Pl. SINT-NIKLAAS 42W Aardkundige Dienst
M. GULINCK van België
N 226 (VIa)
FILTERPUT
uitgevoerd te ST.-NIKLAAS
bij de BORG Fabrics N.V.
door de N.V. SMET uit ST.-NIKLAAS
datum : 2/69
Topografische ligging opgetekend door W. CLAESSENS de 4/3/1969
Grondwaterstand bij rust in het krijt : 4m boven het maaiveld
tijdens het pompen : 66 m onder maaiveld met een debiet van 31,5 m3/u
Hoogte van het maaiveld : 26
Volgnummer Aard der grondlagen Diepte
basis m
N.B. dd. 4/3/69 bereikte deze put 415 m. De topografische ligging is
vermoedelijk, daar de juiste gegevens ontbreken.
1-4 witgeelachtig fijn zand 4,00
5-8 fijn groen, glauconietrijk zand 8,00
9 Grijze klei 9,00
10 tamelijk grof glauconietrijk zand (verwisseld
monster ?) 10,00
11-20 blauwgrijze klei 20,00
2l zandige klei 21,00
22 grijs zand met glauconiet gespikkeld 22,00
23-27 klei 27,00
28-30* grijs fijn, licht glauconiethoudend zand 30,00
3l-35* bleekgrijs fijn tot half fijn glauconiethoudend zand 35,00
36-40* zeer fijn groengrijs zand 40,00
41 grijsgroen kleihoudend silt 41,00
42-45* fijn, dan zeer fijn grijsgroen zand 42,00
46-48 idem, met kleiige lensjes 48,00
49-51 geen spoelmonsters (zie beschrijving der kernen)
52-70 zeer fijn groenachtig zand (stalen op 55*, 60*, 70*) 70,00
71-75 ± kleihoudend zand 75,00
76-85 sterk kleihoudend zand 85,00
85-95 zandrijke klei 95,00
96-99 grijze klei 99,00
100 kalkrijk, glauconietrijke klei 100,00
101* verbrijzelde fijn korrelige glauconiethoudende
zandsteen en fosfaatconcreties (volgens de putboorder
tussen 100-l00,35m) 101,00
102..104*
..108*
..110* idem 110,00
111-112*
.. 115* half fijn glauconietrijk zand- zandsteengruis met
talrijke nummulieten 115,00
116-118*
..121*
..124* fijn licht glauconiethoudend zand 124,00
125..130*
-131* fijn, zwak kleihoudend zand - wat schelpengruis
met Num. Variolarius 131,00
132 klei 132,00
133..135*
..140* glauconiethoudend zand met klei - talrijke Num. variol. 140,00
141..143* fijn glauconiethoudend zand - nog enkele Nummulieten 143,00
144*..150 grijs groene klei 150,00
151-152*..
154*.. 158*
..160* Heteromorf glauconietrijk zand met talrijke
nummulieten variol. 160,00
161..166* Heteromorf zand met nummulieten 166,00
167-168*..
174*..176 Kleihoudend zand met nummulieten en nog fijn zandsteen-
gruis 176,00
177..181*
..189* Klei met zand vermengd - nummulieten en zandsteengruis 189,00
190..195*
..200 Kleigruis - zeer kleine mollusken - nummulieten 200,00
201..205*
..210*..215*
..220* Zandsteengruis - diverse nummulieten (ook Num ?
laevigatus) - enkele kleine Turritella's - kleigruis 220,00
221..234 Onbepaalde stalen 234,00
235*..260 Klei 260,00
261..284 (geen spoeling - gekernd) 284,00
285..313 Klei 313,00
313..317 (gekernd) 317,00
317..320* grijsachtig, korrelig tufkrijt 320,00
321..325* Witachtig tufkrijt 325,00
326..331*
..335*
..340* Korrelig "Krijt" 340,00
341..345*
..400* meer grijsachtig krijt (stalen om de 5 m) 400,00
401*..404 grijze krijtachtige mergel 404,00
405..410*
..415* mergel en korrelig krijt 415,00
416*..427 groenachtige schiefers in een mergelige massa 427,00
428* homogeen groene phylladen 428,00
Gekernde stroken
(in opdracht van de Geologische Dienst)
41,74*-45,75* (1,20)
0,20 siltrijk, glimmerrijke klei - grijsbruinachtig
kalkrijke zwarte perforaties met pyriteus of
lignieteus zandig materiaal gevuld (staal 42,00*)
0,70 kleihoudend silt, glimmerrijk - fijn gebioturbeerd
wiervormige afdrukken; met tussengeschoven bruin-
zwarte klei (staal 43,00*)
0,15 + 0,10
glimmerrijke kleiige silt en bruinzwarte klei
(stalen 45,00*; 45,50*)
N.B : uitgenomen aan de top zijn al deze kernen vervormd
geweest tijdens het boren. De oorspronkelijke
structuur van de silt is nochtans erkenbaar gebleven.
45,75*-49,74* (1,15)
Bruingrijze kleihoudende silt, fijn gebioturbeerd -
wiervormige vertakte afdrukken - met bruinzwarte taaie
silthoudende klei - enkele pyrietconcreties - (alles
door mekaar verwrongen bij het boren, stalen :
46,00*; 48,00*; 49,00*
49,74*-62,08*
Eerst een vormeloze massa grijsbruin, fijn, licht
kleihoudend, glauconiethoudend zand met schelpgruis,
kwarts en fosfaatgrind (vermoedelijk uit de basis van
het Rupiliaan) Stalen : 50,00*
0,30 : zeer vette grijszwarte klei (Staal 51,00*)
0,85 : aan de kop, zelfde klei met zand vermengd
(staal 52,00*)
van zwarte donkergrijze silthoudende klei, zeer
fijn gebioturbeerd stalen : 53,00 - 54,00 - 55,00
1.10 eerst 0,30 van dezelfde klei (staal 56.00*)- dan
klei met glauconietnesten (57,00*) gaat over naar
een sterk kleihoudend silt met glauconietrestjes
(61.00*)
(gestoorde kernen)
Gekernd tussen 261,00-282,00
261*-262* (1,00)
grijze, zware schilferachtige klei- kleine siltense of
fijn zandige tululaties en voegen
stalen 261,20 - 261,40 - 261,60 - 261,80 - 262,00
262*-263* (1,00)
idem - pyriteuze draadjes - kleine witachtige
staafvormige (1-2 mm) afdrukken - geen kalk
stalen 262,20 - 262,40 - ... 263,00
263*-264* (1,00)
idem onderaan 1 markassiet concretie
273,20 ..... 264,00
264*-265* (1,00)
idem 264,20 ..... 265,00
265*-266* (1,00)
idem. De siltense restjes worden talrijker
265,20 .... 266,00
266*-267* (1,20)
idem - steeds geen kalk
266,20 ..... 267,00
267*-268* (1,20)
idem
267,20 ..... 268,20
268*-269* (1,20)
eerst massieve, schilferachtige klei met puriteuze
tubulaties dan met talrijke siltense of fijnzandige
nestjes en voegen
(268,20 .... 269,00)
260*-270* (0,90)
klei met veel zand vermengd, overgaande naar een sterk
kleiig zand (269,20 ...... 269,80)
270*-271* (0,80)
Zware sterk kleihoudend doch slappe klei, geen kalk
brokkelt af bij drogen (niet schilferachtig ) (270,20)
(geen zuivere kern - misschien bentoniet van de
boorspoeling ??)
Een kern van 0,20 bestaande uit :
zwarte klei met zandperforatie (270,50)
harde + zwarte schilferachtige klei (lignieteus) met
Corbula's (270,80 - 270,90 - 271,00)
271*-273* (1,00) (0,60 gestoord + 0,40 goede kern)
schilferachtige donkergrijze klei (271,20)
sterk kleiig zand (271,30) - zandrijke klei met schelpen
(271,60) - grove kernen over 0,40
zeer vaste ± zwarte klei met zandnesten, schelprijk
(273,00 /a, b, c, d, e,..)
273*-275* (1,45)
0,70 min of meer aaneensluitende kernstukken
schelpenrijke zwarte klei, overwegend Corbicula, soms
tweekleppig
0,75 brokstukken kleihoudend zand groengrijsachtig sterk
gebiotubeerd met enkele schelpen (274) (274,50) (275)
275*-277* (1,10)
idem kleihoudend zand met enkele schelpen
(stalen 275,10 - 275,20 - 275,30 - 275,35 -
275,40 - 275,50)
op 0,50 een zone met talrijke Ostrea (275,55 - 275,65 -
275,70)
Dan opnieuw kleihoudend zand met enkele schelpen
(265,80 - 265,90 - 276,00)
277*-282* (1,00)
Sterk kleihoudend, grijs groen zand - zonder schelpen
(277-280)
Door dhr. M. GLIBERT, werden volgende fossielen geidentificeerd
Melania inquinata : stalen : 273D - 273I - 273,45
Corbicula cuneiformis : stalen : 270,90 - 271,60 - 273
(A, B, C, D, E, F, G, H, I)
( 273,05 .... 273,70) - 275
Crassostrea sparnacensis :
stalen : 275 - 275,40 - 275,55 - 275,65 - 275,70
Gekernd tussen 312,76 - 317,42
312,76* - 314,00*
- zwarte, taaie klei - brokkelt af bij drogen,
plaatselijk met mergelhoudende nesten - onderaan
enkele gebroken schelpen (staal 314)
- massieven, bleekgrijze tot witgrijze vuursteen, 20 cm
dik (staal 314)
314* - 317,42*
zelfde vuursteen met grote kalken (315 m)
N.B. Zie boorverslag in de "minuten"
M. GULINCK