Skip to content. | Skip to navigation

Personal tools

You are here: Home / arch / 039W / 039W0196.TXT

039W0196.TXT

PL. KNESSELARE 39W
R.TAVERNIER-A.HACQUAERT

196 5VII)

C.-H. EDELMAN et R.TAVERNIER.- Periglaciale verschijnselen, meer in het
bijzonder in de Antwerpsche Kempen.

Natuurwetenschappelijk tijdschrift, jaargang 22, no 3-7 Congres-nummer,
blz. 156-157

Schets: Fig. 1.

Aan het westelijk uiteinde van de insnijding (punt 4, fig. I) werden de
duidelijkste kryoturbate verschijnselen waargenomen. Hier treden inderdaad
verscheidene veenlaagjes op, die scherp afsteken op de bleeke kleur van de
zanden en leemen. De veen is typisch "stokjesveen"; de ouderdom ervan werd
echter tot op heden niet vastgesteld door pollenanalyse.

De periglaciale storingen die hier optreden behooren vooral tot het type
"Wiene" (plaat V, fig. I). De laagjes veen, leem en leemig zand zijn sterk
verplooid; de veenlaagjes zijn nu eens uitgewalst en vertoonen
discontinuïteiten, of er komen plaatselijke verdikkingen in voor. In haar
geheel nochtans is een bepaalde laag herkenbaar en behoudt zij een vrij
horizontaal verloop.

Naast deze, meer oppervlakkige storingen komen ook vorstscheuren voor.
Zij schijnen minder algemeen verbreid te zijn en werden slechts op een
enkele plaats aangetroffen, op geringe oppervlakken kunnen ze evenwel vrij
talrijk optreden. Zij konden tot 4m onder maaiveld vervolgd worden. De
scheuren hebben soms een vrij groote breedte (0,30 tot 0,40m) en zijn met
leemig zand opgevuld, dat een duidelijk contrast vertoont met de nevenlig-
gende kwartaire zanden (plaat V, fig.2).

Eindelijk werden in de kwartaire leemlagen nog miniatuurslenken aangetrof-
fen, hetgeen wijst op het bestaan van spleten waarvan de randen bij het
ontdooien zijn ingezakt.
Aldus werden de drie meest voorkomende kryoturbate verschijnselen in deze
insnijding waargenomen. De ouderdom er van hebben wij niet rechtstreeks
bepaald; wij meenen te mogen aannemen, dat zij ontstonden tijdens dezelfde
periode als deze welke reeds vroeger in Nederland beschreven werden, en
waarvan FLORSCHUTZ den laat-glacialen ouderdom kon vaststellen (6).

(6) F.Florschütz - Palaeobotanisch onderzoek van jong pleistocene 
    afzettingen in het Oosten van Overijssel (Kon. Akad. Wetensch., Proc.
    37, p.297, Amsterdam, 1934.

Dit is geheel in overeenstemming met onze opvattingen van de chronologie
van het Jongste Pleistoceen van Vlaanderen. Ter bevestiging hiervan zou een
pollen-analytisch onderzoek van de veenlagen uit de insnijding van Aalter
belangrijke gegevens kunnen verstrekken.

Ten slotte willen wij nog de aandacht vestigen op het feit dat deze peri-
glaciale verschijnselen, lang geen zeldzaamheid zijn, zoodra men hen op 't
spoor komt. Zoo konden wij bij punt 5 (fig. I); in een zeer oud profieltje
langs het kanaal, het bestaan constateeren van dislocaties die analoog zijn
aan deze welke langs het nieuw profiel (type Wiene), alhoewel zij er veel
minder duidelijk zijn, door het verdwijnen van de donkere kleur der veen-
houdende lagen. Ook in de streek van Hansbeke-brug hebben wij ze gezien, In
de kleigroeve van de "Tuileries et Briqueteries d'Oedelem", te Oedelem,
dringt de doorgaans dunne bedekking uit flandriaan zand langs vorstscheuren
in de klei van het Bartoon; er ontstonden aldus "zandkoppen" die analoog
zijn aan deze beschreven uit de Kempen (7).

(7) C.H. Edelman en R.Tavernier.- op. cit. 1940 (Palaeobotanisch onderzoek
    van  jong-pleistocene afzettingen in het Oosten van Overijssel. Kon.
    Akad. Wetensch., Proc., 37, p.297, Amsterdam 1934).
Insert the GSB number to search all associated content