia
cf. Pecopteris sp. A 764m60 schiste argileux gris,
doux rubané. Une graine Codaicaprus cordai. A 764m65
schiste micacé dont la très fine staticulation montre
des contournements et des irrégularités attribuées
à du "slumping" Linéoles gréseuses 3.40 767.00
Progressivement, schiste très argileux gris clair
Bandes carbonatées régulièrement, espacées d' environ
6 cm et coupées de diaclases à mouches de pyrite et
blende. Roches stérile, sauf vagues Sinusia. Puis schiste
légèrement plus foncé. Planolites ophatalmoides (2) et
pistes sinusoïdales lisses. Ostracodes et Spirorbis
pusillus épars. A 767m90, des trainées de schiste noir,
pailleté, envahissent progressivement toute la roche.
Estheria simoni P. Ostracodes Planolites ophtalmoides 1.00 768.00
Colle à la roche précédente, grès massif, friable
très clair. Quelques débris végétaux dont certains
sont enduits de pyrite verdrâtre 0.40 768.40
Schiste micacé compact, progressivement argileux,
monotone. Quelques empreintes de coquilles, dont une
de très grande taille mais mal conservée, une autre
en ronde bosse. Anthraconaia sp. A partir de 772m
dans un schiste très argileux, gris clair, quelques
nodules carbonatés rudimentaires de teinte havane
Nombreux "sillages" sortes de trainées produits par
la passage à travers la statification, d' un organisme
en mouvements. Ces "sillages" aboutissent, vers le bas,
à un banc coquillier; ils sont manifestement la trace
fossilisée du cheminement de pélècypodes dans la boue.
Et cependent, ces traces sont bien différentes des habituelles
Guilielmites. Vers 774m, tres nombreuses coquilles: Anthraconaia
pruvosti, la plupart fichées à travers la statification et en
ronde bosse. Leur test est lisse et a une belle teinte brune.
Le moule interne est constitué de sidérite (chalybite). Ces
lamellibranches associés aux "sillages", se retrouvent jusqu' à
777m ils sont abondants à 775m50. A partir de 777m, schiste très
argileux, marbré, légèrement "carton". Très nombreux Planolites
ophtalmoides. Mouches de galène et pyrite sur diaclases de barres
carbonatées. Quelques Ostracodes, cf. Rhizodopsis wachei, débris
de coquilles naïaditiformes. A 777m80, un exemplaire de Lingula
cf. mytilloides à test coloré. Très nombreux Planolites
optalmoides. A 5mm plus bas. Anthraconauta phillipsil. A 778m,
Lingula squamiformis. Tache de pyrite verdrâtre. Ecailles et dèbris
indeterminables de Poisson. Planolites ophtalmoides. La roche reste
très argileuse, rubanée, grise, légèrement " carton". A 778m50,
cf. Lingula squamiformis, une grande écorce pyritisée de
Cordaicladus sp. à cicatrices foliaires en relief. Lingula
mytilloides. A 778m85, schiste très argileux progressivement
plus foncé. Minces tubulations pyriteuses, lardant la roche en
toys sens. "Algues". A 778m95, schiste noir à toucher réche.
Très nombreux petits nodules. un de ceux-ci est le moule à
ornementation bien conservée de Chonetes (Chonetes) granulifer.
La rayure devient brune. Planches de végétaux charbonneux et vitrain.
Macrospores. Lamelles de gypse. Ecailles de Poisson un tube allongé,
strié longitudinalement(?) Lingula sp. Passée de Veine. 10.80 779.20
4 786m75. Passée de Veine
Toit:
Anthraconauta phillipsi (WILLIAMSON)
Ostracodes ( a test conservé)
Spirotbis pusillus
Cf. Drydenius molyneuxi TRAQUAIR.
Callopristodus pectinatus (AGASSIZ
5 854m10-854m20. Veinette (0.10)
Toit:
Anthraconaia cf. pruvosti (pusiers exemplaires mal conservés,
souvent réduits à une vague silhouette)
Planolites ophthalmoides ( très nombreux)
6 854 à 875m
Veinette 0.10 854.20
Schiste gris bistre, argileux pétri de radicelles de MUR
A 854m70, schiste gris très clair, légèrement verdâtre.
Nodules carbonatés, la pluspart scoriacés. Vers 854m80, schiste
micacé gris pâle à linéoles gréseuses. Un joint couvert
de macrospores et d' un " sable" de houille (fusain et vitrain)
Quelques joints noirs, légèrement charboneux. Les radicelles
devinnent plus rares dans un schiste miccé, straticulé. A 855m90,
toutes les radicelles sont couverts de pyrite terne. A 856m,
schiste argileux, doux, rubané. A 857m35, dans la même roche
parmi quelques radicelles écrasées, plusieurs exemplaires d'
Orbiculoidea missouriensis, Rhizodopsis sauroides. Progressivement,
des nids de roches grossiéres envahissent toute la roche qui passe
à un schiste gréseux à grandes pailletes de mica. A857m60, grès
gris légèrement micacé à plages noires. A858m60, schiste
psammitique gris à paille hachée. Un joint, unique et couvert de
menus débris anguleux de vitrain. A 858m65, même grès que plus haut.
Quelques cailloux carbonatés épars. A 859m20, roche hétérogèbe
constituée de lits schisteux et de linéoles de grès qui, quelquefois,
poussent des indetations dans les lits schisteux. Sur quelques joints
"sable" de houille. Vers 865m, schiste micacé monotone, très finements
straticulé. Léger " slumping ". A partir de 868m80, et progressivement
schiste argileux, rubané. Planolites ophtalmoides. A870m, cf. Edmondia
rudis,Orbiculoidea missuoriensis,Elonichthys denticulatus. Vers 871m10,
gros tubes de pyrite, fichés en travers de la stratification. Orbiculoidea
missouriensis éparses (plusieurs, à valves appariées). Os de poisson,
Galène en mouches sur nodules carbonatés. Apartir de 875m20, même schiste
très argileux, gris clair, à toucher onctueux. un os de poisson,
Planolites opthalmoides. A 872m75, Carbonicola sp. Naiadites sp.
Planolites opthalmoides, P. montanus et débris indéterminables de
coquilles. Barres carbonatées. A873m75, schiste très argileux foncé à
rayure grise et brune. Spirorbis pusillus, Ostacodes, Anthraconauta
cf. phillipsii. Plusieurs débris et écailles de Poisson Rhizodopsis
sauroides. A874m75, schiste noir à filets charbonneux visibles sur
la tranche. Plaquettes de fusain et lames de pseudocannel-coal.
Mouches de galène et de pyrite sur vitrain. Passéé de Veine 20.80 875.00
7 893m74-894m95 Veine(1m21) d'ouverture)
Dans le toit, parmi rares et mauvais débris de coquilles naïaditi-
formes, un débris indéterminables de Belinurus sp.
8 948m30-948m47 Veinette (0.17)
Dans le mur:Neuropteris cf. tenuifolia, N. rarinervis, N. heterophylla,
N. hollandica, N. pseudogiganctea, N. scheuchzeri, Potonica sp.
9 991 m à 999 m
Grès encombré de cailloux schisteux anguleux ou arrondis. Trois
minces passages interstratifiés de schiste psammitique fortement
inclinés à 28 et 50 degrés pour le plus inférieur , dont la
stratification est très troublée. Ce dernier passage renferme
des radicelles de mur nettes, bien qu'il ne s'agisse en aucune
manière d'une passée de veine.Cette stampe porte les traces
manifestes de phénomènes sédimentaires.
10 1.021m70 Passée de Veine
Toit: Carbonicola aquilina ( de grande taille), Naiadites sp.
Spirorbis pusillus,Estheria striata
11 1.035m à 1.042m30
A13.30 sous une passée de veine (1.021m70), schiste très argileux,
onctueux, progressivement plus foncé. Mauvais débtis de coquilles
naïaditiformes, très nombreuses écailles de Poisson, rarement
déterminables. Vers 1.038 m schiste noir argileux, légèrement pailleté,
pyriteux, surmontant une barre carbonatée bréchique à pseudo-oolithes
et oolithes quartezuses blanches. De 1.038m50 à 1.042m30 schiste divers
le plus souvent brunâtres, très finement micacés, à faune limnique
abondante. Carbonicola aquilina (nombreuses et de grande taille)
Naiadites sp. Spirorbis à test blanc. Pyrite terne sur débris végétaux
contre la passée de veine à 1.042m30
12 1.053 m à 1.057m
En pleine stampe, très nombreux débris végétaux bien conservés,
parmi lesquels notament: neuropteris scheuchzeri HOFFMAN
13 1.090 m à 1.130 m
Les six veines et passées de veine, comprises enter 1.090 et 1.130 m
renferment toutes dans leur toit des débris de Poisson à côte
d' autres témoins fauniques ou floristique. Parmi les espèces
caractéristiques, notons à 1.152 m : Platysomus parvulus WILLIAMSON
et à 1.144 m: Rhadinichthijs monensis (ERGETON)
14 1.172m60 Passée de Veine
Toit: Trés nombreuses écailles et os de Poisson. Nombreuses empreintes
de Leaia tricarinata var. minima PRUVOST (3)
15 1.328m16-1.328m77 Veine (0.61)
Toit immédiat; Schiste carbonaté. Très nombreuses oolithes quartzeuses,
blanches.
16 1.357m47-1.357m52 Veinette (0.05)
La stampe qui surmonte cette veinette est épaisse de près de 30 m;
elle renferme, à plusieurs niveux, des jooints couverts de Carbonicola
aquillina, C.a. var. phrygiana C.aff. similis. Vers 1.357m47,
dans un schiste très argileux, fonce, pyriteux: Rhadi nichthijs renieri
17 1.404 m à 1.424 m
Sur 20 m roche dérangée. Passages broyés ou même en bouillie. Inclinaisons
variables et souvent fortes
18 1.477m16-1.177m47 Veinette (0.31)
Toit; Sur près de 10 m, florule en génèral bien conservée et abondante.
Très nombreux débris de Sphenopteris stangeri STUR
19 1.660m à 1.690 m
Sur 30 m de schiste monotone en général, argileux, très nombreuses
empraintes de planolites optalmoides JESSEN
20 1.693m
Sur quelques mètres, roches glissée, fissurée: une fourrure de
schiste broyé, altéré et complètement glissé.
21 1.694 m à 1.743m78
Sur près de 50 m stampe stérile, c'est)a dire sans mur. A la base,
au toit d'une veinette de 0.33 (1.743m78 à 1.744m11), schiste
bitumineux à très nombreuses tubulations pyriteuses perforant la
roche en tous sens. Ces tubulations sont plus touffues vers la
haut, tandis qu'elles sont plus grosses et moins nombreuses
vers le bas.
(2) Ces traces énigmatique, désignées depuis longtemps sous le nom
de "YEUS" viennent d'être étudiées sous le nom de Planolites
ophtalmoides par W. JESSEN, 1950 ("Augenschiefer" Grabgänge
ein Merkmal für Faunenschiefer-Nähe im Westfälischen Oberkarbon
(Zeits, Deutschen Geol. Ges. Band 101 pp. 23-43)
(3) Les premières empreintes de Leaia ont été découvertes par M.R.
LEGRAND. MM. A.GROSJEAN et R. TAVERNIER m'ont également accompagné à
Bourg-Léopold à plus d'une reprise. Les résutats exposés ici doivent
beaucoup à ces observations aussi désintéressés que perspicaces.
L' interpretation stratigraphique baséee sur des échantillons
recueillis lors de l' avancement au trépan anec injection continue d' eau
argileuse est pleine d' aléas. Celle que nous présentons ci-aprés est la plus
plausible en comparant les donnéées du sondage 118 avec celles des sondages
voisins et surtout avec les coupes relevées lors du creusement des puits au
charbonnage de Beeringen
De A Epaisseur
Quaternaire: 12.00
Holocène et Pléistocène superieur 0.00 2.00 2.00
Pleistocène inférieur: Sable de Mol 2.00 12.00 10.00
Pliocène: 123.00
Diestien: Sable glauconifère avec
niveux argileux 12.00 135.00 123.00
Miocéne: 60.00
Anversien(?): Sable grossier glauconifère 135.00 161.00 26.00
Boldérien marin: Sable coquillier à
Pétoncles 161.00 195.00 34.00
Oligocéne: 85.00
Rupélien supérieur (R2):
Argile grise avec marcassite 195.00 222.00 27.00
Sable grossier vert 222.00 233.00 11.00
Argile grise 233.00 280.00 47.00
Oligocéne et Eogéne moyen: 25.00
Rupélien inférieur (R1), Tongrien et
Bruxellien: Sable coquillier; gravier
glauconifère 280.00 305.00 25.00
Eocéne inférieur; 190.00
Yprésien; Sable argileux (Y1b) 305.00 331.00 26.00
Argile sableuse (Y1a) 331.00 358.00 27.00
Landénien; Lignite (L2) 358.00 370.00 12.00
Sable (L1d) 370.00 418.00 48.00
Tuffeau gréseux (L1c) 418.00 444.00 26.00
Argilite (L1b) 444.00 480.00 36.00
Heersien; Marne blanche (L1a) 480.00 495.00 15.00
Crétacé: 257.27
Maestrichtien; Tuffeau crayeux (Mb) 495.00 514.00 19.00
Craie tuffacée grossière à
silex blonds 5Ma) 514.00 544.00 30.00
Sénonien:
Assise de Spiennes (Cp4): 80.00
Craie blanche à silex blonds 544.00 588.00 44.00
Craie à silex noirs 588.00 624.00 36.00
Assise de Nouvelles (Cp3): 66.00
Craie marneuse à silex blonds
(Cp3c) 624.00 644.00 20.00
Tuffeau à Magas pumilus (Cp3b) 644.00 670.00 26.00
Craie blanche compacte (Cp3a) 670.00 690.00 20.00
Assise de Herve (Cp2): 62.27
Marne sableuse (Cp2b) 690.00 736.00 46.00
Sable vert et grès (Cp2a) 736.00 752.27 16.27
Houillier:
Westphalien; Zone de Donderslag à 752.27
En possession de ces données, il était intéressant de tracer une coupe
N.-E. - S.-W. passent par le sondage 118 le sondage 106 dit de Corspel
à Beverloo, les puits des Charbonnages de Beeringen, le sodage 77, dit de
Kleine Heide, situé àproximité des puits, et le sondage 28, dit de Terbeek,
à beeringen. Cette coupe montre une grande régularité. L' ennoyage des
terrains postpaléozoïque vers le N. E. est quasi linéaire et de plus en plus
marqué pour les termes de plus en plus inférieurs.
Il y a lieu de noter l'apparition des sables de Mol au sondage 118. Le
Pliocène et le Miocène s'épaississent de façon très appréciable vers le N. E.
La puissance de l'Oligocène et de l'Eocéne est sensiblement égale au S.-W.
et au N.-E. sauf un faible épaississement des termes inférieurs du
Landénien vers le N.-E. Les différents termes du Maestrichtien et du
Sénonien sont d'epaisseur constante, sauf une légère augmentation de stampe
vers le N.-E. de la partie inférieure de l'assise de Herve. Le niveau atteint
dans le Houiller aux différants sondages correspond à l' ennoyage de celui-ci
vers le N.-E. La base de la zone de Genk a été touchée sous le Crétace au
sondage 28. Les puits de Beeringen ont atteint le Houllier au niveau de
Quaregnon limite entre les zones d'Asch et de Genk. Le sondage 106 a rencontré
la partie inférieure de la zone d'Asch tandis que le sondage 118 touchait le
socle à la base de la zone de Donderslag.
Cette coupe S.W.- N.E. n'apporte en somme pas de modification appréciable aux
vues communément admises. La coupe du sondage 118 consitue à peu de chose près
l'extrapolation linéaire des données anciennes, à condition toutefois de
modifier certaines interprétations stratigraphiques en respectant scrupu-
leusement les données lithologiques et paléontologiques. Il convient
cependant de signaler que la coupe des morts-terrains du sondage 106 publiée
dans les Annales des Mines constitue une aimable plaisanterie.
H.Forir avait attiré l'attention sur la nature sableuse de l'Assise de
Nouvelles dans le Limbourg (Ann. Soc. Géol.Belg. Liége, 1902 t. XXIX, pp.
106-107). Ce facies du Limbourg se retrouve à Bourg-Léopold, où nous
eu la chance de rencontrer plusieurs exemplaires de Magas pumilus.
La coupe du sondage 118 vient également s'intégrer sans apporter de
modifications importantes l'ensemble des données acquises tant à
l'Est qu à l'Ouest. Nous présentons dans le même fascicule une coupe d'
ensemble W.-N.-W. - E.-S.-E. passent par Bourg-Léopold.
