Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 047E / 047E0196.TXT

047E0196.TXT

Pl.PEER 47 E


N° 196

Boring Hechtel-Hoef KB 174
Voor : Belgische Geologische Dienst
Door : Smet-DB (Forkay)
Datum : 1985
Topografische ligging opgetekend door Van Wichelen
Boorwijze : wire-line PQ
Hoogte maaiveld : 69,15 m


Kernstrook 1  (nat beschreven)
Geboorde diepte : 863.75 - 869,00
Dikte : 5,95
Verschil  : + 70 (top kern komt uit vorige kernstrook = cement uitboren +
            70 cm in formatie)
Kist nr. 1-3
Beschrijving : Massieve kern; slecht geboord rond 380 - zeer steil gespleten
               rond 245 (afhellend volgens ss) en rond 390 (tegengesteld aan
               ss).

  0- 60 : met geleidelijker overgang : grijsbruine siltsteen - fijn           
          gestraticuleerd met dunne siderietlenzen, verspreide fijne          
          ingekoolde plantenresten, micarijk (en knollen)
          Op 29 calcietbandje I : 13°
          Naar onderen toe meer laagvlakken met plantenhaksel - onderste      
          10 cm eerder zandsteen.

 60- 95 : met geleidelijke overgang : bleekgrijze sterkzandige schalie
          met weinig fijne plantenresten, enkele siderietbanden, vanboven     
          fijn gestratifieerd.

 95-190 : met geleidelijke overgangen.
          I 11° bleekgrijze lichtzandige schalie met gestratifieerde          
          siltige passages, vol fijne plantenresten, siderietbanden,          
          buiten siltige stratificaties zeer weinig plantenresten - 
          vaag gebioturbeerd.

190-420 : zachtere gebioturbeerde schalie met vrij veel siderietlenzen.
          I 11° wordt vanaf 210 donkergrijs zeer zacht met vettige kras.
          Vanaf 225 : met schelpen
          Vanaf 240 minder gebioturbeerd.
          Op 260 : glijvlak met rechte striaties I 15° in zone met 
          dikkere siderietbanden
          Op 265 kruipsporen op onderkant van siderietband.
          Vanaf 270 sterk gebioturbeerd met zeer fijne kruipsporen.
          Op 290 met onduidelijke schelpen - mooie  kruipgangen rond          
          sideriet.
          Rond 360 opnieuw schelpen = schaliezacht met vette kras.
          Op 380 : kleine guilielmites
                   enkele laagvlakken met afgesleten schelpen.
                   Zeer sterk gebioturbeerd.
          Op 410 - 5 cm dikke siderietband vol wormgangen
          Op 415 - brokken van schelpen 10° helling - onduidelijke            
                   visresten

420-570 : vanaf 420 minder donkergijs, iets harder licht zandig vrijwel       
          zonder fossielen, niet meer zo duidelijk gebioturbeerd, fijn        
          gelamineerd.
          Rond 490 opnieuw donkergrijs

570-595 : (met geleidelijke overgang) fijnklievende donkergrijze schalie,     

          fijn gebioturbeerd, met dunne siderietlenzen, licht bitumineus.


Kernstrook 2
Geboorde diepte : 869,00 - 874,31
Dikte : 4,92
Verschil  : -39
Kist nr.  : 3-6
Beschrijving : Kernverlies aan top - slecht geboord tussen 50 en 60 - 
               laatste 5 cm staken uit de veer :

  0- 71 :  koollaag (nog nat)

            0- 3 : donkergrijze lichtkoligeescaille
            3- 4 : fijnklievende donkere lichtkolige schalie
            4- 6 : donkergrijze escaille - kleiig verweerd
            6-13 : donkere fijnklievende sterk kolige schalie
           13-15 : sterk vergleden donkergrijze schalie met kolige lenzen
                   met megasporen
           15-18 : donkerkolige schalie vol koollenzen
           18-23 : donkergrijze fijnklievende schalie - licht vergleden -
                   vol kolige plantenresten (stigmaria)
           23-26 : fijn vergleden donkergrijze schalie - hard met kolige      
                   tussenschakelingen
           26-28 : donkere sterk vergleden schalie - lichtkolig
           28-31 : donkere lichtvergleden fijn klievende schalie met          
                   platgedrukte wortels en stengelige plantenresten
           31-34 : donkere fijnklievende sterkkolige schalie naar onder toe   
                   lichtkolig met megasporen
           34-35 : donkergrijze lichtkolige schalie - fijn vergleden
           35-36 : donkere sterkkolige schalie
           36-53 : sterk vergleden grijze doorwortelde schalie met ingekoolde
                   lenzen
           53-58 : donkergrijze doorwortelde schalie naar onder licht zandig
           58-61 : donkere sterk kolige schalie
           61-63 : sterk vergleden donkergrijze  schalie
           63-71 : donkere sterkkolige schalie tot gestreepte kool I 13°
                   met grote stengelige plantenresten fijnklievend - hard.

 71- 72 : donkergrijze escaille

 72-180 : met geleidelijke overgang
          Bleekbruine doorwortelde schalie - lichtzandig
          Vanaf 100 : met uitgerafelde korrelige siderietknollen              
                      (pseudo”lietisch) bleekgroengrijs (schalie)
          Vanaf 170 : massieve korrelige sideriet-bleek

180-430 : bleekgrijze zandige schalie, licht doorworteld, organ. materiaal
          slecht bewaard, vrij goed klievend.
          Vanaf 240 met kleine siderietknollen en verspreide plantenresten    
                    (meestal losse balderen) en enkele kolige lenzen
          Vanaf 260 rijker aan plantenresten - grotere siderietknollen
          Vanaf 270 eerder siltsteen
          Vanaf 290 laagvlakken vol plantenresten
          Vanaf 300 vooral Calamites
          Vanaf 290 eerder zandige schalie
          Vanaf 300 met siderietbanden met calamestachijs - licht
                    doorworteld, en verspreide varenbladeren
          Vanaf 320 opn. siltsteen tot fijne zandsteen met siderietknollen -  
                    licht doorworteld - zeer fijne plantenresten -  enkele    
                    Calamites  I 16ø tot 42ø
          Vanaf 345 talrijke slechtbewaarde plantenresten
          Vanaf 400 iets fijner-blijft siltsteen- plantenresten zeer slecht   
                    bewaard - sporen van doorworteling

430-445 : sterkzandige schalie met donkere laagjes
          (met geleidelijk maar snelle overgang)
          naar onder toe in toenemende mate zandige gestraticuleerd - met
          onregelmatige siderietlenzen - verspreide zeer fijne plantenresten

445-492 : fijn gestratic. zandsteen met halfopen vertikale barst
          Vanaf 460 tot 475 : overwegend siltsteen
          Vanaf 475 tot 490 : opnieuw gestraticuleerde zandsteen met          
                              compaktieversch. vol z.f. plantenresten

490-492 : siltsteen met verspreide zeer fijne plantenresten

N.B. 5 cm aan top van kern donkere bitumineuse schalie, zeer homogeen,
     zonder fauna of bioturbatie


Kernstrook 3
Geboorde diepte : 874,32 - 880,19
Dikte : 5,90
Verschil  : +2
Kist nr. : 6 - 10
Beschrijving : Massieve kern 15 cm onder veer.

  0-590 : grijze sterk gestratic. siltsteen - fijn plantenhaksel - niet       
          gecompact. calamites en Corda‹tes en twijgen   I = 14ø
          Gestraticuleerde zandsteenpassages met fijne gekruiste gelaagdh.
          half open verticale barsten.  Op 100 splijtvlak   I 38øhaaks op ss.
          Zandsteenpassages gem. 5-10 cm dik
          Vanaf 180 : minder zandige stratic. met grotere plantenresten
          Vanaf 240 : vrij mooie gevarieerde flora -  vrij slecht bewaard
          Vanaf 290 : terug zandiger overwegend Corda‹tes en onkruid
          Vanaf 320 : sterk gestraticuleerde zandsteen
                      aan de basis (op 355-385-425) compaktiebreukjes met     
                      verspreide siderietknollen
                      Op 735 : splijtvlak I 33ø - schuin op gelaagdheid
          Vanaf 430 : opm. grijze siltsteen zandig gestraticu. met onregelm.
                      siderietlenzen soms mooie plantenresten meestal         
                      plantenhaksel I 15ø
                      Veel Calamites, ge‹soleerde bladafdrukken (Neuropteris)
          Vanaf 550 : minder plantenresten, enkel zwart laagvlak


Kernstrook 4
Geboorde diepte : 880,19 - 883,10
Dikte : 2,75
Verschil : -16
Kist nr. : 10-11
Beschrijving : Massieve kern - grijze siltsteen met gestraticuleerde zandige  
               passages - 5 cm dik gemiddeld om 15 cm. Helling 16ø met        
               verspreide bladafdrukken - plantenhaksel in zandige            
               straticulaties Weinig verspreide siderietknolletjes
               Op 35 :     spiegelglijvlak I 60ø  vertikaal aan ss
                           met compacte varenstengels.
               Vanaf 100 : siltsteen wordt geleidelijk zandige schalie
               Vanaf 200 : talrijkere zandige straticulaties I 15ø            
                           plantenresten slechter bewaard - zeer veel         
                           plantenhaksel - Corda‹tes.


Kernstrook 5
Geboorde diepte : 883,10 - 888,90
Dikte : 6,16
Verschil : + 31
Kist nr. 11-14
Beschrijving : 6 cm onder de veer.
               Massieve kern - slecht geboord in koollaag 463-465 vergruisd 
               en op 455.

  0-190 : met geleidelijke overgang
          grijze sterkzandige schalie-vol plantenresten- vrij slecht bewaard -
          varenbladen + Corda‹tes - sterk zandig gestraticu.
          Op  15 : glijvlak met rechte striaties I 40ø
          Op  25 : glijvlak met schuine striaties 1 22ø
          Op  40 : calcietglijvlak I l9ø
          Op  60 : glijvlak met horizontale straties I 12ø
                   In zandige stratie zwarte 1aagvlakken
          Op 120 : rood verkleurde plantenresten
       Vanaf 140 : iets zachter - meer plantenresten - vnl . Corda‹tes en     
                   varenbladen  I 12ø ook laagvlakken met onkruid.

190-145 : geleidelijke overgang naar boven - scherpe  monder.
          Op 295 : onregelm. glijvlak I 43ø haaks op gelaagdheid eerder       
                   donkergrijze schalie met dunne zandige stratic. - licht    
                   maar onregelmatig. Sterk overwicht.  Corda‹tes
                   Plantenresten geleidelijk slechter bewaard - 
                   1 spiegelglijvlak gemid.om 5 cm
          Op 370 : splijtvlak I 75ø
       Vanaf 360 : eerder bleekgrijze zandsteen.

415-474 : koollaag
         415-420 : glanskool vol calcietlenzen
         420-445 : glanskool gebroken I 7ø
                   bovenste cm eerder cornelkool
         445-452 : donkere fijn klievende sterkkolige schalie
         452-453 : glanskool
         453-455 : donkere bladerige lichtkolige schalie
         455-456 : lichtkolige escaille
         456-460 : bladerige klievende licht kolige schalie
         460-464 : donkere fijnklievende sterkkolige schalie
         464-466 : lichtkolige escaille - kleiig verweerd
         466-474 : fijn klievende lichtkolige lei met ingekoolde stengelige
                   plantenresten

474-616 : Grijze vergleden doorwortelde licht zand schalie
          Vanaf 500 minder vergleden I 9ø
          Vanaf 530 eerder siltsteen - met stijgmaria - weinig met grote 
          siderietk.


Kernstrook 6
Geboorde diepte : 888,90 - 894,73
Dikte : 5,80
Verschil  : +5
Kist nr. 14 - 17
Beschrijving : Massieve kern

  0-449 : Grijze siltsteen tot zandige schalie - licht doorworteld.  Kleine
          siderietknollen  weinig slecht bew. plantenresten - stijgmaria.
          Vanaf 50 : mooie plantenresten - ook met zandige straticulaties
            Op 100 : calmestachep. - eronder Calamitesachtig I 15ø
            Op 140 : glijvlak I 40ø haaks op ss.
                     Plantenresten slechter bewaard - minder talrijk - blijft
                     Calamites doorworteling verdwijnt geleidelijk - met      
                     zandige straticulaties gem. 2 cm dik - af en toe losse   
                     bladen.
         Vanaf 380 : dikzandige straticultaite - doorworteling geheel         
                     verdwenen sporen van enkel planthaksel en zwarte  
                     laagvlakken.

449-580 : Grijze zandsteen met gestratic. zandige schalie intercal . -        
          ongecompacteerde stengels - zandstn. afwiss. fijn en fijn tot       
          middelmatig - met weinig fijne ingekoolde plantenresten.
          Van 535 met kolige slierten en zwarte laagvlakken I 16ø


Kernstrook 7
Geboorde diepte : 894,73 - 980,33
Dikte : 5.62
Verschil : + 3
Kist nr. 17-21
Beschrijving : Massieve kern - gebroken in koollaag

  0-138 : Zandsteen
          Tot 80 met kolige slierten en zw. laagvl. en ingekoolde stengels 
          I 15ø
          Tot 123 massief met I 30ø vanaf 107
          Vanaf 123-138  met drijfhout, eerder middelmatig

  138-158 : koollaag
            glanskool - top koollaag vastgeplakt aan zandsteen.

  158-260 : Donkerig doorwortelde lichtz. schalie - ridel goed klievend -     
            kleine siderietknollen.
            Vanaf 190 massiever en eerder siltsteenachtig.
            Tussen 230 en 240 korrelige siderietknollen met slechtbewaarde    
            stengelige plantenresten
            260 : sterk zandig gestraticuleerde siltsteen, licht doorworteld  
                  weer eerder donkergrijze zandsteen, blijft sterk            
                  gestraticuleerd + 14ø.
            In 340 en 380 zachter zandige schalie met veel calamites en       
            siderietknollen naar onderen toe fijn gestraticuleerd

  380-405 : Fijne zandsteen tot siltsteen - 2 slumpings van 10 cm

  405-538 : Zeer regelmatig gestraticuleerde siltsteen I 13ø - zwarte         
            laagvlakken -  zeer licht doorworteld.
            Vanaf 465 met fijne gekruiste gelaagdheden - zeer kleine slumpings

  538-562 : Grijze lichtzandige schalie - homogeen - zeer weinig              
            plantenresten, tenzij grof plantenhaksel op sommige laagvlakken


Kernstrook 8
Geboorde diepte : 900,33 - 906,30
Dikte : 6,05
Verschil : +2
Kist nr. 22-24
Beschrijving : Kern slecht geb. tussen 50 en 130 - overigens massief

  0-100 : Grijze lichtzandige schalie - aanvankelijk fijnzandig gestratic.
          met siderietbanden - grof plantenhaksel en zwarte laagvlakken I 14 
          Vanaf 30 fijn gelamineerd - zachter - zonder plantenresten.
          Vanaf 80 vage bioturbaties met weinig schelpenresten
          Vanaf 85 bioturbaties worden sterker
          Vanaf 95 compl. slechtbewaarde schelpen - met afgespleten spirorbis.

100-110 : Donkere bitumin. schalie - laagvl . vol grote schalpenbrokken
          met dikke gebioturbeerde siderietlens op 105.
          Eronder niet meer bitumineus .

110-115 : Bruinige onregelmatige vergleden schalie met sporen van             
          plantenresten

115-117 : Donkergrijsbruine schalie - fijn bladerig - licht doorworteld - met
          stigmaria vol kolige plantenresten.

117-190 : Bleekgrijze grof doorwortelde vrij massieve sterk zandige schalie -
          bruinig met fijnkorrelig siderietknollen.
          Vanaf 140 : eerder bleekgroengrijze siltsteen I 16ø met gestoorde
                      zandige straticulaties - licht doorworteld.

190-197 : Harde siltsteen met siderietcement

197-    : Grijze vaag doorwortelde siltsteen - slecht bewaarde wortel - dikke
          zandige siderietlenzen -
          Siltsteen tot donkergrijze kleiige zandsteen - slecht bewaard       
          stengelige plantenresten (Cordaites) kleine siderietknollen - zeer  
          licht doorworteld - talrijke laagvlakken van Cordaites - I 17ø -
          op 400 (onregelmatig)
          Op 470 calcietglijvlak I 32ø
          Op 490 glijvlak I 42 met klei
          Geleidelijk overgaand in siltsteen - onregelmatig zandige           
          gestraticuleerd - met zeer fijne plantenresten en cordaites.
          Vanaf 525 met calamites tesamen met cordaites.
          Vanaf 570 : fijne donkergrijze zandsteen - weinig verspreide        
                      slechtbewaarde plantenresten (varenbladen)


Kernstrook 9
Geboorde diepte : 906,30 - 912,16
Dikte : 6,05
Verschil : +5
Kist nr : 25 - 27
Beschrijving : Massieve kern, vertikaal gebarsten tussen 130 en 190
               85 : 2 splijtvlakken i = 45ø

  0-423 :  Grijze siltsteen met onregelmatige zandige straticulaties -        
           siderietknollen slecht bewaarde plantenresten - plantenhaksel,     
           calamites, asterocalamites, calamostachys, en hele varenbladen.
           Kleine kompaktiebreukjes    i = 10ø.
           280 : 2 glijvlakken  i = 30ø
           Vanaf 300 meer varenbladen en corda‹tes
           Vanaf 350 weer zandige straticulaties zeer onregelmatig.

423-490 :  Massieve fijne bleke zandsteen
           tot 435 talrijke donkere laagvlakken - daaronder een vaag          
           regelmatig falserig gestratifieerd, i = 20ø.

492-591 :  opnieuw grijze siltsteen met fijne verspreide plantenresten,       
           zandige straticulaties tot 5 cm dik.

492-591 :  enkele brede siderietbanden met Calamites en slecht bewaarde       
           varens, meest plantenhaksel.


Kernstrook 10
Geboorde diepte : 912,16 - 918,13
Dikte : 6,04
Verschil : +7
Kist nr : 27 - 30
Beschrijving : Zeer massieve kern.

  0-414 : grijze sterk gestraticuleerde siltsteen met plantenhaksel, weinig
          siderietknollen met asterocalamites.
          Tussen 70-85 : bleke fijne zandsteen vol kolige plantenresten,      
          onregelmatig gestraticuleerd.

110-180 : idem
          Daaronder talrijke grotere plantenresten met varenbladen, Calamites
          en twijgen.   i tot 27ø
          320 : veel onkruid

414-437 : bleke fijne zandsteen vol ingekoolde stengelige plantenresten, soms
          kleine siderietknollen.

437-439 : donkere fijnbladerige fijnvergleden lichtkolige schalie met         
          houtskool.

439-441 : gestreepte kool

441-443 : donkergrijze fijnklievende lichtkolige schalie met houtskool - dunne
          ingekoolde lenzen.

443-453 : donkere fijnklieverige sterk kolige pyriethoudende schalie.

453-455 : fijnklievende lichtkolige schalie, met dunne koollenzen.

455-457 : Idem, sterk kolig.

457-461 : donkergrijze lichtkolige schalie, fijnklievend met stengelige       
          plantenresten.
          Vanaf 461 : donkergrijze lichtvergleden schalie vol onduidelijke
                      plantenresten, licht doorworteld  -  i = 13ø, redelijk  
                      fijnklievend. Plantenresten snel beter bewaard.
          Vanaf 500 : met siderietknollen.
          Vanaf 510 : zandiger schalie tot siltsteen overwegend met grotere   
                      doordringende tot einde wortels, varenbladen, corda‹tes,
                      lepidokern dendran. 0ok laagvlakken met onkruid.
                570 : niveau met zaden.


Kernstrook 11
Geboorde diepte : 918,13 - 924,15
Dikte : 6,02
Verschil : 0
Kist nr. : 30-33
Beschrijving :

  0-156 : grijze siltsteen met vage zandige straticulaties - weinig vage
          siderietlenzen, i = 7ø
          Vrij slecht bewaarde plantenresten.
     50 : Calamastachys en Lepidoplyluur, Laagvlakken met onkruid.
          Enkele verspreide varenbladen
          Geleidelijke overgang van siltsteen naar zandige schalie
          Meer Corda‹tes ingespoelde wortels.
    110 : Lepidodendron

125-145 : schalie vertikaal klievend
          Vanaf 125 zachtere schalie
          Sterker doorworteld (hernemen van wortelbodem ?) kleine             
          siderietknollen.

156-161 : kompakt eerder donkergrijze schalie, licht doorworteld, fijn        
          vergleden, escaille-achtig aan de basis.

161-209 : glanskool, vrij sterk verbrokkelt
          193 : tussenlaag vol houtskoolbrokken.

209-212 : donkere sterk kolige schalie, fijnklievend

212-218 : donkere bladerig klievende lichtkolige schalie

218-219 : kolige kleiig verweerde escaille

219-221 : opnieuw  bladerig klievende lichtkolige schalie

221-234 : overwegend glanskool

234-236 : donkere kolige escaille

236-252 : donker grijsbruine fijnklievend schalie met stengelige              
          plantenresten, lichtkolig

252-253 : pyrietrijke sterk kolige schalie

253-259 : lichtkolige fijnklievende zwarte schalie

259-268 : donkere fijngestreepte kool

268-270 : donkere lichtkolige fijnklievende schalie

270-274 : donkergrijze fijnklievende schalie vol kolige plantenresten 
          (faux mur)

274-      Doorwortelde grijze schalie met goed bewaarde plantenresten
          Vanaf 290 : met siderietknollen, licht zandig, Calamites,           
                      varenbladeren i = 7ø
          Vanaf 310 : siltsteen vol Calamites, gedeeltelijk gekompakteerd
          Vanaf 340 : sterk zandig gestraticuleerd, zwarte laagvlakken en
                      plantenhaksel, sporen van doorworteling, i = 13ø zeer   
                      regelmatig, met gekruiste gelaagdheden.
             Op 510 : i = 23ø, nog slechts sporen van perforaties.
          Vanaf 540 : minder gestraticuleerd, zandige schalie tot siltsteen,  
                      zeer weinig slecht bewaarde plantenresten, dunne        
                      siderietlenzen.


Kernstrook 12
Geboorde diepte : 924,15 - 927,12
Dikte : 297
Verschil : 0
Kist nr. : 33-35
Beschrijving : Massieve kern, verbrokkeld vanaf 280 in de koollaag

  0- 28 : scherp kontakt, donkergrijze lichtzandige schalie vol met           
          siderietbanden, tamelijk steriel, fijn gelammeleerd

 28- 49 : met geleidelijke overgang, grijze siltsteen, naar onder toe met
          siderietknollen met halfvergaande fijne plantenresten

 49- 67 : met geleidelijke overgang, fijne bleke zandsteen met talrijke kolige
          slierten.

 67-162 : Plotse overgang naar onder, grijze sterk gestraticuleerde siltsteen 
          met siderietlenzen.
          Op 75 uitgerafelde korrelige lens - zwarte laagvlakken, ook talrijke
          kolige plantenresten.
          Vanaf 91 donkergrijze harde siltsteen, bitumineus, vertikaal        
                   klievend, gepyritiseerde stengelige plantenresten en       
                   schelpen.
           Van 105 tot 109 : brede zandige siderietlens (?)
                  Vanaf 111: bleek grijze fijngebrande schalie, zonder
                             organische resten, vaag gebioturbeerd.
             Op 120 kleine verspreide megasporen (?) of ostracoden -          
                    bioturbaties worden zeer sterk uitgesproken, doordrongen  
                    van sideriet.
             Op 130 bolvormige schelp (?) eronder siderietknollen,
                    schalie wordt meer kompakt naar onder toe

162-205 : bleekbruine fijne zandsteen, i = 16ø, vaag maar regelmatig ge-
          stratifieerd, kolige slierten tot 170, basis i = 11ø, scherpe       
          kontakten.

205-244 : met scherp maar onregelmatig kontakt naar onder grijze sterk zandige
          schalie met siderietlenzen, enkele laagvlakken met slecht bewaarde  
          plantenresten en twijgen, wordt veel zachter naar onder toe, op 240
          vistand (?)

244-251 : harde donkere grijze schalie met op 246 "3 cm" dikke uitegrafelde
          siderietlens (?), eronder harde bitumineuse schalie met ostracoden,
          calcietaders, gestreepte koollenzen.

251-255 : kleiverweerde esca‹lle

255-268 : donkere, fijnklievende schalie, vol ingekoolde plantenresten, met
          weinig houtskool, met stigmaria, overwegend lichtkolig, met sterk   
          kolige passages.

268-297 : glanskool, i = 9ø, laagvlakken vol houtskool


Kernstrook 13
Geboorde diepte : 927,12 - 933,13
Dikte : 6,30
Verschil : +29
Kist nr. : 35-39
Beschrijving : Massieve kern, splijtvlak i = 80ø tegengesteld met ss op 200,
               splijtvlak i = 45 , haaks op ss op 185
               Op 330 : geleidelijke overgang maar gestratikuleerd.

  0-330 : Grijze zandige schalie sterk doorworteld, stigmaria, vanaf 50
          siderietknollen, donkere laagvlakken, i = 14ø, rond 75 enkele kolige
          lenzen, meer slecht bewaarde stengelige plantenresten en            
          bladafdrukken, voornamelijk Calamites, doorworteling verminderd     
          geleidelijk vooraf vanaf 110, kleur wordt lichter.
          Op 210 : grote en mooie plantenresten.wortels verdwijnen geleidelijk
                   vanaf 250
       Vanaf 280 : overwegend Calamites maar minder goed bewaard, eerder
                   siltsteen.

330-409 : sterk zandig gestratikuleerde siltsteen, met regelmatige, flaserige 
          en gekruiste strat., talrijke zwarte laagvlakken,  = 11ø

409-432 : bleekbruine fijne zandsteen met flaserige kolige slierten.

432-451 : Zeer fijn gestraticuleerde siltsteen, i = 11ø

451-485 : Bleekbruine grijze massieve fijne zandsteen.

485-515 : Aanvankelijk flaserig gestrat. snel homogene siltsteen

515-535 : Sterk gestratik. siltsteen, fijn en regelmatig, rond 530 eerder     
          gekruist met dikkere zandsteenbanken.

535-630 : Fijne grijze zandsteen, met onregelmatige kolige slierten vooral    
          rond 555, en regelmatige zwarte laagvlakken rond 580.


Kernstrook 14 :
Geboorde diepte : 933,13 - 933,73
Dikte : 5,7
Verschil : -3
Kist nr  : 39
Beschrijving : Op 30 barst met i = 75ø
               Bleekgrijze fijne massieve zandsteen.


Kernstrook 15 :
Geboorde diepte : 933,73 - 937,10
Dikte : 3,20
Verschil : -17
Kist nr. : 39-41
Beschrijving :

  5- 45 :steile barst onduleren
         Op 85 bars i = 55 tegengesteld aan gelaagdheid.

175-215 :zeer steile barst, tegengesteld aan gelaagdheid

230-265 :Idem
         Vanaf 300 glijvlak i = 55ø volgens gelaagdheid

  0- 39 :Massieve zandsteen, fiJn bleekgrijs

 39-110 :grijze siltsteen, aanvankelijk zeer fijn gestratikuleerd, naar onder
         toe onregelmatiger, i = 10ø, met donkere laagvlakken

110-195 :geleidelijke overgang, zeer sterk gestraticuleerde zandsteen, vol
         fijne ribbelingen, donkere laagvlakken, helling blijft regelmatig 
         i = 7ø,

195-290 :meer massieve zandsteen, aanvankelijk nog vrij sterk gestraticuleerd
         volgens fijne ribbelingen, met zwarte laagvlakken, naar onder toe    
         vaag gestratifieerd met fijne kolige slierten.

290-320 :sterk zandig gestraticuleerde siltsteen, laagvlakken met zeer fijne
         plantenresten, straticulaties, zowel parallel als gekruist.


Kernstrook 16 :
Geboorde diepte : 937,10 - 942,18
Dikte : 5,09
Verschil : +1
Beschrijving : Slechte aansluiting op 314 ?
               Op 195 splijtvlak i = 55ø volgens ss
               steil splijtvlak van 0 tot 25

  0- 22 : licht erosief kontakt, sterk gestraticuleerde siltsteen, met zeer   
          fijne plantenresten.

 22- 44 : met zeer scherp  kontakt, grijze zandige schalie met vage           
          siderietlenzen, zeer weinig plantenresten (halfvergaan), i = 7ø,
          de onderste 3 cm met zandige straticulaties en vol zeer kleine      
          plantenresten.

 44-215 : Koollaag
           44- 65 : glanskool, met dof koollaminaties, harde kern
           65- 70 : licht kleiig verweerde kolige escai‹lle, sterker kolig    
                    naar onder toe
           70- 79 : donkere fijnklievende sterk kolige schalie tot gestreepte
                    kool, eerder gestreepte kool
           79- 84 : donkere bladerig klieverige afwisselend licht tot sterk   
                    kolige schalie
           84- 98 : i = 8ø, donkergrijze schalie, bladerig klievend met       
                    hoekige plantenresten, vanaf het midden doorworteld.
           98-123 : donkere bladerig klievende schalie, lichtkolig met        
                    talrijke koollenzen, op 101 - 1 cm dikke kolige esca‹lle, 
                    eronder sterk kolig met houtskoolresten, licht vergleden, 
                    vanaf 116 lichtkolig met megasporen.
          123-126 : glanskool, onregelmatige lenzen, afwisselend met dofkool
          126-130 : fijnbladerig klievende donkere schalie met ingekoolde     
                    lenzen, sterk kolig, naar onder toe overgaand naar        
                    gestreepte kool
          130-134 : donkere licht vergleden doorwortelde schalie
          134-159 : i = 10ø, gestreepte kool, massieve kern, tot glanskool,   
                    dikke dofkoollenzen met houtskool
          159-164 : met onregelmatig kontakt, harde donkergrijze schalie, fijn
                    vergleden en doorworteld
          164-194 : glanskool met talrijke dofkoollenzen
          194-200 : donker fijnklievende sterk kolige schalie tot gestreepte  
                    kool
          200-203 : zeer sterk vergleden sterk kolige schalie met dunne       
                    koollenzen
          203-215 : sterk vergleden donkere lichtkolige schalie met fijnkolige
                    lenzen, vrij fijnklievend, naar onder toe met duidelijker
                    stengelige plantenresten (faux mur)

 215-230 : donkergrijze schalie vol kolige stengelige en fijne plantenresten,
           sporen van doorworteling, met kleine siderietknollen en            
           bladafdrukken.
           Vanaf 225 : wortels worden groter en schalie zandiger, licht       
                       vergleden rond 240, rond 250 sfenopteris, stigmaria
           Vanaf 270 : meer Calamites en onkruid
            Rond 305 : verschillende gebogen glijspiegelvlakken
                 314 : 1 cm dikke glanskoollens doorworteling sterk           
                       verminderd, pyrietknol op 330.

330-391 : geleidelijke overgangen, sterk gestraticuleerde siltsteen,          
          laagvlakken met fijn plantenhaksel, zowel fijne parallelle          
          straticulaties als dikkere zandsteenlenzen, soms geribbeld,
          i = 12ø, met steile dichte barst op 375.

391-509 : fijne grijze zandsteen, met dunne kolige slierten, onregelmatig     
          gestratifieerd volgens gekruiste gelaagdheden, siltsteeninter-
          kalaties rond 455 (parallell gestratif.) en 500 met dikke           
          zandsteenstraticulaties.


Kernstrook 17 :
Geboorde diepte : 942,18 - 948,18
Dikte : 6,25
Verschil : + 25
Kist nr. : 45-48
Beschrijving : Kern sterk verbrokkeld tussen 225 en 250 en tussen 300 en 345. 
               Slecht geboord van 345 tot 420. Op 410, 420, 425 splijtvlakken
               i = 55ø, de kern daaronder blijft barsten volgens steile       
               splijtvlakken.

  0- 81 : fijne grijze zandsteen vol kolige slierten en donkere laagvlakken, 
          i = 5ø tot i = 30ø in tegengestelde richtingen, sets van ñ 15 cm    
          dik. De basis is i = 11ø.

 81-124 : Met een geleidelijke overgang naar onder, grijze fijn               
          gestraticuleerde siltsteen met grof plantenhaksel en zanden, 
          i = 9ø, veel zwarte laagvlakken, zeer regelmatig gestraticuleerd en
          wordt geleidelijk zandige schalie.

124-208 : Met geleidelijke overgang, fijn gelamineerde zandige schalie met    
          siderietbanden, vrijwel zonder organisch materiaal , i = 11ø
          Op 160 en 170 2 barsten i = ñ 70ø
          Op 180 schelp, op 190 fijn schelpengruis ? vaag gebioturbeerd,      
          gevolgd door niveaus met meerdere grote schelpen, op 200 talrijke   
          schelpen met periostacum, bewaard, de schalie wordt geleidelijk     
          zacht en donker grijs, ook verspreide ostracoden.

208-215 : Zachte donkergrijze schalie, met vette bras, met verspreide zeer    
          fijne fauna resten, waarschijnlijk visresten, ostracoden ?  enkele  
          laagvlakken met koolbrokjes en naar onder toe meer slecht bewaarde  
          plantenresten en houtskool, basis fijnbladerig klievend.

215-345 : Koollaag
          215-219 : i = 11ø, donkere sterkkolige schalie met talrijke         
                    ingekoolde lenzen
          219-220 : bleekgrijze argilietlens
          220-224 : donkere bladerig klievende sterk kolige schalie, top met  
                    ingekoolde lenzen, naar onder toe laagvlakken met         
                    houtskool
          224-253 : glanskool
          253-263 : gestreepte kool, met lenzen bladerig klievende sterk      
                    kolige schalie
          263-268 : bladerig klievende sterk kolige schalie
          268-272 : gestreepte kool
          272-275 : glanskool
          275-280 : gestreepte kool
          280-284 : donkere bladerig klievende lichtkolige schalie
          284-287 : gestreepte kool
          287-289 : donkere bladerig klievende lichtkolige schalie
          289-300 : fijn vergleden donkergrijze schalie met stigmaria
          300-305 : gestreepte kool
          305-308 : fijn bladerig klievende lichtkolige schalie
          308-310 : lichtkolige escaille
          310-314 : donkere niet-kolige escaille met dunne koollensjes
          314-345 : glanskool met dikke doffe koollenzen in

345-420 : Bruinige sterk doorwortelde schalie, met zwarte plantenresten,      
          tussen 360 en 365 drijfhout, vanaf 365 geleidelijk zandiger eerder  
          groen grijs, wordt vanaf 400 geleidelijk grijs en zachter met       
          stengelige plantenresten.

420-495 : 0vergang langs splijtvlak, grijze kompakte zandige schalie, snel    
          overgaand in siltsteen met van boven enkele siderietlenzen, grof    
          doorworteld, vanaf 445 zandig gestratikuleerd met vrij dikke        
          onregelmatige stratikulaties.
          Op 430 Stigmaria.

495-625 : Met geleidelijke overgang, onregelmatig gestratikuleerd, grof       
          doorwortelde zandsteen, organisch materiaal, zeer slecht bewaard,   
          enkele siltsteen interkalaties, vanaf 530 meer gestratikuleerd,
          i = 11ø, de siltsteen straticulatie wordt belangrijker naar onder   
          toe, blijft licht doorworteld, met gekruiste straticulaties in sets
          van 3 cm, veel plantenhaksel.


Kernstrook 18
Geboorde diepte : 948,18 - 954,14
Dikte : 59,2
Verschil : -4
Kist nr. : 48-51
Beschrijving: Massieve kern, steile barst tot 30, slechte aanpassing op 402,  
              mogelijk licht kernverlies op 460

  0- 23 : Fijne grijze zandsteen met talrijke kolige slierten

 24- 50 : Grijze siltsteen, vol grof plantenhaksel, licht doorworteld

 50- 62 : Bleke fijne zandsteen met kolige slierten

 62-220 : fijn gestratikuleerde siltsteen met donkere laagvlakken en zeer     
          fijne plantenresten, i = 11ø  Doorworteling is verdwenen

220-228 : Met geleidelijke overgangen, overwegend sterk gestratikuleerde      
          zandsteen met fijne gekruiste gelaagdheid, enkele kolige slierten,  
          afgewisseld met sterke gestratikuleerde siltsteenpassages.

288-390 : Grijze zandige schalie zonder organisch materiaal, met op 305       
          sinusities, i = 13ø, vage siderietbanden, gelamineerd, op 315 fijne
          perforaties (regendruppels invers), vanaf 325 enkele laagvlakken,   
          met fijn plantenhaksel, zandige straticulaties, vanaf 340 opnieuw   
          vaag gebioturbeerd met zeer weinig fijne plantenresten, wordt       
          geleidelijk zachter (schalie) vanaf 365, vrijwel zonder organisch   
          materiaal , blijft vaag gebioturbeerd.

390-396 : zachte donkergrijze sterk gebioturbeerde schalie met fijne          
          siderietische laminaties, eigenaardig verfrommelde schelpen met     
          periostracum bewaard

369-399 : Licht kleiig verweerde esca‹lle

399-405 : Sterk vergleden zachte donkergrijze schalie

405-435 : Donkere schalie, zeer fijn klievend met siderietische slierten, zeer
          sterk bitumineus, i = 14ø, met sterk gekarboniseerde kleine         
          fossielresten, soms pyritisch, meestal plantaardig, kleine          
          houtskoolbrokken, vanaf 415 met guilelmites en kleine               
          schelpenresten, rond 420 enkele dikke siderietlenzen en knollen, met
          verspreide megasporen.
          Op 422 laagvlakken vol kleine pallets
          Vanaf 425 : cannel coal achtig, naar onder toe laagvlakken met      
          slecht bewaarde laagvlakken, ostracoden en spirorbis.

435-438 : Vol siderietstraticulaties, talrijke laagvlakken vol pellets,

438-442 : Cannel coal,

442-459 : Glanskool met talrijke dofkoollenzen

459-465 : Lichtkolige esca‹lle

465-467 : Fijn verbrokkelde sterk kolige schalie

467-      Grijze lichtzandige schalie, met bladerige plantenresten, licht
          vergleden, fijn doorworteld, vanaf 475, met siderietknollen, sterker
          doorworteld, minder duidelijke plantenresten, onregelmatig          
          vergleden,
          vanaf 510 opnieuw lichtzandig, i = 8ø, schalie wordt terug zachter
          naar onder toe, vanaf 570 opnieuw lichtzandig.


Kernstrook 19
Geboorde diepte : 954,14 - 960,23
Dikte : 6,20
Verschil : +11
Kist nr. : 52-54
Beschrijving : Slechte aanpassing op 560, op 15 glijvlak i = 50 tegengesteld
               aan ss,

  0- 22 : Donkergrijze schalie vol ingespoelde wortels en fijne perforerende  
          wortels met kleine ingekoolde plantenresten aan de basis enkele     
          koollenzen

 22-380 : Met geleidelijke overgang, i = 12ø, grijze fijngestraticuleerde     
          siltsteen tot zandige schalie, met plantenhaksel, licht doorworteld,
          zandige straticulaties met gekruiste gelaagdheden, 3 cm dik van     
          boven, ook veel donkere laagvlakken, vanaf 100 met zandige          
          tabulaties i.p.v. wortels,
          vanaf 195 minder sterk gestraticuleerd met vage siderietbanden,     
          prolitisch geen organisch materiaal, nog steeds zandige perforaties,
          enkele verspreide zaden en fijne twijgen, vanaf 270 tot 340 terug   
          sterker gestraticuleerd met slecht bewaarde fijne plantenresten,
          ook snusitesachtige kruipsporen
          Vanaf 340 zandige schalie, vage siderietbanden, verspreide fijne
          plantenresten.

380-420 : eerder donkergrijze vaag gebioturbeerde schalie, sporadisch nog   
          zandige straticulaties, met plantenhaksel, geleidelijke overgang.

420-564 : Donkergrijze schalie met talrijke siderietbanden, laagvlakken met  
          grote slecht bewaarde schelpen, kolige lepidodendron, i = 12ø,  
          gebioturbeerde banden, blijven fijne schelpenresten, op 470 
          verspoelde Calamites omgeven door fijne schelpenresten, sideriet is 
          vrij zandig en bevat plantenhaksel, op 495 lepidophylumblad met  
          spirorbis, vanaf 500 wordt de schalie zachter en donkerder met 
          fijne kruipsporen, fijn gelamineeerd, opnieuw complete
          schelpen vanaf 520, op 540 lepidodendrontakjes, vanaf 540 tijdelijk
          licht bitumineus, met schelpenresten, schelpenresten sterk   
          gepelletiseerd.
          Vanaf 555 enkele grote ostracoden, schalie met vette kras, naar de
          basis toe sterk gebioturbeerd, zacht, de onderste cm met horizontale
          glijvlakken en zeer sterk bitumineus.

  564-618 : Koollaag, glanskool, i = 11ø
            577 : pyrietrijke lens, 1 cm dik
            572 : lens vol houtskool
            604 : houtskoolrijke lens

           De onderste cm is eerder gestreepte kool .

 616-618 : gestreepte kool

 618-620 : Sterk vergleden doorwortelde schalie


Kernstrook : 20
Geboorde diepte : 960,23 - 966,23
Dikte : 6,06
Verschil : +6
Kist nr. : 55-58
Beschrijving : Massieve kern, 6 cm onder veer

  0-208 : Met erosief kontakt, aanvankelijk sterk gestraticuleerde zandsteen
          met gestraticuleerde siltsteen interkalaties, met zwarte  
          laagvlakken, doorworteld stratikul. vrij sterk gestoord, aan top 1  
          cm zandige schalie, zandsteen in banden tot 10 cm dik tot 70,  
          eronder met kleine siderietknollen, plantenhaksel, zandsteenbanden  
          tot 5 cm dik tot 130, eronder overwegend regelmatig
          gestraticuleerde siltsteen met plantenhaksel , i = 11ø
          Doorworteling zeer ster verminderd.

208-230 : Fijne kalkzandsteen, met verspreide zeer fijne plantenresten

230-606 : Sterk zandig gestraticuleerde siltsteen, zwarte laagvlakken en 
          plantenhaksel, straticuleerd doorgaans zeer regelmatig volgens
          i = 11-13ø, sporen van perforaties op 320, vanaf 360 eerder zandige
          schalie, op 430 enkele siderietknollen, vanaf 450 terug silterig, 
          sterker gestraticuleerd, meer donker laagvlakken, op 495 geslumpt 
          laagje 5 cm dik,
          op 585 gekruiste stratikul. 5 cm dik.


Kernstrook 21
Geboorde diepte : 966,23 - 972,32
Dikte : 6,02
Verschil : -7
Kist nr  58-61
Beschrijving : Massieve kern, op 435 spiegelglijvlak i = 55ø, waarschijnlijk 
               is er een stuk van de kern onder blijven zitten.

  0- 46 : Fijn gestratikuleerde sitlsteen, talrijke donkere laagvlakken, veel
          plantenhaksel, i = 10ø, vanaf 40 zeer sterk zandig gestratikuleerd.

 44- 67 : Geslumpte zandige siltsteen, 3 slumpingsniveau's

 67-129 : Met geleidelijke overgang fijn gestraticuleerde siltsteen met grof  
          plantenhakse1, donkere laagvlakken, ingespoelde wortels

129-288 : Sterk zandige schalie met vage siderietbanden, weinig slecht   
          bewaarde plantenresten, sporen van perforaties, enkele laagvlakken  
          met grof plantenhaksel, naar onder toe geleidelijk zachter, fijn  
          geband, vanaf 258 opnieuw lichtzandig gestratikuleerd, met grof  
          plantenhaksel en donkere laagvlakken, aan basis siderietband vast   
          aan onderliggende koollaag.

288-405 : Koollaag, scherpe kontakten i = 11ø
          228-291 : donkere sterk bitumineuse schalie met kleine 
                    siderietknollen, stengelige plantenresten, 
                    houtskool, aan basis 1 cm dikke sideriet
                    band mogeliJk met tonstein laminaties
          291-296 : fijnklievende sterk kolige schalie tot gestreepte kool,
                    de basis houtskoolrijk
          296-370 : glanskool in massieve kern, vertikaal gebarsten
                    Op 337 houtskoolrik niveau, op 339 tot 3 cm dikke  
                    pyrietlens, eronder talrijke dofkoollenzen
                    Rond 355 opnieuw houtskoolrijk
          370-375 : gestreepte kool
          375-379 : gestreepte kool tot sterk kolige schalie
          379-389 : kompakte grijze grofdoorwortelde schalie
          389-405 : glanskool in de onderste 5 cm eerder gestreepte kool.

405-602 : Kompakte grijze zandige schalie, doorworteld, veel stigmaria, 
          vanaf 465 siltsteen met sporadisch kleine siderietknollen.
          Vanaf 500 terug zandige schalie, bliJft grofdoorworteld met
          slecht bewaarde stengelige plantenresten, vanaf 545 siltsteen met  
          kleine onregelmatige siderietknollen, blijft grofdoorworteld tot  
          einde kern.


Kernstrook 22
Geboorde diepte : 972,32 - 978,37
Dikte : 6,25
Verschil  : +20
Kist nr.  : 61-64
Beschrijving : Massieve kern - aan de top stuk uit veer van vorige kernstrook

  0-625 : Grijze sterk z. schalie dichtdoorwortels - weinig maar grote 
          siderietknollen - met dikke gestoorde zandige straticulaties - met  
          twijgen en varenblaadjes - ook Calamites.
          Tussen 90 en 110 dikke gestratic. passage
          Naar onder nog slechts licht doorworteld - weinig organisch 
          materiaal tot 160
          Vanaf 190 opn. zandig gestraticuleerd.
          Op 205 zaden en sphenophylum
          Op 210 gekruiste stratienl. band 10 cm
          Planten bestaan hoofdzakelijk uit twijgen en Calamitesachtigen
          Tussen 255-270 opnieuw sterk zandig gestraticuleerd met gestoorde
          straticulatie i = 9ø
          ged. gecompacteerde calamites
          Rond 320 Calamostakjes
          Vanaf 340 zeer licht maar regelmatig gestraticuleerd - doorworteling
          verdwenen
          Tussen 400 en 430 sterker gestraticuleerd - met zeer fijn  
          plantenhaksel - over algemeen slechts weinig plantenresten
          Rond 480 : vage fijne gekruiste stratificaties
          490-530 : opnieuw sterker gestraticuleerd - blijft zeer weinig 
                    plantenresten (fijn glazerig)
      Van 585-625 : sterker onregelmatig gestraticuleerd - slechts zeer weinig
                    fijn plantenhaksel


Kernstrook 23
Geboorde diepte : 978,37 - 984,41
Dikte : 6,10
Verschil : +6
Kist nr. : 64-67
Beschrijving : Massieve kern - steile calcietaders in zandsteenbanden

  0-362 : Sterk zandig gestraticuleerde siltsteen - weinig zeer fijn 
          plantenhaksel i = 11ø
          Rond 60 gekruiste stratificatie
          Naar onder tot 110 onregelm. zandige stratic.
          Tussen 132-143 : vaag gestraticuleerd in sets met gekruiste  
          gelaagdh. van ñ 3 cm
          Blijf zeer sterk gestraticuleerd tot 260 met fijne gekruiste 
          gelaagdh. in convoluted stratific. - geleidelijk zeer fijne   
          plantenresten
          Na 260 minder sterk gestrat.
          Op 290 en 325 : zandsteenbanken + 5 cm ertussen meer onregelmatig 
          gestraticul. met fijne convoluted bedding en gekruiste gelaagdh.
          Vanaf 350  opnieuw minder gestraticuleerd.

362-405 : geleidelijke overgang naar onder.
          Zachte grijze schalie met vette kras - fijn vergleden - horizontale
          spiegelvlakken - dunne siderietlenzen (licht fijn gebioturbeerd tot
          375 - met ostracoden)
          Vanaf 375 donkere licht bitumin. schalie met donkere micarijke  
          laagjes - met vage faunaresten - snel sterk zandig i = 11ø en zeer 
          hard naar onder toe met gepyritiseerde fossielresten.

405-465: Donkergrijze zandige micarijke schelpenrijke schalie met enkele dikke
         siderietbanden - gepyritiseerde fossielresten - vanaf 425 grote 
         platgedrukte schelpen - ook gepyr.
         Vanaf 430 met zandige straticulaties
         Zeer grote complete schelp - schelpenrijke zandige schalie tot 456  
         aan de basis visschub.

456-475: Zachtere grijze schalie - fijn gelamineerd - met siderietbanden - 
         fijn gebioturbeerd - fijna geen organisch materiaal.

475-483: Donkergrijze micarijke siltsteen - met siderietische lenzen

483-525: Grijze zeer fijn gestraticul. zandsteen met op 495 siderietlens -    
         naar onder toe mogelijk licht kalkig - kwartsietisch - slechtbewaarde
         stengelige plantenresten.

525-531: Grijze zeer sterk gestraticuleerde fijne zandsteen - straticu. 
         gebioturbeerd - met plantenresten - slecht bewaard.

531-545-560: Donkergrijze sterkzandige schalie - micahoudend - met fijne  
             zandige tubulaties en fijne dubbelkleppiger (over 5 cm) schelpen
             - vriJ sterk zandig gestraticul. - tot 560 met gekruiste  
             straticulaties met plantenhaksel


Kernstrook 24
Geboorde diepte : 984,41 - 990,47
Dikte : 6,19
Verschil : +13
Kist nr. 67-70
Beschrijving : Massieve kern.  Vanaf 550 tot 580 slecht geboord.

  0-619 : Eerder donkergrijze zandige schalie - donkergrijs gestraticuleerd -
          vage sederietb. - weinig slecht bewaarde fijne plantenresten 
          i = 10ø tot 14ø.
          Vanaf 60 met kruipsporen en ogen.
          Op  70 zandige ogen - zandige schalie licht gebioturbeerd
          Op 115 regendruppels en  zandige ogen - schalie vrijwel niet meer
                 zandig gestraticuleerd - blijft toch zandig - fijn   
                 gelamineerd.
          Op 145 Sinusites - met sporadisch ingekoolde plantenresten - vanaf 
                 210 tot 230 meer zandige straticulaties met fijne twijgen en
                 veel fijn plantenhaksel -blijft fijn gebioturbeerd met  
                 siderietbanden, gelamineerd - wordt geleidelijk
                 donker en zachter
          Op 285 ge‹soleerde niet platgedrukte Spirorbis
          Op 310 opn. slechtbewaarde regendruppels
          Op 330 vage regendruppels
          Op 340 grote kruipsporen
          Op 405 regendruppels groot - onregelmatig 
          Op 430 Guililmites
                 Blijft vrij sterk gebioturbeerd
          Op 475 Guililmites - gevolgd door donkere tubulaties (meerdere 
                 niveaus tot 485)
          Op 485 Guililmites - sterk gebioturbeerd donkergrijze schalie rijk 
                 aan siderietbanden
          Op 500 regendruppels
          Op 520 enkele ogen en donkere tubulaties - tot 540 onregelmatige  
                 donkere tubulaties schalie is zacht en donker geworden
          Op 555 schelpen in steenkern - sterk gebioturbeerd - vanaf 590 terug
                 iets harder en zandig en gelamineerd zonder organisch  
                 materiaal


Kersntrook 25
Geboorde diepte : 990,47 - 996,52
Dikte : 6,15
Verschil  : +10
Kist nr. : 70
Beschrijving : Steile band op 150 en 230 - vanaf 270 kern licht verbrokkeld en
               vertikaal gebroken. 
               Vanaf 300-325 - steile barst van 550 tot 570.

  0-130 : met zeer geleidelijke overgang
          Grijze lichtzandige schalie met weinig vage siderietb. fijnzandige
          straticul.- helling 8ø tot 10ø - enkele niveaus met zeer fijne 
          plantenresten - naar onder toe zachter en fijn gelamineerd, licht 
          gebioturbeerd.

130-    : Zachtere grijze schalie met siderietbanden - vaag gebioturbeerd -  
          geleidelijk zachter en eerder donkergrijs
          Rond 170 duidelijke kruipsporen.

130-529 : 205 : met fijne schelpenresten - wordt sterk gebioturbeerd - met  
                vette kras - Rond 260 zeer homogene schalie - vrijwel  
                fossielloos
                Vanaf 270 met gepyritiseerde fossielresten
                Op 275 Esteria
                Op 280 Esteria + schelpafdrukken + zeer grote visrest -
                met gepyritiseerde fossielresten
                Vanaf 285 tot 400 vrij sterk vergleden + rond 285 licht 
                bitumineus
                Vanaf 310 iets compacter (over enkele cm) - zeer onregelmatig 
                klievend
      Op 350 : met schelpafdrukken
      Op 365 : fijn gebioturbeerd
      Op 380 : gepyritiseerde schelpen tot 405
      Op 390 : visresten
      Op 405 : Sporen van 0stracoden
      Op 410 : 'trippelspoor' + mooie visrest - met dikke zandige  
               siderietbanden
      Op 420 : kleine schelpen : pseudoesteria ?
      Op 425 : visrest
      Op 435 : opn. gepyritiseerde schelpen tot 466, nog steeds visresten,   
               vrij talrijke schubben
   Vanaf 465 : opn. gebioturbeerd + met visresten + gepyritiseerde schelpen
               tot + 475
    Rond 480 : visschubben in Spirorbis
      Op 490 : visbeen ? -schalie is compacter en beterklievend i = 10ø
      Op 500 : laatste siderietband
   Vanaf 505 : opn. licht gebioturbeerd + met onherkenbare faunaresten + zeer
               vette kras (schelpen en vissen) - met fijne tubulaties
   Vanaf 520 : laag vol pellets met schelpenrest.

529-572 : KOOLLAAGJE i = 11ø   = 14A
          Met bleke uitgerafelde lenzen (sideriet ?) en glanskool met dikke
          pyrietlenzen op 530 en 543 - vrij veel houtskool - dun geband.

572-615 : Zeer sterk vergleden wortelbodem vooreerst donkergrijs vanaf 580  
          groen - tussen 584 en 595 met pseudoolietische knollen met  
          stigmaria.
          vanaf 600 groeniggrijze siltsteen - zeer hard, licht vergleden en   
          doorworteld met uitgerafelde kleine siderietknollen.


Kernstrook 26
Geboorde diepte : 996,52 - 1002,58
Dikte : 5,47
Verschil  : -59
Kist nr. 73-76
Beschrijving : Massieve kern - zeer slecht geboord tot 25 - tussen 60 en 80 -
               in alg. tot 155 slecht geboord- geen spoor van veer -  
               waarschijnlijk kernverlies
               aan de top en op 20 (herboorde kolen)

  0- 15 : Donkergrijze sterkvergleden schalie

 15- 20 : Zachte bleekgroen sterk vergleden schalie

 20- 25 : Donkergrijze zeer sterkvergleden schalie tot esca‹lle

 25- 40 : Hernemen van koollaag met slechte contacten = 14B
          25-30 : bladerig klievende sterkvergleden lichtkolige schalie met  
          slechtbewaarde megasporen

 30- 40 : gestreepte kool - op 37 dunne tonstein-achtige lens.

 40-173 : met geleidelijke overgang  i = 6ø … 7ø
          Aanvankelijk vrij donkergrijze grofdoorwortelde vrij zachte  
          siltsteen met stigmaria.
          Vanaf  60 eerder lichtzandige schalie + meer vergleden - snel zachte
                    schalie
          Vanaf  80 terug lichtzandig met gladde siderietknollen
          Vanaf 100 terug zachter - nog steeds met siderietknollen - talrijke
                    maar vrij kleine wortels opnieuw vergleden. 
          Vanaf 130 bijna geen siderietknollen meer maar dunne lenzen sterk
                    gebioturbeerd en spiegelglijvlakken
             Op 140 vrij talrijke Guililmites
     Tussen 158-163 bitumineuze donkere fijn schalierijke zandsteen met
                    megasporen.
             Op 165 Sigilaria en Strobulus
                    Donkergrijze lichtzandige schalievol ingekoolde 
                    plantenresten.

173-330 : Aanvankelijk donkergrijze snel gew. grijze siltsteen, sterk 
          doorworteld, kleine siderietknollen, onregelmatige zandige 
          straticulatie, met zandsteenintercalaties 5 cm dik om de 20 cm, 
          straticulaties gestoord door doorworteling, met gekruiste  
          gelaagdheden, met zeer fijne vergane plantenresten, aan de
          basis nog zandige perforalus

330-430 : Massieve bleekgrijze zandsteen, fijn gestratifieerd, i = 11ø,
          met zandige perforaties.

430-494 : Grijze siltsteen, onregelmatig gestraticuleerd, afgewisseld met 
          dunne zandsteenintercalaties met enkele siderietbanden.

494-547 : Opn. massieve fijne bleekgrijze flazerig gestratifieerde zandsteen,
          naar onder toe fijn tot middelmatige banden


Kernstrook 27
Geboorde diepte : 1002,58 - 1108,59
Dikte : 6,64
Verschil : +63
Kist nr : 77 - 80
Beschrijving : Massieve kern  - top sluit aan bij einde van vorige kern.
               Op 165 en 195 twee steile barsten.

  0- 60 : Massieve fijn tot middelmatige flazerig gestratifieerde zandsteen 
          naar onder toe fijner

 60-112 : Top geleidelijk - basis erosief
          Sterk gestratifieerde zandsteen kriskras gelaagdheid afgewisseld met
          sterk gestraticuleerde passages.
          Op 75 geheelde verticale barst.

112-165 : Met geleidelijke overgang
          Fijn gestraticuleerde zandsteen met coarsening graded bedding - met
          gekruiste stratificaties in de bredere zandsteenbandjes sporen van
          perforaties.

165-400 : Geleidelijke overgang.
          Fijne gestraticuleerde siltsteen minder zandige intercalaties,
          vage siderietbanden.
          Donkere laagvlakken  Helling 10 tot 15ø soms oplopend tot 30ø
          tussen 205-225  Convaluted bedding
                 250-268
          Op 270 - 290 - 310 gekruiste  gelaagdheden
          Tussen 340-360 : homogene siltsteen intercal. met siderietbanden
          Eronder zeer fijn en regelmatig gestraticuleerd i = 10ø

400-475 : Minder gestraticuleerde siltsteen - met slechtbewaarde plantenresten
          en kruipsporen
          Tussen 450-465 : concoluted bedding

475-640 : Sterker gestraticuleerde siltsteen, met dunne bandjes met gekruiste
          gelaagdheden
          522-532 : convoluted bedding
          563-610 : fijner gestraticuleerd met siderietbanden  i = 11ø

640-664 : Grijze siltsteen met sideriet met 7 cm dikke intercalatie van 
          gekruiste zandige straticulaties


Kernstrook : 28
Geboorde diepte : 1008,59 - 1014,605
Dikte : 6,11
Verschil : +10
Kist nr  81-84
Beschrijving : Kern klievend v. steil splijtvlak tussen 50 en 85

  0- 80 :Grijze sterk zandige schalie met vage siderietbanden vrijwel zonder
         organisch materiaal.
         Vanaf 30 geleidelijk zachter
         Vanaf 45 fijn gebioturbeerd
         Vanaf 60 zachte eerder donkergrijze schalie, met sterk gebioturbeerde
                  siderietbanden.
         Vanaf 70  sterk gebioturbeerd - met vette kras - met schelpenresten.

 80-131: koollaag 15
         80- 83 : donkere sterk bitumineuse schalie met slechtbewaarde 
                  schelpenresten gedeeltelijk gepyritiseerd
         83-131 : glanskool (i = 11ø) in massieve kern
                  Op 93 dunne siderietische lens
                  Op 115 : dunne pyrietlens
                  Vanaf 125 Cannelkool  : zuiver

131-300 : grijze fijngeband zandige schalie - talrijke siderietbanden, vol 
          zaden, verspreide bladafdrukken, twijgen, sporen van doorworteling  
          i = 11ø-12ø
          talrijke laagvlakken met grof plantenhaksel
          Op 190 0sterophylides
          Naar onder toe zandiger gestraticuleerd

300-611 : Fijne grijze flazerig gestatifieerde zandsteen, kriskrasgelaagdheid
          met intercalaties in gestraticuleerde siltsteen  i = 9ø
          In siltsteen zowel zwarte laagvlakken als fijn plantenhaksel.


Kernstrook 29 :
Geboorde diepte : 1014,60 - 1020,68
Dikte : 6,12
Verschil  : +4
Kist nr. 84-88
Beschrijving : Kern is massief.

  0- 22 : flaserig gestratifieerde zandsteen, kriskras gelaagdheid

 22-182 : Fijn gestratikuleerde siltsteen, laagvlakken met grof plantenhaksel 
          intercalaties in gestratifieerde zandsteen tot 5 cm dik, i = 10ø,
          tussen 120 en 135 gestoorde stratikulatie.

182-244 : overwegend vaag flaserig gestratifieerde zandsteen met kriskras 
          gelaagdheid enkele gestratikuleerde interkalaties.

244-467 : 0verwegend sterk gestratikuleerde siltsteen, met zandsteen   
          interkalaties, siltsteen meer regelmatig gestratikuleerd dan de 
          zandsteen, op donkere laagvlakken en laagvlakken met plantenhaksel  
          na zeer weinig organisch materiaal , i = 7ø

467-485 : vaag flaserig gestratifieerde zandsteen, op interkalatie van grijze
          siltsteen met siderietknollen

485-612 : Grijze zandsteen met kleine porositeit, onregelmatige kolige  
          slierten, i oplopend tot 19ø, met drijfhout, tussen 525 en 550 
          siltsteen vol grote siderietknollen met convoluted bedding, met  
          eerder middelmatige zandsteenlenzen, met modderklasten.


Kernstrook 30 :
Geboorde diepte : 1020,68 - 1026,60
Dikte : 5,92
Verschil : 0
Kist nr. 88-89
Beschrijving : Kern slecht geboord en gebroken tot 75, slechte aansluiting op
               140, 188, 196

  0- 76 : Zachte grijze schalie met enkele siderietbanden, vrij sterk  
          vergleden, slecht  klievend, megasporen ? op 5, met onduidelijke 
          visresten, fijn gebioturbeerd
          Siderietbandjes met pisolietische textuur, visrest ?  Op 40,
          zaadschub ?
          Op 60  twijgen , schelp op 75, visrest ? op 75

 76-225 : Koollaag
          Massieve kern, glanskool, i = 10 tot 13ø, op 115 lens 2 cm dik
          pyrietrijke sferosideriet, vanaf 123 talriJke dofkoollenzen rijk in
          houtskool, vanaf 167 opnieuw massieve glanskool tot 178.
          178-180 : fijne gestreepte kool
          180-181 : kolige esca‹lle
          181-183 : lichtkolige schalie met dunne ingekoolde lenzen
          183-196 : glanskool
          196-212 : gestreepte kool, i = 11ø
          212-224 : zeer fiJn klievende gestreepte kool
          224-225 : sterk kolige schalie

225-246 : Donkergrijze grofdoorwortelde lichtzandige schalie, na enkele cm 
          goed klievend met enkele stengelige plantenresten, zaden, twijgen.

246-335 : Kompakte zandige schalie, grijs, doorworteld, met overwegend  
          stengelige plantenresten, vanaf 270 met siderietknollen, vanaf 275 
          met Alethopteris stengels, zeer mooie flora, ook andere varenbladen.

335-592 : Grijze homogene siltsteen, licht doorworteld, overigens zeer weinig
          plantenresten.
          Vanaf 380 zeer mooie alepthopteris bladen tot 400. 
          Vanaf 400 met vage zandige straticulaties, niet meer doorworteld, 
          zeer fijn, zeer slecht bewaard plantenhaksel, i = 15ø, vanaf 490 
          opnieuw zachtere siltsteen tot zandige schalie, met vage  
          siderietbanden, fijn plantenhaksel en vrij sterk kolige  
          plantenhaksel, i = 23ø, op 540 onkruid, eronder verspreide 
          bladafdrukken, naar onder toe vrij mooie plantenresten.


Kernstrook 31
Geboorde diepte : 1026,60 - 1032,62
Dikte : 6,19
Verschil : +17
Kist nr. 90-92
Beschrijving : Massieve kern
 
  0-120 : Grijze sterk zandige schalie met siderietbanden, talrijke vrij
          mooie bladafdrukken, i = 15ø, op 25 zacht donkergrijze schalielens 
          0,5 cm dik, eronder opnieuw massieve siltsteen, micahoudend, met
          weinig slecht bewaarde stengelige plantenresten.

120-195 : Nog steeds homogene grijze sterk zandige schalie, goed klievend,
          i = 15 tot 20ø, vrijwel zonder organisch materiaal (is er wel
          geweest maar is vergaan) rond 150 met vage donkere tubulaties,vanaf
          180 met donkere zandige schalie stratikulaties, kleiig verweerd met
          spiegelglijvlakken tot 195, aan basis vermoedelijk wat verschoven.

195 -     Scherp kontakt, donker zandige schalie, licht biumineus met
          houtskoolbrokken en kolige stengelige plantenresten, slecht
          bewaarde bladafdrukken, enkele siderietbanden, soms sferolytes,
          i = 15 tot 20ø, ook met dunne kolige lenzen tot 216, vanaf 216  
          donkergrijze sterk zandige schalie, zeer fijn geband, met zandige 
          siderietische banden, met zeer fijne plantenresten (zandige textuur
          voor het geheel)
          i = 18ø, naar onder toe slecht bewaarde bladafdrukken, tussen 
          273 en 279 vol holige lenzen, tot biumineuse gestreepte kool,  
          eronder vrij donkergrijze zandige schalie, vol slecht bewaarde 
          bladafdrukken, met kolige stengelige plantenresten, wordt 
          geleideliJk kleiige zandsteen,
          i = 20ø, vanaf 360 minder donker, eerder schalieachtig, vanaf 380
          opnieuw kleiige zandsteen, soms bruinig verweerd, zeer slecht 
          bewaarde bladafdrukken, vol kolige plantenresten, vanaf 450 met
          meer zandige stratikulaties, mikarijk, met zwarte laagvlakken, 
          i = 17ø, vanaf 470 beter bewaarde bladafdrukken, iets zachter, 
          vanaf 500 opnieuw brede bleek zandige stratikulaties afgewisseld 
          met donkergrijze siltsteen, mikarijk, vol slecht bewaarde 
          plantenresten en siderietknollen.
          Tussen 528 en 585 bleekgrijze fijne zandsteen met zeer talrijke
          flaserige kolige slierten, wat donkergrijze siltsteen interkalaties,
          i = 13ø, tussen 585 en 619 siltsteen met enkele siderietknollen en
          gestoorde zandsteen stratikulaties en convoluted bedding met zeer
          slecht bewaarde stengelige plantenresten.


Kernstrook 32
Geboorde diepte : 1032,62 - 1038,57
Dikte : 5,99
Verschil : +4
Kist nr. : 92- 96
Beschrijving : Massieve kern, steile barst tussen 300 en 320, slechte 
               aanpassing op 377 en op 400.

  0-122 : fijn bleekgrijze zandsteen, gestratifieerd met fijne kolige 
          slierten, tot 20 zeer onregelmatig, i = 17ø

112-167 : Siltsteen, met gestoorde zandige stratikulaties in convoluted 
          bedding, kleine siderietknollen

167-302 : grijze micahoudende sterk zandige schalie, met siderietlenzen,  
          slecht bewaarde stengelige en fijne plantenresten, vanaf 205 licht 
          zandig gestratikuleerd, rond 220 siltsteen als grote mudclasts in 
          zandsteen, eronder tot 240 opnieuw convoluted bedding, vanaf 270 
          eerder donkergrijze siltsteen met zeer fijne plantenresten, 
          fijnzandig vanaf 280, met vage lichtgekruiste straticulaties, op 295
          zeer slecht bewaarde alethopteris

302-401 : Koollaag, massieve kern, glanskool, op 320 2 cm dikke gestreepte 
          koollaag, terug glanskool, i = 14ø, met vrij veel laagvlakken met 
          houtskool, glanskool tot 368.
          368-376 : gestreepte kool met dikke glanskoollenzen
          376-398 : glanskool
          398-399 : gestreepte kool
          399-401 : lichtkolige esca‹lle

401-407 : Grijze goedklievende schalie, vol plantenresten met sigillaria
          (faux mur)

407-421 : sterk vergleden grijze schalie met stigmaria doorworteld, kolige  
          stengelige plantenresten, vrij goed klievend op 420 sigillaria,
          naar onder toe eerder donkergrijs.

421-568 : Grijze doorwortelde licht zandige schalie, met kolige (sigillaria) 
          stengelige plantenresten, vanaf 450 met bladafdrukken, op 465 in de
          schalie grote houtskoolbrokken, eronder met siderietknollen, blijft 
          grof doorworteld,
          vanaf 480 talrijke bladafdrukken, zeer veel sideriet tussen 490 en 
          520,
          vanaf 510 met Calamites, vanaf 525 mooie plantenresten, blijft vrij
          grof doorworteld, vanaf 540 bijna geen plantenresten meer.

568-599 : Zeer sterk gestratikuleerde zandsteen tot siltsteen, fijn  
          plantenhaksel, i = 8ø tot 11ø, veel donkere laagvlakken, sporen
          van zandige perforaties.


Kernstrook 32
Geboorde diepte : 1038,57 - 1044,56
Dikte : 6,05
Verschil : +6
Kist nr. : 96-99
Beschrijving : Massieve kern

  0-221 : Met erosief kontakt, grijze siltsteen, fijnzandig gestratikuleerd
          met fijn plantenhaksel, zandige stratikulaties met donkere  
          laagvlakken,
          i = 11ø, flaserige stratikulaties tussen 5 en 10, 85-105, 135-145,
          205-215, kriskras gelaagdheid tussen 60 en 80, 215-221,  
          doorworteling lijkt verdwenen.

221-290 : Grijze zandige schalie met siderietbanden, zanden en lepidophyllum,
          i = 9 tot 12ø, schalie wordt snel zachter, fijn gelamineerd, vanaf
          265 gebioturbeerd,met gebioturbeerde pisolitische siderietbandjes,
          ook siderietknollen, vanaf 280 met schelpen.

290-326 : Zachte donkergrijze schalie, schelpen met periostracum, guilelmites,
          vrij veel siderietlenzen en knollen, vanaf 295 lichtbitumineus,
          i = 12ø, wordt snel sterk bitumineus tot Cannel coalachtig , met  
          mooie schelpen, visschubben, gepyritiseerde faunaresten, tussen 314
          en 326 tonstein ? (vol korrelige sideritische zandsteenlenzen) nog 
          met mooie schelpen, blijft licht biumineus

326-   :  Grijze sterk zandige schalie met siderietbanden, plantenhaksel, 
          wordt snel siltsteen met dikke zandige straticulaties met gekruiste
          gelaagdheid, soms convoluted bedding, tussen 358 en 377 vaag  
          gestratifieerde zandsteen, idem 410 tot 458, ertussen verschillende
          niveaus met convoluted bedding, afgewisseld met niveaus met  
          flaserige stratikulaties, i = 10 tot 14ø.
          Van 458 tot 480 zeer sterk gestratikuleerde zandsteen, met fijne 
          gekruiste gelaagdheden (geleidelijke overgangen).
          Van 480 tot 580 fijn gestratikuleerde siltsteen, met grof 
          plantenhaksel, slecht bewaard, 580 tot einde overgaand flaserig  
          gestratikuleerde zandsteen, donkere laagvlakken met houtskool


Kernstrook 33
Geboorde diepte : 1044,56 - 1050,52
Dikte : 5,92
Verschil : -4
Kist nr. 99-101
Beschrijving : Sterk gebroken tussen 45 en 70, slecht kontakt op 205

  0- 26 : grijze zandige schalie, fijn gelamileerd met dunne siderietlenzen en
          knollen met lepidophyllum, vanaf 10 met donkere tubulaties en vage
          kruipsporen, kolige stengelige plantenresten, schalie wordt zachter
          naar onder toe, op 20 schelp, schalie met vette kras.

 26- 28 : Koollaag, i = 12-17ø
          26-46 : dofglanzende kool en glanskool in dunne afwisselende laagjes
          rijk aan houtskool
 46- 68 : verbrokkelde glanskool

 68-140 : Vrij kompakte grijze doorwortelde schalie, rond 90 met talrijke
          bladafdrukken,
          vanaf 100 met siderietknollen, onregelmatig holige, stengelige 
          plantenresten

140-160 : Van 140 tot 160 talrijke siderietlenzen in grijze lichtdoorwortelde
          siltsteen met veel slecht bewaarde plantenresten, wordt snel 
          zachter.

160-348 : Eerder donkergrijze zandige schalie, kompakt, licht doorworteld, met
          zeer fijne plantenresten en Corda‹tes, vrij vettige kras (ook vrij 
          zacht)
          rond 210 opnieuw ge‹soleerde bladafdrukken, licht bitumineus,
          Vanaf 225 met siderietbanden, i = 8 tot 12ø, met sterk holige 
          fossielresten waaronder vermoedelijk vissen, i = 14ø, naar onder toe
          de plantenresten steeds slechter bewaard, vanaf 335 geleidelijk 
          bitumineus, gebioturbeerd
          tussen 343 en 347 verschillende siderietstratikulaties met zeer 
          fijne gepyritiseerde plantenresten en nauwelijks herkenbare 
          bladafdrukken,
          347-348 : donkere bitumineuse schalie met doffe pyriet, vanaf

348-357 : Cannel coal

357-364 : Glanskool

364-365 : Fijngestreepte kool

365-367 : Fijnvergleden schalie, doorworteld, met fijnverdeelde kolige  
          plantenresten

367-368 : Sterk kolige schalie tot gestreepte kool met verdeelde kleiige 
          lenzen (petro)

368-371 : Vergleden doorwortelde schalie

371-373 : Idem met lensvormig opzwellend vitrinietlaagjes tot 1 cm dik.

373-585 : Bleekgrijze grofdoorwortelde siltsteen, vanaf 430 met  
          siderietknollen,
          rond 450 overgaand in donkergrijze schalie met grote wortels en
          siderietknollen,
          talrijke vrijgoed bewaarde bladafdrukken en stengels.
          Tussen 500 en 540 iets harder - enkele stengelige plantenresten en  
          wortels, geleideliJk terug slechtbewaarde bladafdrukken.
          Vanaf 560 afwisselend harder en zachtere zandige schalie tot        
          siltsteen.

585-592 : Fijne zandsteen met gekruiste stratikulaties.


Kernstrook 34
Geboorde diepte : 1050,52 - 1056,54
Dikte : 6,22
Verschil  : +20
Kist nr  : 101-104
Beschrijving : Redelijk massieve kern

  0- 35 : Met geleidelijke overgang, grijze doorwortelde siltsteen tot fijne
          zandsteen, vaag gestraticuleerd, met siderietknollen, slecht 
          bewaarde stengelige plantenresten (Calamites)

 35-120 : Grijze fijn gestratikuleerde siltsteen met flaserig gestratifieerde 
          zandsteen interkalaties tot 10 cm dik om de 20 cm, i = 14ø, zandige 
          tubulaties.

120-185 : met geleidelijke overgang, sterk zandige schalie tot siltsteen, met
          vage siderietbanden, weinig fijne plantenresten, vaag gebioturbeerd,
          i = 12ø,
          naar onder toe zandige stratikulatie met plantenhaksel

185-220 : Lichtzandige schalie met onregelmatige siderietlenzen, gebioturbeerd
          rond siderietlenzen, rond 120 met vage regendruppels.?

220-235 : Met geleidelijke overgang vanaf 220 sterk gebioturbeerd en zacht, 
          met korrelige siderietbanden, ook donkere tubulaties

235-242 : Donker sterk bitumineus met vage schelpafdrukken, guilelmites, 
          kolige strobilus, met dunne siderietlenzen, dunne calcietlenzen aan 
          de basis.

242-253 : Donkere siderietische bitumineuze schalie, steeds met  
          schelpafdrukken, kleine houtskoolbrokjes,

253-330 : Grijze lichtzandige schalie met twijgen, onregelmatige  
          siderietlenzen, met zaden, i = 11ø, sporen van bioturbaties

330-339 : Donkergrijze schalie met schelpafdrukken, langs boven en langs onder
          begrensd door pisolietische sideriet, met vette kras.

339-363 : Zachte grijze schalie, sporen van regendruppels, dunne  
          siderietlenzen, gebioturbeerd rondom siderietlenzen.

363-365 : Zachte donkere schalie met kompakte schelpen, en slechte afdrukken,
          guilelmites, ostracoden ?

365-622 : Idem, vrij zachte grijze schalie met siderietbanden, weinig fijne 
          plantenresten, geleideliJk met zandige stratikulaties, vanaf 400  
          terug zachter en iets donkerder met meer plantenresten.
          Vanaf 410 terug kompakter, vaag gebioturbeerd, met fiJne kolige  
          plantenresten (zaden, lepidophylum), op 490 kleine regendruppels .
          (?), vanaf 550 sterk zandig, vriJ veel zaden, op 600 zandige  
          tubulaties (regendruppels), op 580 bolvormige schelpen.
          Vanaf 610 zachter donkerder, veel sid. lenzen.


Kernstrook 37 :
Geboorde diepte : 1056,54 - 1062,39
Dikte : 5,78
Verschil : -7
Kist nr. : 104-106
Beschrijving : Massieve kern

 0-375 : Met geleidelijke overgang, grijze zandige schalie, gelamineerd,
         met sid. banden, met zaden twijgen,
         i = 12ø, op 40 donkere tubulaties, op 45 strobilus, met   
         schelpfragmenten
         op 55. Laagvlakken met fijne schelpenresten, vaag gebioturbeerd; op
         70 regendruppels ?
         Vanaf 105 iets zachter, op 125 strobilus, vanaf 120 zandige  
         laagvlakken met fijne plantenresten.
         Vanaf 180 iets zachter, op 190 met kleine schelpjes, id. 250  
         (A'nauta-type) ook met periostracum.
         Vanaf 210 terug zandiger tot 230
         Vanaf 255 zandiger met fijne plantenresten in laagvlakken, fijn  
         gestratikuleerd, op 335 varentop
         Op 345 kleine regendruppels
         GeleideliJk donkere laagvlakken
         Op 365 Calamostuclys; op 370 schelpenrest met zandige tubulaties

375-446 : Sterk gestratikuleerde siltsteen, in dikke zandige stratikulaties,
          gekruiste gelaagdheden, i = 13ø. zwarte laagvlakken.
          Tussen 405 en 420 : 3 slumpingniveaus

446-485 : Grijze gelamineerde zandige schalie met vage sid. lenzen met fijne
          verdeelde plantenresten; fijn gebioturbeerd naar onder toe

485-496 : Donkergrijze zachte schalie met siderietlenzen, gebioturbeerd, met
          fijne kolige plantenresten, met ronde zaden (Samaropsis)

496-497 : Zandige siderietlens (petro)

497-498 : Kool vol calcietflasen

497 -     volgende kern : koollaag

498-514 : Glanskool, i = 10ø, met lensvormige dofkoollaagjes
 
514-517 : Gestreepte kool

517-520 : Sterk kolige schalie, bladerig klievend met vitrinietlaagjes

520-522 : Bladerig klievende sterk kolige schalie

522-526 : Bladerig klievende licht kolige schalie met vitrinietlaagjes

526-532 : Grijze fijnklievende doorwortelde schalie met stigmaria en  
          stengelige plantenresten

532-533 : Donkere lichtkolige schalie

533-545 : Opnieuw grijze fijn vergleden doorwortelde schalie met kolige  
          doorwortelde stengelige plantenresten.

545-551 : Donkere sterk kolige schalie afgewisseld met bladerige fijnklievende
          schalie in laagjes van 1/2 cm gemiddeld.

551-553 : Kolige esca‹lle

553-558 : Gestreepte kool

558-564 : Glanskool, met dofkool tussenlaagjes

564-569 : Gestreepte kool

569-574 : Donkere grijze fijnklievende schalie met stigmaria fijn vergleden

574-578 : Donkere fijnbladerig klievende licht tot sterk kolige schalie


Kernstrook 36
Geboorde diepte : 1062,39 - 1068,39
Dikte : 5,42
Verschil  : - 58
Kist nr. : 107-109
Beschrijving :Slechte aanpassingen in kolige schalielagen, slecht geboord  
              tussen 80-100, 205-225, 345-375
              Slechte aanpassingen op 25, 65, 75, 145, 175 (zonder verlies,  
              misschien nog winst)

  0- 23 : Grijze doorwortelde zandige schalie met bladafdrukken en kolige  
          stengelige plantafdrukken, ook sigillaria.
          Vanaf 10 sterker vergleden, vanaf 15 siderietisch, met drijfhout  
          (petro)

 23- 24 : Donkere sterk kolige schalie

 24- 26 : Lichtkolige bladerig klievendeschalie met stengelige plantenresten

 26- 30 : Bladerig klievende sterk kolige schalie

 30- 34 : Gestreepte kool

 34-58 :  glanskool in massieve kern, houtskoolrijke splijtvlakken

 58- 61 : Gestreepte kool

 61- 63 : Sterk kolige schalie

 63- 64 : Gestreepte kool

 64- 69 : Sterk kolige schalie, bladerig klievend

 69- 78 : Argilietlenzen van 1/2 cm afgewissled met glanskoollenzen

 78-137 : bladerig klievende sterk vergleden schalie met kolige lenzen met
          stengelige plantenresten, doorworteld, donkergriJs tot 88, vanaf 100
          doorwortelde siltsteen met dikke onregelmatige vitrinietlenzen, met 
          kleine bladafdrukken.

137-174 : Donkere lichtkolige schalie vol vitrinietlenzen, individuele   
          vitrinietlenzen tot 2 cm dik op 145, 163 en 174.

174-182 : Vanaf 174 kompakte schalie met fijne plantenresten,doorworteld met 
          fijne siderietlenzen, met veel holige plantenstengels, vertikaal 
          klievend op 180, zachter en donkergrijs vanaf 175.

182-184 : Sterk kolige schalie

184-224 : Donkere bitumineuze zandige schalie, fijn klievend, met zeer slecht
          bewaarde stengelige plantenresten, grote maar weinig wortels,  
          ingespoeld op 200 met sfenopteris, vanaf 202 zacht vol   
          slechtbewaarde plantenresten,
          fijnvergleden, op 215 grote siderietknol, op 222 donkere esca‹lle

224-225 : Donkere lichtkolige schalie, fijnklievend

225-228 : Donkere sterkkolige schalie, fijnklievend

228-240 : Gestreepte kool met houtskoolrijke laminaties, i = 11ø in massieve 
          kern, met vitrinietlenzen

240-245 : Bladerig klievende sterk kolige schalie

245-246 : Gestreepte kool

246-250 : Opnieuw sterk kolige schalie overgaand in gestreepte kool

250-251 : Donkere bladerig klievende sterk kolige schalie

251-255 : Donkere grijze bladerig klievende licht kolige schalie

255-256 : Sterk kolige schalie

256-260 : Gestreepte kool

260-291 : Glanskool in massieve kern, tussen 272 en 278 met pyrietrijke  
          sferolieten
          voornamelijk gekoncentreerd in bandje van 2 cm op 276

291-293 : Donkergrijze kompakte argiliet (petro)

293-294 : Bladerig klievende lichtkolige schalie

294-295 : Sterk kolige schalie

295-301 : Gestreepte kool tot glanskool in massieve kern

301-304 : Bladerig klievende sterk kolige schalie

304-316 : Glanskool

316-319 : Bladerig klievende sterk kolige schalie

319-321 : Bladerig klievende licht kolige schalie

321-329 : Bladerig klievende sterk kolige schalie tot gestreepte kool, 
          overwegend gestreepte kool

329-334 : Sterk kolige bladerig klievende schalie

334-339 : Licht kolige schalie

339-345 : Geleidelijk overgaand in meer sterk kolige schalie

345-366 : Sterk vergleden groenig grijze schalie

366-379 : Vrij sterk vergleden donkergrijze schalie met ingekoolde lenzen

379-384 : Licht kolig

384-391 : Fijnklievend sterk kolige schalie vol vitrinietlenzen

391-393 : Sterk vergleden licht kolige schalie met vitrinietlenzen

393-396 : Zeer sterk vergleden donkergrijze schalie

396-405 : Fijnklievende sterk kolige schalie, met doffe pyriet

405-413 : Gestreepte kool

413-542 : Mikarijke sterk gestratikuleerde siltsteen tot fijne zandsteen, met
          plantenhaksel, grote wortels, gestoorde stratikulaties.
          Vanaf 513 gestratikuleerde siltsteen met siderietbanden, fijne 
          plantenresten licht doorworteld met Calamites.


Kernstrook 37
Geboorde diepte : 1068,39-1074,28
Dikte : 5,4
Kist nr. 109-112
Verschil : +89
Beschrijving : 0vaal geboord tussen 13 en 54

  0- 54 : Grijze sterk gestratickuleerde fijne zandsteen met grof  
          plantenhaksel - licht doorworteld
          Slechte aanpassing op 459 (gefor. contact)
          Slecht geboord  335-370 + op 410 + op 440
          Op 604 kleilens (0,5 cm dik)

  0-155 : Met geleidelijke overgang
          Grijze fijne zandsteen, afw. fijn regelmatig gestraticuleerd, met
          gekruiste gelaagdheid en onregelmatig gestratifieerd - laagvlakken
          met zeer fijne plantenresten en donkere laagvlakken.
          Op 112 : dun niveau met convoluted bedding.

155-173 : Grijze siltsteen met grof plantenhaksel - licht zandig  
          gestraticuleerd

177-200 : (geleidelijke overgang)
          Grijze lichtzandige schalie met kolige zaadschubben, vaag 
          gebioturbeerd, veel schelpenresten, dunne siderietbanden,  
          visschubben op 180 - licht bitumineus met talrijke grote   
          goedbewaarde soms dubbel - met periostracum en gepyritiseerde   
          opirorbis.

200-459 : Zachtere grijze schalie met verspreide fijne schelpenresten en   
          spirorbis - vage siderietbanden en silteuze stratificaties, licht 
          gebiotureerd, i= 12ø.
          Vanaf 225 eerder donkergrijs met fijne kolige plantenresten, opnieuw
          verspreide grote schelpen met spirorbis.
          Op 200 guililmites.
          Op 270 vage ogen. - vrij sterk gebioturbeerd en brokken van schelpen
          gepyritiseerde ostracoden en spirorbis.
          Vanaf 275 : licht biumineus met slecht bewaarde grote schelpen en
                      kleine resten (vis + ostrakoden)
          Vanaf 287 : licht zandig blijft bitumineus 290 grote schelpen met 
                      gepyritiseerde Spirorbis, ostrakoden
          Vanaf 305 : niet meer biumineus - nog steeds grote schelpen en  
                      kleine gepyritiseerde faunaresten, lepidostrobus
                      Op 320 visschub
          Vanaf 340 : minder gepyritiseerde faunaresten, schelpen slechter 
                      bewaard met dikkere siderietbanden - blijft zachte  
                      eerder donkergrijze gebioturbeerde schalie - en  
                      lepidostrobus
          Vanaf 375 : terug talrijker schelpenresten, fijne siderietlenzen -
                      opn. licht bitumineus
                      Op 385 : fijne sideriettische pellets, ook visresten (?)
                      en zaadschubben, i = 10ø
          Vanaf 390 : sterk bitumineus tot cannelkoolachtig met grote  
                      schelpen, fijn siderietische straticulaties, met kleine 
                      ostracoden tot 405
          Vanaf 405 : zachte grijze sterk gebioturbeerde fijn vergleden 
                      schalie met siderietknollen, donkere tubulaties tot 416.
          Vanaf 416 : donkere sterk biumineuse schalie tot cannelkool, compact
                      met grote schelpen, zandig - met doffe pyriet, rijk aan 
                      siderietstraticulaties.
          Vanaf 440 : zachte donkergrijze fijnklievende schalie met vette 
                      kras, met kleine guililmitesachtige verglijdingen.
          Vanaf 445 : opnieuw sterk bitumineus tot cannelkoolachtig,  
                      siderietknollen met schelpenvorm.
                      Naar onder toe meer vergleden geleideliJk overgaande in 
                      bitumineuse schalie met slecht bewaarde schelpen en 
                      guililmites met fijne koolbrokjes en lepidodendron.
          Vanaf 458 : niet meer bitumineus

 459-603 : Brutale overgang in bleekgrijze sterkzandige schalie met vage  
           siderietbanden en half vergaan plantenhaksel.
           Vanaf 470 : lichtzandige schalie, vaag gebioturbeerd met  
                       sterkgebiot. siderietband
           Vanaf 485 : opn. schelpenresten, zaadschubben.
              Op 503 : glanskoollens tot 1 cm dik in vrij zachte 
                       schalie met veel zaadschubben.
              Op 510 : nog schelpenresten met weinig doffe pyriet
           Vanaf 515 : met zandige straticulaties en regendruppels tot 530 - 
                       nog steeds resten en weinig doffe pyriet.
              Op 545 : eerste bladafdrukken - schalie is donkergrijs, vrij
                       zandig met veel siderietbanden
            Rond 560 : talrijke grote schelpenresten met periostracum in
                       donkere micarijke zandige schalie
              Op 580 : sideriet met schelpenresten, kleine verspreide
                       visschubben - licht bitumineus
              Op 590 : met kleine ogen, schelpenresten verdwijnen geleidelijk.
     Van 593 tot 601 : siderietische zandsteen met vage schelpenresten en
                       fijne kolige plantenresten.
         601 tot 605 : fijn vergleden donkergrijze micaband - schalie met
                       kolige brokjes, brokken van schelpen - aan de basis een
                       halve cm dikke kleiige escaille

603-612 : Bruiniggrijze fijne zandsteen, micarijk, vol kolige slierten  
          (wortelbodem ?)


Kernstrook 38
Geboorde diepte : 1074,28 - 1080,38
Dikte : 6,20
Verschil  : +10
Kist nr. : 112 - 114
Beschrijving :  Massief - slecht geboord rond 450 en 330

  0-193 : Grijze micarijke zandsteen met verspreid plantenhaksel doorworteld
          tot 24 met scherp maar onregelmatig contact - vrij donker met zeer
          dikke siderietbanden en convaluted bedding
          Vanaf 24 : eerder bleekgrijs vaag gestratifieerd
           Rond 80 : met fijne kolige slierten
  Tussen 90 en 100 : gestraticuleerde siltsteenintercal. i = 10ø - zwarte
                     laagvlakken - met zandige tubulaties, wortelbodem ?
  Tussen105 en 120 : kolige slierten
     Vanaf 100-178 : sterk gestraticuleerd
           178)193 : opnieuw massief met weinig kolige slierten

193-464 : Aanvankelijk grijze sterk gestraticuleerd zandige schalie met grof 
          plantenhaksel (regendruppels ?), zandige tubulaties - vage 
          siderietlenzen, stengelige plantenresten in schelpafdrukken -
          naiadites(?) op 210 -
          meestal grof plantenhaksel en vrij veel regendruppels.
          Vanaf 240  : met regendruppels - naar onder toe sporadisch
                       iets zachter met beter bewaarden schelpenresten, 
                       weinig verspreid, zandige straticulaties
           Vanaf 300 : donkergrijs, licht gebioturbeerd met schelpenresten, 
                       soms dubbelkleppig zandige straticulatie verdwenen en
                       vervangen door siderietische straticulatie
              Op 350 : visrest (?) - schalie krijgt vette kras - wordt sterker
                       gebioturbeerd vanaf 330
              Op 360 : megasporen (?) en vage schelpenresten en visschubben
              Op 385 : donkere tubulaties, ook ostracoden
              Op 395 : doffe pyriet
              Op 410 : Spirorbis, nog steeds visschubben
              Op 420 : licht gepyritiseerde schelpen, met Spirorbis en  
                       0stracoden
              Op 430 : idem
              Op 440 : grotere schelpen, ged. gepyritiseerd, ostracoden
                       Esteria ?
              Op 450 : nog ostracoden (glad)
           Vanaf 456 : zandig  micarijk met gecarboniseerde twijgen en slecht
                       bewaarde, gepyritis. schelpenresten - licht bitumineus
                       i = 11ø

464-468 : Onregelmatig bleek gestratifieerde zandsteen (geleidelijke overgang)
       
468-620 : Zandig gestraticuleerde siltsteen met laagvlakken i = 10ø-14ø,
          met zeer in regelmatige siderietknollen (vooral van boven)
          doorworteld.

520-540 : eerder zandsteen met kriskras gelaagdheid, eronder zeer
          onregelmatige straticulatie, sterk gebioturbeerd met kolige 
          stengels en drijfhout rond 605 - zeer veel plantenhaksel,
          Calamites. 
          Rond 615 : met siderietknollen - blijft doorworteld tot einde.


Kernstrook 39
Geboorde diepte : 1080,38 - 1086,00
Dikte : 5,69
Verschil  : +7
Kist nr. : 115 -
Beschrijving : Massieve kern - slecht geboord rond 520

  0-257 : Met geleidelijke overgang
          Grijze sterk gestraticuleerde zandsteen
            Tot 22 : eerder donkergrijs met siderietknolletjes - met sideriet
                     gem. rond dikke zandige tubulaties.
           Tot  90 : beter gestraticuleerd
 Tussen  60 en  85 : met kriskrasgelaagdheid - met gestoorde straticulaties en
                     zandige tubulaties, licht doorworteld.
 Tussen  90 en 165 : opeenvolging van slumpingniveaus ñ 10 cm dik en
                     gescheiden door zandige straticulaties, i = 15ø
 Tussen 165 en 257 : vaag gestraticuleerd met plantenhaksel, weinig
                     plantenresten, i = l2ø, van boven nog regelmatige
                     straticulaties

 257-390 : Met geleidelijke overgang
           Sterk gestraticuleerde siltsteen met talrijke zandige tubulaties,
           regendruppels (?) donkere laagvlakken en fijn plantenhaksel
           Vanaf 300 minder tubulaties, meer plantenhaksel - gekruiste
           gelaagdheid in dikke zandige straticulaties, i = 11ø, (zeer
           regelmatig)

390-569 :  Grijze zandige schalie met siderietbanden - aanvankelijk fijne 
           plantenresten en kleine schelpen - met fijne zandige tubulaties.
           Vanaf 415 : met ostracoden
           Vanaf 420 : mooie bruine schelpen
              Op 440 : megasporen - de siderietlenzen zijn sterk gebioturbeerd
                       (licht verweerd)
              Op 460 : slechtbewaarde schelpen in sideriet, ook Spirorbis en
                       visresten - schalie wordt geleidelijk zachter
            Rond 480 : sterk gebioturbeerd met vette kras - eronder blijft
                       zachter met brokjes in kolige stengeligeplantenresten 
                       verweerden en gebioturbeerde siderietstraticulaties,
                       doffe pyriet.
           Vanaf 520 : iets zandiger (siltiger)
           Vanaf 535 : compacte donkere siltsteen, micarijk, met fijne doffe
                       pyriet, houtskoolbrokjes
           Vanaf 563 : zachter met kolig plantenhaksel
           Vanaf 566 : terug compacte donkergrijze siltsteen


Kernstrook 40
Geboorde diepte : 1086,00 - 1088,50
Dikte : 2,51
Verschil  : +1
Kist nr. : 117-119
Beschrijving : Massieve kern - slecht geboord tussen 0 en 25 - 
               uitgeboord op 20

  0- 33 :  Compacte grijze vergleden doorwortelde schalie met Stigmaria
           Rond 25  siderietknollen - aan de basis talrijke megasporen

 33-251 :  Afwisseling tussen zandsteen met gestoorde stratificaties (banden  
           van ñ 10 cm) en siltsteen eveneens met dikke sterkgestoorde zandige
           straticulaties en siderietknollen, doorworteld 
           Vanaf 100 : regelmatige gestraticuleerd - laagvlakken met fijn
                       plantenhaksel en weinig zandige tubulaties
     Vanaf 120 - 135 : bleke zandsteen met convoluted bedding
           Vanaf 135 : grijze zandsteen met talrijke verspreide fijne
                       plantenresten
           Vanaf 160 : geleidelijk overgaand in sterk gestraticuleerde
                       zandsteen met donkere laagvlakken en zandige
                       tubulaties - zandsteen overwegend donker gekleurd.
           Vanaf 185 : overgaand in siltsteen - blijft licht doorworteld
           Vanaf 220 : zeer regelmatig gestraticuleerd nog steeds veel
                       plantenhaksel, i = 10ø
              Op 240 : siderietlens.


Kernstrook 41    (geen circulatie van spoeling)
Geboorde diepte : 1088,50 - 1088,80
Dikte : 3,00
Verschil  : 0
Kist nr.  : 119
Beschrijving :

      Op 20 - 2 cm dikke vergruizingsklei - overigens massieve kern (kern
              kapotgeboord)
              Grijze zandige micarijke siltsteen vol plantenhaksel
   Vanaf 10 : iets zachter - met zeer fijne plantenresten


Kernstrook 42
Geboorde diepte : 1088,80 - 1092,44
Dikte : 3,20
Verschil  : -44
Kist nr. : 119 - 120
Beschrijving : Aan top ñ 25 cm herboorde naval met vergruizingsklei
               Massieve kern - slecht geboord tussen 110 en 140

  0-144 : Grijze siltsteen met verspreide zeer fijne plantenresten,
          licht doorworteld(?)
          Vanaf 25 : zeer slecht bewaarde bladafdrukken, stengels en zaden
   Tussen 30 en 40 : zandige straticulaties en siderietbanden, wordt
                     geleidelijk zachter
          Vanaf 40 : grijze zandige schalie, fijn gelamineerd, met
                     siderietbanden, aanvankelijk slechtbewaarde
                     plantenresten.
          Vanaf 55 : kleine schelpjes
           Rond 65 : met kruipsporen
          Vanaf 70 : met gebioturbeerde siderietstraticulaties- soms bruine
                     schelpen enkele kolige stengelige plantenresten
          Vanaf 80 : zachter, donkergrijs, met mooie schelpen, vette kras.
             Op 90 : visschubben, guililmites
         Vanaf 120 : sterker gebioturbeerd

144-180 :Donkergrijze zeer micarijke siltsteen met vage onregelmatige
         zandige straticulaties - gebioturbeerd i = 10ø 

180-225 : (minder geleideliJke overgang)
          Massieve gebioturbeerde zandsteen grijs - vaag doorworteld

225-320 : Sterk gestraticuleerde zandsteen tot siltsteen - gebioturbeerd
          tot 280 met gekruiste straticulaties - donkere laagvlakken en 
          slecht bewaarde plantenhaksel - blijft licht doorworteld tot 
          einde  i = 12ø
          Rond 275 en 290 en 315 dunne niveaus met convoluted bedding


Kernstrook 43
Geboorde diepte : 1092,44 - 1098,50
Dikte : 6,12
Verschil  : +4
Kist nr. : 120-123
Beschrijving : Massieve kern : slecht geboord tussen 375 en 410

  0- 55 : Met geleidelijke overgang
          Grijze vaag gestraticuleerde siltsteen met vaag plantenhaksel
          zandige tubulaties
          Vanaf 40 met duidelijker dunne zandige straticulaties en weinig
                   siderietbanden

 55-100 : Sterk gestraticuleerde siltsteen met donkere laagvlakken i = 11ø
          Vanaf 80 regelmatige gestraticuleerd - erboven 1icht gebioturbeerd
          en dikke zandsteenstraticulaties  i = 11ø

155-200 : (met geleideliJke overgang)
          Grijze fijne zandsteen met vage convoluted bedding
          Vanaf 190 iets beter gestratifieerd

200-225 : Sterk gestraticuleerde fijne zandsteen met dunne kolige slierten

225-403 : Grijze homogene zandige schalie met siderietlenzen, verweerd en
          gebioturbeerd met slechtbewaarde schelpenresten, zeer fijne
          plantenresten in de dunne zandige straticulaties
          Op 255 : regendruppels
         Tot 290 : met fijne regelmatige zandige straticulaties
       Vanaf 290 : lichtzandige grijze schalie met schelpenresten,
                   soms ook compleet
       Vanaf 300 : snel zachter
       Vanaf 310 : gebioturbeerd - schelpenresten lopen door (meestal slecht
                   bewaard)
       Vanaf 330 : gepyritiseerde faunaresten o.m. visschubben en schelpen 
                   in de siderietlagen ook stengelige plantenresten - blijven
                   gebioturbeerd
          Op 350 : ook Spirorbis - schelden hoofdzakeliJk klein en brokkelig
       Vanaf 360 : donkergrijze schalie, vette kras, meer en grotere
                   schelpenresten, gedeeltelijk gepyritiseerd
       Vanaf 368 : sterk bitumineus, compact met slecht bewaarde schelpen 
                   tot 372
       Vanaf 372 : bitumineus met dyriettubulaties (?) afwisselend met
                   zachte schalie
          Op 376 : ingekoolde lens ) minder donkergrijze zandige licht
                   bitumineuse schalie licht vergleden tot 380
       Vanaf 380 : zachte grijze schalie met dikke siderietlenzen met  
                   stengelige plantenresten en weinig schelpen, slecht 
                   klievend met zaden en lepidodendron. Fijn gelamineerd,
                   dikke sideriethoudende pyrietrijke dunne
                   siderietlenzen gebioturbeerd en verweerd tot 403

403-412 : koollaagje
          403-404 : sterkkolige schalie
          404-406 : bruine lichtkolige fiJngebonden siderietische schalei
          406-408 : sterkkolige schalie met dikke vitrinietlenzen
          408-412 : glanskool

412-433 : Compacte grijze grof doorwortelde siltsteen

433-480 : Fijne grijze zandsteen gebioturbeerd, fijne gestoorde
          straticulaties, kleine sid.knollen
          460-480 : convoluted bedding, i = 17ø


480-560 : Donkere flaserige gestraticuleerde siltsteen i = 14ø - met weinig   
          vage siderietlenzen licht doorworteld

560-605 : Bleekgrijze vaag gestratifieerde zandsteen tot 575
          Eronder regelmatige gestraticuleerd tot 582
          Tot 590 : slumping
                    Eronder sterk gestraticuleerd met zandige tubulaties 
                    (type regendruppels)

605-612 : Grijze sterkzandige fijn gelamineerde schalie


Kernstrook 44
Geboorde diepte : 1098,50 - 1104,60
Dikte : 6,26
Verschil : +16
Kist nr. : 124-126
Beschrijving : Massieve kern, vrij sterk gebroken vanaf 300 tot 425

  0-626 : Grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, fijn gestratikuleerd,
          met fijne slecht bewaarde plantenresten; met talrijke zandige
          tubulaties cf. ogen (tot 48) i = 13ø, dikke zandige stratikulaties
          tot 48, eronder ook vage siderietbanden, zeer weinig organisch
          materiaal, geen sporen van doorworteling
          Vanaf 100 : sporadisch ge‹soleerde bladafdrukken
          Vanaf 190 : schalie wordt geleidelijk zachter, fijn gelamineerd,
          Vanaf 200 : opnieuw enkele fijne zandige tubulaties, zeer fijn
                      gestratculeerd, bleke en donkere banden gelijkmatig
                      ontwikkeld, nog steeds verspreide bladafdrukken
          Vanaf 300 : niet meer gestraticuleerd, wordt eerder donkergrijs,
                      dikkesiderietbanden, licht zandig met fauna resten,
                      fijne schelpenbrokken, gepyritiseerde spirorbis, fijne
                      zandige tubulaties,
          Vanaf 320 : volledige maar kleine schelpen, slecht bewaard, schalie
                      is ook slecht klievend, met kleine stengelige
                      plantenresten
          Vanaf 350 : wordt de schalie opnieuw zachter met laagvlakken rijker
                      aan schelpenresten, ook vrij sterk gebioturbeerd,
                      grotere schelpen
          Vanaf 380 : schelpen met spirorbis afdrukken
          Vanaf 425 : meer siderietbanden, de schalie wordt ook kompakter en
                      iets zandiger, nog steeds vrij talrijke schelpen, met
                      soms spirorbis, doffe pyriet, siltsteenachtig met
                      houtskoolbrokken en vol zeer fijne slecht bewaarde
                      plantenresten, zonder fauna, i = 11ø,
          Vanaf 470 : opnieuw slecht bewaarde schelpen, naar onder toe iets
                      fijner en meer twijgen.


Kernstrook 45
Geboorde diepte : 1104,60 - 1110,65
Dikte : 6,17
Verschil : +12
Kist nr. : 126 - 129
Beschrijving : Kernen verbrokkelt in koolt en mogeliJk licht kernverlies

  0-187 : Grijze lichtzandige schalie met siderietbanden, weinig organisch
          materiaal ,
          vanaf  25 : wat plantenhaksel, i = 12ø, ook zaden,
          Vanaf 100 : geleidelijk fijn gelamineerd,
          Vanaf 160 : eerder donkergrijs, zeer zacht met fijne schelpenresten,
                      ook grotere schelpen
          Vanaf 180 : fijn gebioturbeerd, met donkere tubulaties, met 
                      zeldzame megasporen

187-342 : Koollaag
          187-188 : bladerig klievende sterk kolige schalie, houtskoolrijk
          188-224 : glanskool , i = 11ø, vanonder sterk verbrokkeld
       216-216,50 : bladerig klievende doffe koollens, rijk aan houtskool,
                    0,5 cm dik
          224-231 : sterk kolige schalie tot gestreepte kool
          231-253 : zeer fijn klievende glanskool , verbrokkeld vanonder
          253-264 : bladerig klievende sterk kolige schalie tot gestreepte
                    kool, tot zeer fijn klievende glanskool
          264-275 : donkergrijze vrij kompakte schalie met siderietlenzen,
                    fijne donkere onregelmatige perforaties, bladafdrukken 
                    en stengelige plantenafdrukken, Calamites, licht
                    doorworteld - schalie wordt zandig, stigmaria,
          275-294 : ingekoolde lenzen, bitumineus en dikke siderietlenzen met
                    bladafdrukken
          294-299 : zeer fijnklievende doffe kool
          299-300 : donkere bitumineuze sterk kolige schalie tot gestreepte
                    kool
          300-306 : donkere bitumineuze licht vergleden lichtkolige schalie,
                    mikahoudend, met kolige stengelige plantenresten
          306-310 : fijn klievende doffe kool
          310-313 : fijn bladerig klievende donkere lichtkolige schalie,
                    fijn vergleden
          313-322 : fijnbladerig klievende sterk kolige schalie, afgewisseld
                    met lichtkolige
          322-334 : donkergrijze vrij goed klievende schalie, licht vergleden,
                    met megasporen, lichtkolig met ingekoolde lenzen
          334-340 : sterk kolige schalie
          340-342 : kompakte donkere lichtzandige, lichtkolige schalie,
                    fijn klievend

342-357 : Grijze doorwortelde lichtzandige schalie met siderietknollen,
          plantenresten slecht bewaard

357-392 : Fijn klievende eerder donkergrijze lichtzandige schalie, vol slecht
          bewaarde stengelige plantenresten, en zaden,
          Vanaf 365 : geleidelijk zachter en lichtkolig
                      i = 12ø, wordt geleidelijk lichtzandig met slecht
                      bewaarde bladafdrukken en verspreide megasporen

392-437 : slecht geboorde sterk vergleden schalie, grijs duidelijk doorworteld
          aan top
          Vanaf 405 : groenbruin tot 437
          Vanaf 437 : donkere bladerig klievende schalie vol houtskool, 
                      licht kolig

444-455 : Sterk kolige schalie, blijft zeer rijk aan houtskool

465-503 : Sterk vergleden bruine doorwortelde schalie
          Vanaf 475 eerder groenbruin tot 503

503-521 : Donkergrijze fijn vergleden doorwortelde schalie met doffe pyriet,
          vrij veel plantenresten, geleidelijk goed klievend, licht kolig

521-527 : Opnieuw meer vergleden onregelmatig klievend, met talrijke
          ingekoolde laagjes

527-530 : Donkergrijze schalie, goed klievend, ingekoolde lenzen

530-537 : Donkergrijze fijn vergleden schalie, ingekoolde lenzen,
          wordt terug licht kolig

537-544 : Donkergrijze lichtkolige schalie met talrijke ingekoolde lenzen,
          fijnklievend bruinig doorwortelde zandige schalie tot siltsteen
          Op 556 : donkergrijze lens, eronder groengrijs
       Vanaf 570 : grijze doorwortelde siltsteen met siderietknollen


Kernstrook 46
Geboorde diepte : 1110,65 - 1116,70
Dikte : 6,27
Verschil  : +22
Kist nr. : 129 - 133
Beschrijving : Massieve kern, slecht geboord tussen 115 en 125

  0-127 : Grijze doorwortelde siltsteen met zeer fijne plantenresten en zaden
          in donkere laagvlakken, vanaf 70 bladafdrukken, verspreide 
          ostracoden (?)
          Op 15 en 80, vanaf 90 geleidelijk zachter, meer plantenresten, vanaf
          110 met houtskool, meer vergleden met stengelige plantenresten,
          blijft doorworteld tot het einde.

127-130 : Licht bitumineuse fijnklievende schalie met ingekoolde lenzen,
          wordt lichtkolig

130-135 : gestreepte kool

135-136 : Glanskool, fijnklievend, massief vanaf 141

156-390 : Donkere sterk biumineuse schalie met resten van twijgen, corda‹tes
          en kleine guilelmites,
          Vanaf 170 : zeer veel guilelmites, i = 9ø, doffe pyriet of twijgen,
          vanaf 180 : siderietische stratikulaties ,
             Op 215 : stigmaria, blijft zeer rijk aan guilelmites met
                      corda‹tes
          Vanaf 230 : dikkere siderietbanden, zachtere donkere schalie nog
                      slechts licht bitumineus, met corda‹tes, zaden, vanaf
                      250 opnieuw sterker bitumineus, steeds corda‹tes maar
                      geen guilelmites meer.
          Vanaf 260 : fijn gelamilleerd, licht bitumineus met corda‹tes,
          Vanaf 285 : met spiegelglijvlakken, gemiddeld 1 per cm
          Vanaf 300 : met fijne plantenresten
          Vanaf 315 : zeer siderietrijk, fijne plantenresten, de schalie is
                      zacht, licht bitumineus met doffe pyriet op twijgen en  
                      corda‹tes, fijn gebioturbeerd
          Vanaf 340 : opnieuw talrijke spiegeglijvlakken, en bitumineuze
                      donkerkorrelige schalie tot 350, i = 12ø, eronder 
                      grijze licht bitumineuze schalie, met zaden, fijne  
                      twijgen met doffe pyriet, fijne stengelige
                      plantenresten, licht gebioturbeerd, 1 spiegelglijvlak
                      om de 5 cm gemiddeld.

390-397 : Zachte bleekgrijze schalie vol spiegelglijvlakken, verweerd tot
          esca‹lle

397-511 : Bleekgrijze fijn gelamelleerde schalie, kompakt met verspreide
          zeer fijne plantenresten, dunne siderietlenzen, fijne blaadjes
          van zaadvarens, spirorbis, schalie wordt sterk zandig, met  
          verspreide ostracoden (450) (?)
          vanaf 460 : eerder siltsteen zonder organisch materiaal op een
                      zeldzame megaspore na,
          Vanaf 485 : terug zachtere lichtzandige schalie, fijn gelamelleerd
                      met spiegelglijvlakken, zaadvarens, meer kompakt naar
                      onder toe.

511-627 : Fijne bleekgrijze zandsteen in massieve kern met enkele zwarte
          laagvlakken  i = 15ø


Kernstrook 47
Geboorde diepte : 1116,70-1122,71
Dikte : 5,84
Verschil : -17
Kist nr  : 133-136
Beschrijving :Massieve kern, fijn verbrokkeld op 235 en 250

  0-225 : Scherp kontakt, grijze massieve zandsteen vanaf 200 met kolige
          slierten en wat drijfhout

225-331 : Donkergrijze schalie, licht vergleden, 1icht bitumineus, sterk
          gebioturbeerd, met schuine spiegelglijvlakken, doffe pyriet,
          naar onder toe sterk bitumineus, zeer fijn klievend

231-235 : Zeer sterk verbrokkeld, fijnbladerig klievende donkere,
          lichtkolige schalie

235-239 : Donkere fijnklievende sterk bitumineuse schalie, kolig

239-242 : Tussen 239 en 242 zandige sid. lens met galeniet en pyriet

242-247 : Donkere schalie met spiegelglijvlakken licht bitumineus met  
          schelpafdrukken minder kolig

247-252 : 2 cm gestreepte kool en 3 cm glanskool in fijne brokken,
          aan de top lens met pisolietische pyrietknollen

252-267 : Donkergrijze fijn vergleden schalie vol donkere laagvlakken,
          fijnklievend, sporen van doorworteling, vol ingekoolde plantenresten

267-584 : Met scherp kontakt, eerder donkergrijze grijze grof doorwortelde
          siltsteen, met siderietknollen en vage zandige stratikulaties.
          Vanaf 340: laagvlakken met plantenhaksel, i = 16ø tot i = 7ø
                     in verschillende richtingen
          Vanaf 380: slecht bewaarde bladafdrukken, nog slechts licht 
                     doorworteld, laagvlakken aangegeven door stengelige
                     plantenresten, ook beter geband, plantenresten vrij
                     talrijk blijven slecht bewaard, zeer veel plantenhaksel,
                     i tot 24ø op 470, Plantenresten verminderen geleidelijk
                     tot 515, van 515 sterk maar onregelmatig gestratikuleerd
                     met veel plantenhaksel
              Op 25: steile barst.


Kernstrook 48
Geboorde diepte : 1122,71 - 1128,62
Dikte : 6,06
Verschi1 : +15
Kist nr.  : 136-140
Beschrijving : Massieve kern

  0- 78 : Grijze kompakte siltsteen, vaag gestratikuleerd met plantenhaksel

 78- 87 : fijne zandsteen interkalatie, geleidelijke overgang naar onder

 87-295 : Opnieuw grijze silsteen met plantenhaksel, vaag gestratikuleerd,
          vanaf 190 met dikkere en duidelijke zandige stratikulaties,
          i = 24ø zeer regelmatig

295-570 : Op 295 vermindering van helling tot 13ø, gestrtikuleerd, fijn en
          zeer regelmatig gestratikuleerde siltsteen, nog steeds met
          plantenhaksel.

570-606 : Onregelmatige gestratikuleerde siltsteen met fijne slumpings


Kernstrook 48
Geboorde diepte : 1128,62 - 1134,59
Dikte : 5,97
Verschil  : 0
Beschrijving : Massieve kern

  0- 35 : Fijn gestraticuleerde siltsteen met slumping, plantenhaksel

 35-    : Grijze fijne zandsteen met verspreide siderietknolletjes en kolige
          slierten, i aan top 19ø
                    in midden 9ø
                    aan basis 15ø
      
 85-168 : Grijze fijn regelmatig en sterk gestratikuleerde siltsteen met
          plantenhaksel, i = 22ø, erosief kontakt naar onder toe

168-597 : Fijne bleekgrijze zandsteen, aanvankelijk vaag gestratifieerd met
          donkere 1aagvlakken, i = l9ø,
          Tussen 295-305 : onregelmatige kolige slierten en kleine
                           siderietknollen, eronder zeer massieve zandsteen
                           met aan top grote siderietknollen
                 Van 465 : vrij sterk kolig gestratifieerd i = 11ø,
               Vanaf 490 : geleidelijk minder kolig gestratifieerd
                           tot 555, dan terug massief,
                 Van 572 : zeer fijne zandsteen vol plantenhaksel en drijfhout
                           met siderietknollen en grote siltsteen 
                           intraklasten.


Kernstrook 49 :
Geboorde diepte : 1134,59 - 1140,32
Dikte : 5,90
Verschil : +17
Kist nr. : 144-146
Beschrijving : Kern gebroken in de kool, slecht geboord tot 35 en vanaf 340
               tot 375, slechte aanpassingen op 225 en 235

  0-  2 : Siltsteen vol drijfhout

  2-  5 : Donkergrijze schalie vol drijfhout

  5- 26 : Donkergrijze schalie met sidereitbanden, licht vergleden, slecht
          klievend, zeer zacht, met sporen van schelpafdrukken en ostracoden,
          visresten (?)

 26- 27 : Donkere sterk bitumineuse schalie, megasporen

 27-172 : Koollaag
           27- 31 : cannel coal
           31- 36 : gestreepte kool met dikke vitrinietlenzen, ook dikke lagen
                    rijk aan houtskool
           36- 57 : glanskool, i = 6ø, met houtskoolrijke lenzen
           57- 58 : tonstein (?) in dubbele lens
           58- 61 : glanskool
           61- 63 : donkergrijze vrij kompakte lichtvergleden schalie met
                    grote houtskoolbrokken, niet kolig
           63- 70 : donkere sterk kolige schalie tot gestreepte kool, i = 9ø
           70- 83 : glanskool, zacht tot 73 dan kompakt
           83- 90 : doffe kool tot cannel coal met onregelmatige klieving
           90-105 : zachte fijnklievende glanskool tot gestreepte kool,
                    cannel coal achtig (cat. 4)
          105-110 : zachte gestreepte kool tot glanskool
          110-141 : zachte glanskool, i = 9 , op dikke pyrietlens, vanaf
                    122 iets massiever
          141-144 : fijnbladerig klievende doffe kool
          144-170 : glanskool
          170-172 : bladerig klievende lichtkolige schalie, licht vergleden
                    vol vitrinietlenzen

172-325 : grijze grofdoorwortelde sterk zandige schalie met stigmaria, zeer
          kompakt, vanaf 260 met siderietknollen rond 250 sterk zandig
          gestratikuleerd met plantenhaksel, op wortels na geen plantenresten

325-373 : licht doorwortelde lichtzandige schalie met siderietlenzen met
          schelpen en guilelmites, schalie wordt snel zachter, sterk
          vergleden, zonder duidelijke faunaresten, vanaf 350 opnieuw
          schelpenresten en guilelmites, wat doffe pyriet, met veel slecht
          bewaarde schelpenresten, vanaf 360 donker zandig bitumineus, 
          in de siderietlagen nog sterk doorworteld, met talrijke grote
          schelpen rond 370

373-505 : Opnieuw grof doorwortelde grijze lichtzandige schalie, (hernemen van
          wortelbodem ?)
          Op 385 met grote bladafdrukken, wordt geleidelijk zachter en breder
          geband, doorworteling vermindert snel ,
          Vanaf 480 sterk gebioturbeerd met slecht bewaarde schelpenresten,
          fijne vistresten ?  doffe pyriet,

505-508 : donkere en sterk bitumineus met doffe pyriet

508-519 : Nieuwe koollaag

508-518 : glanskool tot gestreepte kool , massieve kern

518-519 : sterk kolige schalie, kompakte doorwortelde bruine grijze
          siltsteen,
          Vanaf 560 met gestoorde zandige stratikulaties, eerder bleekgrijs


Kernstrook 50
Geboorde diepte : 1140,32 - 1146,11
Verschil  : +4
Kist nr. 146-149
Beschrijving :  Massieve kern

  0 -  Doorwortelde grijze siltsteen met siderietknollen,
      Vanaf  50 : onregelmatig steil gestratifieerde zandsteen, doorworteld,
                  i tot 24ø, vanaf 65 opnieuw eerder siltsteen tot zeer fijne
                  zandsteen, plantenhaksel, Calamites, onregelmatige
                  siderietknollen
      Vanaf 200 : met zandige stratikulaties,hellend tot 35ø
         Op 250 : gereduceerd tot 13 ook vager met slecht bewaarde  
                  bladafdrukken, eronder meer homogene zeer fijne zandsteen,
      Vanaf 315 : licht gestratikuleerd tot 325
      Vanaf 340 : nog licht doorworteld maar met beter bewaarde bladafdrukken,
                  rond 430 opnieuw sterk gestratikuleerde passages, eronder
                  vaag maar onregelmatig gestraticuleerd met zeer kleine
                  kompakte breukjes, met Calamites
      Vanaf 545 : terug massiever, fijne zandsteen tot siltsteen, lijkt niet
                  meer doorworteld


Kernstrook 51
Geboorde diepte : 1146,11 - 1152,17
Dikte : 6,07
Verschil : +1
Kist nr. 149-153
BeSchrijving : Massieve kern

  0- 95 : Grijze fijne zandsteen, gestratifieerd tot 15, dan kompakt,  
          plantenhaksel tussen 70 en 82 siltsteen; eronder onregelmatig
          gestratikuleerd; basis erosief

 95-175 : Bleekgrijze fijne zandsteen met stengelige plantenresten; sideriet
          en  siltsteenklasten
          Tussen 154 en 164 : op 160 gedeeltelijk gekompakteerde Calamites;
          eronder donkere stratifikaties, basis erosief

175-607 : Gestratikuleerde siltsteen tot fijn zandsteen
          Tussen 180 en 188 : geslumpt
                  Vanaf 195 : gekruiste gelaagdheid
                  Vanaf 285 : regelmatig vager gestratikuleerd, plantenhaksel;
                              i = 19ø
                  Vanaf 370 : beter gestratikuleerd
          Tussen 408 en 417 : (erosieve basis) bleke fijne zandsteen,
                              kompakter eronder met gekruiste gelaagdheid,
                              erosief kontakt Op 436; i = 23ø; idem
                              eronder, slecht bewaarde stengelige
                              plantenresten en bladeren
          Tussen 462 en 485 : fijne bleke zandsteen met enkele donkere
                              stratikulaties basis onregelmatig eronder iets
                              donkerder siltsteen, zeer weinig plantenresten,
                              meer gestratikuleerd
                  Vanaf 502 : eerder zandsteen met X gelaagdheid vanaf 510
                              zeer fijne plantenresten
                  Vanaf 550 : homogener,
                  Vanaf 585 : laagvlakken met slechtbewaarde fijne
                              plantenresten
                  Vanaf 587 : gestratifieerd fijne zandsteen,wordt
                              gestratikuleerd, vanaf 602


Kernstrook 52
Geboorde diepte : 1152,17 - 1158,07
Dikte : 6,03
Verschil : +13
Kist nr. : 153-156
Beschrijving :Massieve kern

  0-170 : Met geleidelijke overgang grijze fijn gestratikuleerde siltsteen tot
          zandsteen met plantenhaksel, i = 12ø,soms twijgen en bladafdrukken
          zeer slecht bewaard, rond 55 enkele gekruiste stratikul ., tussen 75
          en 85 meer massief, eronder opnieuw gekruiste stratifikaties tot
          105, flaserig gestratifieerd tot 125, fijngeband tot 135, met veel
          plantenhaksel, homogeen tot 155 met donkere laagvlakken, naar onder
          toe opnieuw gekruiste stratifikaties

170-363 : Fijne zandsteen, vaag gestratifieerd kris-kras gelaagd, vanaf 260
          vage kolige slierten in aantal toenemend tot 302, i is teruggevallen
          tot 7ø eronder vaag maar regelmatig gestratifieerd tot 320, dan met
          gekruiste gelaagdheid tot 350 dan opnieuw massief, met scherp
          basiskontakt, erosief kontakt = 71 
 
363-450 : Sterk zandige grijze schalie met zeer fijne plantenresten, tijwgen,
          vage siderietbanden, i = 14ø, grover plantenhaksel naar onder toe,
          ook minder plantenhaksel

450-505 : met geleidelijke overgang, sterk gestratikuleerde siltsteen,
          i = 9ø, met afwisseling tussen homogene en regelmatig
          gestratikuleerd en gekruist gestratikuleerd met plantenhaksel;

505-603 : Zandsteen, vaag gestratifieerd met gekruiste gelaagdheden, rond 525
          siltsteen intraklasten, eronder opnieuw kris-kras gelaagdheid met
          vrij veel zwarte laagvlakken, i = 12ø


Kernstrook 53
Geboorde diepte : 1158,07 - 1164,12
Dikte : 5,97
Verschil : -8
Kist nr. : 156 - 159
Beschrijving : Massieve kern

  0-  5 : Zandsteen met zeer slecht bewaarde fijne plantenresten

  5- 70 : Koollaag
           5-66 : glanskool, i = 8ø, op 55 over 1 cm fijnklievend
          66-70 : fijnbladerig klievend lichtkolige schalie

 70- 85 : Donkere grijze schalie, vrij fijn klievend, met stengelige
          plantenresten en weinig bladafdrukken, fijn doorworteld

 85-412 : Grijze siltsteen, mikarijk, onregelmatig gestratikuleerd,
          doorworteld, i = 8ø, met weinig siderietknollen
          Donkere laagvlakken, blijft doorworteld, tussen 195 en 220
          verschillende slumping niveaus, eronder regelmatig flaserig
          gestratikuleerd tot 240,
          van 240 tot 247 bleekgrijze zandsteen met gekruiste gelaagdheid,
              247 tot 252 grijze siltsteen met convoluted bedding
              252 -   265 zandsteen met gekruiste gelaagdheid, van 262 sterk
                          gestratifieerde siltsteen tot fijne zandsteen,
                          i = 11ø, met fijne flaserige stratikulaties,
                          donkere laagvlakken, doorworteling lijkt verdwenen
                          met enkele dikkere zandsteenbandjes en passages met
                          gekruiste gelaagdheden

412-440 : Afwisselend kompakte grijze siltsteen met sideriet, flaserig        

          gestratikuleerde siltsteen en zandsteenbandjes, met slecht bewaarde
          plantenresten

440-456 : Koollaag
          440-441 : glanskool, aan de top fijne calcietlenzen
          441-444 : icht bitumineuse zachte eerder donkergrijze siltsteen     

                    (petro)
          444-446 : gestreepte kool tot sterk kolige schalie, met klastische  

                    laminae (petro)
          446-452 : glanskool
          452-456 : doffe kool, kompakt btiumineus

456-494 : Donkergrijze mikarijke licht bitumineuse doorwortelde siltsteen tot
          fijne zandsteen met kolige plantenresten, Calamastachys op 485, goed
          klievend, basis vergleden

494-597 : Grijze kompakte doorwortelde zandige schalie, licht vergleden,
          vanaf 510 met siderietknollen, i = 8ø, vanaf 540 met siderietbanden,
          vanaf 560 met plantenresten met bladafdrukken, licht 
          gestratikuleerd, sterk gestratikuleerd vanaf 578, zwarte
          laagvlakken, ingespoelde wortels


Kernstrook 54
Geboorde diepte : 1164,12 - 1170,09
Dikte : 6,00
Verschil : +3
Kist nr. 159-162
Beschrijving : Massieve kern, gebroken volgens steil splijtvlak in kool;
               aan basis koollaag vergruisd.

  0-255 : Fijn gestratikuleerd sterk zandige schalie, met siderietbanden, 
          donkere laagvlakken, doorworteld,op 20 en 35 dunne slumpingniveuas,
          i = 9ø,
          vanaf 70 eerder donkergrijze passages met schelpen, geen zwarte   
          laagvlakken meer, doorworteling wordt zwakker, met zandige
          stratikulaties tot 5cm dik, gekruiste gelaagdheid, zeer fijne
          plantenresten, vanaf 120 zandige schalie met plantenhaksel,
          mikarijk, vanaf 160 terug zachtere schalie met fijne zandige
          tubulaties, siderietbanden, grote maar vrij slecht bewaarde
          schelpen, siderietbanden vrij sterk gebioturbeerd, zeer slecht
          bewaarde schelpenresten,
          Op 185 mooie schelpen in steenkernen, schalie eronder licht
          gebioturbeerd, vrij veel laagvlakken met schelpen, wordt
          donkergrijs, schelpen en spirorbis

255-265 : sterk zandige schalie, fijn gestratikuleerd, met grof plantenhaksel

265-270 : Geslumpte gestratikuleerde siltsteen

270-307 : Gestratikuleerde zandsteen, op 290 convoluted bedding, naar boven en
          naar onder geleidelijke overgangen

307-317 : Regelmatig gestratikuleerde siltsteen, zwarte laagvlakken, i = 10ø

317-325 : Meer massieve siltsteen

325-329 : Geslumpt niveau

329-349 : Meer massieve siltsteen vol grof plantenhaksel, geleideliJk aan meer
          gestratikuleerd

349-426 : Grijze zandige schalie, met siderietbanden en schelpenresten,
          pyrietknol op 385, wordt snel licht gebioturbeerd
          Op 365 schelp in steenkern met pyriet, ook met sporadisch vrij
          goed bewaarde bladafdrukken, zandige stratikulaties met   
          plantenhaksel,
          Op 385 schelp in steenkern, lichtzandig tot 420, eronder donkere
          bitumineuse schalie met schelpenresten

426-508 : Koollaag, i = 11ø
          426-446 : glanskool, rond 429, enkele calcietriJke lenzen tot 3 mm 
                    dik,i = 9ø
          446-455 : doffe kool, fijn gestreepte kool
          455-462 : glanskool
          462-468 : doffe gestreepte kool, ingekoolde lenzen, houtskool,
                    in het midden 2 cm dikke band, bladerig klievende
                    sterkkolige schalie
          468-495 : glanskool
          495-497 : bladerig klievende sterkkolige schalie
          497-508 : gestreepte kool met dikke glanskoollaagjes, basiskontakt 
                    onregelmatig en licht bitumineus

508-600 : Doorwortelde grijze sterk zandige schalie, snel siltsteen,
          onregelmatig gestratikuleerd, met siderietknollen, meer massief 
          tussen 570 en 580, tussen 590 en 598 zeer grote siderietknol met
          differenti‰le kompaktie, blijft doorworteld tot het einde.


Kernstrook 55
Geboorde diepte : 1170,09 - 1176,15
Dikte : 5,96
Verschil : -10
Kist nr. : 162-164
Beschrijving : Massieve kern

  0-135 : Zeer geleidelijke overgang, licht doorwortelde zandige schalie,  
          sterk gestratikuleerd, met fijne gekruiste gelaagdheden, i = 9ø 
          tot 11ø, tussen 75 en 95 meer homogeen met enkele bladafdrukken, 
          vanonder nog slechts vage perforaties.

135 -     Grijze lichtzandige schalie met weinig siderietbanden met dunne
          handige laminaties, aanvankelijk nog licht geperforeerd, zonder
          organisch materiaal, tussen 225 en 285 slecht geboord, wordt iets
          zachter, fijn gelamelleerd, met kleine schelpenresten
          Vanaf 300 met sporen van ogen en astracoden, gebioturbeerd, vrij
                    slecht klievend, met dikkere siderietlenzen, fijne
                    schelpenresten, op 335 siderietknol met kleine 
                    pyrietkristalletjes
          Vanaf 340 terug beter klievend met mooie schelpen, spirorbis,
                    ostracoden, blijft gebioturbeerd
                    Op 350 mooie Na„dites , met fijne donkere tubulaties,
                    en vanaf 360 hele kleine regendruppels, i = 9ø, met
                    talrijke zandige stratikulaties vanaf 360,
          Vanaf 380 opnieuw met grote schelpen en minder derforaties, nog
                    donkere tubulaties, opnieuw wat zandige stratikulaties
                    tot 415, eronder opnieuw grote schelpen, laagvlakken vol
                    grote schelpen
          Vanaf 440 ook spirorbis, tot 480, opnieuw meer schelpen vanaf 485,
                    schelpen gedeeltelijk gepyritiseerd schalie wordt
                    geleidelijk donkergrijs en zachter, op 520 carbonicola
                    met guilelmiteszand (idem op 540)
          Vanaf 520 opnieuw ook fijne schelpenresten en zandige tubulaties,
          vanaf 545 opnieuw laagvlakken vol schelpen
          Vanaf 560 donkergrijs en zandiger met Na‹adites, nog steeds vol  
                    schelpen,
          Vanaf 580 zandige fijn gelamelleerde schalie, dikke siderietbanden  
                    met fijne plantenresten.


Kernstrook 56
Geboorde diepte : 1176,15 - 1182,54
Dikte : 6,66
Verschil : +27
Kist nr. : 164 - 167
Beschrijving : Het eerste stuk gaat van 0 tot 15, grijze sterk zandige
               schalie, fijn gebioturbeerd met dunne bleke tubulaties, 
               slecht kontakt op 92, steil gebroken tussen 355 en 415
               met 3 onregelmatige barsten, steil gebarsten op 600 en 650

  0- 92 : Grijze zandige schalie met siderietbanden, met schelpen, sterk  
          gebioturbeerd, meestal fijne schelpenresten, ondetermineerbare  
          visresten, wordt zachter, op 30 kleine ogen, op 40 dubbelkleppige
          schelp, op 55 schelpenresten met blinkende pyriet met spirorbis,
          mooiere schelpen met guilelmites
          Vanaf 65,
          Visschub op 85, blijft zeer rijk aan schelpen tot onder toe

 92- einde kern : fijne grijze zandsteen, tot 135 met siderietlenzen en
                  siltsteenstratikulaties, donkere lagen met plantenhaksel,
                  i = 17ø, vanaf 135 massieve bleekgrijze zandsteen met
                  mikarijke laagvlakken, i = 3ø tot 15ø,
                  Tussen 280 en 285 siltsteen met convoluted bedding, top
                  erosief,
                  Op 340 dunne gestratikuleerde passage,
                  Tussen 355 en 375 talrijke donkere laagvlakken,
                  i = 11ø, naar onder toe opnieuw fijn gestratifieerd,  
                  bleekgrijs, mikarijk, i = 12ø
                  455-470 : 2 slumping niveuas, naar onder opnieuw fijn 
                            gestratifieerd, i = 9ø, licht gestratikuleerd,
                            tussen 560 en 570 en vanaf 600, i =9ø


Kernstrook 57
Geboorde diepte : 1182,54 - 1188,30
Dikte : 5,63
Verschil : -13
Kist nr. : 167 - 169
Beschrijving : Massieve kern

  0- 32 : Met geleidelijke overgang zandige schalie, met zandige
          stratikulaties, donkere mikarijke laagvlakken met slecht bewaard 
          plantenhaksel met slechte regendruppels, siderietbanden, i = 10 

 32-243 : Afwisseling van lichtgrijze zandsteen, gestratikuleerd met geslumpte
          fijne zandsteen op 85, 105, 175 en 220, siderietband op 195
          Donkere laagvlakken met naar onder toe meer plantenhaksel, slecht
          bewaarde stengelige plantenresten

243-417 : Zandige schalie, gestratikuleerd, laagvlakken, licht mikarijk met
          fijne slecht bewaarde plantenresten, dunne siderietbanden, zandige
          tubulaties (regendruppels) spirorbis (?) op grof plantenhaksel op
          278, zandige laminaties, wordt zachter naar onder toe (vanaf 290)
          en stratikulaties verdwijnen geleidelijk,
          Vanaf 290 ook fijne kruipsporen tevens fijne schelpenresten,
                    regendruppels
          vanaf 290 schone regendruppels op 315, nog steeds stengelige  
                    plantenresten, regendruppels op 327 en 335,
          Vanaf 350 schalie zachter en homogeen met siderietbanden, kleine
                    schelpen
             op 381 (esteria achtig), ook enkel gepyritiseerde schalen en 
                    fijne twijgen, slecht klievend vanaf 390

417-502 : afwisseling van fijn gestratikuleerde fijne zandsteen donkere 
          laagvlakken mikarijk met plantenhaksel, met zandsteen 15 cm dik
          met slumding
         op 425 en 447, i = 12ø,
      Vanaf 485 geleideliJke overgang naar gestratikul. siltsteen;

502-525 : Zandige schalie, steeds met laagvlakken met plantenhaksel, twijgen
          en zeer fijn gebioturbeerd met fijne tubulaties, siderietband op 515

525-537 : Sterk gestratikuleerde siltsteen, steeds met donkere laagvlakken met
          plantenhaksel

537-563 : Zandige schalie met siderietbanden, zeer licht gebioturbeerd, weinig
          gelamineerd, vertikale bioturbaties op 52.


Kernstrook 58
Geboorde diepte : 1188,30 - 1194,28
Dikte : 6,09
Verschil : +11
Kist nr. : 169 - 172
Beschrijving : Massieve kern, gebroken in steenkoollaag tussen 210 en 220, 
               332 en 338

  0-185 : Lichtzandige schalie, sporadisch duidelijk gebioturbeerd, met
          siderietlenzen, gelamineerd, schelpenresten vanaf 8-25
          Kleine vrij slecht bewaarde maar complete donkere laagvlakken met
          plantenhaksel en regendruppels op 30 soms ingekoolde lenzen - met 
          zaden i = 10ø
          Vanaf  75 tot 100 iets sterker zandig
          Vanaf 100         iets zachter en slechtklievend - langgerekte 
                            tuililmtiesachtige verglijdingen - nog steeds     

                            laagvlakken met plantenhaksel, gelamineerd
             Op 120 met ogen - vette kras - zeer veel siderietbanden
             Op 160 met megasporen, met schelpenresten
             Op 175 met ostracoden, bleke tubulaties
             Op 180 megasporen aan basis korrelige siderietlens

185-200 : Zeer fijn klievende zwarte sterk bitumineuse schalie
          i = 10ø, op 190 siderietlens van 1 cm dik, cannelcoal
          achtig (cat. 3)

200-206 : Zeer fijn gelamineerde sterk bitumineuze schalie, fijnklievend met
          bioturbaties en schelden (dubbelkleppig) (cat. 2).

206-208 : Donkere esca‹lle

208-213 : Zeer sterk vergleden donkergrijze schalie, wordt naar onder toe
          geleidelijk licht kolig

213-214 : Fijn vergleden lichtkolige donkergrijze schalie, onregelmatig
          kontakt naar onder

214-216 : Gestreepte kool

216-222 : Vrij sterk vergleden glanskool tot gestreepte kool

222-235 : Glanskool, vanaf 230 massieve kern, zacht fijnklievend met doffe
          koollaminaties

235-246 : Harde massieve glanskool, i = 10ø

246-249 : Gestreepte kool, brokkelig

249-261 : Glanskool in massieve kern tussen 261 en 263 rijk aan pyrietlenzen
          doffe kool

263-275 : Glanskool

275-290 : Doffe kool met dunne pyrietlenzen aan de top, massieve kern

290-318 : Glanskool, vrij zacht, met houtskoolrijke tussenlaagjes
          brokkelig vanaf 305, vanaf 309 fijngeband, rijk aan houtskool

318-326 : 0verwegend doffe kool, houtskoolrijke lenzen aan de top, tot zeer
          fijn gebande glanskool

326-336 : Glanskool

336-339 : Lichtkolige esca‹lle

339-609 : Donkergrijze sterk doorwortelde zandige schalie, licht vergleden
          vanaf 350 met dikke sterk gestoorde zandigestratikulaties, i = 11ø
          Vanaf 380 meer regelmatig gestratikuleerd met laagvlakken vol kolige
          stengelige plantenresten, worden eerder siltsteen,
          tussen 405 en 445 minder gestratikuleerd met minder siderietknollen,
                            onregelmatig klievend, nog steeds grof
                            doorworteld,
          Tussen 445 - 460  interkalatie in gestoorde grijze zandsteen,
                            eronder opnieuw siltsteen met sideriet-
                            knollenderietknollen, grof doorworteld
                            tot 486, van 486-492 gestratikuleerde zandsteen in
                            banden van ñ 5 cm, afgewisseld met siltsteen de   

                            bovenste helft met siderietknollen, de onderste
                            helft met fijne zandige stratikulaties met
                            plantenhaksel,
          Vanaf 538         grijze nog grof doorwortelde siltsteen met vage
                            siderietlenzen, i = 7ø, gaat over in zandige
                            schalie, op wortels na geen plantenresten


Kernstrook 59
Geboorde diepte : 1194,28 - 1200,28
Dikte : 6,16
Verschil : +0,155
Kist nr. 172-174
Beschrijving : Massieve kern, licht gebroken in de koollaag

  0- 95 : Grijze zandige schalie doorworteld met twijgen siderietlenzen i = 7ø
          doorworteling vermindert snel. Vanaf 50 geleidelijkzachter - licht
          gebioturbeerd
          Op 65 visresten ?
          Vanaf 65 grotere schelpenresten
          Vanaf 75 met doffe pyriet - vette kras, licht biumineus, ook iets
                   compacter - wordt geleidelijk aan sterk bitumineus - met
                   zeer fijne fossielresten
          Op 90 : visschub ?
          Vanaf 93 zandig licht bitumineus

 95-143 : Koollaag (L 31)
           95-101 : cannelkool met doffe pyriet
          101-102 : korrelige bitumineuze schalie tonstein
          102-105 : siderietband
          105-107 : blinkende pyriet
          107-120 : glanskool - i = 10ø - steilklievend
          120-123 : sterkkolige schalie met ingekoolde lenzen, vergleden
                    contacten
          123-126 : lichtkolige sterkvergleden donkere schalie fijnbladerig
                    klieven met donker onregelm. ingekoolde lenzen
          126-129 : ñ idem niet kolig zeer sterk vergleden
          129-134 : met onregelmatig bovencontact - sterk vergleden schalie -
                    donkergrijs vol ingekoolde lenzen sterk kolig naar onder
                    toe
          134-137 : licht vergleden donkergrijze schalie doorworteld
          137-143 : zachte zeer fijn kleivende glanskool
          
143-149 : Donkergrijze goedklievende schalie vol fijne plantenresten ook
          bladafdrukken, kolige stengelige plantenresten (faux mur)

149-200 : Compacte grijze zandige schalie met Stigmaria vrijgrof
          doorworteld, grote siderietknollen met Calamites,
          vrij goed klievend naar onder toe met ingekoolde lenzen

200 -     Sterk gestraticuleerde siltsteen met onregelmatige sideriet-
          knollen, doorworteld
          Vanaf 240 fijn flazerig gestraticuleerd, nog licht doorworteld,
                    i = 6ø met 5 cm dikke gestraticuleerde zandsteenpassages
                    donkere laagvlakken
          Op 345 niet meer gebioturbeerd, wel met gekruiste gelaagdheid
       Vanaf 435 zandige schalie met dunne siderietlenzen - vaag gebiotur-
                 beerd - met zaden slecht bewaard en Corda‹tes i = 9ø
       Vanaf 475 fijn regelmatig gestratic met donkere laagvlakken
       Vanaf 550 lenzen met dunne zandige intercalaties, geen donkere 
                 laagvlakken maar fijne dunne plantenresten.


Kernstrook 60
Geboorde diepte : 1200,28 - 1206,33
Dikte : 5,94
Verschil : -11
Kist nr. :  175 -
Beschrijving :

  0-121 : Aanvankelijk grijze sterk zandige schalie tot siltsteen,
          fijn geband met plantenhaksel
          Vanaf 20 zachter schalie met siderietbanden, vrijwel zonder
                   plantenresten, vaag gebioturbeerd, met enkele
                   schelpenresten en verspreide slecht bewaarde losse
                   bladeren op
       Vanaf 60-73 wat zandiger - eronder zachter schalie vrij sterk
                   gebioturbeerd, geband met siderietlenzen, met
                   schelpenresten
          Vanaf 85 eerder donkergrijs met grote schelpenresten - met 
                   Spirorbis en Guililmites, i = 7ø met pyrietknollen 
                   (in de vorm van niet gecompacteerde schelp op 95)) 
                   met Spirorbis verspreid - fijne Guilelmites
         Vanaf 105 mooie grote ged. gepyritiseerde schelpen
         Vanaf 111 grijze iets hardere schalie met zeer fijne plantenresten -
                   geleidelijk zachter naar onder toe

121-124 : Donkere bitumineuze schalie met kolige en gepyritiseerde            

          fossielresten - fijne houtskoolbrokjes - licht cannelkolig
          naar onder

124-182 : Koollaag L. 32
          124-139 : glanskool, rond 133 enkele korte lenzen in doffe kool
          139-142 : gestreepte kool, zacht
          142-147 : glanskool , vrij zacht
          147-167 : compacte glanskool, i = 11ø
          167-171 : gestreepte kool
          171-182 : bladerig klievende lichtkolige schalie met dunne 
                    ingekoolde lenzen vol kolige stengelige plantenresten 
                   (faux mur)

182-245 : Eerder donkergrijze doorwortelde sterkzandige schalie
          Vanaf 195 met gestoorde zandige straticulatie, met twijgen
                    en donkere laagvlakken
          Vanaf 205 wat regelmatiger maar sterk gestraticuleerd
            230-245 Vol met grote siderietknollen - zaadschubben - slecht  
                    bewaarde fijne plantenresten licht bitumineus

245-248 : Donkere fijnvergleden bladerig klievende schalie - licht 
          bitumineus - licht doorworteld

248-259 : L 32b
          Steil gebarsten tussen 250 en 285
          248-252 : fijnklievende glanskool
          252-254 : doffe kool
          254-258 : doffe fijnklievende, sterkkolige schalie, sterk 
                    bitumineus, compact

258-270 : Zandige donkere schalie licht bitumineus
          Vanaf      met zandige straticulaties - zeer geleideliJke
          overgangen

270-281 : Eerder donkergrijze zandige doorwortelde schalie met
          siderietlenzen

281-286 : Donkere sterk bitumineuze schalie met doffe pyriet, gebioturb.
          siderietlenzen, horizontale wortels

286-295 : Eerder donkergrijze doorwortelde schalie met zandige sideriet-
          lenzen

295-300 : Donkere sterk bitumineuze schalie, met grote gepyritiseerde 
          schelpen en twijgen met doffe pyriet


300-332 : Eerder donkergrijze doorwortelde schalie met vage siderietlenzen
          i = 10ø doffe pyriet - sterk zandige

332-359 : Licht gebioturbeerde zandige schalie met donkere laagvlakken,
          met zaden zeer licht doorworteld - met dikke zandige straticulaties
          Vanaf 350 met siderietstraticulaties - sterk zandig

359-400 : overlangs gebarsten

359-379 : L 32c
          359-364 : cannelkool
          364-366 : licht siderietisch
  Tussen  369-370 : bleke gestraticuleerde siderietbanden
       Op 372       dunne siderietlens
          374-377 : terug dikkere siderietband met schelpen aan de top

379-391 : Fijnklievende zeer zachte grijze schalie met vette kras, doffe      

          pyriet, met schelpafdrukken, maar niet bitumineus
          Vanaf 380 licht en scherp, zeer fijn klievend
          Vanaf 385 met dunnere Siderietstraticulaties

391-399 : Donkere sterk bitumineuze schalie nog steeds fijnklievend
          en scherp afgew. met niet bitumineus fijn gebioturbeerde schalie

399-402 : Knollige siderietlens (pisolietische)

402-405 : Cannelachtige donkere bitumineuze schalie

405-411 : Compacte grijze schalie

411-415 : Donkere sterk bitumineuze schalie met Calamites, megasporen,
          doffe pyriet - na enkele cm met fijne schelpfragmenten tussen en
          mogelijk 0stracoden

415-417 : Compacte grijze gebioturbeerde schalie met donkere bitumineuze  
          laagvl.

417-423 : Licht bitumineuze schalie, kolige lenzen, siderietbanden,
          fijne schelpfragmenten, twijgen met doffe pyriet

423-442 : Compacte grijze lichtzandige schalie met vage siderietbanden,
          licht doorworteld, enkele bladafdrukken en stengelige planten-
          resten

442-525 : Grijze siltsteen licht doorworteld met onregelmatige zandige   
          straticulaties, verspreide siderietknollen, zeer fijne 
          plantenresten
          Op 475 glijvlak i = 50ø - straticulaties verminderen naar
          onder toe.

525-594 : Licht gestraticuleerd eerder donkergrijze siltsteen,
          zandige perforaties, fijn slechtbewaard plantenhaksel
          i = 9ø, zeer regelmatig


Kernstrook 61
Geboorde diepte : 1206,33 - 1212,26
Dikte : 6,01
Verschil : +8
Kist nr  177-179
Beschrijving :

  0-95 : Grijze sterk zandige schalie met weinig siderietbanden en
         knollen en weinig fijn plantenhaksel
         Vanaf 70 iets zachter
         Tussen 79 en 82 sterk zandig gestraticuleerd
                82  - 95 zandige schalie met plantenhaksel

 95-105 : Zachtere schalie met schelpen met Spirorbis

105-120 : Meer zandige schalie met fijne schelpenresten, kleine ogen,
          kruipsporen - ook laagvlakken met plantenhaksel

120-135 : Zachtere donkere schalie met meer schelpen, Guilelmites,
          ingespoelde schors - sterk bitumineus naar onder - sterk
          gebioturbeerde siderietbanden.

135-195 : Sterk zandige fijn gestraticuleerde schalie, slecht bew.
          plantenhaksel -
          Vanaf 155 : geleidelijk zachter - eerst licht gebioturbeerd
                      dan opnieuw schelpenresten i = 9ø
          Vanaf 173 : licht bitumineus met meer schelpenresten
          Vanaf 178 : zacht minder bitumineus met najadites - eerder
                      donkergrijs, vrij sterk gebioturbeerd

195-210 : Lichtzandige licht bitumineuze donkergrijze schalie met
          schelpfragmenten en zaden met horizontale wortels

210-375 : grijze gestraticuleerde zandige schalie met zaden
          Vanaf 230 slechts dunne zandige laminaties met zandige tubulaties
                    (cfr. regendruppels) - niet doorworteld, fijn 
                    gelamineerd, sporadisch siderietbanden i = 9ø
             Op 330 graven kruipgangen
          Vanaf 355 zachter - vrij sterk gebioturbeerd

375-470 : Grijze fijn gebande zandsteen
          Rond 430 overgaan in siltsteen met sporadisch siderietbanden
         Vanaf 450 met zeer fijne schelpenresten, fijn gestraticuleerd,
                   gebioturbeerd;

470-601 : Gebioturbeerde fijne grijze zandsteen, slechtbewaarde fijne  
          verspreide plantenresten
          Vanaf 480 : gestraticuleerd
                485 : geslumpt
                495 : laaggeband - met fijne stengelige plantenresten
                      Afwisselend tussen bleke fijne gestratifieerde
                      banden en banden rijk aan grof plantenhaksel,
                      Cal. suckouri
          Vanaf 540 : met zandige tubulaties, gebioturbeerd, met ingespoelde
                      wortels
                590 : sterk gebioturbeerd, doorworteld met Stigmaria


Kernstrook 62 
Geboorde diepte : 1212,26 - 1218,28
Dikte : 6,03
Verschil : +1
Kist nr  : 180-182
Beschrijving : Massieve kern

  0-112 : (met geleidelijke overgang)
          Grijze zandsteen onregelmatig gestraticuleerd met grote 
          zandige tubulaties, wat drijfhout, stigmaria

112-582 : Grijze siltsteen, vrij sterk zandig gestraticuleerd met zandige 
          tubulaties met wat siderietlenzen, geleidelijk donkere laagvlakken,
          fijne zandige tubulaties
          Vanaf 275 : met kleine schelpfragmenten slecht bewaard
          Vanaf 300 : wordt geleideliJk zachter, blijft echter 
                      gestraticuleerd met najadites, i = 11ø
                      Zandige tubulaties worden meer en meer gelijkend
                      op typische regendruppels
          Vanaf 345 : met siderietbanden met zaden
          Vanaf 350 : terug erg zandig gestraticuleerd met fijne
                      zandige tubulaties tot ñ 400 - met verspreide
                      schelpfragmenten en fijne tubulaties
          Vanaf 450 : geleidelijk zachter - schelpenresten zeer slecht
                      bewaard, ook minder tubulaties - meer gebioturbeerd
          Vanaf 490 : met talrijke grote schelpen - schalie meer compact

582-603 : Grijze sterk zandige schalie tot siltsteen fijn gestraticuleerd 
          met stengel kolige plantenresten, sederietknollen, licht
          doorworteld.


Kernstrook 63
Geboorde diepte : 1218,28 - 1224,38
Dikte : 6,12
Verschil : +2
Kist nr  : 182-184
Beschrijving : Massieve kern

  0- 37 : Doorwortelde grijze siltsteen, zeer sterk gestraticuleerd

 37-349 : Iets zachtere licht gestraticuleerde zandige schalie, licht 
          doorworteld, donkere laagvlakken, i = 7ø, zandige tubulaties.
          Vanaf 100 : plantenhaksel - enkele siderietbanden
             Op 160 : zandige tubulaties (mooie regendrupdels)
                      Eronder verdwijnen de zandige straticulaties -
                      tubulaties worden fijner - mooie schelpen najadites - 
                      zachte schalie - fijn gebioturbeerd -
                      onregelmatig klievend
             Op 200 : langgerekte guililmitesachtige verglijdingen
          Vanaf 200 : zeer veel schelpen
             Op 230 : dikke siderietlens met schelpen in steenkern
           Rond 250 : veel guililmitesachtige verglijdingen
          Vanaf 280 : gepyritiseerde schelpen (zeer veel) bijzonder
                      rijke doch weinig gevarieerde fauna

349-612 : Vanaf 349 tot 360 steile halfopen calcietaders met pyriet
                            fijn zeer steile calcietaders tussen 400 en 480
                            Compacte bleekgrijze sterk gebioturbeerde
                            zandsteen in bovenste 3 cm concentratie van
                            siderietknollen
         Vanaf 365 : homogeen, kwartsietisch tot 465
         Vanaf 465 : fijn gestratifieerde grijze zandsteen met gekruiste
                     gelaagheid soms meer gestraticuleerd - i = 9ø - naar
                     onder toe donkere laagvlakken
         Vanaf 580 : licht gestraticuleerd maar meer onregelmatig
         Vanaf 595 : met zandige tubulaties
         Vanaf 606 : overgang in sterk zandig gestraticuleerde zandige 
                     schalie met confregendruppels - siderietband


Kernstrook 64
Geboorde diepte : 1224,38 - 1230,36
Dikte : 6,00
Verschil : +2
Kist nr. : 184-186
Beschrijving : Massieve kern

  0-436 : Grijze lichtzandige schalie, fijn gestraticuleerd, plantenhaksel,
          donkere laagvlakken met regendruppels, aan de top Genusitiesachtige
          kruipsporen, i = 10ø
          Tussen 20 en 45 : fijne grijze zandsteen - met zeldzame
                            siderietbanden
         Tussen 75 en 120 : sterk zandig met fijne gekruiste straticulaties 
                            eronder nog steeds donkere laag vol met           

                            regendruppels
        Tussen 165 en 175 : zandsteenband - eronder minder zandige
                            tubulaties - geleidelijk aan meer gebioturbeerd
                            en zachter nog steeds zandige straticulaties met
                            plantenhaksel - fijn gelamelleerd.
                Vanaf 275 : opnieuw regendruppels in donkere laagvlakken
                Vanaf 325 : zachtere schalie met fijne schelpenresten, heel
                            sterk gebioturbeerd met kruipsporen en
                            graafgangen vnl. in donkere laagvlakken -
                            geleidelijk iets zandig tot 390
                Vanaf 390 : schalie sterk gebioturbeerd, fijne schelpen-
                            resten, graaf- en kruipgangen
                   Op 430 : Guililmites

436-600 : Eerder donkergrijze micarijke fijne zandsteen met mudclasts -       

          afgewisseld met intercalatie van zandige schalie met grote schelpen
          460-510 : zandsteen met vage zeer kleine slumpstructuren, i = 10ø
                    zeer regelmatig
          Vanaf 510 : opnieuw zandig gestraticuleerde schalie met fijne
                      regendruppels, zaden - bleke graafgangen - vrijwel
                      zonder plantenresten - wordt geleidelijk zachter
          Vanaf 590 : opnieuw massiever harder meer gestraticuleerd met  
                      plantenhaksel zonder regendruppels


Kernstrook 65
Geboorde diepte : 1230,36 - 1236,28
Dikte : 6,23
Verschil : 3,1
Kist nr. : 187-
Beschrijving :

  0-348 : Grijze eerder donkergrijze lichtzandige schalie, weinig  
          siderietbanden, licht gelamineerd, vrij sterk gebioturbeerd :
          donkere laagvlakken met bleke graaf- en kruipgangen, regendruppels  
          tamelijk groot goed ontwikkeld (wel doorvoed) - met kleine
          schelpenresten op 45 (najadites ?)
                .
         Op 65 : visschub
                 Regendruppels verdwijnen geleidelijk
         Op 90 : grote, gele, slechtbewaarde schelpfragmenten
      Rond 100 : met zandige straticulatie - eronder fijne kruipgangen en
                 kleine zandige tubulaties, sporadisch zanden en
                 schelpfragmenten
        Op 160 : Cardiocarpus en waterplant - schalie wordt gleidelijk zachter
                 - bleekgrijs fijn gebioturbeerd, redelijk slecht klievend.
     Vanaf 200 : met meer schelpfragmenten, najadites
     Vanaf 240 : zachter en donkergrijs - regelmatiger siderietbanden
                 met fijne tubulaties - met bleke graaf- en kruipgangen,
                 schelpenresten en slechtbewaarde geisol. bladafdrukken
     Vanaf 260 : terug bleker - i = 9ø - schalie blijft zacht en fijn
                 gelamineerd
        Op 310 : dubbelkleppig schelpje + 3 mm
     Vanaf 315 : schalie wordt meer vergleden, slechter klievend en licht
                 zandig - ostracoden ?
                 en slechtbewaarde schelpafdrukken

348-351 : Donkergrijze lichte schalie met grote stengelie plantenresten

351-354 : Donkergrijze korrelige siltsteen vol fijne kolige plantenresten

354-431 : koollaag L 33  -  massieve kern

354-402 : glanskool i = 10ø - met enkele zachte houtskoolrijke lensjes
          Vanaf 402-411 : fijnklievend eerder dof
                411-416 : glanskool
                416-430 : opnieuw fijngeb. - op 1 cm van top enkele dunne
                          bleke argilietlenzen
                430-431 : donkere bladerige klievende sterkkolige schalie

431-623 : Grijze vrijgoedklievende doorwortelde schalie, licht vergleden,
          slecht bewaarde calamites
          Vanaf 469 : met bladafdrukken en siderietknollen - calamitestwijgen
     Tussen 480-482 : eerder donkergrijs vol kolige plantenresten -
                      eronder sterk zandig - zeer veel calamites
          Vanaf 510 : sterk gestraticuleerde siltsteen met siderietknollen
                      donkere laagvlakken blijft grof doorworteld i = 9ø
          Vanaf 575 : regelmatiger geband, fijn plantenhaksel, i = 10ø, door-
                      worteling praktisch verdwenen


Kernstrook 66
Geboorde diepte : 1236,28 - 1242,24
Dikte : 6,00
Verschil : +4
Kist nr. : 189-
Beschrijving : Massieve kern - steil splijtvlak in kool

  0- 97 : Gelamin. grijze siltsteen - zwart laagvlak  licht doorworteld
          wordt vlug zachter tot zandige schalie - i = 10ø - lagen met onkruid
          o.a. sfenophyllum
          rond 40 : terug siltsteen, doorworteling blijft
         Vanaf 65 : licht gestraticuleerd met laagvlak vol plantenhaksel
                    (talrijk) brokken van stengelige plantenresten
            Op 95 : siderietbanden
          100-120 : bleke fijne zandsteen met lagen met plantenhaksel -
                    gekruiste straticulaties met zwarte laagvlakken

 97-290 : Geslumpt aan de top
          Siltsteen tot zandige schalie, doorworteling verdwenen, licht
          gestraticuleerd, met vage siderietbanden, zeer weinig organisch
          materiaal, enkele stengels, licht gebioturbeerd met vage kruipsporen
          geleideliJk meer zandige schalie (micahoudend)
          Op 230 : slecht bewaarde schelpenresten

290-320 : met naar onder toe geleidelijke overgang bleke fijne zandsteen - aan
          de bovenkant gestraticuleerd met zwarte laagvlakken

320-455 : siltsteen, lichte kruipgangen, wordt vlug zandige schalie, enkele
          siderietbanden, weinig organisch materiaal
          Op 345 : Sinusitesachtige kruipsporen tot 450
          Op 355 : kleine schelpen - nog steeds weinig plantenhaksel -
                   afw. zandige schiefer en siltsteen toch zeer homogeen
                   fijn geband met lichte bioturbaties - enkele verspreide
                   zaden.
  Tussen 415-422 : zeer fijne zandsteen - naar onder toe meer laagvlakken
                   met plantenhaksel

455-470 : (met geleidelijke overgang naar onder)
          Fijne zandsteen, gelamineerd, gestraticuleerd, met zwarte laagv.
          naar onder toe licht gekruiste gel . - houtskoolbrokje, stengelige
          plantenresten

470-562 : Bleke zandige schalie met siderietbanden, fijn gelamineerd, met vage
          kruipsporen en fijne zandige tubulaties, sinusitesachtige
          kruipsporen verspreide zaden, vrijwel zonder organisch materiaal
          Vanaf 495 : zachter en iets minder bleek, met mooie kruipsporen
             Op 528 : horizontaal spiegelglijvl. esca‹lleachte laminaties v.
                      0,5 cm dik klieverig wordt slecht op 530 glijvlak met
                      rechte striaties i = 28ø
             Op 536 : horizontaal spiegelglijvlak.
          Vanaf 545 : wordt sterker gebiotubeerd met brede rechte kruipgangen
                      wordt zeer zacht naar onder toe en donkerder
             Op 545 : visrest ?
                      Vrijwel zonder organische resten

562-600 : Koollaag L34  i = 9ø
          562-563 : cannelkoolachtig
          563-568 : fijnklievende glanskool tot gestreepte kool
          568-575 : glanskool
          575-582 : fijnklievende glanskool
          582-585 : gestreepte kool
          585-600 : fijnklievende glanskool steil splijtvlak in kool


Kernstrook 67
Geboorde diepte : 1242,24 - 1248,16
Dikte : 5,40
Verschil : -5,2
Kist nr. 191-193
Beschrijving :

  0- 93 : vervolg koollaag L34
           0- 6 : gestreepte kool tot sterk kolige schalie
           6-11 : donkergrijze schalie, fijnvergleden met stengelige
                  plantenresten en wortels met dunne koollenzen
          11-15 : gestreepte kool
          15-25 : zeer fijngebande glanskool met dikkere vitrinietlaagjes,
                  fijnklievend tot gestreepte kool
          25-28 : donkergrijze schalie, fijnbladerig klievend, compact met
                  dunne ingekoolde lenzen
          28-29 : idem, lichtkolig
          29-72 : i = 8ø fijn gebande glanskool in massieve kern, met steile
                  fijne calcietaders
                  Op 55 pyrietlens tot 2 cm dik
                  Naar onder toe dikker geband
          72-77 : zeer fijn gebande glanskool
          77-91 : fijnklievende sterkkolige schalie tot gestreepte kool
          91-93 : fijnbladerig klievende sterkkolige schalie

 93-105 : Lichtkolige esca‹lle aan de top - fijnklievende donkergrijze schalie
          vol slechtbewaarde plantenresten (faux mur) - geen wortels - met
          Lepedodendron en strobulusen

 105-     Grijze doorwortelde siltsteen - aan de top zachter en vrij sterk 
          vergleden - met plantenhaksel, vrij goed klievend
          Vanaf 120 : met siderietk. - geleidelijk zachter - fijne twijgen
                      i = 9ø
          Vanaf 150 : opnieuw siltsteen
          Vanaf 160 : sterk en regelmatig gestraticuleerd, fijn plantenhaksel,
                      zandige perfor.
          Vanaf 175 : nog licht gestraticuleerd zandige schalie, licht  
                      doorworteld vol zaden met vage siderietbanden - wordt 
                      geleidelijk zachter
          Vanaf 200 : terug geleidelijk harder
          Vanaf 220 : opnieuw zandige straticulaties met grof plantenhaksel -
                      vrijveel plantenhaksel - straticulaties licht gekruist
                      en erosief
          Vanaf 245 : wordt zandige schalie eerder donkergrijs


260-270 : Fijne onregelmatige gestraticuleerde zandsteen met verspreide
          plantenhaksel - eronder opnieuw sterk zandige gestraticuleerde
          schalie met vage siderietbanden, veel plantenhaksel , zandig
          geperforeerd, dikke zandige straticulatie, met gekruiste gelaagdheid
          zandige tubulaties soms regendruppelachtig - wordt geleideljk
          zachter naar onder toe.
          Vanaf 350 : met fijne schelpenresten i = 10ø + verdwenen zandige
                      tubulaties - schalie bevat geleidelijk minder
                      plantenresten
          Vanaf 450 : zachter, fijn gelamineerd, verspreide fijne
                      plantenresten en schelpen
             Op 475 : dunne (1 cm dik), grofzandige intercalatie
          Vanaf 485 : compacter, onregelmatig klievend, met steile barsten,
                      fijn gebioturbeerd.


Kernstrook 68
Geboorde diepte : 1248,16 - 1249,71
Dikte : 2,09
Verschil  : +54
Kist nr  : 193-194
Beschrijving : Kern slecht geboord (herboord) tot 40

  0-184 : Compact slechtklievend eerder donkergr. fijne gebioturbeerde schalie
          Vanaf  15 : zandig, micariJk - met zandige straticulaties, (vooral
                      tot 35)
           Vanaf 35 : eerder donkergrijze siltsteen fijn gestraticuleerd op 65
                      i tot 32ø (boven grote siderietknol)
           Vanaf 80 : opnieuw vrij zachte donkergroen zandige schalie tot
                      siltsteen met onregelmatige siderietlenzen
          Vanaf 110 : zandig gestraticuleerd i = 12ø met fijne plantenresten
          Vanaf 145 : verdwijnen zandige straticulaties - blijft donkergrijze
                      siltsteen; naar de basis toe iets zachter

184-209 : koollaag
          184-209 : glanskool tot gestreepte kool ,fijn geband

Kernstrook 69
Geboorde diepte : 1249,71 - 1254,22
Dikte : 4,65
Verschil  : +14
Kist nr. : 194-197
Beschrijving : Kern slecht geboord tussen 200 en 230

  0-  5 : kool
          1 cm glanskool
          4 cm donkere sterk bitumineuze schalie, cannel-coal achtig vanboven

  5- 66 : Grijze doorwortelde siltsteen, vanaf 20 met siderietknollen en dikke
          zandige stratikulaties, overwegend zandsteen tot 66 met scherpe
          ondergrens, i = 12ø

 66-135 : Harde grijze doorwortelde zandige schalie met siderietbanden, vanaf
          125 iets zachter, met siderietknollen, op wortels na geen
          plantenresten

135-195 : Sterk gestratikuleerde zandige schalie, doorworteld, met
          siderietknollen

195-231 : Donkergrijze zandige schalie, licht doorworteld, met kolige
          stengelige plantenresten, fijnvergleden, onregelmatige
          siderietbanden en knollen

231-325 : Grijze zandige schalie, sterk gestratikuleerd, praktisch evenwicht
          schalie-zand, dunne siderietbanden, blijft doorworteld
          Vanaf 310 met kleine maar komplete schelpen, slecht bewaard,
          twijgen, sinusitesachtige kruipsporen, eronder meer fijn  
          plantenhaksel

325-455 : Met geleidelijke overgang aan onderkant, banden van ñ 15 cm fijne
          grijze zandsteen afgewisseld met sterk gestratikuleerde siltsteen
          met gekruiste stratikulaties, veel plantenhaksel, doorworteling
          lijkt verdwenen, i = 10ø

455-465 : Grijze sterk zandige schalie, gestratikuleerd, fijn gebioturbeerd


Kernstrook 70
Geboorde diepte : 1254,22 - 1260,29
Dikte : 6,18
Verschil  : +11
Kist nr  : 197-199
Beschrijving : Kern overlangs gebarsten tot 50 en rond 100 met verschillende
               slechte aansluitingen rond 100 en 125

  0-210 : Met zeer geleidelijke overgang, grijze zandige schalie met weinig
          vage siderietbanden, hard, fijne donkere tubulaties, onduidelijke
          visresten op 25, schalie wordt zachter vanaf 40, fijn gelamineerd,
          met zandige stratikulaties
          Vanaf 70, ook zandige tubulaties, weinig fijn plantenhaksel
          Vanaf 90 opnieuw wat zachter, weinig verspreide bladafdrukken,
                   megasporen op 130, zandiger, wordt geleidelijk aan grijzer
                   met verspreide zaden.

210-392 : Donkergrijze zeer fijne zandsteen met onregelmatig bleek zandige
          stratikulaties, i = 11ø, wordt geleidelijk siltsteen,
          Vanaf 280 iets bleker met slecht bewaard zeer fijn plantenhaksel,
                    goedklievend,
          Vanaf 320 opnieuw donker, homogeen met wat doffe pyriet, licht
                    bitumineus,
          Vanaf 360 fijn gebioturbeerd met graafgangen, fijne kolige 
                    plantenresten, vrij sterk bitumineus, dunne siderietische
                    stratikulaties.
          Vanaf 370 schelpen, met lepidostrobus, doffe pyriet
          Vanaf 377 slechts lichtbitumineus met vette kras, nog steeds
                    schelpen en schelpfragmenten,
          Vanaf 387 wat kompakter, blijft fijn gebioturbeerd

392-393 : Donkere sterk bitumineuze kolige schalie

393-449 : Koollaag onregelmatige basis
          393-403 : glanskool, i = 10ø
          403-406 : donkere fijnklievende sterk kolige schalie, licht
                    vergleden
          406-422 : glanskool
          422-426 : donkere sterk kolige schalie met dikkere vitrinietbandjes,
                    met lichtkolige lenzen
          426-437 : glanskool
          437-441 : zeer fijn gabande glanskool tot gestreepte kool
          441-442 : lichtkolige schalie (petro)
          442-444 : bladerig klievende sterk kolige schalie
          444-449 : sterk vergleden donkere schalie, sporen van wortels, naar
                    onder sterk kolig (de onderste cm)

 449-572 : i = 13ø , onregelmatig en in wisselende richtingen, grijze grof
           doorwortelde siltsteen, onregelmatig soms dikke zandige
           stratikulaties, onregelmatige siderietknollen
           Vanaf 500 meer regelmatig gestratikuleerd
           Vanaf 532 Nog weinig gestratikuleerd
            Rond 545 vee1 calamites - geleidelijk meer zandige schalie
              Op 570 Stigmaria - aan onregelmatig grote siderietknollen en
                     verglijdingen, zachter aan onderkant.

572-618 : Bleke fijne zansteen, gestratifieerd, zwarte laagvlakken


Kernstrook 71
Geboorde diepte : 1260,29 - 1266,31
Dikte : 5,98
Verschil : -4
Kist nr. : 199-202
Beschrijving : Massieve kern - overlangs gespleten van 425 tot 500

  0-101 : Sterk gestratifieerde zandsteen met kris-kras gelaagdheid, rond 55
          wat meer gestratikuleerde, donkere laagvlakken, i = 10ø

101-115 : Geslumpte siltsteen

115-598 : Grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, met sporen van wortels
          aan bovenkant, vage siderietbanden, licht vergleden, op 160
          sinusitesachtige kruipsporen, wordt zachter naar onder toe, wordt
          sterker gebioturbeerd vooral vanaf 190, met fijne schelpen vanaf 200
          Vanaf 210 talrijke mooie schelpen in donkere lichtzandige schalie
                    met siderietische stratikulaties
          Vanaf 230 zandig gestratikuleerd
          Vanaf 233 sporadisch plantenhaksel
             Op 240 grote Calamites
          Vanaf 260 laagvlakken vol vrij slecht bewaarde schelpenresten
             Op 285 zandige tubulaties
          Vanaf 280 plantenhaksel, schelpen, Calamites en fijne twijgen
  Tussen 296 en 300 dikke siderietstratikulaties vol plantenhaksel en
                    schelpen, eronder dikkere zandsteenstratikulaties
          Vanaf 315 eerder zeer fijne zandsteen met kolig plantenhaksel
                    en ook nog schelpen (op 330), zandsteen in lagen van 1 cm,
                    afgewisseld met sterk zandige schalie tot siltsteen ook
                    10 cm dik, tot 410, zandsteen fijn gestratifieerd,
          Vanaf 410 sterk zandige schalie, aan de top gestratikuleerd met
                    siderietbanden, eronder afwisselend massief en fijn
                    gestratikuleerd
  Tussen 505 en 545 geslumpte siltsteen, opnieuw geslumpt tussen 555 en 580,
                    overwegend siltsteen naar onder toe


Kernstrook 72
Geboorde diepte: 1266,31 - 1272,05
Dikte : 5,73
Verschil : -1
Kist nr. : 202-205
Beschrijving : Massieve kern

  0-573 : Grijze gestratikuleerde siltsteen tot zandige schalie met fijn
          gestratifieerd zandsteeninterkalaties, i regelmatig van 12 tot 19ø,
          naar onder toe terugvallend tot 10ø, dikkere zandsteeninterkalaties
          tussen 5 en 30, 60-70, 115-130, eronder zandsteen niet dikker dan
          5 cm, in de siltsteen slumpings op 130
          Tussen 180 en 205, tussen 330 en 365, 375 en 415, 450-470, vertikaal
          klievend rond 160, donkere laagvlakken tot 60, naar onder toe
          (vanaf ñ 480) iets zachter, fijne bioturbaties


Kernstrook 73
Geboorde diepte : 1272,05 - 1278,06
Dikte : 6,10
Verschil : +9
Kist nr. : 206-208
Beschrijving : Massieve kern

  0-110 : Met geleidelijke overgang, grijze sterk zandige schalie tot
          siltsteen, kruipsporen donkere laagvlakken, licht gestratikuleerd,
          i = 10ø, tussen 50 en 110, licht geslumpt

110-610 : Geleidelijk zandig wordende licht gestratikuleerde zandige schalie
          tot siltsteen met siderietbanden, weinig fijne plantenresten
          vanaf 145 vrij zacht, licht gebioturbeerd
          Vanaf 200, grotere kruipsporen, fijne perforaties, zeer weinig
                     organisch materiaal
            Op 255 : donker laagvlak vol kruip- en graafsporen, gelamineerd,
         Vanaf 290 sterk gebioturbeerd, eerder donkergrijs met schelpen
            Op 332 dun calcietbandje, eronder kompakte lichtzandige maar toch
                   zachte aanvoelende schalie met dikke siderietbanden met wat
                   schelpen en fijne kolige plantenresten,
 Tussen 350 en 355 zandsteenlens
         Vanaf 375 met silteuze laminaties, iets bleker, steeds dikke
                   siderietbanden, sporadisch kruipsporen, terug fijn geband
                  (gelamineerd)
         Vanaf 440 terug iets kompakter maar blijft zachte schalie
                   gebioturbeerd
         Vanaf 480 opnieuw gelamineerd
         Vanaf 490 zandige schalie tot siltsteen, van boven enkele donkere
                   laagvlakken, met sinusitesachtige kruipsporen, i = 9ø
         Vanaf 560 fijne vage siderietbanden, terug zachter, licht 
                  gebioturbeerd naar onder toe


Kernstrook 74
Geboorde diepte : 1278,06 - 1284,04
Dikte : 6,07
Verschil : +9
Kist nr. 208-210
Beschrijving : Kern slecht geboord tussen 375 en 420 ook op 180

  0-450 : Grijze zandige schalie met wat siderietbanden, licht gebioturbeerd,
          voornamelijk kruipsporen, gelamineerd
          Van 290 tot 330 met fijne donker tubulaties, schelpafdrukken vanaf
                          50(dubbelkleppig) ook sterk gebioturbeerd, i = 8ø.
                   Op 120 dubbele kruipsporen
                   Op 150 Guilelmites met onduidelijke schelpresten
                   Op 300 sinusites
                   Op 330 0stracoden ?
                   Op 400 opnieuw 0stracoden ?
                Vanaf 400 vettig kras
                   Op 440 visresten en doffe pyriet en licht bitumineus
                   Op 450 lemidostrobus

450-493 : Bleekgroen grijze doorwortelde zandige schalie met calcietresten en
          onregelmatige siderietknollen
          Vanaf 493 sterk zandige schalie tot siltsteen, doorworteld met
          banden vaag gestratikuleerde zandsteen, i = 12ø, met onregelmatige
          siderietknollen


Kernstrook 75
Geboorde diepte : 1284,04 - 1290,05
Dikte : 6,17
Verschil : +16
Kist nr. 210-213
Beschrijving : Massieve kern

  0-617 : Grijze doorwortelde sterk zandige schalie, siderietbanden, zandige
          stratikulaties waarin plantenhaksel met doffe pyriet
            Op 40 slecht bewaarde plantenresten (Alethopteris), ook wortels in
                  doffe pyriet, zandige stratikulaties verdwijnen vanaf 75
         Rond 100 met pyrietresten, doorworteling verminderd geleidelijk,
                  schalie wordt beter gelamineerd, geleidelijk zachter, op  
                  wortels na geen plantenresten meer
         Rond 140 opnieuw pyrietresten in zandige schalie, schalie is ook
                  slecht klievend, pyrietresten tot 175
        Vanaf 175 zacht, niet meer duidelijk doorworteld maar wel fijn
                  gebioturbeerd,
        Vanaf 200 licht bitumineus, fijn vergleden, veel doffe pyriet op fijne
                  plantenresten, met horizontale tubulaties in blinkende
                  pyriet,
           Op 210 visrest ? sterk gebioturbeerd met siderietische
                  stratikulaties
           Op 220 donker laagvlak, vol pellets tot pseudo-o”litisch,
        Vanaf 225 niet meer bitumineus, blijft fijn gelamineerd met verspreide
                  zaden, enkele spiegelglijvlakken, i = 8ø, fijne kolige
                  plantenresten
           Op 240 donkergrijs laagvlak met ostracoden, eronder wordt de
                  schalie geleidelijk kompakter
        Vanaf 270 sterk zandige schalie tot siltsteen, vrijwel zonder
                  plantenresten
Tussen 295 en 315 met vage gekruiste stratikulaties
        Vanaf 350, geleidelijk zachter, fijn gelamineerd met enkele
                   spiegelglijvlakken, zeer homogeen, vrij dikke
                   siderietbanden,
        Vanaf 430 zachter met meerdere glijspiegelvlakken, met weinig
                  verspreide bladafdrukken en ingekoolde plantenresten,
                  fijn gebioturbeerd, fijne kolige stengelige plantenresten
        Vanaf 465 terug kompakter,
        Vanaf 490 opnieuw zandige schalie met zandige stratikulaties,
                  fijn plantenhaksel, fijne gekruiste stratikulaties, tot
                  einde kern


Kernstrook 76
Geboorde diep-te : 1290,05 - 1296,02
Dikte : 5,96
Verschil : 0
Kist nr. : 213-216
Beschrijving : Massieve kern, stuk uit veer kapot geklopt, slecht geboord  
               tussen 425 en 465

  0- 85 : Met geleidelijke overgang, grijze zandige schalie met
          siderietbanden, fijn gebioturbeerd met vage kruipsporen, fijne
          donkere tubulaties, weinig verspreide bladafdrukken
          Vanaf 35 met dikkere zandige stratikulaties, fijn plantenhaksel,
          zeer weinig organisch materiaal

 85-205 : i = 9ø, grijze sterk zandige schalie met plantenhaksel, vage  
          siderietbanden, afgewisseld met sterk gestratikuleerde of gelumpte 
          zandsteeninterkalaties van ongeveer 5 cm dik; stratikulaties kunnen
          gekruist zijn.

205-275 : Grijze fijne zandsteen
          Tot 225 sterk kris-kras gelaagd
          Tot 250 vaag kris-kras gelaagd, eronder eerder parallel gelaagd met
          steile calcietader, i = 10ø

275-354 : grijze zandige schalie met siderietbanden, vage kruipsporen,
          fijn gelamineerd naar onder toe meer plantenresten, plantenhaksel,
          zaden en twijgen, asterophylytes
          Vanaf 315 zachter met spiegelglijvlakken,twijgen, met onherkenbare
                    visrestenen fijn gebioturbeerd, zaden en ostracoden
          Vanaf 346 bitumineus, met fijne koligeplantenresten en slecht
                    bewaarde megasporen, basis vergleden.

354-597 : koollaag
          354-393 : glanskool met onregelmatige doffe kool tussenschakelingen
                    met dikke houtskoolbrokken i = 12ø, op 385 dikke
                    dofkoollens met bleke kras, 1 cm dik
          393-395 : gestreepte kool
          395-402 : donkere fijnbladerig klievende lichtkolige schalie met
                    ingekoolde lenzen, vol brokken met ingekoolde
                    plantenresten en stigmaria
          402-422 : glanskool, met weinig maar grote houtkoolbrokken
          422-473 : eerder donkergrijze schalie, vrij goed klievend, grote
                    kolige stengelige plantenresten, sterk doorworteld, fijn
                    vergleden
          473-486 : glanskool, fijn vertikaal dooraderd
          486-494 : zeer harde gestreepte kool, cannel coal achtig
          494-499 : fijnklievende glanskool met dunne pyrietlenzen
          499-503 : glanskool met dikke pyrietlenzen
          503-504 : donkere fijnklievende sterk kolige schalie
          504-514 : donkergrijze fijnklievende schalie vol stengelige
                    plantenresten, zaden, onduidelijke wortels
          514-515 : donkere korrelige schalie, blijft bladerig klievend
                    (petro)
          515-522 : donkere fijnklievende schalie, sterk kolig
          522-590 : glanskool, tussen 530 en 535 cannelachtige doffe kool
                    tussenschakeling, i = 8ø, de glanskool is dungebankt en
                    vrij dof
                    Tussen 554 en 556 gestreepte kool tussenschakeling, tussen
                    571 en 573 opnieuw tussenschakeling gestreepte kool,
                    Vanaf 577 zeer fijn klievend,
                    Vanaf 582 gestreepte kool tot sterk kolige schalie,
                    fijnklievend tot 590
          590-592 : fijn bladerig klievende sterk vergleden schalie met fijne
                    radicaalverdeling calcietlenzen, licht kolig
          592-597 : kleiig verweerde esca‹lle met glanskoolbrokken,
                    glanskoollaag minstens 2,5 cm dik


Kernstrook 77
Geboorde diepte : 1296,02 - 1302,00
Dikte : 5,99
Verschil  : +1
Kist nr : 216-220
BeSchrijving : Massieve kern, slecht geboord van 10 tot 85

  0-115 : met kleur verandering, donkergrijze grof doorwortelde schalie, vol
          fijne plantenresten, enkele dunne siderietlenzen, op 5 dunne
          uitgerafelde siderietlens, schalie is slecht vergleden
          Vanaf 83 donkere korrelige siltsteen, bitumineus met doffe pyriet,
                   dunne siderietlenzen, nog slechts licht doorworteld met
                   grote stengelige plantenresten.

115-332 : Grijze siltsteen, tot sterk zandige schalie met siderietknollen,
          fijn plantenhaksel, weinig maar grote wortels, i = 11ø, hernemen
          van menu ?? snel goed klievend, 
          Vanaf 200 met zandige stratikulaties, zeer veel plantenhaksel
  Tussen 236 en 275 overwegend fijne gestratikuleerde zandsteen, eronder
                    geleidelijk zachter, minder plantenresten verspreide
                    zaden en kleine twijgen, met weinig perforerende wortels
          vanaf 320 fijn geband en gebioturbeerd met bleke graafgangen en
                    zacht

332-340 : Sterk bitumineuze schalie tot cannelcoal met doffe pyriet,
          ostracoden en spirorbis, i = 11ø, met blekere siderietische  
          stratikulaties visplaten ?
          vanaf 337 eerder cannel coal met doffe pyriet tot 340

340-344 : donkere sterk bitumineuze schalie, cannelcoal achtig

344-351 : Glanskool, i = 11ø, aan basis fijne calcietlenzen

351-355 : Donkere sterk bitumineuze schalie tot cannelcoal met grote  
          megasporen, sterk gekarbaniseerd

355-359 : Donkere licht vergleden doorwortelde licht bitumineuze schalie,
          fijnklievend, talrijke kleine guilelmitesachtige verglijdingen

359-599 : Grijze fijn vergleden schalie (geleidelijke overgangen)
          vanaf 367 meer kompakt,licht zandig grof doorworteld,
          vanaf 378 grof doorwortelde siltsteen met grote siderietknollen,
          tussen 403 en 407 zandig gestratikuleerd en vanaf 490 met fijne
          zandige stratikulaties met plantenhaksel, blijft doorworteld, grote
          siderietknollen tot 525, doorworteling neemt snel af


Kernstrook 78
Geboorde diepte : 1302,00 - 1307,94
Dikte : 6,00
Verschil : +6
Kist nr. 220-222
Beschrijving : Massieve kern

  0-368 : Aanvankelijk grijze sterk zandige schalie, tot siltsteen, licht
          zandig gestratikuleerd, met fijn plantenhaksel, met dikkere
          zandsteenstratikulaties, 2 tot 5 cm, regelmatig ge‹nterkaleerd tot
          90, in de zandige schalie soms vage kruipsporen,
          Vanaf 90 met siderietbanden, meer sinusitesachtige kruipsporen
          vooral op 125, wordt zachter en licht gebioturbeerd naar onder maar
          blijft fijn geband, vanaf 155 opnieuw sterk zandige schalie tot
          siltsteen sterk zandig gestratikuleerd, vol gekruiste gelaagdheden,
          laagvlakken met zeer slecht bewaard fijn plantenhaksel, overwegend
          zandsteen
          Tussen 210 en 255, eronder snel zachter, licht zandig
                             gestratikuleerd met siderietbanden
          Vanaf 320 met Corda‹tes stengels
          Vanaf 327 zachtere fijn gelamineerde schalie, licht gebioturbeerd,
                    sterk gebioturbeerd vanaf 340,
          Vanaf 350 licht bitumineus met zachte kras met kleine
                    schelpenresten, zaden en kleine plantenresten,
                    siderietische interkalaties met stengelige
                    plantenresten i = 9ø - op 360 onduidelijke visrest, de
                    basis vrij sterk bitumineus.

372-461 : koollaag
          368-372 : donkere zachte schalie met vette kras, stengelige
                    plantenresten met doffe pyriet, bitumineus aan de bais
          372-461 : glanskool, i = 10ø, tussen 432 en 434 fijnklievende
                    gestreepte kool, tot 436 doffe kool, naar onder glanskool
                    met meer doffe koolllenzen

461-473 : Donkergrijze sterk vergleden schalie, vol kolige stengelige
          plantenresten, fijnklievend, doorworteld, met talrijke ingekoolde
          lenzen

473-600 : Donkergrijze doorwortelde schalie, minder ingekoolde plantenresten,
          kompakter met verspreide megasporen, vrij goed klievend tot 500,
          vanaf 500 donkergrijze zandige schalie, fijn maar sterk doorworteld,
                    met talrijke verspreide megasporen tot 520, eronder vrij
                    goed klievend met veel slecht bewaarde plantenresten en
                    grote siderietknollen, nog steeds wortels tot einde kern,
          Vanaf 550 siltsteen, op wortels na geen plantenresten meer, mikarijk


Kernstrook 79
Geboorde diepte : 1307,94 - 1313,96
Dikte : 5,95
Verschil : -7
Kist nr. : 222 - 226
Beschrijving : Massieve kern, zeer steile barsten vanaf 300, tussen 340 en 400
               met horizontale striaties,tussen 460 en 560 calcietbarst gevuld
               met blinkende pyriet tot 3 cm breed, subvertikaal ondulerend

  0-210 : met geleidelijke overgang, donkergrijze mikarijke siltsteen,
          doorworteld, met zandige stratikulaties, i = 20ø, op 10 met
          bleekgrijze lens, vanaf 40 verminderen de zandige stratikulaties,
          doorworteling is licht en er komt wat onkruid in, vanaf 80 opnieuw
          sterker gestratikuleerd, i = 18ø tot 23ø, met weinig plantenhaksel,
          Vanaf 195, zeer sterk gestratikuleerd met fijne gekruiste
                     stratikulaties.

210-595 : zandsteen, tot 225 regelmatig gestratifieerd, volgens dezelfde
          bovenliggende stratikulaties, tot 235 met kleine platte mudklasts,
          enkele ronde siderietklasten
          Tot 260 met fijne onregelmatige kolige slierten, naar onder toe
                  sterk gekruisd gestratikuleerd en onregelmatige erosieve
                  basis,
  Van 260 tot 283 met talrijke regelmatige kolige slierten, i = 13ø,
  Van 283 tot 340 met vage kris-kras gelaagdheden aan top en aan basis
                  aangegeven door dunne kolige slierten
  Van 340 tot 402 massief, onregelmatige erosieve basis
  Van 402 tot 430 onregelmatige donkere stratifikatie, kris-kras gelaagd
    Op 410 en 430 2 glijvlakken, i = 40ø,
  Van 430 tot 437 donkere siltsteen met bleke stratifikaties, i = 37ø,
                  tegengesteld aan normale afhelling
Van 437 tot ñ 480 massief met weinig platte mudklast aan de top,
        Van ñ 480 tot einde kern met onregelmatige kolige slierten, i = 35ø
                  tot subhorizontaal, fijn tot middelmatige passages, naar de
                  basis toe met de grootste hellingen met drijfhout


Kernstrook 80
Geboorde diepte : 1313,96 - 1320,30
Dikte : 1,93
Verschil  :
Kist nr. : 226-227
Beschrijving :4 x gevist

15- einde : vertikale calcietbarst met pyriet 1 cm breed, grijze fijne
    tot eerder middelmatige zandsteen, tot 50 met regelmatige kolige slierten
    i = 15ø-25ø
    Naar onder massief wordt vaag gestratifieerd
    Vanaf 150 opnieuw weinig kolige slierten, i = 22ø tot subhorizontaal

zat in buitenbuis

Dikte : 9,6
Beschrijving :

 0-41 : zandsteen met steil splijtvlak, tot 30 met kolige slierten eronder met
        drijfhout
41-96 : Grijze siltsteen, op 60 glijvlak met horizontale striatus i = 28ø -
        tot zeer fijne zandsteen (bleekgrijs)

Nageboord

Dikte : 9,5


 0-67 :Kleine herboorde naval in geb. in vergruizingsklei

67-95 :0vale kern, grijze siltsteen, met Calamites


Herkernst. met volgende kernstrook

Dikte : 5,3

Herboord - ovale kern
Grijze zandige schalie tot siltsteen met Calamites
Naar onder fijn plantenhaksel
Op 40 - 5 cm dikke fiJne zandgeband.

Totaal dikte : 4,37
Verschil  : -1,97


Kernstrook 81
Geboorde diepte : 1320,30 - 1352,52
Dikte : 4,94
Verschil  : -2,8
Kist nr.  : 227-229
Beschrijving: Slecht geboord : tot 125/ en vanaf 200 tot 310 rond 350, 380,
450, 480

  0-125 : Grijze zandige schalie met vage bioturbaties, slecht klievend
          Vanaf 20 schelpafdruk en Guililmites Wordt geleidelijk aan zachter
                   en sterker gebioturbeerd met vage siderietbanden
          Vanaf 30 zeer zacht en eerder donkergrijs - nog steeds Guililmites
        Van 95-105 lichtzandige grijze schalie onderzachte siderietbanden
         Vanaf 120 met grotere scheldafdrukken, slecht bewaard, visresten(?),

126-203 : koollaag L 41 Top met spiegelglijvlak i = 14ø
          126-169 : glanskool - overlangs gebarsten i = 9ø-13ø
        Vanaf 145 : vol dunne dofkoollenzen rijk aan grote houtskoolbrokken
          169-171 : grijze sterkkolige schalie vol megasdoren, fijnbladerig
                    klievend
          171-176 : fijngebande gestreepte kool tot glanskool
          176-203 : glanskool, dik geband

203-282 : Donkergrijze doorwortelde zandige schalie - fijn vergleden
          Vanaf 240 : eerder siltsteen met dikke siderietstraticulaaties

282-      Grijze fijn vergleden zandige schalie en siltsteen, nog doorworteld,
          wortels minder goed bewaard, met grijze fijnkorrelige sideriet
          Eronder overwegend schalie, eerder donkergrijs
          Op 315 : nieuwe grijze fijnkorrelige siderietlens
          Op 320 : glijvlak met schuine striaties i = 15ø tegengesteld aan de
                   gelaagdheid
         Tot 350 : vrij zachte slecht doorwortelde schalie, grijs tot
                  donkergrijs
         Tot 370 : compact
         Tot 390 : zachter, donkergrijs, bruine sideriet, Calamites
       Vanaf 390 : grijze grofdoorwortelde siltsteen
       Vanaf 415 : grijze doorwortelde siltsteen sterk zandig gestraticuleerd,
                   donker laagvlak, i = 13ø, overwegend zandsteen tot 440
       Vanaf 440 : grijze lichtzandige doorwortelde schalie tot siltsteen
                   fijn vergleden met siderietische zandsteenlenzen


Kernstrook 82
Geboorde diepte : 1325,52 - 1331,49
Dikte : 6,27
Verschil : +30

Kist nr. : 229 - 232
Beschrijving : Slecht geboord tot 275 - bovenaan enkele slechte aansluitingen

  0- 98 : (met geleidelijke overgang)
          Grijze licht doorwortelde lichtzandige schalie met siderietlenzen -
          fijn geband - geleidelijk zachter
          Rond 35 met dikke siderietbanden
         Vanaf 40 fijn gebioturbeerd, eerder donkergrijs, met slechtbewaarde
                  schelpfragmenten, vage maar grote kruipsporen kleine   
                  Guililmitesachtige verglijdingen en sideriet straticulaties,
                  fiJnklievend
         Vanaf 55 bitumineus - enkele laagvlakken vol schelpfragmenten -
                  ostracoden(?)
         Vanaf 66 niet meer bitumineus, blijft sterk gebioturbeerd met grote
                  kruipsporen, zeer licht doorworteld
         vanaf 94 compacter

 98-180 : Koollaag L41b
          98-101 : donker sterk bitumineuze schalie aan de basis fijne
                   calcietlens naar onder toe cannelachtig
         101-103 : cannelkool
         103-123 : glanskool i = 13ø
         123-161 : vrij sterk vergl. sterk doorwortelde schalie wordt snel
                   zandig vanaf 51 eerder donkergrijs, fijner klievend
         161-180 : glanskool basis i = 3ø

180-196 : Bruiniggrijze doorwortelde fijne vergleden schalie

196-385 : Grijze sterk zandige doorwortelde schalie met siderietknollen, met
          Corda‹tes naar onder toe bladafdrukken.
          Vanaf 266 : snelle overgang in grijze, lichtdoorwortelde siltsteen,
                      micahoudend met Corda‹tes en siderietknollen, snel
                      zandig gestraticuleerd met fijn plantenhaksel (tot 300)
                      eronder massieve siltsteen, licht doorworteld
          Vanaf 350 : opnieuw dikke onregelmatige zandige straticulaties
                      i = 12ø blijft doorworteld

385-627 : Massieve bleke zandsteen
          Tot 430 : fijn met kolige stratificatie, licht gekruist, i = 10ø
                    naar onder fijn tot middelmatig, meer massief, vaag 
                    gestratifieerd met fijne lichthellende kolige slierten in
                    gekruiste sets tot 545
                    eronder zeer massief met fijne steile calcietaders en
                    pyrietnesten


Kernstrook 83
Geboorde diepte : 1331,49 - 1337,45
Dikte : 6,07
Verschil  : +11
Kist nr.  : 233 - 235
Beschrijving : Slecht geboord tussen 140-214 en 415-475

  0- 26 : Scherp contact volg i = 8ø
          Bleekgrijze fijne zandsteen met kleine kolige slierten in gekruiste
          sets van ñ 15 cm

 26-111 : Grijze zandige schalie, sterk en regelmatig zandig gestraticuleerd,
          fijn plantenhaksel en donkere laagvlakken i = 10ø

111-213 : zandige schalie, aanvankelijk nog wat plantenhaksel, met
          siderietbanden
          Vanaf 140 zachter, licht gebioturbeerd, ge‹soleerde bladafdrukken
                    van zaden met vage kruipsporen - overwegend licht zandig
          Vanaf 190 met grote schelpen - donkergrijze zachte schalie
                    afgewisseld met dikke siderietbanden

213-425 : Grijze siltsteen met plantenhaksel , sterk zandig gestraticuleerd
          Tot 230 vaag geslumpt
          Eronder straticulatie gebioturbeerd met bleek zandige perforaties
          i = 10ø
          Vanaf 285 niet meer gestraticuleerd - met siderietbanden - enkele
                    verspreide zaden en bladafdrukken - Calamitesstengels -
                    vaag gebioturbeerd
             Op 335 ogen - twijgen
                    Wordt sterk gebioturbeerd, toch weinig organisch materiaal
          Vanaf 395 met schelpen (weinig slechtbewaard)
           Rond 410 strobulus

425-468 : zachte donkergrijze schalie, bitumineus met onregelmatige           

          siderietlenzen vol schelpen (ged. bruin), met ostracoden
          Vanaf 458 : niet meer bitumineus, zachte schalie met minder
                      schelpenresten laagvlakken - slechtbewaarde schelpen 
                      zandig naar de basis toe

468-507 : Lv. 42a
          Siderietknollen aan de top
          Onregelmatig vergleden doorwortelde schalie wordt snel lichtzandiger
          enkele baldafdrukken.
          Vanaf 485 : siltsteen

507-607 : sterk gestraticuleerde siltsteen met donkere laagvlakken,
          onregelmatig grote siderietknollen in lenzen - i = 10ø tot 15ø 
          licht doorworteld Naar onder toe meer plantenhaksel - zeer fijn  
          gestraticuleerd. Doorworteling verdwijnt vanaf ñ 570


Kernstrook 84
Geboorde diepte : 1337,45 - 1343,42
Dikte : 5,88
Verschil : -9
Kist nr. : 235-237
Beschrijving : Slecht geboord tussen 110 en 300

  0-105 : met geleidelijke overgang
          Sterk gestraticuleerde siltsteen met grof plantenhaksel, i =  11ø

105-185 : Grijze zandige schalie met siderietbanden, fijn gebioturbeerd,
          verspreide zaden, met schelpenresten
          Vanaf 155 : zachter, donkergrijs met complete schelpen, met
                      ostracoden en Spirorbis, enkele licht bitumineuze
                      laagvlakken. Sterk gebioturbeerd
          Vanaf 178 : sterk zandig, bitumineus, siderietrijk - veel ostracoden
                      aan de basis

185-295 : LvL, 42b
          Grijze doorwortelde schalie, lichtzandig, zachtere passage met
          Guililmites, slecht bewaarde stengelresten
          Vanaf 197 : eerder siltsteen met siderietlenzen, wordt snel zachter
                      naar onder toe met rond 220 talrijke Guililmites
                      Enkele laagvlakken met grof plantenhaksel
          Vanaf 247 : opnieuw siltsteen met Corda‹tes, grof doorworteld,
                      kleine siderietknollen

295-588 :Fijn gestraticuleerde grijze siltsteen, licht doorworteld,
         slechtbewaard grof plantenhaksel op 330 vage kruipsporen - i = 10ø
         Op 333 : kleine slumping horizont - met enkele vrijgoed bewaarde
                  bladafdrukken
      Vanaf 350 : compacte siltsteen, doorworteling lijkt verdwenen
       Rond 450 : sterker gestraticuleerd met veel plantenhaksel
       Rond 460 : talrijke siderietbanden, zachtere schalie met Lipidostrabus
      Vanaf 490 : gestraticuleerde zandige schalie met donkere laagvlakken
                  of fijn plantenhaksel
 Op 510/(520-540) slumpingniveaus   i = 10ø
                  Naar onder toe eerder siltsteen


Kernstrook 85
Geboorde diepte : 1343,42 - 1348,95
Dikte : 5,51
Verschil : +2
Kist nr. : 238-240
Beschrijving : Slecht geboord vanaf 440, slechte aanpassing Od 528

  0-345 : (geol.overgang)
           Grijze siltsteen, tot 30 verspreid plantenhaksel, vaag
           gestratifieerd mikahoudend, homogeen, i = 10ø.
           in midden eerder zandige schalie;
           Vanaf 150 eerst kolige stengelige plantenresten, zaden, twijgen,
                     (corda‹tes) dan fijn plantenhaksel,naar onder toe donkere
                     laagvlakken tot 330; eronder fijne zandige tubulaties.

345-410 : (gel. maar snelle overgang)
          grijze zandig gestratikuleerde siltsteen, wat donkere laagvlakken

410-551 : Grijze schalie, zandig; zachter naar onder, met siderietbanden,
          gelamineerd, weinig organisch materiaal , zachter vanaf 440, licht
          gebioturbeerd.Enkele fijne stengelresten vanaf 470, iets zandiger
          Vanaf 498 zachter fijn gebioturbeerd (zachtere passages eerder
                    donkergrijs)
             Op 524 spiegelglijvlak, i = 10ø, eronder terug kompakter over
                    enkele cm sterker gebioturbeerd vanaf 540, met sporen van
                    ogen


Kernstrook 86
Geboorde diepte : 1348,95 - 1354,90
Dikte : 5,99
Verschil  : -6
Kist nr.
Beschrijving : Slecht geboord tot 140, tussen 210-230, tussen 255-270, van 525
               tot 565, gebroken in de kool. Slechte aanpassing op 300 -
               herboord tot 15 cm

  0-140 : zachte schalie met siderietbanden, gebioturbeerd, vette kras
          Vanaf 20 : schelp met Spirorbis - sporadisch twijgen
          Vanaf 45 : verspreide ostracoden
             Op 65 : Spirorbis op schelpen
          Vanaf 85 : iets compacter
                     0ok schelpen en siderietbanden

140-146 : Donkere bitumineuse schalie met grote schelpen, aan basis
          siderietische laag

146-149 : Idem, met slechter bewaarde schelpen

149-153 : Donkere sterk bitumineuze schalie tot cannel coal,
          Vanaf 151 tot gestreepte kool

153-195 : Glanskool, bovenaan verbrokkels i = 9ø, vrij zacht
          Op 186 lens in pseudoolieitsche pyriet
          Vanaf 192 fijnklievend

195-197 : Gestreepte kool

197-203 : Glanskool fijngeband van boven

203-231 : donkergrijze doorwortelde schalie, lichtzandig aan de top, 
          fijnvergleden

231-252 : Grijze siltsteen met fijnplantenhaksel, licht doorworteld
          Vanaf 240 eerder zandsteen

252-273 : Grijze zandige schalie, doorworteld, zachter naar onder toe, fijn
          vergleden

273-300 : KOOLLAAG vervolg
          zachte glanskool
          Vanaf 275 compact
          Naar onder toe talrijke lenzen vol grote houtskoolbrokken

300-304 : Donkergrijze bladerig klievend doorwortelde schalie

304-315 : Donkere sterkkolige schalie met dikke glanskoollaagjes overgaand in
          gestreepte kool .

315-316 : Donkere bladerig klievende sterkkolige schalie

316-323 : Fijne gestreepte kool - overgaand in sterkkolige schalie

323-327 : Donkergrijze vrij sterk vergleden schalie, doorworteld

327-474 : Grijze doorwortelde schalie,
          Vanaf 335, licht zandig, met kolige stengelige plantenresten
          Vanaf 380 eerder siltsteen
          Vanaf 400 zandig gestraticuleerd met kleine siderietknollen,
                    doorworteling vermindert geleidelijk
      Vanaf 430-450 sterk zandig gestraticuleerd
            450-465 licht zandig gestraticuleerd eronder siltsteen met
                    grote wortels en siderietknollen

474-477 : Korrelige siderietband

477-487 : Donkere lichtvergleden sterk bitumineuze schalie met twijgen

487-504 : Glanskool, verbrokkeld

504-508 : Donkere goedklievende sterkkolige schalie

508-510 : Lichtkolige schalie
          Tussen 509 en 510 dikkere glanskoollenzen

510-523 : (faux mur . ?)
          Donkergrijze vergleden vrijgoed klievende schalie

523-599 : Sterkvergleden bruingrijze schalie, sterk doorworteld
          Vanaf 542 : eerder donkergrijs
          Vanaf 549 : gew. grijs, Meer kompakt
          Vanaf 565 : zandig met siderietknollen


Kernstrook 87
Geboorde diepte : 1354,90 - 1358,85
Dikte : 3,90
Verschil : -5
Kist nr. 243-244
Beschrijving : slecht geboord tot 70, massieve kern met vertikale sporen van 
               de veer naar onder toe, vooral vanaf 250

  0- 70 : (gel. overgang)
           Licht groenig grijze zandige schalie, doorworteld met onregelmatige
           korrelige siderietknollen (petro op 20)
           Wordt snel grijs, fijn gebioturbeerd, i = 10-14ø, met stengelige
           slecht bewaarde plantenresten
           Vanaf 65 grof plantenhaksel
           Vanaf 70 grijze siltsteen, weinig maar grote wortels,
           Rond 150 grote siderietknollen met fijn plantenhaksel, vanboven
                    grof plantenhaksel en slecht bewaarde plantenafdrukken,
          Vanaf 160 eerder donkergrijze zandsteen met fijn verdeeld fijn
                    plantenhaksel, nog slechts licht doorworteld, verspreide
                    slecht bewaarde bladafdrukken.
          Vanaf 260 eerder siltsteen met mooiere verspreide bladafdrukken
                    (soms om stengel) niet meer doorworteld, enkele
                    siderietbanden
  Tussen 330 en 350 opnieuw zandsteen met grof plantenhaksel .


Kernstrook 88
Geboorde diepte : 1358,85 - 1354,96
Dikte : 6,18
Verschil  : +7
Kist nr. : 244-247
Beschrijving : Massieve kern, onregelmatige hellingen

  0-265 : Donkergrijze mikarijke sterk zandige siltsteen tot fijne zandsteen
          met verspreide bladafdrukken en stengels snel gestoord
          gestratikuleerd
          Op 40 glijvlak i = 30ø, meestal fijn plantenhaksel
          Vanaf 100 overwegend zandsteen met veel fijn plantenhaksel en wat
          siderietlenzen, stengels: uitgerafelde Calamites,
          i = 18ø tot 22ø,
          Vanaf 250 eerder siltsteen
   
265-275 : Grijze fijne kalkige zandsteen

275-285 : Grijze siltsteen

285-305 : Bleke eerder fijne zandsteen, tot 299 1 set  i = 12ø, eronder
          horizontaal

305-317 : zandsteen vol siltsteenklasten met convoluted bedding in siltsteen

317-452 : Bleek grijze fijne zandsteen, vanboven met zwarte laagvlakken,
          i = 14ø,
          rond 365 opnieuw zwarte laagvlakken en fijne kolige slierten,
 tussen 385 en 410 drijfhout en onregelmatige kolige slierten, ertussen
                   gekruiste stratifikaties, i tot 35øin sets van 5 tot 15 cm,
         vanaf 410 vaag gestratifieerd volgens i = 8ø, basis erosief.

452-480 : Grijze siltsteen vol donkere laagvlakken, naar onder toe steeds     

          sterker gestratikuleerd, wordt overwegend zandsteen

480-618 : Massieve bleekgrijze zandsteen
          Tussen 520 en 570 vol kolige slierten, i = 9ø
          Tussen 570 en 598 zeer fijne bleke zandsteen vol zwarte
                            laagvlakken, zwak hellend i = 1 6ø, in onderste
                            helft kris kras gelaagd, eronder tot einde
                            kern, bleekbruin grijze massieve zandsteen


Kernstrook 89
Geboorde diepte : 1364,96 - 1371,07
Dikte : 6,15
Verschil  : +4
Kist nr.  : 248-251
Beschrijving : Massieve kern

  0-285 : Met scherp kontakt, massieve bleekgrijze zandsteen, zeer
          onregelmatig gesedimenteerd, tussen 15 en 25 convoluted bedding in
          kolige slierten
          Op 35   talrijke kleine mudklast van 40 tot 70 fijn geband met
                  donkere laagvlakken, i = 4ø tot 9, vanaf 70 massief,
                  tot 95 met grote siltsteen intraklasten met convoluted
                  bedding en slumping, tussen 130 en 140
                  enkele sideriet en siltsteen intraklasten
 Vanaf 195 tot 210 opnieuw fijn geband met talrijke zwarte laagvlakken,
   van 210 tot 230 vol drijfhout van 230 tot 255 flaserige kolige slierten
   Van 255 tot 285 dikker drijfhout

285-515 : Grijze siltsteen met verspreide zeer fijne plantenresten,           

          onregelmatige zandige stratikulaties en enkele siderietlenzen
          met slecht bewaarde Calamites en Calamastachys, met geslumpte
          zandsteenpassages, top erosief en naar onder toe geleidelijke
          overgang op 350, 355 en 390, eronder met enkele dikkere gestoorde
          zandige stratikulaties met kompaktiebreukjes ? , plantenresten zeer
          fijn en lecht bewaard
          Vanaf 500 tot einde talrijke zandige stratikulaties.
  Tussen 530 en 545 en vanf 105 tot 615 onregelmatig gestratikuleerde
                    zandsteen, i = 13ø, meer zeer fijn plantennesten, 
                    soms Calamites.


Kernstrook 90
Geboorde diepte : 1371,07 - 1377,44
Dikte : 6,34
Verschil  : -3
Kist nr. : 251-254
Beschrijving : Sporen van de veer vanaf 590

           Grijze siltsteen met vooral vanboven wat siderietknollen en lenzen,
           met wat bladafdrukken en Calamites.
           Met veel gestoorde zandige stratikulaties met zeer fijne verspreide
           plantenresten (overwegend donkergrijze zandsteen vanaf 100); fijn
           kompaktiebreukjes erin, duidelijker op 200, i = 34ø normaal
           ophellend; i = 60ø invers, dik zandig gestratikuleerd vanaf 200 tot
           245,
           vanaf 280 opnieuw overwicht aan zandsteen in fijne stratikulaties,
           i = 5ø, geleidelijk meer siltsteen naar onder toe, op 393 abrudt
           kontakt, opnieuw dikke zandsteenstratikulaties fijner wordend naar
           onder,
           Vanaf 415 overwegend siltsteen met siderietknollen en slecht
           bewaarde Calamites en twijgen, op 448 spiegelglijvlak i = 24ø,
           enkele bladafdrukken tussen 465 en 505 dikke                       

           zandsteenstratikulaties, gestoord door grote kompaktebreuken,
           met steile inverse breuk, verplaatsing ñ 5 cm,
           Op 575 spiegelglijvlak, i = 23ø, overwegend siltsteen met tussen
           575 en 585 dikke zandsteenstratikulaties  met
           Kompaktieverschijnselen; Op 592 fijn vergruisd glijvlak (= lege
           bedding) eronder subvertikaal glijvlak met. horizontale striaties,
           glijvlakken volgens gelaagdheidsvlak met schuine striatie, i = 16ø,
           van 592 tot grijze doorwortelde siltsteen met siderietknollen,
           naar onder toe zandige stratikulaties eerder zandsteenachtig.


Kernstrook 91
Geboorde diepte : 1377,44 - 1383,30
Dikte : 5,72
Verschil : -14
Kist nr  : 254-257
Beschrijving : Massieve kern geen spoor van veer

  0- 30 : Grijze grof doorwortelde siltsteen met siderietknollen, zandige
          stratikulaties in convoluted bedding.

 30-130 : Met geleidelijke overgang, grijze siltsteen met grof plantenhaksel
          en bladafdrukken, doorworteld,met dikke zandiger stratikulaties,
          bladafdrukken met spirorbis, i = 10ø

130-158 : Fijne bleekgrijze zandsteen met zwarte flaserig gestratifieerde 
          laagvlakken,i = 10ø

158-164 : Grijze lichtzandige schalie, grof doorworteld met Calamites en
          siderietknollen

164-262 : Massieve bleekgrijze zandsteen, vage flaserige stratikulaties
          met fijne gekruiste gelaagdheden, tussen 225en 265 subvertikaal
          splijtvlak

262-345 : Met geleidelijke overgang, aanvankelijk sterk zandig
          gestratikuleerde siltsteen met dikke zandsteenbanden, i = 8-10ø
          overwegend zandsteen tot 305 met plantenhaksel ; fijne twijgen en
          ge‹soleerde bladafdrukken en siderietbanden
          vanaf 305 weinig massief slecht klievend zonder organisch materiaal
          geleidelijk zachter naar onder

345-398 : Grijze schalie met siderietbanden, fijn gebioturbeerd, slecht
          bewaarde schelpenresten, met fijne kolige plantenresten
          Vanaf 395 zachte kras met verspreide ostracoden, wordt geleidelijk
          bitumineus naar onder toe en beter bewaarde schelpenresten.

398-416 : Donkere fijnklievende sterk biumineuze schalie tot 
          cannel-coalachtig, blijft schalie (geen cannel coal),
          gepelletiseerde niveau's, met siderietlenzen, ook met dunne bleke 
          zachte stratikulaties,
          Op 410 niveau met schelpen en visschubben

416-572 : Donkere grijze licht bitumineuze schalie, talriJje siderietische
          stratikulaties, met grote bleke onregelmatige kruidsporen, dellets
          niveaus, ondetermineerbare visresten verspreide ostracoden,
          schelpenresten  met doffe pyriet,
          Op 452 : Guililmites, niet meer bitumineus, fijn gebioturbeerd, met
          siderietlenzen, fijne ingekoolde plantenresten, slecht bewaarde
          schelpen, i = 9ø, wordt sterk gebioturbeerd, op 485 langerekte
          Guilelmitesachtige verglijdingen, schalie lijkt tijdelijk
          minder fel gebioturbeerd, kleine visplaatjes, op 495 fijne
          tubulaties, soms met blinkende pyriet, schalie wordt geleidelijk
          donkerder sterk gebioturbeerd, met kolige plantenresten
          Vanaf 52 snel kompakt, slecht klievend, met enkele verspreide
          bladafdrukken


Kernstrook 92
Geboorde diepte : 1383,30 - 1389,42
Dikte : 5,74
Verschil : -3,8
Kist nr. : 258 - 260
Beschrijving : Kern vertikaal klievend in sterk bitumineuze banden, geen
               sporen van de veer op het laatste, sporen van veer van
               0 tot 15, slecht geboord tot 200,
               Op 20 slechte aanpassing

  0-255 : Grijze schalie, aanvankelijk kompakt lichtzandig, fijn
          gebioturbeerd, met siderietbanden en fijne kolige plantenresten,
          ondetermineerbare visresten
          Vanaf 55 zachter licht bitumineuze schalie met vette kras, 
                   sporen van Calamites schelpenresten met pellets, tot
                   65, eronder schalie met veel fijne tubulaties, 
                   ge‹soleerde bladafdrukken, fijne visresten en spirorbis,
                   schelpen in steenkern gevuld met sideriet, vol fijne
                   tubulaties, schalie is ook zeer fijn gelamineerd
         Vanaf 100 minder sterk gebioturbeerd met schelpenresten
         Vanaf 130 terug sterker gebioturbeerd,
            Op 140 laagvlak met fijne pellets, schalie wordt zachter
                   met kolige plantenresten
         Vanaf 165 schalie massiever, slecht klievend, ook terug iets bleker
         Vanaf 200 sterk gebioturbeerd, met ge‹soleerde bladafdrukken, naar
                   onder toe donkerder en beter klievend, op bioturbaties na
                   vrijwel fossielloos, zacht naar de basis toe, de basis is
                   een glijvlak met rechte striaties, i = 9ø

265-381 : zwarte sterk bitumineuze schalie met doffe pyriet, fijne lenzen en
          bleke pyriet, met verspreide pellets, en slechte schelpenresten,
          lepidostrobus in doffe pyriet, onduidelijke visresten
          Vanaf 277 zeer sterk bitumineus, cannel coalachtig
          Vanaf 297 vol sideriet stratikulaties, weer doffe pyriet en
                    schelpen,
             Op 318 glijvlakken met sporen van vergruizing, naar onder tot 332
                    interkalatie donkergrijze schalie met dunne siderietlenzen
                    met doffe pyriet op stengelige plantenresten, veel
                    lepidostrobus, fijne verglijdingen aan de top, wordt
                    bitumineus aan de basis
          Vanaf 332 sterk cannel achtige schalie tot cannel coal met fijne
                    koollenzen tot 356; i = 9ø, eronder vol siderietische
                    stratikulaties tot 362 blijft eerder cannel coal,
    Van 362 tot 367 fijnklievende cannel coal achtige schalie,
          vanaf 357 opnieuw met veel siderietische stratikulaties met grote
                    tubulaties, soms korrelige sideriet, met weinig grote
                    schelpen;
          Vanaf 375 vergleden; geleidelijke overgang: wordt minder bitumineus,
                    met cf. ogen.(?)

381-574 : Grijze schalie, aanvankelijk met verspreide ostrakoden en visresten
          (zand), wordt fijn gebioturbeerd met kleine kolige plantenresten,
          vanaf 400 massiever met brede siderietbanden en zandig, op 430 met
          mooie plantenresten, zandige stratikulaties met grof plantenhaksel,
          i = 9ø sterk zandig gestratikuleerd
          vanaf 495, beter bewaarde plantenresten rond 530


Kernstrook 93
Geboorde diepte : 1389,42 - 1396,93
Dikte : 4,01
Verschil : -3,52
Kist nr. 260-262
Beschrijving : Kernbuis leeg, kern in 3x opgehaald, laatste maal overboord en
               lm40 nageboord Slecht aansluitend op 5, 28,40 en op 51, vanaf
               51 ñ normale diameters, sporen van veer

  0-           Grijze zandige schalie met kleien kolige stengelige
               plantenresten, zandige stratikulaties met grof
               plantenhaksel, vage siderietbanden met verpsreide
               bladafdrukken, i = 9ø, tussen 75 en 110 overwegend fijn
               gestratikuleerde zandsteen
               Tussen 215 en 290 zandiger schalie tot sitlsteen met dikke
                                 bleke zandige stratikulaties, vrij sterk     

                                 gestoord, nog steeds veel plantenhaksel ,
                                 en hele verspreide bladafdrukken,
                       Vanaf 290 snel zachter, licht zandige schalie met 
                                 fijne ingekoolde resten, dunne
                                 siderietlenzen, fiJn gebioturbeerd, met
                                 pyrietnesten op 320 en 345,
                                 bioturbaties verminderen, vanaf 330 enkele
                                 bladafdrukken en twijgen,
                        Idem 370 schelp in siderietband, terug meer 
                                 gebioturbeerd
                       Vanaf 380 gelaagd maar snel zachter, met vette kras,
                                 vertikaal klievend,
                       Vanaf 390 bitumineus met fijne doffe pyriet, fijn   
                                 klievend met spirorbis of ogen ?
         

Kernstrook 94
Geboorde diepte : 1396,93 - 1397,36
Dikte : 2,77
Verschil : +2,34
Kist nr  : 262-263
Beschrijving : Kern is herboord met sporen van de veer, kern gerecupereerd uit
               buitenbuis Sterke vernauwingen tussen 55 en 135, erboven
               gebroken

  0- 62 : Donkere bitumineuze zeer fijnklievende schalie met fijne doffe
          pyriet, kleine verglijdingen, Lepidostrobus in doffe pyriet, slecht
          bewaarde schelpen; op 15 ostracoden, op 30 ostracoden, op 35
          schelpen in doffe pyriet en lepidostrobus met onduidelijke
          visresten, ostracoden op 50, op 55 schelpen en visresten.
     n.b. hard bleek bandje 0,5 cm Od 31 (tonstein ?) mogelijk misplaatst
          Vanaf 51 licht silteuze donker bitumineuze schalie
          ( ñ slecht kontakt)

 62 -     Bleekgrijze zandige schalie, vrijwel zonder organisch materiaal ,
          rond 90 wat zachter, vanaf 110 eerder siltsteen, op 130 met fijne
          pellets,
          vanaf 140 slecht bewaarde fijne plantenresten tot plantenhaksel,
             Op 160 nog enkele pellets, wordt terug iets zachter zandige
             schalie met weinig verspreide vrij mooie plantenresten  rond 210,
             enkele siderietbanden, weinig organisch materiaal .


Kernstrook 95
Geboorde diepte : 1397,36 - 1401,65
Dikte : 4,07
Verschil  : -2,2
Kist nr.  : 263-265
Beschrijving: 25 cm naval: meest bleekgrijze siltsteen + enkele fijnklievende
              koolbrokjes, wat zachte donkere schalie met schelpen (herboord
              uit kernbuis, en nadien uit buitenbuis (niet meegeteld voor
              dikte bepaling)

  0-171 : KO0LLAAG 45
          Massieve kern, duidelijke sporen van veer op einde, overlangs
          gebarsten in glanskool
          0- 5 : glanskool
          5-11 : i = 7ø tot 12ø
                 grijze sterkkolige schalie met dikke glanskoollenzen,
                 laagvlak met houtskoolbrokken, fijnbladerig klievende
         11-75 : glanskool
                 Tussen 40 en 46 : zachter en fijnklievend over algemeen zeer
                 massief
         75-80 : fijnklievende doffe kool (gestreept)
         80-85 : eerder fijnbladerig klievende sterkkolige schalie vol fijne
                 koollenzen
         85-90 : doffe, gestreepte kool. Naar onder toe met fijne koollenzen -
                 rijk aan  megasporen
         90-98 : zachte, fijnklievende kool met veel houtskoollenzen, lijkt
                 gestreept, licht verweerd op splijtvlakken
        98-105 : (met geleidelijke overgang naar onder)
                 Dofglanzende kool, bovenaan talrijke glanskoollenzen, met
                 verspreide houtskool (gestreept), met veel sporen (?)
       105-106 : fijnbladerig klievende, lichtkolige schalie met
                 slechtbewaarde megasporen, fijnvergleden, wortel (?)
       106-116 : (met geleidelijke overgang naar onder)donkere, fijnbladerig
                 klievende, sterkkolige schalie met korte onregelmatige
                 glanskoollenzen, slecht splijtend, vrij zwaar, veel slecht
                 bewaarde megasporen, licht vergleden
       116-124 : glanskool
                 onderste 2 cm dof met fijne glanskoollenzen
       124-132 : i = 10ø
                 donkerbruingrijze sterk doorwortelde schalie met Stigmaria,
                 fijn vergleden, onderste 0,5 cm : sterk vergleden, verweerde
                 esca‹lle
       132-134 : fijnbladerig klievende donkere sterkkolige schalie naar onder
                 toe met fijne glanskoollenzen
       134-171 : glanskool in massieve kern, i = 10ø, basis fijnklievend


171-207 : Grijze, fijndoorwortelde schalie, vrij goed klievend, compact
          Rond 190 : lichtzandig

207-211 : Donkergrijze, lichtdoorwortelde lichtkolige schalie fol fijne
          koollenzen

211-232 : Eerder donkergrijze, lichtdoorwortelde schalie met vrijgoed bewaarde
          bladafdrukken, met enkele zandige stratikulaties en siderietknollen,
          geleidelijke overgang
          Naar onder toe meer stengelige plantenresten in ingekoolde lenzen

232-237 : Donkere, fijnklievend sterkkolige schalie tot gestreepte kool
          (met geleidelijke overgang naar onder)

237-244 : Donkergrijze fijnklievende schalie, lichtkolig vol slechtbewaarde
          stengelige plantenresten

244 407 : Eerder donkergrijze, vrij goed klievende schalie, fijn doorworteld
          en slechtbewaarde stengels.
          Vanaf 258 : geleidelijk harder, lichtzandig met siderietknollen,
                      stengelige plantenresten verminderen snel, nog overwicht
                      van Calamites
           Rond 290 : enkele bladafdrukken
           Rond 320 : wat onkruid - zeer hard, naar onder toe wat zachter met
                      zeer veel goed bewaarde Calamites
          Vanaf 350 : opnieuw harder, si1tsteenachtig, slechtbewaarde
                      Calamites en Calamosaatjes, doorworteling vrijwel
                      verdwenen : kleine perforaties - met grote
                      siderietknollen
          Vanaf 390 : harde siltsteen


Kernstrook 96
Geboorde diepte : 1401,65 - 1407,77
Dikte : 6,13
Verschil : +1
Kist nr. : 265 - 267
Beschrijving : Bovenste 5 cm herboord, kern verbrokkeld aan basis van
               koollagen en slecht geboord rond 475

  0-142 : Grijze siltsteen, slecht bewaarde Calamites
          Aanvankelijk sporen van perforaties
          Vanaf 55 met enkele onregelmatige siderietlenzen en zandige
                   straticulaties i = 6ø met slechtbewaard fijn plantenhaksel
      100 en 123 : zachter met beter bewaarde Calamites
         123-132 : zeer sterk gestraticuleerd tot zandsteen met gekruiste
                   gelaagdheid

142-165 : Bleke fijne zandsteen kalkhoudend met vage flaserige stratificaties,
          zeer steile calcietader.

166-345 : (met scherp contact)
          Grijze siltsteen tot zandsteen, sterk gestraticuleerd, met donkere
          laagvlakken fijne gekruiste gelaagdheden, i = 10ø tot 14ø
          Op 200 zeer fijne slumping
          Op 328      idem
                 Met enkele vage siderietbanden
       Vanaf 338 iets donkerder.

345-579 : SAMENGESTELDE KOOLLAAG   46
          343-345 : donkere, fijnzandige lichtkolig schalie met megasporen,
                    fijne houtskoolbrokken
          345-372 : zachte glanskool met talrijke zeer zachte fiJnklievende
                    lenzen i = 8ø tot 10 ) rijk aan houtskool
 Tussen 359 en 363: eerder gestreepte kool
          372-377 : zeer fijnklievende dofglanzende gestreedte kool  
                    vermoedelijk vol sporen
          377-383 : donkere fijnklievende sterk bitumineuse schalie tot  
                    cannelkool (geleidelijke overgang naar boven) met fijne
                    slechtbewaarde plantenresten
          383-396 : (geleidelijke overgang naar beneden)
                    donkergrijze schalie, fijn vergleden, doorworteld
                    Op 390 : spiegelglijvlak met rechte striaties i =35ø
                    naar onder toe, iets compacter en meer donkergrijs
          396-418 : compacte grijze, lichtzandige, grofdoorwortelde schalie
                    Vanaf 408 : donkergrijs gestraticuleerd, beter klievend
          418-420 : donkergrijze, zandige schalie, bladerig klievend met
                    korte, dikke, bleke straticulaties
          420-421 : bruine, korrelige siderietische lens tot 2,5 cm dik
          421-423 : sterkkolige schalie met glanskoollenzen tot gestreepte
                    kool
          423-426 : glanskool
          426-430 : gestreepte kool, eerder bladerig klievend
          430-431 : donkere sterkkolige schalie, fijnklievend vol megasporen
          431-465 : bruinig grijze sterk doorwortelde schalie, vrij compact,
                    snel licht zandig en groeniggrijs
                    op 435 een ostracode ? (of megasporen ?)
          466-459 : donkergrijze fijnklievend doorwortelde schalie met
                    verspreide megasporen, fijne stengelige plantenresten
          469-473 : gestreepte kool, glanzend
          473-504 : op 480 spiegelglijvlak i = 20ø
                    bruiniggrijze sterk doorwortelde vergleden schalie, snel
                    donkergrijs met fijne kolige plantenresten
                    Vanaf 488 : vrijgoed klievend, vol bladafdrukken - zeer
                    goed klievend naar onder.
          504-515 : i = 9ø
                    zeer harde, korrelige sideriet
          515-517 : donkere, fijnvergleden, sterkkolige schalie
          517-579 : glanskool in massieve kern
                    Fijn vertikaal dooraderd met calciet - met weinig dunne
                    kleine houtskoollenzen, poederig, Verweerd, talrijker
                    vanaf 555
                    Vanaf 574 : fijnklievend

579-513 : Donkergrijze, grofdoorwortelde siltsteen, micarijk
          Vanaf 590 : dik zandig gestraticuleerd
                      naar ondertoe met grof plantenhaksel (twijgen)


Kernstrook 97
Geboorde diepte : 1407,77 -
Dikte :
Verschil  :
Kist nr. : 268 - 270
Beschrijving : Massieve kern - slechte contacten in kool op 176 en 193

  0- 76 : Grijze doorwortelde sterk zandig gestraticuleerde siltsteen met
          onregelmatige siderietknollen. Met grof plantenhaksel i = 8ø tot 10ø

 76-118 : (met geleidelijke overgang) naar onder
          Grijze sterk gestraticuleerde zandsteen met korte siderietlenzen
          tot 88 onregelmatig gestratifieerd
          Donkere laagvlakken en grof plantenhaksel, doorworteling verdwenen

118-160 : (met geleidelijke overgang naar onder)
          Grijze siltsteen overgaand in zandige schalie vanaf 125 zandige
          schalie geperforeerd met siderietbanden - vooral in de siltsteen
          zandige straticulaties met grof plantenhaksel - schalie wordt
          geleidelijk zachter met schelpenresten en fijne kolige
          plantenresten. Slecht klievend en fijn gebioturbeerd - aan de basis
          grote ingespoelde wortels

160-163 : Eerder donkergrijze schalie, zacht met vette kras naar onder
          bitumineus met langgerekte Guililmitesachtige verglijdingen - met
          zeer fijne kolige plantenresten.

163-195 : KOOLLAAG 47
          163-181 : fijnklievende glanskool, top en basis eerder sterkkolige
                    schalie met aan de basis lenzen in fijnvezelige radicale
                    calciet
          181-183 : sterkvergleden donkere schalie, lichtkolig
          183-188 : vrijsterk vergleden donkergrijze schalie, doorworteld, vol
                    kolige stengelige plantenresten (geleidelijke overgang)
          188-195 : fijn gebande glanskool aan de top eerder sterkkolige
                    schalie

195-198 : Bruiniggrijze grofdoorwortelde siltsteen

198-199 : Onregelmatige lens in donkere lichtkolige lichtzandige schalie vol
          fijne koollenzen, i = 24ø haaks op gelaagdheid

199-600 : Grijze compacte grofdoorwortelde siltsteen met siderietknollen
          Vanaf 315 fijn gestraticuleerd met slechtbewaarde fijnstengelige
                    plantenresten meestal Calamites tot 320 donkere
                    straticulaties eronder bleekzandig
            353-362 sterk gestoord
             Op 367 en tussen 383 - 410 : ook sterk geboord
                    met donkere laagvlakken met zeer fijn plantenhaksel, 
                    i = 9ø
          Vanaf 410 minder sterk gestratikuleerde siltsteen, vage
                    siderietbanden, fijne zandige perforaties, weinig fijne
                    plantenresten, geleidelijk zachter, met schelpenresten
             Op 460 eerder middelmatig zandige intercalatie
             Op 470 schelpenrest met Guililmites, fijn gebioturbeerd
  Tussen 475 en 508 sterk zandig gestraticuleerd, tot fijne zandsteen vol
                    grof plantenhaksel of donker laagvlakken (geleidelijke
                    overgang)
                    Eronder grijze sterkzandige schalie met siderietbanden,
                    enkele zandige straticulaties, weinig slechtbewaarde
                    plantenresten
          Vanaf 560 geleidelijk zachter, fijn gebioturbeerd
           Rond 580 siderietische schelpenresten
          Vanaf 595 sporen van doorworteling


Kernstrook 98
Geboorde diepte : 1413,69 - 1419,81
Dikte : 5,06
Verschil : -6
Kist nr. : 271-274
Beschrijving : Massieve kern - slecht geboord tussen 95 en 115

  0- 11 : zachte donkergrijze schalie met siderietknollen, fijn vergleden
          met fijne stengelige plantenresten, ostracoden ?  ostracoden en
          schelpen, slecht splijtend, aan de basis opstapeling van
          schelpenresten met guilelmites

 11-120 : Grijze lichtzandige schalie met siderietbandjes, fijn gebioturbeerd,
          sporen van ogen en planolites.
          Vanaf  40 dubbelkleppige schelpenresten
          Vanaf  80 niet meer zandig, planolites verdwijnen, meer schelpen
                    ostracoden,
          Vanaf  90 talrijke verspreide ostracoden (eventuele Juveniele
                    schelpen)
             Op 105 gepyrisitiseerd
          Vanaf 110 licht vergleden, terug grote schelpen, met pyriet, licht
                    bitumineus, en met guilelmites
          Vanaf 120 mikahoudend, licht zandig

127-165 : Sterk gestratikuleerde donkergrijze fijne zandsteen, zeer mikarijk,
          met zeer slecht bewaarde schelpen
          Vanaf 147 met brede siderietische banden, korreligheid verhindert
          naar onder toe

165-232 : Vertikaal klievend, grijze siltsteen met verspreide zeer fijne
          plantenresten, zandige stratikulaties, sterk gebioturbeerd 
          i = 9ø, met zeer slecht bewaarde schelpen, talrijke grote
          schelpenresten naar de basis toe, aan de basis op 232 grote  
          dubbelkleppige schelp niet gekompakteerd

232-606 : Grijze fijne zandsteen afwisselend zeer sterk gestratikuleerd en
          vaag kris-kras gestratifieerd, tussen 278 en 315 subvertikale
          calcietaders, donkere laagvlakken,
          tussen 340 en 368 eerder siltsteen met fijn plantenhaksel: naar
                            onder toe gebioturbeerde stratikulaties met fijne
                            calcietbarst waarlangs minimale verplaatsingen
                            (max.1/2 cm), naar onder
          tussen 385 en 400 grote slumpings, licht geslumpt
          tussen 450 en 477 vanaf 482 overwegend siltsteen met fijn planten-
                            haksel,
          Tussen 500 en 510 dikke gestoorde zandige stratikulatie, eronder
                            fijn maar sterk gebioturbeerde dunne zandige
                            stratikulaties, enkele siderietbanden,
                  vanaf 585 opnieuw overwegend fijne grijze zandsteen,
                            tot het einde kern.


Kernstrook 99
Geboorde diepte : 1419,81 - 1425,93
Dikte : 6,31
Verschil : +19
Kist nr. : 274-277
Beschrijving : Massieve kern

  0-540 : Met zeer geleidelijke overgang, grijze siltsteen, verspreid fijn
          plantenhaksel, micahoudend, zandige stratikulaties, donkere
          laagvlakken, i = 10ø, zandige lenzen tot 1 cm dik tot 60, eronder
          vager  gestratifieerd, vage siderietlenzen, enkel beter bewaarde
          bladafdrukken, Calamites,
          Vanaf 250 beginnen opnieuw onregelmatige dikkere zandige
                    stratikulaties, plantenresten worden fijner,
          vanaf 410 meer en duidelijkere siderietbanden,
          Vanaf 465 fijn gebioturbeerd met donkere tubulaties, nog steeds
                    plantenhaksel

540-631 : Sterk gestratikuleerde siltsteen tussen 550 en 590, eerder zandsteen
          met kleiige stratikulaties, met fijne gekruiste gelaagdheden, nog
          altijd mikahoudend, plantenhaksel en donkere laagvlakken,
          vanaf 623 duideliJk minder gestratikuleerd, nog altijd mikahoudend,
                    vol plantenhaksel


Kernstrook 100
Geboorde diepte : 1425,93 - 1431,13
Dikte : 4,85
Verschil : -3,5
Kist nr. : 277-279
Beschrijving : Massieve kern

  0-220 : Met zeer geleidelijke overgang, grijze siltsteen met plantenhaksel
          en zaden, fijn gestratikuleerd, enkele vage siderietbanden, met 4
          sterk gestratikuleerde passages van ñ 20 cm dik, i = 11ø, naar onder
          toe licht gebioturbeerd

220-485 : Grijze sterk zandige schalie met vage siderietbanden, licht
          gebioturbeerd met slecht bewaarde schelpen en plantenresten,
          Vanaf 280 beter bewaarde schelpen
          Vanaf 300 sterk gebioturbeerd, met fijne tubulaties, wordt ook
                    geleidelijk zachter
          Vanaf 340 met verspreide fijne kolige plantenresten, blijft
                    gebioturbeerd
             Op 375 grote visrest
             Op 390 kleine stengelige rest met afdruk van spirorbis en slecht
                    bewaarde schelpen
             Op 400 visschub ? slecht klievend
             Op 410 reeks visschubben
             Op 425 confer oger,
          Vanaf 440 enkele schelpenresten, schalie zeer compakt
          Vanaf 450 vrij hard, met enkele bladafdrukken vertikaal klieven
          Vanaf 465 opnieuw geleidelijk zachter en gebioturbeerd met fijne
                    kolige plantenresten, wordt eerder donkergrijs, met zeer
                    kleine ogen


Kernstrook 101
Geboorde diepte : 1431,13 - 1436,67
Dikte : 5,67
Verschil : + 1,3
Kist nr  279-281
Beschrijving : Kern sterk verbrokkeld in kool, bovenste 3 cm sporen van veer,
               slecht kontakt Op 13 vermoedelijk begin van nieuw geboord stuk

  0-269 : Met geleidelijke overgang, donkergrijze slecht klievende schalie,
          fijn geband maar toch kompakt, fijne kolige plantenresten, enkele
          slecht bewaarde schelpenresten, fijn gebioturbeerd
          Op  33 ook uitgeboord stuk, eronder zachter, visschub 
          op  40 enkele siderietbanden, Visschub
          op  90 kleine ogen 
          op  95 ook visschubben en anthracosherium
          Op 140 grote ostracode,
       Vanaf 140 bruine schelpen en kleine bladafdrukken, vette kras
          Op 155 mooie visschub, sporadisch ogen
       Vanaf 160 wordt de schalie kompakter met verspreide slecht bewaarde
                 ostracoden, licht bitumineus, mooiere ostracoden vanaf 165
       Vanaf 175 sterk bitumineus met bleke graafsporen
       Vanaf 185 licht bitumineus, licht zandig, minder ostracoden, talrijke
                 siderietstratikulaties blijven
       Vanaf 190 niet meer bitumineus, sterk gebioturbeerd met ingekoolde
                 fijne plantenresten, dikkere gebioturbeerde
                 siderietstratikulaties
       Vanaf 225 zeer zacht eerder donkergrijs, met wat schelpen en weinig
                 ostracoden,
       Vanaf 240 bitumineus meer ostracoden, talrijke siderietstraticulaties
                 enkele grotere schelpen, laagvlakken vol grote schelpen en
                 ostracoden gedeeltelijk gepyritiseerd, wordt snel sterk
                 bitumineus,
          Op 270 visschub, i = 10ø

269-279 : Donkere sterk bitumineuze schalie zonder siderietstratikulaties,
          cannel-coal achtig, licht vergleden

279-412 : Glanskool,
          Vanaf 300 zeer zacht, goed klievend
          Vanaf 318 terug iets massiever tot 346, zeer zacht met dikke doffe
                    koollenzen tot 363, eronder massiever blijft zacht,
                    fijnklievend vanaf 375, massiever vanaf 383

412-415 : zeer fijn bladerig klievende donkere schalie aan de top, kleiig
          verweerd esca‹lle naar onder toe

415-427 : Sterk vergleden grijze schalie
          Vanaf 423 iets kompakter met kolige lenzen, vrij goed klievend

427-432 : glanskool

432-567 : Sterk doorwortelde bruine grijze schalie
          Vanaf 436 overgaand in hardere grijze siltsteen met siderietknollen
          Vanaf 475 ook terug iets zachter zandige schalie met bladafdrukken,
                    vrij goed bewaard
          Vanaf 500 meer kompakter met stengelige plantenresten en strobilus,
                    vol Calamitesachtigen, blijft doorworteld tot einde, met
                    grote stigmaria
             Op 550 gestoorde zandige stratikulaties, naar onder toe terug
                    iets zachter


Kernstrook 102
Geboorde diepte : 1436,67 - 1442,59
Dikte : 6,19
Verschil : +2,7
Kist nr. : 281-283
Beschrijving : Massieve kern, licht gebroken in kool

  0- 60 : (geleidelijke overgang) grijze doorwortelde lichtzandige schalie vol
          stengelige plantenresten, en siderietknollen, sterk zandig vanaf 20
          met Calamastachys

 60-105 : Grijze sterk gestratikuleerde siltsteen tot zandsteen, donkere
          laagvlakken, fijn plantenhaksel, sterk gestoorde stratikulaties, 
          tot 105, vrij grof

105-270 : Licht doorwortelde grijze sterk zandige schalie met siderietknollen,
          veel Calamites twijgen
          Vanaf 140 eerder siltsteen

270-370 : sterk zandig gestratikuleerde siltsteen met zwarte laagvlakken,
          i = 9ø, doorworteling lijkt verdwenen

370-486 : Grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, talrijke zwarte
          laagvlakken, fijne siderietbanden,
          Vanaf 395 fijn plantenhaksel, blijft licht zandig gestratikuleerd
          Vanaf 475 zachter fijn gelamineerd, aan de basis bleek zandige laag
                    met donkere laagvlakken

486-539 : Koollaag, zachte fijnklievende glanskool, i = 5ø, veel
          houtskoolresten, vooral
          vanaf 505, dan eerder gestreepte kool tot 524,
          Vanaf 524-533 : glanskool,
        Van 533 tot 539 : fijnklievende donkere doffe kool gestreept, naar
                          onder geleidelijk sterk kolige schalie, aan basis
                          1 cm dikke glanskool

539-619 : Eerder donkergrijze doorwortelde siltsteen, op 550 en 560
          verschillende onregelmatige glijspiegelvlakken, i = 45ø,
          eronder eerder zandige schalie met siderietknollen, rond 600 eerder
          siltsteen


Kernstrook 103
Geboorde diepte : 1442,59 - 1448,59
Dikte : 6,18
Verschil : 1,8
Kist nr  : 284-287
Beschrijving : Massieve kern, gebroken in steenkool

  0-149 : Met geleidelijke overgang
          Grijze doorwortelde lichtzandige schalie, talrijke siderietknollen,
          Vanaf 60 Calamites met doffe pyriet, wordt geleideliJk zachter, met
                   fijne donkere perforates (wortels ?) wordt licht
                   gebioturbeerd, siderietstratikulaties sterk gebioturbeerd  
         vanaf 130 vette kras aan de basis

149-165 : Donkere sterk bitumineuze schalie met visresten, met grote
          visschubben, i = 8ø,
          vanaf 151 cannel coal achtig, aanvankelijk nog met grote visresten,
                    zeer fijn klievend,

165-181 : Glanskool, i = 10ø

181-268 : Grijze doorwortelde siltsteen, schalie aan de top over 3 cm, met
          siderietknollen,
          tussen 253 en 259 donkergrijze interkaltie met guilelmitesachige
                            verglijdingen en kolige stengelige plantenresten
                            vanonder

268-420 : Met zeer geleidelijke overgang, grijze fijne zandsteen, onregelmatig
          vaag gestratifieerd tot 293, grof plantenhaksel met slecht bewaarde
          bladafdrukken in donkere laagvlakken, beter gestratikuleerd vanaf
          293, i = 8ø tot 14ø,
          Vanaf 346 opnieuw onregelmatig gestratifieerd met fijne kolige
                    slierten, meer massief, fijn tot middelmatigbruinig grijs

420-503 : Grijze siltsteen tot zeer fijne zandsteen, fijn gestratikuleerd,
          slecht bewaard plantenhaksel en zaden, geleidelijk fijner naar onder
          toe, met siderietbanden, enkele  ingespoelde wortels

603-618 : Snelle overgang aanvankelijk gestratikuleerd, met donkere
          laagvlakken, meer massief en gestratifieerd vanaf 610


Kernstrook 104
Geboorde diepte : 1448,59 - 1454,55
Dikte : 5,91
Verschil  : =5
Kist nr  : 287-290

Beschrijving : Massieve kern, vertikaal klievend tot 40, slechtgeboord rond
               100,
               Tussen 100 en 180 kern ongelijke diameter, vergruisde kontakten
               in kool

  0- 20 :(geleidelijke snelle overgang) grijze fijne zandsteen, vol fijne
          kolige slierten, zwarte laagvlakken, maar gestratikuleerd naar onder

 20- 76 : Grijze zandige schalie met siderietbanden, met onduidelijke kleine
          fossielresten, vrij sterk ingekoold twijgen
          Vanaf 50 : geleidelijk sterker gebioturbeerd, met mooie kruipsporen,
                     ook zachter.

 70-316 : Eerder donkergrijze schalie met vette kras, kleine kolige
          plantenresten (Lepidodendron) twijgen met dof pyriet, vage
          schelpenresten, sterk gebioturbeerde siderietbanden
          Vanaf  90 iets kompakter, licht zandig, vrij slecht klievend, met
                    twijgen dikke siderietbanden, brede kruipsporen
          Vanaf 160 sterk zandig met weinig fijn plantenhaksel, i = 8ø
          Vanaf 220 geleidelijk terug zachter wordend met siderietlenzen,
                    licht gebioturbeerd, met veel kolige calamites, rond 260
                    enkele spiegelglijvlakken, eronder donker, licht
                    bitumineus, zacht, met sterk gebioturbeerde
                    siderietstratikulaties, met fijne kolige plantenresten
          Vanaf 285 met schelpenresten, wat doffe pyriet, ook met visplaten
                    op 290, wordt sterk bitumineus en zeer rijk aan sideriet
                    vooral tot 295, eronder zonder siderietische
                    stratikulaties, zeer sterk bitumineuse schalie met
                    lepidodendron,
          Vanaf 300 niet meer bitumineus, zeer zachte eerder donkergrijze
                    schalie zeer weinig sporen van fossielen, vaag
                    gebioturbeerd tot 312
          Vanaf 312 zachte donkergrijze schalie met onduidelijke visresten 
                    tot 316, sterk bitumineus aan de bais met fijne kolige
                    brokjes.

316-399 : KOOLLAAG
          Vrij zachte glanskool, nogal brokkelig, dik geband met  
          houtskoolrijke doffe lenzen,
          Vanaf 347 massieve kern, i = 8ø, tot 369

369-370 : tonstein
          Eronder opnieuw glanskool tot 399, in massieve kern tot 385, naar
          onder toe zachter met meer doffe koollenzen, i = 10ø

399-416 : Grijze kompakte schalie, kolige stengelige plantenresten, verspreide
          megasporen, doorworteld, licht vergleden

416-434 : Grijze doorwortelde siltsteen

434-545 : Bleke fijne zandsteen met onregelmatige kolige slierten, doorworteld

545-577 : Doorwortelde grijze sterk zandige gestratikuleerde siltsteen,
          i = 10ø, met donkere laagvlakken

577-591 : Doorwortelde grijze sterk zandige schalie tot siltsteen


Kernstrook 105
Geboorde diepte : 1454,55 - 1460,55
Dikte : 5,28
Verschil : -7,2
Kist nr  290-293
Beschrijving : Massieve kern, sterk gebroken in koollaag, geen sporen van de
               veer op het einde

  0-178 : Grijze doorwortelde zandige schalie met siderietknollen, enkele
          laagvlakken met plantenhaksel
          Vanaf 60 geleidelijk zachter, geen plantenhaksel meer, met kleine
                   stengelige plantenresten, blijft grof doorworteld
 Tussen 105 en 117 zacht, eerder donkergrijs met talrijke kleine
                   verglijdingen, Spiegelglijvlak aan de top, grote stengelige
                   plantenresten met doffe pyriet, fijnklievend
         Vanaf 117 sterk zandige grijze schalie, sporen van perforaties,
                   slecht bewaarde stengelige plantenresten met dikke
                   gestoorde zandige stratikulaties, i = 7ø

178-370 : Met geleidelijke overgang naar onder
          Bleekgrijze massieve zandsteen, vaag gestratifieerd,
          vanaf 210 toenemend aantal kolige slierten
  Tussen 220 en 230 fijn gebande siltsteen met sideriet, naar onder tot 320
                    massieve bleekgrijze zandsteen met fijne kolige slierten,
           Rond 350 dunne si1tsteeninterkalatie met sideriet, i  = 8ø tot 13ø
 
370-463 : grijze sterk zandige schalie met siderietbanden, vanboven vage
          perforaties, met verspreide zeer fijne kolige plantenresten en
          megasporen,
          Rond 390 zacht, rond 405 kruipsporen, geleideliJk zachter en licht
          gebioturbeerd naar onder, met enkele verspreide bladafdrukken,
          slecht klievend.

463-505 : KOOLLAAG
          zeer fijn gebande glanskool, i = 10ø, zachte en brokkelig met vrij
          veel dunne houtskoollenzen, tot 483
          483-493 : zeer rijk aan houtskool , eerder gestreepte kool
          493-498 : fijnklievende glanskool met houtskoollenzen
          498-505 : massieve gestreepte kool

505-512 : Donkergrijze fijnvergleden doorwortelde schalie

512-526 : Donkergrijze goedklievende lichtkolige schalie vol fijne koollenzen,
          naar onder toe vol slecht bewaarde bladafdrukken, minderkolig naar
          onder toe

526-528 : Donkergrijze schalie, fijn vergleden, sterk doorworteld


Kernstrook 106
Geboorde diepte : 1460,55 - 1466,51
Dikte    : + 6,65
Verschil : +6,9
Kist nr. : 294 - 297
Beschrijving : Slechtgeboord tot 80 met sporen van veer

  0-     Donkergrijze doorwortelde schalie, fijnklievend met kolige stengelige
         plantenafdrukken, slechtbewaarde bladafdrukken
         Vanaf  30 iets kompakter, aanvankeliJk nog steeds veel bladafdrukken
         Vanaf  45 bijna geen bladafdrukken
       Op 57 en 64 calcietlenzen, eronder opnieuw vol slechtbewaarde
                   plantenresten, ook bladafdrukken, fijnklievend
          Rond 100 met houtskoolresten,
 Tussen 104 en 108 dikke siderietlens met pyrietnesten, korrelig omgeven door
                   ingekoolde lenzen, donkergrijze goedklievende lagen vol
                   met plantenresten en meer massieve soms lichtzandige beter
                   doorwortelde lagen
         Vanaf 140 donkergrijs, i = 9ø, vol dunne kolige lenzen, fijn
                   klievend, rijk aan houtskool en megasporen aan de basis tot
                   171,
         Vanaf 171 slecht klievende sterk doorwortelde schalie met zeer grote
                   houtskoolbrokken, naar onder toe (vanaf 190) steeds meer
                   stengelige plantenresten en beter klievend, lichtkolig met
                   fijne calcietlensjes, kleinere houtskoolresten, talrijke
                   ingekoolde lenzen tot 214, tussen 214 en 218 blekere
                   schalie,
         Vanaf 218 opnieuw donkere schalie, fijnklievend lichtkolig met dikke
                   ingekoolde lenzen tot 229
         Vanaf 229 meer donkergrijze onregelmatige klievende schalie,
                   fijnvergleden, lichtkolig vanaf 243, sterk kolig vanaf 245
                   tot 249, opnieuw lichtkolig met dikke ingekoolde lenzen
                   tot 252

252-261 : Kompakte donkergrijze schalie met zeer grote houtskoolbrokken,
          verspreide megasporen, onregelmatig vergleden, lichtkolig sterk
          kolig in middendeel .

261-266 : Gestreepte kool met blinkende dikke pyrietlenzen

266-280 : i = 7ø, donkergrijze onregelmatig vergleden doorwortelde schalie,
          lichtkolig in de bovenste 2 cm

278-287 : Donkergrijze doorwortelde onregelmatige vergleden schalie, meer
          kompakt

287-291 : Donkere fijnklievende sterk kolige schalie met doffe pyriet

291-295 : Donkere licht bitumineuze onregelmatige schalie met wortels

295-297 : Donkergrijze sterk bitumineuze schalie, fijnvergleden

297-299 : Donker sterk kolige schalie tot gestreepte kool

299-309 : Glanskool, heterogeen en dik geband

309-312 : Donkergrijze doorwortelde schalie vol fijne ingekoolde lenzen en
          megasporen.

312-370 : Glanskool met rond 315 en op 330 pyrietlenzen tot 1 cm dik in vrij
          massieve kern,
          vanaf 368 met dunne bleke zandige lenzen.

370-665 : Grijze doorwortelde siltsteen, onregelmatig zandig gestratikuleerd,
          met donkere laagvlakken, i = 10ø, rond 430 dikke siderietknollen,
          Vanaf 490 opnieuw siderietknollen tot 565, naar onder toe steeds
                    beter en fijner gestratikuleerd, vooral vanaf 490, met
                    zwarte laagvlakken
          Vanaf 605 overwegend zandsteen, sterk maar onregelmatig
                    gestratikuleerd
          Vanaf 655 opnieuw siltsteen, blijft doorworteld tot einde kern


Kernstrook 107
Geboorde diepte : 1456,51 - 1470,70
Dikte : 4,23
Verschil : +4
Kist nr. : 297-299
Beschrijving : Massieve kern - slecht geboord rond 385

  0- 75 : Met zeer geleidelijke overgang.
          Grijze sterk zandige schalie tot siltsteen, fijn gestratikuleerd,
          met gestoorde dikzandige stratikulaties, slumpings rond 25 en 65,
          licht doorworteld. met zeer fijne plantenresten, tussen 40 en 75
          met siderietknollen

 75-185 : Met geleideliJke overgang
          i = 8ø tot 11ø, griJze sterk zandige schalie, sterk maar fijn
          gestratikuleerd, vanboven donkere laagvlakken, van onder
          plantenhaksel,
          Op 155 slumpings, zeer licht doorworteld.

185-423 : Grijze zandige schalie met siderietbanden met vage kruipsporen met
          zandige tubulaties (confer regendruppels), nog wat zandige
          stratikulaties met plantenhaksel, weinig organisch materiaal
          Vanaf 300 meer siderietbanden, enkele stengelige plantenresten, 
                    zeer fijn geband, zeer licht gebioturbeerd, zandige
                    perforaties lijken verdwenen,
          Vanaf 340 met siderietstratikulaties, fijne ingekoolde
                    plantenresten, zacht, i = 9ø, slecht klievend,
          Vanaf 390 harde grijze siltsteen met siderietbanden, snel overgaand
                    in zandige schalie, met fijne schelpenresten Estheria ?
                    licht gebioturbeerd.


Kernstrook 108
Geboorde diepte : 1470,70 - 1474,34
Dikte : 3,68
Verschil : +4
Kist nr. : 299 - 301
Beschrijving : Massieve kern, slecht geboord tot 60

  0- 60 : Grijze lichtzandige schalie, met weinig maar brede siderietbanden,
          weinig organisch materiaal, vage fijne schelpenresten, zeer slecht
          klievend, zachter naar onder toe met kolige fijne stengelige resten

 60- 91 : Donkere fijne zandsteen, mikahoudend, sterk gebioturbeerd, met doffe
          pyriet

 91- 94 : Glanskoollens

 94-368 : Grijze zandige sterk doorwortelde schalie, licht bruinig getint,
          onregelmatige calcietlenzen aan de top
          Vanaf 105 eerder siltsteen, met kleine siderietknollen groenig
          vanaf 165 bleekgrijs met grotere siderietknollen,
          Vanaf 220 eerder grijze zandige schalie tot siltsteen, licht
                    doorworteld,
          Vanaf 235 met onregelmatige zandige stratikulaties en
                    siderietknollen, i = 8ø, blijft licht doorworteld tot
                    het einde, met weinig stengelige planten, resten, zeer
                    sterk gestratikuleerd, vanaf 355


Kernstrook 109
Geboorde diepte : 1474,34 - 1478,42
Dikte : 4,18
Verschil : +10
Kist nr  301-303
Beschrijving : Vertikaal gebarsten tussen 20 en 40 en vanaf 305 tot 375,  
               vertikale onregelmatige calcietaders van 390 tot 415

  0- 21 : Grijze fijn gestratikuleerde silststeen tot zandsteen met gekruiste
          stratikulaties, zeer fijne plantenresten

 21-107 : Grijze fijn gestratikuleerde zandsteen met gekruiste gelaagdheden
          met interkalaties 1 tot 5 cm dik in bleke gestratifieerde zandsteen,
          i = 5 tot 12ø

107-171 : Bleke zandsteen met kolige slierten, met dunne interkalaties in
          fijne gestratikuleerde zandsteen tot silsteen, donkere laagvlakken
          en zeer fijne plantenhaksel.

171-418 : Bleke zandsteen, fijn tot middelmatig, met weinig kolige slierten,
          gestratifieerd volgens i = 25ø,
          Tussen 295 en 305 interkalatie in fijne zandsteen, i = 8ø
 

Kernstrook 110
Geboorde diepte : 1478,42 - 1484,42
Dikte : 5,95
Verschil  : -5
Kist nr  : 303 - 308
Beschrijving : Steil splijtvlak met cole tot 10
               Korte dikke splijtvlakken met calciet tussen 205 en 225,
               445 en 550

  0-551 : Bleke zandsteen, i = 15ø tot 315 overwegend fijn, vaag
          gestratifieerd, dunne passages vol kolige slierten gemiddeld
          10 cm dik
          vanaf 315 eerder middelmatig met mudklasts, dikke kolige slierten,
                    vrij regelmatig ophellend, i = 25ø

551-595 : Grijze zandige schalie met siderietbanden, zandige stratikulaties
          met donkere laagvlakken


Kernstrook 111
Geboorde diepte : 1484,42 - 1490,42
Dikte : 6,00
Verschil  : + 0
Kist nr.  : 308-311
Beschrijving : Massieve kern

  0-     Grijze sterk zandige schalie, vage siderietbanden en zandige
         stratikulaties, i = 8ø, met donkere laagvlakken en plantenhaksel ,
         Vanaf 210 met fijne shelpennesten, massiever, minder zandige
                   stratikulaties
         Vanaf 275 beter gestratikuleerd met weinig plantenhaksel
         Vanaf 360 terug geleidelijk zachter, vaag gebioturbeerd
         Vanaf 425 opnieuw zandige stratikulaties, sterk zandig
                   gestratikuleerd tussen 480 en 535, blijft zeer regelmatig
                   geband


Kernstrook 112
Geboorde diepte : 1490,42 - 1496,42
Dikte :  5,90
Verschil : -1,0
Kist nr. : 311-314
Beschrijving : Kern sterk over langs gebroken in bovenste koollaag,
               verbrokkelt rond 130, slecht geboord tussen 220 en 270 en 
               rond 385,
               Van 0 tot 7 met sporen van veer, van 7 tot 15 herboord

  0- 34 : Donkergrijze zandige schalie met onregelmatige siderietbanden,
          fijne kolige plantenresten, zwarte laagvlakken
          Vanaf 20 donkergrijs, licht bitumineus, met fijne schelpenresten,
          Vanaf 30 niet meer bitumineus

 34-132 : KOOLLAAG (L 54a)
           34- 39 : fijn splijtende glanskool tot gestreepte kool
 39- 42 : fijnklievende lichtkolige schalie met talrijke glanskoollenzen
 42- 49 : grijze schalie met glanskoollenzen, vrij goed klievend, vol
          slecht bewaarde fijne plantenresten, licht zandig
 49- 52 : donkergrijze lichtkolige schalie met dikke glanskoollenzen
 52-115 : glanskool vrij massief, op 77 pyrietlens, eronder is de glanskool
          veel zachter, brokkelig tot 100, vanaf 100 tot 110 massieve kool,
          i = 12ø, hard met veel megasporen, dof glanzend, van 110 tot 115
          massieve glanskool
115-132 : brokkelige kool, fijn geband, rijk aan houtskool, gestreept
132-137 : Donkergrijze vrij goed klievend schalie, vol dunne koollenzen,
          lichtkolig, fijnvergleden

137-144 : Donkergrijze vrij sterk vergleden doorwortelde schalie

144-275 : Grijze doorwortelde siltsteen, vanaf 175 met zandige stratikulaties
          en siderietknollen, vanaf 215 lichtzandig met plantenhaksel, veel
          siderietknollen

275-311 : Grijze sterk gestratikuleerde zandsteen, donkere laagvlakken,
          zandige perforaties, i = 8ø, naar onder toe eerder siltsteen

311-406 : Donkergrijze schalie, licht doorworteld, met talrijke kleine
          siderietknollen vanboven lichtzandig, licht bitumineus, zeer
          slechtbewaarde schelpenresten
          Vanaf 333 mikahoudend en siderietrijk, fijne slecht bewaarde
                    plantenresten en houtskool, blijft doorworteld, i = 7ø
          Vanaf 355 niet meer bitumineus
             Op 370 grote onregelmatige siderietlens, enkele bladafdrukken
             Op 380 visrest ? nog zeer licht doorworteld, vaag gebioturbeerd
          Vanaf 395 zacht met vettekras, wordt  bitumineus en fijn vergleden,
                    houtskoollenzen  aan de basis

406-439 : KOOLLAAG
          406-427 : glanskool, i = 7ø
          427-430 : gestreepte kool
          430-439 : fijnbladerig klievende gestreepte kool tot sterk kolige
                    schalie

439-590 : Grijze doorwortelde siltsteen, lichtkolig in de bovenste cm, met
          dunne onregel matige zandige stratikulaties
          Vanaf 470     met siderietknolle
          Vanaf 485-505 sterk zandig gestratikuleerd met veel sideriet,
                        meer massieve silsteen met sideriet, met fijn
                        plantenhaksel tot 555
        Van 555 tot 575 sterk gestratikuleerd, licht doorworteld,
              Vanaf 575 tot einde grof doorwortelde siltsteen met kleine
                        siderietknollen


Kernstrook 113
Geboorde diepte : 1496,42 - 1500,20
Dikte : 3,84
Verschil : +5
Kist nr. : 314 - 316
Beschrijving :  Massieve kern

  0- 32 : Grijze silsteen, licht doorworteld, fijn gestratikuleerd, met wat
          plantenhaksel en Calamites

 32- 79 : Fijne kalkzandsteen, met fijne subvertikale calcietaders

 79-180 : Grijze vrijsterk gestratikuleerde silsteen, met plantenhaksel,
          i = 9ø, sporen van perforaties, naar onder toe steeds meer
          interkaltie in fijn gestratifieerde zandsteen

180-384 : Grijze sterk zandige schalie met siderietbanden, licht
          gebioturbeerd,
          Vanaf 225 zandige stratikulatie met fijn plantenhaksel, met fijn
                    verspreide kolige plantenresten
         Vanaf 360 zachter meer donkergrijs, talrijke siderietbanden met
                   kolige stengelige plantenresten en zaden
         Vanaf 375 opnieuw sterk zandig, stratikulatie met plantenhaksel


---------------------------------------------------------------------------

Pl. PEER 47 E

196(VIId)


Type Boring:
Uitgevoerd te :    Hechtel Hoef
Postnr:
Bij:
Boorfirma:         Smet DB
Boordatum.:        December 1984, jan. - feb. 1985
Topografie:        opgetekend door P. Van Wichelen
Stalen door:       de werfgeoloog
Boringsmethode:    inspoeling
Doormeters:        D. 340-64 m, D: 9 5/8 - 478 m; D: 6 3/4 - 861 m
Grondwaterstanden:
lste maal:
Bij rust :
Tijdens pompen:
Debiet :
Waterzaaknr:
Totale diepte:     858 m
Stalen genomen:
Maaiveld:          69.15
X:                 220.085
Y:                 199.406
NIS-code:


BOORBESCHRIJVING volgens Boorverslag
Nr        Diepte Basis      AARD DER GRONDLAGEN
met "*" = lithotheekmonster
  1           1.00       Geelbruin fijn zand, licht glauconiethoudend ?
  2           2.00       Idem
  3           3.00       Idem
  4           4.00       Idem
  5           5.00       Groenig bleek middelmatig zand
  6           6.00       Idem, niet meer groenig
  7           7.00       Grof heterogeen bleek zand, met fijne gesteente-
                         keitjes
  8           8.00       Idem
  9           9.00       Idem
 10          10.00       Bleek heterogeen fijn zand
 11          11.00       Idem, eerder middelmatig
 12          12.00       Bleek grof zand
 13          14.00       Bleek fijn tot middelmatig zand, met groenige schijn
 14          15.00       Idem
 15          16.00       Idem
 17          17.00       BLeekgroen fijn zand
 17-35                   geen monste rs
 18          36.00       Mergelig bleek vrij grof zand en zeer fijn groen zand
 19          40.00       Fijn groen kleiig zand met keitjes (kwarts + bleke
                         silex)
 20          44.00       Wordt zandiger, weinig keitjes
 21          48.00       Groen fijn zand, licht glauconiethoudend
 22          52.00       Idem
 23          56.00       Idem
 24          64.00       Idem
 25          66.50       Eerder grof, groen glauconieth. zand, met donkere
                         cementbrokken
 26          69.00       Idem
 27          72.00       Idem, minder cement
 28          75.00       Idem
 29          78.00       Idem, wordt iets bleker
 30          81.00       Groen, eerder middelmatig glauconiethoudend zand
 31          84.00       Eerder fijn groen, glauconiethoudend zand
 32          87.00       Fijn glaukonietrijk groen zand
 33*         90.00       Middelmatig groen glauconietrijk zand
 34          94.00       Terug fijn glaukonietrijk zand
 35          97.00       Idem
 36         100.00       Idem
 37         103.00       Zeer fijn glaukonietrijk zand
 38         106.00       Idem
 39         109.00       Idem
 40         112.00       Idem
 41         115.00       Middelmatig glaukonietrijk zand
 42         118.00       Idem
 43         121.00       Idem
 44*        124.00       Met groene zwak gekonsolideerde siltsteen, fijn met
                         cement en toeslag middelen
 45         128.00       Fijn groen glaukonietrijk zand
 46         131.00       Idem
 47         134.00       Idem
 48         137.00       Middelmatig glaukonietrijk zand
 49*        140.00       Fijn glaukonietrijk groen zand
 50         143.00       Zwarte bitumineuze sapropelklei
 51*        146.00       Idem, met houtresten
 52         149.00       Eerder middelmatig glaukonietrijk zand, nog met
                         wat veenresten
 53         152.00       Fijn zeer glauconietrijk zand (fijn tot zeer fijn)
 54         155.00       Idem
 55         158.00       Idem
 56         161.00       Fijn tot middelmatig glaukonietrijk zand, met wat
                         fijn schelpengruis
 57         164.00       Idem, zonder schelpengruis
 58         167.00       Idem, terug wat schelpengruis
 59*        171.00       Middelmatig tot grof groen glauconietrijk zand met
                         schelpengruis
 60         174.00       Glaukonietrijk fijn zand
 61         177.00       Idem
 62         181.00       Idem
 63         184.00       Fijn groen, glaukonietrijk zand met meer schelpengr.
 64*        187.00       Eerder grof glaukonieth. zand met overvloedig schel-
                         pengruis (grotere fragmenten)
 65         190.00       Idem, met wat bruinkool (naval ?)
 66         193.00       Idem
 67         196.00       Idem, wordt fijner
 68         199.00       Idem
 69         202.00       Idem
 70*        205.00       Idem, met gebroken schelpen (Cidaris, Astarte, Glycy-
                         meris, Chlamys)
 71         208.00       Bleekgrijsgroen fijn tot silteus glaukonietrijk zand,
                         met schelpengruis
 72         211.00       Wordt silteuzer
 73         214.00       Idem, nog steeds veel schelpengruis
 74         217.00       Grijsgroene vloeiende silteuze klei, meest dunschalig
                         met wat schelpengruis
 75         220.00       Idem
 76*        223.00       Idem
 77         226.00       Idem
 78         229.00       Idem
 79         232.00       Idem
 80         235.00       Idem, wordt kleiiger
 81         238.00       Idem, eveneens kleverig
 82         241.00       Groengrijze kleverige klei met septaria
 83*        244.00       Rijker aan septaria
 84         247.00       Kleverige klei
 85         250.00       Kleverige klei rijker aan septaria
 86         253.00       Idem
 87         256.00       Iets minder septaria en minder kleverig
 88         259.00       Eerder papperige klei, weinig septaria
 89         262.00       Papperige klei, zeer weinig septaria
 90         265.00       Eerder kleverige klei met wat septaria
 91*        268.00       Kleverige klei met wat septaria
 92         271.00       Kleverige klei rijk aan septaria
 93         274.00       Idem
 94         277.00       Idem, wordt meer kleverig
 95         280.00       Idem
 96         283.00       Minder septaria, blijft vrij kleverig
 97         286.00       Idem
 98         289.00       Septaria verdwijnen, wordt iets plastischer
 99         292.00       Vrij plastische klei
100*        295.00       Plastische klei
101         298.00       Idem, met verharde kleibrokken
102         301.00       Wordt papperige klei, met veel kleibrokken
103         304.00       Idem
104*        307.00       Idem, vermengd met glaukonieth. zand en weinig meest
                         dikschalige schelpenresten
105         310.00       Idem
106         313.00       Kleverig grijsgroen fijn zand
107         316.00       Idem
108         320.00       Idem
109*        323.00       Vrij bleek licht glaukonieth. eerder middelmatig zand
                         met schelpenresten (Chlamys, Calumella, Thais)
110         326.00       Iets kleiig, Idem
111*        329.00       Meer zandig, eerder middelmatig, veel schelpen
112*        332.00       Idem, rijke fauna (Chlamys, astarte) weinig ligniet,
                         eerder middelmatig zand
113*        336.00       Eerder fijn, bleek licht glaukonieth. zand, met
                         schelpen (Glycymeris) en lignietbrokken
114*        339.00       Wat kleiiger, blijft idem met grote bruinkoolbrokken
                         en mooie schelpen (Astarte, Glycymeris, koraal)
115*        342.00       Idem (papperig) meer met klei vermengd, met schelpen
                         (Cidaris, grote Glycymeris, oester)
116*        345.00       Papperige grijsgroene klei, nog met schelpen naval
117         348.00       Idem
118         351.00       Vermengd met stinkende zwarte brokkelige ligniet en
                         sterk sapropelische klei
119         354.00       Idem
120*        358.00       Idem
121*        361.00       Idem
122*        364.00       Idem, met zand en vooral kleibijmenging (donkerbruine
                         eerder vloeiende sapropel klei) blijft stinken
123         367.00       Idem
124*        370.00       Ligniet en donkerbruingrijze vloeiende klei,
                         schelpennval met keitjes ?
125         374.00       Vermengd staal, terug grijs gekleurd: tot 387 slecht
                         genomen
126         377.00       Idem
127         380.00       Wordt hoofdzakelijk grijs, met bleek grijsgroen
                         siltsteen, veel naval, zelfs fijn grint
128         383.00       Idem
129         387.00       Idem
130         390.00       Wat minder vermengd: hoofdzakelijk grijs silt en
                         siltsteen, nog veel ligniet
121*        393.00       Idem
122         396.00       Idem
123         399.00       Idem (blijft overwegend silteus)
124*        402.00       Wordt grijze silteuze klei
125         405.00       Idem
126*        408.00       Idem, iets plastischer klei
127         411.00       Terug meer papperige klei
128*        414.00       Fijn zand en zandsteen, kalkloos
129         417.00       Idem
130*        420.00       Idem
131         423.00       Idem
132*        426.00       Idem (eerder siltsteen), meer kleibijmenging
133         429.00       Idem
134         432.00       Eerder kleverige klei, nog steeds veel siltsteen
135         435.00       Idem
136         438.00       Reeds plastische kleibollen waarneembaar
137*        441.00       Vrij plastische klei (nog met siltsteen, geleidelijk
                         minder) kalkhoudend
138         444.00       Idem
139         447.00       Idem, wordt plastischer
140         450.00       Idem, blijft siltsteen behoudend
141         453.00       Zeer plastische terug iets groengrijze klei, licht
                         kalkhoudend
142*        456.00       Idem
143         459.00       Idem
144         462.00       Iets minder plastische klei, vermoedelijk licht
                         silteus, iets bleker groengrijs
145*        465.00       Idem
146         468.00       Met mergelige bijmenging
147*        471.00       Idem
148         474.00       Sterk mergelige bijmenging
149*        477.00       Idem (blijft met siltsteen en kleibrokken naval
                         vermengd)
150*        480.00       Kalkloze vrij donkergrijze cement ?
151*        483.00       Bleke mergel stijf
152         486.00       Idem
153*        489.00       Idem, met groen kleiig silt bijmenging
154         491.00       Idem (le staal na verbuizing)
155*        494.00       Idem, wordt kleiiger
156*        497.00       Fijn tot middelmatig licht glaukoniethoudend grijs
                         zand, veel ijzerschilfers
157         500.00       Bleek krijt, vrij hard en homogeen, met float collars
158         503.00       Idem
159*        506.00       Idem
160         509.00       Idem
161         512.00       Idem
162         515.00 tot 527.00  idem (524*)
163*        530.00       Iets donkerder bleekgrijs tufkrijt
164         533.00       Terug bleker tufkrijt
165         536.00 tot 548.00  idem (539*)
166         551.00       Reeds vermengd met onderliggend materiaal
167         554.00       Met boorvet, mergeliger (verandering boorkop
168*        557.00       Wit mergelig krijt en verhard grijswit krijt
169         560.00       Wit krijt en veel glazige bleekgrijze silex
170*        563.00       Idem
171         566.00 tot 602.00  idem (578, 599*)
172         605.00       Idem, meer mergelig (overgang naar onder)
173*        608.00       Grijsgroen mergelig silt
174         611.00       Idem
175*        614.00       Grijsgroen kleiig silt
176         617.00       Grijsgroen licht kleiig mergelig silt
177*        620.00       Grijsgroene kleverige silteuze klei
178*        623.00       Grijsgroene silteuze mergel
179         626.00       Idem
180         629.00       Fijn groen glaukoniethoudend zand
181*        632.00       Helgroen fijn zand
182*        635.00       Idem
183*        638.00       Groene mergel vermengd met fijn zand
184         641.00       Idem
185         644.00       Groen fijn zand, glaukoniethoudend
186*        647.00       Idem, zeer glaukonietrijk, eerder middelmatig
187         650.00       Vermengd met bleke mergel
188*        653.00       Idem
189         656.00       Idem, met bleekgroene mergel
190         659.00       Idem, overwegend grijsgroene mergel (gemengd ?)
191         662.00       Bleek groenig mergel vermengd met glauconietrijk
                         eerder middelmatig zand
192         665.00 tot 667* Idem
193         680.00       Groene mergel met fijn zeer glaukonietrijk zand
194         683.00 tot 704  idem 692*
195*        708.00       Groen silt, mergelig
196         711.00       Groen zeer fijn zand
197*        714.00       Idem
198         717.00       Bleek fijn kwartszand
199*        720.00       Licht glauconiethoudend fijn kwartszand
200         723.00       Bleek fijn kwartszand - bruinig
201*        726.00       Idem
202         729.00       Idem
203         732.00       Idem
204         735.00       Idem, vloeistof wordt roodbruin
205         738.00       Idem
206         741.00       Wordt geleidelijk roodgekleurd, met zandsteenbrokjes
207*        744.00       Idem
208         747.00       Terug fijn bleek kwartszand in lichtrode matrix
209         750.00 tot 753*  Idem
210*        756.00       Wordt fijner en helroodgekleurd
211         759.00       Bleek bruin rode tot grijze fijn vermalen zandsteen,
                         niet fijnkorrelig
212         762.00 tot 777   Idem 765*
213         780.00       Helrood silteuzer, met zandsteenbrokken
214         783.00       Terug bleekbruin rode fijnvermalen zandsteen
215         786.00       Idem
216         789.00       Helrode siltsteen, hard
217         792.00* tot 795 Idem
218         798.00       Bleek bruinrode zandsteen
219         801.00       Idem
220         804.00       Helrood silteuzer
221         807.00       Bleekrood zandiger
222         810.00       Idem
223*        813.00       Helrood silteus
224         816.00       Idem
225         819.00       Bleek bruinrode zandsteen
226         822.00       Idem
227         825.00       Helrood silteus (in feite fijne kwartsietische
                         zandsteen)
228         828.00       Idem
229         831.00       Licht rood zandiger
230         834.00       Idem, wat grijziger
231*        837.00       Idem
232         840.00       Roodgrijze fijne zandsteen (ontkleurd)
233*        843.00       Grijze siltsteen met krijt en rode kleisteen naval
234         846.00       Idem
235*        849.00       Bleekgrijze grove zandsteen
236         852.00       Helrood vermengd staal met grijze zandsteen en rode
                         kleisteen lamellen
237*        855.00       Rood vermengd staal in zelfde materiaal
238*        858.00       Karbooncuttings vermengd met bovenliggend materiaal
                         en bonte fijn kwartsietkeitjes in grijze modder
Insert the GSB number to search all associated content