PL. ANTWERPEN 28 W
M. GULINCK
no 306 (II).
B0RING no 2,
uitgevoerd te ANTWERPEN,
bij het 5de Havendok, voor de stad Antwerpen.
door de N.V. SMET, uit DESSEL,
Topographische ligging opgetekend volgens plan, de 21.9.1958.
Grondstalen verzameld door de boormeester.
Aanvang en einde der werken : 1958.
Benaderende hoogte van de begane grond, boven de zeespiegel : ca (+ 1,50).
Totale diepte : 20.00 m.
Volg- AARD DER GR0NDLAGEN Diepte
nummer m.
1 Bruinachtige, kleiachtige zand........................ 0.00 1.00
2 Veen.................................................. 1.00 2.00
3 1/2 fijn grijs geelachtig zand........................ 2.00 3.00
4*-5 grof grijs geelachtig zand met schelpengruis.......... 3.00 5.00
6*-11 Grijs, 1/2 fijn, zand met schelpengruis, licht kleihou-
dend.................................................. 5.00 11.00
12*-19 Grijs groenachtig fijn zand, Ditrupa.................. 11.00 19.00
20* Nog fijner groen zand, homogeen....................... 19.00 20.00
VERM0EDELIJKE AARDKUNDIGE VERKLARING - M. GULINCK, 9.10.1959.
Kwartair : 0.00 - 3.00 m.
Scaldisiaan : 3.00 - 11.00 m.
ex-Diestiaan : 11.00 - 20.00 m.
PL. ANTWERPEN 28 W
B0RING no 4,
uitgevoerd te ANTWERPEN,
bij het 5de Havendok, voor de stad Antwerpen.
door de N.V. SMET, uit DESSEL,
Topographische ligging opgetekend volgens plan, de 22.9.1958.
Grondstalen verzameld door de boormeester.
Aanvang en einde der werken : 1958.
Benaderende hoogte van de beganen grond, boven de zeespiegel : ca (+ 1.50).
Totale diepte : 20.00 m.
Volg- AARD DER GR0NDLAGEN Diepte
nummer m.
Bruinachtige klei.................................... 1.00
Veen................................................. 2.00
Geelachtig tamelijk grof zand........................ 3.00
Grijs geelachtig tamelijk grof zand, enkele schelpen-
gruis................................................ 4.00 6.00
Grijs zand met schelpengruis, heterogeen............. 7.00 9.00
Idem, met veel schelpengruis, val. Ditrupa........... 10.00 12.00
Half fijn grijs groenachtig zand..................... 13.00 17.00
Fijn homogeen grijs groenachtig zand................. 18.00 20.00
VERMOEDELIJKE AARDKUNDIGE VERKLARING - M. GULINCK, 9.10.1959.
Kwartair : 0.00 - 3.00 m.
Scaldisiaan : 3.00 - 13.00 m
ex-Diestiaan : 13.00 - 20.00 m.
PL. ANTWERPEN 28 W
B0RING No 8,
uitgevoerd te ANTWERPEN,
bij de 5de Havendok, voor de stad Antwerpen,
door de N.V. SMET, uit DESSEL,
Topographische ligging opgetekend volgens plan, de 22.9.1958.
Aanvang en einde der werken : 1958.
Benaderende hoogte van de beganen grond, boven de zeespiegel : ca (+ 1.50).
Totale diepte : 22.00 m.
Volg- AARD DER GR0NDLAGEN. Diepte
nummer. m.
1-2 Veen.................................................. 1.00 2.00
3-6 Grijsachtig grof heterogeen zand, keien (verontreinigd)
Hydrobia.............................................. 3.00 6.00
7-13 Groen grijs zand met schelpengruis.................... 7.00 13.00
14-19* Groenachtig, tamelijk fijn, zand...................... 14.00 19.00
20-22* Nog fijner, homogeen zand............................. 20.00 22.00
VERM0EDELIJKE AARDKUNDIGE VERKLARING - M. GULINCK, 9.10.1959.
Kwartair : 0.00 - 6.00 m
Scaldisiaan : 7.00 - 14.00 m.
ex-Diestiaan : 14.00 - 22.00 m.
PL. ANTWERPEN 28 W
B0RING no 10,
uitgevoerd te ANTWERPEN,
bij het 5de Havendok, voor de stad Antwerpen.
door de N.V. SMET uit DESSEL,
Topographische ligging opgetekend volgens plan, de 22.9.1958.
Aanvang en einde der werken : 1958.
Benaderende hoogte van de beganen grond, boven de zeespiegel : ca (+ 1.50).
Totale diepte : 22.00 m.
Volg- AARD DER GR0NDLAGEN. Diepte
nummer m.
Bruin kleiig zand..................................... 1.00
Veen.................................................. 2.00 3.00
Gebleekt zand......................................... 4.00
Grof grijsachtig zand................................ 5.00
Grof geelachtig zand, schelpengruis................... 6.00
Grijs, tamelijk grof samenhangend zand met schelpen... 7.00 12.00
Grijs groenachtig half fijn zand, geen schelpen.......13.00 16.00
Grijs groen, fijn zand, homogeen......................17.00 18.00
Idem, grover zand.....................................19.00 22.00
VERM0EDELIJKE AARDKUNDIGE VERKLARING - M. GULINCK, 9.10.1959.
Kwartair : 0.00 - 5.00 m.
Scaldisiaan : 5.00 - 12.00 m.
Ex-Diestiaan : 12.00 - 22.00 m.
PL. ANTWERPEN 28 W
B0RING No 12,
uitgevoerd te ANTWERPEN,
bij de 5de Havendok, voor de stad Antwerpen.
door de N.V. SMET uit DESSEL,
Topographische ligging opgetekend volgens plan, de 22.9.1958.
Grondstalen verzameld door de boormeester.
Aanvang en einde der werken : 1958.
Benaderende hoogte van de begane grond, boven de zeespiegel : ca (+ 1.50).
Totale diepte : 18.00 m.
Volg- AARD DER GRONDLAGEN. Diepte
nummer. m.
1-2 Veen.................................................. 1.00 2.00
3 Gebleekt zand......................................... 3.00
4-6 Grof, grindachtig zand................................ 4.00 6.00
7-8 Grijs, tamelijk grof heterogeen zand met schelpengruis 7.00 8.00
9-10 Idem, half fijn zand.................................. 9.00 10.00
11-12 Grijs zand met schelpen...............................ll.00 12.00
13-16 Groenachtig fijn zand.................................13.00 16.00
17-18* Idem, nog fijner......................................17.00 18.00
VERMOEDELIJKE AARDKUNDIGE VERKLARING - M. GULINCK, 9.10.1959.
Kwartair : 0.00 - 7.00 m.
Scaldisiaan : 7.00 - 13.00 m.
Ex-Diestiaan: 13.00 - 18.00 m.
PL. ANTWERPEN 28 W
Uitgraving Vijfde Havendok
Uittreksel uit volgend artikel :
DE HEINZELIN, 1963
Compte-rendu des Excursions du Symposium sur la stratigraphie du
Néogène nordique. Gand 1961
Mém. Soc. belge Géol., série in 8 , nr 6- 1962 : pp. 234-236
234 DESCRIPTIONS DES AFFLEUREMENTS
CINQUIÈME DARSE, ANVERS, 18.XII.1958.
VIJFDE HAVENDOK, ANTWERPEN, 18.XII.1958.
POLDER ......= Argile des polders, déportée en deux phases
TOURBE ......= Tourbe holocène avec stratification au millieu et
accumulation de bois à la base.
Z.M. ........= Zone mauve d'infiltration de matières humiques.
S.B. ........= Sable blanc, lessivé.
S.J. ........= Sable jaunâtre.
Z.V.B. ......= Zône de sable très gras, bleu-vert.
Ces horizons contiennent des racines dépendant de
la tourbe.
PLEIST. SUP. = Sable stratifié à débris de coquilles. Base avec
quelques cailloutis luisants et fentes de glace.
SC. ........ = Sable scaldisien argileux, avec pistes d'organismes,
trainées de glaise. Sommet perturbé.
2e C.SC. ....= Lit coquillier riche en bois flottés et traînées de
glaise.
SC. ....... = Sable scaldisien argileux. Apparition de pistes
d'organismes de grandes dimensions vers le sonmmet.
1er C.SC. .. = Premier coquillier scaldisien, banc coquillier très
tassé, argileux, base onduleuse. Contient des
cailloux et des ossements roulés. Correspond sans
doute à plusieurs horizons fauniques comprimés,
1er et 2e CSC. de la coupe de l'Ecluse Baudouin.
FALUN ..... = Banc falunier de teinte claire, non argileux, avec
cailloux et ossements relativement nombreux.
Présence de Pecten gerardi et Neptunea contraria
sans Cardita scaldensis.
S.V.INF.2 .. = Sable vert inférieur, à Isocardia cor, comme
dessous.
C.S.V.lNF. . = Coquillier des sables à Isocardia cor, très
régulier, légerement onduleux. Niveau à Terebratula
variabilis et Tegulorhynchia nysti.
S.V.INF.1 = Sable vert inférieur à Isocardia cor, horizon
du Kattendijk, grain moyen régulier, glauconifère,
peu argileux. Fossilifère, faune typique.
