PL. BEVEREN-WAAS 27 E
M. GULINCK
Nr. 149 (III b)
BORING - I
uitgevoerd te KALLO bij EBES
door Pieux Franki
Datum 1967
Topographische ligging opgetekend door W. CLAESSENS volgens plan der mij.
Grondstalen verzameld door de aannemer.
Boringsmethode : droogboring.
Opeenvolgende doormeters :
Grondwaterstanden : voor de eerste maal waargenomen :
bij ruststand ; tijdens het pompen
met een debiet van l/u
Hoogte van het maaiveld : + 3 ?
Totale diepte.
Volg- Diepte
nummer AARD DER GRONDLAGEN m.
1-2 Kleiig veen. 1,00
3-7 Veen. 3,50
8 Zwarte, glimmerrijke, veenhoudende lemige klei. 4,00
9-10 Idem met zoetwaterschelpjes (Limnea). 5,00
11 Veen met schelpjes. 5,50
12-15* Tamelijk fijn, grijsgroen, matig glauconiethoudend
zand, homogeen 7,50
16-20* Idem, op 18 m groene, kleiachtige nesten. 10,00
21-25* Homogeen, grijsgroen zand, geen kalk. 12,50
26-30* Idem. 15,00
31-32 Idem. 16,00
33 Geen stalen.
34-35* Grijsgroen, homogeen zand, tamelijk fijn, kalkhoudend,
enkele nestjes donkerbruine (sideritische ?) klei. 17,50
36 geen stalen.
37-38* Grover, grijsgroen homogeen zand, kalkhoudend. 19,00
39-40*-41 Gebroken schelpen met heteromorf zand, kwartskeitjes,
fosfaatconcreties, bleke, gerolde zandstenen,
1 Cardium edule 20,50
GEOLOGISCHE VERKLARING - M. GULINCK,
Holcceen : 0 - 5,50
Pleistoceen (oud Schelde Alluvium ?) of Plioceen : 5,50 - 20,50.
Nr. 149 (III d)
BORING - II
uitgevoerd te KALLO bij EBES
door Pieux Franki
Datum 1967
Topographische ligging op-
getekend door W. CLAESSENS volgens plan der Mij.
Grondstalen verzameld door de aannemer
Boringsmethode : droogboring.
Opeenvolgende doormeters :
Grondwaterstanden : voor de eerste maal waargenomen :
bij ruststand ; tijdens het pompen
met een debiet van l/u
Hoogte van het maaiveld : + 3 ?
Totale diepte.
Volg- Diepte
nummer AARD DER GRONDLAGEN m.
1 Bruine zandleem. 0,50
2 Donker grijze kleiige leem met reestvlekken. 1,00
3 " " " " met veel plantenresten. 1,50
4-5-6 Veen. 3,00
7-11 Venige klei, schelpjes. 5,50
12 Veen. 6,00
13 1/2 fijn grijsgroen zand, homogeen, geen kalk. 6,50
14 Idem met venige delen (sporen van worte1s ?). 7,00
15-20 Tamelijk fijn grijs green homogeen zand, geen kalk. 10,00
21-27 Idem. 13,50
28-29 Idem met intercalaties van bruinachtige, kalkhoudende
klei. 14,50
3O-33 Tamelijk fijn, grijsgroen, licht kalkheudend zand. 16,50
34-35 geen stalen.
36 idem 18,00
37-40 Grijsgroen zand met veel gebreken schelpen; wordt grof
en heteromorf aan de basis. 20,00
AARDKUNDIGE VERKLARING : M. GULINCK.
Holoceen : 0 - 6,00
Pleistoceen ? : 6,00 - 20,00
Nr. 149 (III d)
BORING - III
uitgevoerd te KALLO bij EBES
door Pieux Franki
Datum 1967
Topographische ligging opgetekend door W. CLAESSENS, volgens plan der Mij.
Grondstalen verzameld door de aannemer
Boringsmethode : droogboring.
Opeenvolgende doormeters :
Grondwaterstanden : voor de eerste maal waargenomen :
bij ruststand ; tijdens het pompen
met een debiet van l/u
Hoogte van het maaiveld : + 3 ?
Totale diepte.
Volg- Diepte
nummer AARD DER GRONDLAGEN m.
1-2-3 Bruine kleihoudende leem. 1,50
4 Venige klei. 2,00
5-9 Veen. 4,50
1O-15 Middelmatig fijn homogeen grijsgroen zand, geen kalk. 7,50
16-17 Veel fijner zand, Vivianiet vlekken. 8,50
18-30* Middelmatig fijn zand zoals voorheen; geen kalk. 15,00
31-40* Tamelijk grof, grijsgroen homogeen zand, met wat fijn schel-
pen grijs, wordt grover naar beneden toe. 20,00
AARDKUNDIGE VERKLARING - M. GULINCK.
Holoceen : 0,00 - 4,50
Pleistoceen ? : 4,50 - 20,00