114E0102

*****************************************************************************
ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
-----------------------------------------------------------------------------
Kaart nr.: 114E
PLAAT: ENGHIEN
Nr.: 102 (V, a)
Type Boring: verkenningsboring A2
Topografische kaart: 38/4
Uitgevoerd te: Sint-Pieters-Kapelle
Post nr.:
Adres boorplaats: Omgeving Konijnenbos en Mark-rivier, juist ten
noorden van de spoorlijn.
Opdrachtgever: ANRE
Boorfirma: Smet
Boordatum: februari 2000
Topografie:
Stalen door:
Boormethode: kernboring
Lengte & doormeters: doormeter 8.5 cm

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust:
Tijdens pompen:
Debiet:
Waterzaak nr.:
Totale diepte: 130,20 m
Stalen bewaard: ja
Maaiveld / ref. peil: 52 m
X: 125.250
Y: 154.140
NIS code:

-----------------------------------------------------------------------------
BESCHRIJVING van de boring
-----------------------------------------------------------------------------
van * tot * AARD DER GRONDLAGEN
-----------------------------------------------------------------------------

Beschrijving der kernen (doormeter 8,5 cm)

03.04.2000

Kern 10,60 tot 12,15 m (kist 1)
Lengte ongeveer 85 cm. Verbrokkelde kernen, grootste stuk is 11 cm. Geen
aansluiting.
Lichtgrijze fijnkorrelige kwartsietische fylliet, met druksplijting op 35 à 40°.
Tamelijk veel pyriet, fijnkorrelig
verspreid en soms geconcentreerd langs druksplijtingsvlakken.
Wit sericietisch poeder in onregelmatige breukvlakken.

Kern 12,15 tot 13,65 m (kisten 2 en 3)
Lengte ongeveer 130 cm, sterk verbrokkeld, meestal niet aansluitend.
Zelfde lichtgrijze kwartsiet tot kwartsfylliet met georiënteerde fyllosilikaten,
druksplijting of voorkeur oriëntatie op
40°. Verspreide fijnkorrelige pyriet. Som grotere muscoviet-kristallen in
splijtingsvlakken.

Kern 13,65 tot 14,98 m (kisten 3 en 4)
Lengte ongeveer 130 cm. Sterk verbrokkeld, vooral in fyllietische zone; steviger
tussen 45 en 95 cm met betere
aansluiting, in meer kwartsietische zone.
Lichtgrijze kwartsietische fylliet, lokaal met grotere muscovietkristallen,
gelijkend op micaschist.
Druksplijting sterk uitgesproken, op 38° (60 cm), op 33° (110 cm) en op 40-45°
ondulerend op130 cm. Verspreide
fijnkorrelige pyriet-concentraties.

Kern 14,98 tot 16,68 m (kisten 4 tot 6)
Lengte ongeveer 160 cm, kernen sluiten aan tot 120 cm, daarna onzeker.
Zelfde lichtgrijze kwartsietische fylliet, iets steviger, meer kwartshoudend.
Druksplijting 39° op 70 cm, minder
sterk uitgesproken. Voorkeur oriëntatie der mica’s rond 40°. Van 22 tot 65 cm
een subvertikale gebogen
kwartsader aan één kant van de kern, tot 3 cm dik zichtbaar, met sphaleriet-
galeniet concentratie, en grotere
muscoviet-kristallen.
Tussen 130 en 140 cm, een uitwiggende kwartsader (1 cm), steriel.

Kern 16,68 tot 17,95 m (kisten 6 en 7)
Lengte ongeveer 120 cm. Volledig verbrokkelde kwartsader, met stukken van
kwartsietisch nevengesteente, geen
aansluitende kernen.
De kwarts is steriel, bevat of en toe micas : witte muscoviet en zeer
lichtgroene chloriet (?). Wat pyriet in de
kwartsietische stukken.

Kern 17,95 tot 19,93 m (kisten 7 tot 9)
Lengte ongeveer 190 cm. Verbrokkeld 0 - 60 cm en 155 - 190 cm.
Van 0 tot 60 cm overwegend kwartsfylliet, met soms aderkwarts. Rond 40 - 50 cm
aderkwarts met wat galeniet en
sphaleriet [18,40 m].
Van 60 tot 155 cm overwegend kwartsietisch met georiënteerde micas en pyriet-
adertjes volgens zelfde richting,
ongeveer 30° tot 25°. Van 60 tot 80 cm een fijne kwartsader (1-3 mm) op 70°,
loodrecht op druksplijting.
Van 155 tot 190 cm, meer schisteus, met grotere muscoviet, en wit sericietisch
poeder in splijtingsvlakken.
Verspreide pyriet.

Kern 19,93 tot 22,20 m (kisten 9 tot 11)
Lengte ongeveer 200 cm. Verbrokkeld 15-25 cm, 60-110 cm en 155 tot 200 cm.
Lichtgrijze fyllietische kwartsiet tot kwartsietische fylliet, soms
grofkorrelig, met uitzicht van micaschist.
Van 0 tot 65 cm overwegend kwartsietisch, soms met grofkorrelige flasertextuur,
waarschijnlijk metaporfier. In
diaklaasvlakken wit poeder, of geelbruine verwering van de fyllosilikaten.
Verspreide pyriet.
Van 60 tot 110 cm iets meer schisteus. De kernen werden hier herboord, en zijn
daarom smaller, en verbrokkeld.
Iets meer pyriet.
Van 110 tot 155 cm meer kwartsietisch. Voorkeur oriëntatie van fyllosilikaten
op 29° (120 cm) = druksplijting ;
32° op 150 cm. Fijne pyriet-adertjes volgens deze richting. Wat sphaleriet op
140 cm. Vanaf 155 cm veel
aderkwarts, met fyllietisch nevengesteente. In de kwarts zit wat galeniet en
sphaleriet, maar ook muscoviet en
chloriet.

Kern 22,20 tot 23,55 m (kisten 11 en 12)
Lengte ongeveer 135 cm, de kernen sluiten niet aan.
Van 0 tot 25 cm een kwartsader met sphaleriet, galeniet en chalcopyriet. Het
nevengesteente is grijze fylliet met
subverticale ondulerende splijtingsvlakken.
Van 25 tot 58 cm fylliet met subverticale splijting, met waarschijnlijk chloriet
en muscoviet, en kwarts.
Druksplijting vertoont grote ondulaties, 80° op 35 cm, verticaal op 45 cm, 80°
andere richting op 53 cm, en weer
verticaal op 58 cm. Aderkwarts met sphaleriet op 45 cm, de ader wigt uit en is
tot 3 cm breed; door verbrokkeling
moeilijk te meten. Tussen 25 en 60 cm zit er veel pyriet in de fylliet (niet in
de kwartsader). Kwartsader van 60 tot
75 cm, met wat sphaleriet. Vanaf 70 cm fyllietisch, met pyriet, en met
ondulerende splijting (moeilijk meetbaar
wegens verbrokkeling) ; er zijn brede kwartsaders aanwezig, meestal steriel. In
de fylliet is echter veel pyriet.

Kern 23,55 tot 26,10 m (kisten 12 tot 15)
Lengte 250 cm. Stevige kernen, maar niet altijd aansluitend.
0 tot 20 cm kwartsader, soms geodisch, steriel ; met fyllietisch nevengesteente
vol pyriet.
Vanaf 20 cm lichte tot donkergrijze kwartsietische fylliet, zonder duidelijke
gelaagdheid, maar met kwartsrijke en
micarijke afwisselingen die niet duidelijk afgelijnd zijn. Het gesteente is
rijk aan pyriet, fijnkorrelig,
gedissemineerd, soms adertjes van pyriet volgens de splijtingsrichting.
Druksplijting 20° op 30 cm, 12° op 60 cm,
12° op 120 cm, 20° op 140 cm, 20° op 200 cm, 200° op 225 cm.
Tussen 82 en 93 cm, enkele grofkorrelige kwartsrijke lenzen afgewisseld met
bruinverweerde fyllietische lensjes
en pyriet-adertjes, ongeveer volgens de splijting op 10-15°, ondulerend.

Kern 26,10 tot 27,95 m (kisten 15 tot 17)
Lengte 182 cm, de stevige kernen sluiten meestal aan, behalve 0-3 cm, 95 cm, en
177-182 cm.
Lichtgrijze grofkorrelige fyllietische kwartsiet, met lensjes en fijne laagjes
van witte mica.
Van 40 tot 45 cm een donkerder groengrijze band met fijnkorrelige kwartsiet.
Gelaagdheidsovergang (?) op 35°
bovenaan, onderaan onregelmatig ; subevenwijdig met druksplijting (foliatie ?).
Sphaleriet op 45 cm. Foliatie 40°
op 70 cm, 42° op 110 cm , 50° op 125 cm, 45° op 170 cm.
Het gesteente is zeer rijk aan pyriet, zowel gedissemineerd als in adertjes
evenwijdig met de splijting (foliatie). Af
en toe lenzen (minder dan 1 cm heed) met bruine sericietische fylliet.

Kern 27,95 tot 30,00 m (kisten 17 tot 19)
Lengte 191 cm, aansluitende kernen, behalve op 47 cm. Zelfde lichtgrijze
kwartsiet met georiënteerde mica’s, en
af en toe donkere fyllietische lenzen.
Het gesteente is nog steeds rijk aan pyriet, vooral fijn gedissemineerd, maar
ook in adertjes volgens de splijting
(foliatie). Deze staat op 45° (20 cm), 36° (55 cm), 36° (100 cm), 32° op 150
cm.
Op 145 cm loopt er een donkere fyllietische band (15 mm breed) op 45° door het
gesteente, steiler dan de foliatie;
in de overeenkomstige splijting zit wit sericietisch poeder. Tussen 81 en 90 cm
loopt een donkere lens door het
gesteente, op 45° volgens de splijting, met sphaleriet.

Kern 30,00 tot 32,95 m (kisten 19 tot 22)
Lengte 295 cm, aansluitende kernen behalve 0-20 cm (herboorde fragmenten) en
115-130 cm (verbrokkelde
micarijke zone).
Zelfde lichtgrijze kwartsiet met georiënteerde fyllo-silikaten, af en toe een
dun fyllietisch laagje. Druksplijting 42°
op 40 cm, 44° op 80 cm, 48° op 105 cm.
Van 105 tot 143 cm is er een brede band met grote muscoviet-kristallen, maar ook
veel witte kwarts, mogelijk
cataclasiet. Op 141-143 cm lichtgroene chloriet, massief, brokkelt af [31,42
m]. Op 115 cm, wat rubefactie in
splijtingsvlak. Op 171-173 cm een zwarte band met sulfiden (sl, gal, cp,
pyriet) op 40°, met daarnaast een
lichtgroene chlorietische band.
Het gesteente wordt grofkorrelig naar onderen toe, en ziet er metaporfierisch
uit. Er blijft veel pyriet inzitten.
De strekking van de druksplijting draait in wijzerzin naar onderen toe.
Druksplijting 36° op 190 cm, 42° op 214
cm, 35° op 264 cm.

Kern 32,95 tot 35,65 m (kisten 23 tot 25)
Lengte 247 cm. Stevige aansluitende kernen. Zelfde lichtgrijze kwartsiet met
fyllietische lensjes en georiënteerde
fyllosilikaten ; waarschijnlijk metamorfe porfier. Nogal grofkorrelig
gesteente. Veel pyriet, meestal fijn
gedissemineerd, soms grotere kristallen, soms zeer fijne sphalerietkorreltjes.
Af en toe donkergrijze vlekken
(chlorietrijk ?) en af en toe kleine bruine fyllietlenzen (sericiet).
Druksplijting 40° op 20 cm, 35° op 95 cm, 33° op
158 cm, 30° op 240 cm.

Kern 35,65 tot 37,06 m (kisten 25 tot 27)
Lengte 154 cm. Stevige kernen, slechte aansluiting op 9 cm, 23 cm, 135 cm.
Zelfde lichtgrijze kwartsiet met fyllietische lensjes en dunne laagjes. Meestal
grofkorrelig, met een donkere
fijnkorrelige band tussen 40 en 53 cm, op 46° (onderaan scherp begrensd,
bovenaan niet).
Op 25 cm een donkere band (1 cm) op 40°, met sphaleriet. Op 96 cm wat
sphaleriet, ook in een donkere band.
Juist daaronder is een band met lichtgroene chloriet (1 à 2 cm). Naar onderen
toe zijn er vage onregelmatige
plekken met groenbruine alteratie.
Er is nog steeds veel pyriet, vooral gedissemineerde.

Kern 37,06 tot 39,25 m (kisten 27 tot 29)
Lengte 206 cm, stevige aansluitende kernen. Zelfde lichtgrijze kwartsiet, met
georiënteerde fyllosilikaten, en soms
fyllietische laagjes, donkergrijs of grijsgroen.
Druksplijting 38° op 55 cm, 39° op 130 cm, 40° op 160 cm. Verspreide fijne
pyriet, wat minder dan hogerop. Een
donker bandje (8 mm dik, regelmatig) op 50°, van 160 tot 170 cm, bestaande uit
fijnkorrelige mica (muscoviet
en/of chloriet), subparallel met splijting.

Kern 39,25 tot 42,35 m (kisten 29 tot 33)
Lengte ongeveer 310 cm. Meestal stevige kernen, maar verbrokkeld en herboord
tussen 195 en 240 cm, en slechte
aansluiting op 52 cm, 94 cm, 117 cm, 270 cm.
Lichtgrijze fylliethoudende kwartsiet met groenbruine alteratie-vlekken en af en
toe geelbruine sericietische lenzen
(vb. op 130 cm, 2 cm breed). Pyriet vooral in adertjes volgens de splijting.
Druksplijting 30° op 40 cm, 30° op 75
cm, 30° op 150 cm, 35° op 255 cm.
Vanaf 260 cm tot 290 cm is er fluoriet in een kwartsader en in het
nevengesteente. De kwartsader is een
subverticale lens, deels verbrokkeld, tussen 265 en 285 cm [losse stukken 42
cm]. Naast fluoriet is er ook wat
sphaleriet en een zwart mineraal dat intiem vergroeid is met de paarse fluoriet
: hetzelfde mineraal als in boring
114E101, fijnkorrelige aggregaten, met splijting (?) en kristalvlakken ; ook
grote hardheid en pikzwart
(waarschijnlijk zwarte fluoriet).
Op 40,1 - 40,2 m monster voor Chitinozoa-bepaling aan RUG (steriel).

12.04.2000

Kern 42,35 tot 45 m (kisten 33 tot 36)
Lengte 270 cm, stevige aansluitende kernen.
Hard kwartsietisch gesteente, met bruine sericietische verwering.
Van 0 tot 45 cm, groengrijze tint, voorkeuroriëntatie van fyllietische klasten
(gelaagdheid ?) op 70°. Dikke steriele
kwartslens met vertakkingen, dwars op de voorkeuroriëntatie, tussen 20 en 40 cm.
Van 45 tot 150 cm groengrijze tot bruingrijze metaporfierische kwartsiet, met
regelmatige gelaagdheid (?)
evenwijdig met druksplijting, 38° op 56 cm, 40° op 90 cm, 36° op 116 cm, 38° op
140 cm. De voorkeuroriëntatie
wordt gekenmerkt door uitgerokken fyllietische klasten die groenachtig of
bruinachtig zijn.
Van 150 tot 215 cm toename van de bruine sericietische verweringsvlekken, die
als lenzen georiënteerd zijn
volgens de voorkeuroriëntatie, tot 1 cm breed.
Tussen 215 en 275 cm worden de sericietische lenzen breder, tot 2 cm, en de
kwartsiet (lichtgrijze kleur) bevat
geen fyllietische klasten meer.
Onderste 3 cm bestaat uit fijne groenbruine sericiet met witte verwering, en
rode Fe-oxiden verspreid in
splijtingsvlakken, samen met het wit poeder. Splijting 30°. Er zit een weinig
verspreide pyriet in deze kern, vooral
bovenaan. Vanaf 150 cm geen pyriet meer.

Kern 45 tot 47,50 m (kisten 36 tot 39)
Lengte 240 cm, stevige aansluitende kernen, af en toe brokkelig.
Van 0 tot 10 cm sericietische fylliet met een kleine kwartsietische lens.
Groenbruingrijze fylliet met druksplijting
op ongeveer 30°.
Van 10 tot 145 cm hoofdzakelijk lichtgrijze kwartsiet, met onregelmatige
lensvormige banden (van groenbruine
sericietische fylliet) georiënteerd ongeveer volgens de splijting, vaak vertakt.
Uitzicht van een opgebroken
gesteente (kwartsiet-conglomeraat met fylliet-matrix).
Van 145 cm tot 155 cm een band met groengrijze kwartsiet met fyllietische
georiënteerde insluitsels.
Voorkeuroriëntatie, evenwijdig met splijting, op 40° à 50°. Rode
verweringsvlekjes.
Van 155 tot 173 cm witgrijze kwartsiet.
Van 173 tot 240 cm witgrijze kwartsiet met wolkige textuur (metaporfier ?) en
groenbruine georiënteerde
fyllietische insluitsels, en fyllietische laagjes volgens de splijting, 40° op
185 cm, 32° op 225 cm.
Geen pyriet in deze kern.

Kern 47,50 tot 50,95 m (kisten 39 tot 41) (Fout?, zou moeten 49,95 m zijn !)
Lengte ongeveer 240 cm, verbrokkeld 175-180 cm, en van 210 tot 240 cm.
Zelfde lichtgrijze fyllietische kwartsiet, met voorkeuroriëntatie van
bruingrijze fyllietische insluitsels en bandjes,
rond 40°. Op 85-100 cm verschillende insluitsels van het zwart mineraal
(waarschijnlijk zwarte fluoriet), ook
sporen van paarse fluoriet.
Op 105 cm een sericietische lens (tot 1 cm breed) met paarse fluoriet [48,55 m].
Naar onderen toe neemt de sericitisatie toe, en is er ook meer fluoriet, en
hydrothermale invloed. Vanaf 175 cm
groenbruine sericiet, soms met rode plekken (verwering, rubefactie), met paarse
fluoriet en het zwart mineraal
(fluoriet), kwarts, en kleine pyriet-kristalletjes. Verwarde structuren, met
onregelmatige witgrijze kwartsietische
enclaves in de sericiet.

Kern 50,95 tot 51,35 m (kisten 41 tot 43)
Lengte 136 cm, stevige kernen, slechte aansluiting op 65 cm. Witte kwartsiet,
onregelmatig afgewisseld met
sericietische zones met fluoriet en het zwart mineraal. Grote kristallen op 35
cm. Meestal is het een fijn mengsel
van fluoriet met het zwart mineraal, soms zijn kristalvlakken van fluoriet te
zien, dan zijn de zwarte korrels
insluitsels in fluoriet. Het zwarte mineraal heeft 2 orthogonale splijtingen en
soms striaties. Waarschijnlijk zwarte
fluoriet (cfr. Determinatie van K. Piessens, K.U.Leuven, in boring 114E101).
Zuiver bruine fyllietische zone van
38 tot 64 cm, met wat paarse en zwarte fluoriet.
Met uitzondering van enkele fijnkorrelige pyriet-kristalletjes zijn er geen
sulfiden in deze pas.

Kern 51,35 tot 54,33 m (kisten 43 tot 46)
Lengte ongeveer 300 cm. Meestal stevige kernen, maar slechte aansluiting op
270-275 cm (verbrokkeld).
Witgrijze kwartsiet met groengrijze fyllietische lensjes en georiënteerde
fyllietische klasten. Soms geelbruine
gesericiteerde banden, vb. op 0-7 cm. Druksplijting 35° op 7 cm.
Van 40 tot 50 cm rood verkleurd in plaats van groengrijs, maar zelfde textuur,
op 30°.
Op 115-125 cm, een bruine sericietische zone met paarse en zwarte fluoriet (fijn
vergroeid) en grotere muscoviet-
kristallen.
Op 250-275 cm een schuine groenbruine sericietische band, op 70° door het
gesteente, de druksplijting staat hier op
60°.

Kern 54,33 tot 56,45 m (kisten 46 tot 49)
Lengte ongeveer 220 cm, stevige kernen, maar slechte aansluiting op 25 cm, 50
cm, 82 cm, 175 cm, 210 cm.
Zelfde witgrijze kwartsiet met fyllietische insluitsels en lenzen,
voorkeuroriëntatie 40° op 40 cm, 35° op 105 cm,
38° op 165 cm in fyllietisch laagje (= druksplijting 38°), 38° op 200 cm. De
fyllietische insluitsels zijn groen of
bruin verweerd. Er zijn ook donkergrijze lenzen. Van 0 tot 20 cm loopt de
groenbruine sericietische band verder
uit de vorige pas.
Op 150 cm een donkere band (6 mm) op 40°, met in de buurt gedissemineerde
pyriet, fijnkorrelig. Elders is er
geen pyriet.
Op 197 cm in een diaklaas vlak is het zwarte mineraal (fluoriet) zichtbaar,
fijnkorrelig.

Kern 56,45 tot 59,54 m (kisten 49 tot 52)
Lengte ongeveer 303 cm. Stevige kernen, maar slechte aansluiting op 159 cm,
186-192 cm en 203-205 cm.
Zelfde witgrijze kwartsiet met groenbruine fyllietische insluitsels en lensjes,
georiënteerd volgens de
druksplijtingsrichting die af en toe als druksplijting zichtbaar is 31° op 25
cm, 32° op 130 cm, 31° op 240 cm, 40°
op 280 cm.
Rond 50 cm verspreide pyriet in een onregelmatige donkere lens. Rond 92 cm wat
fluoriet in een splijtingsvlak.
Op 145-165 cm in een bruine sericietische zone, een onregelmatige hydrothermale
ader met paarse fluoriet, zwarte
fluoriet en pyriet [58,0 m]. Rond 170 cm, nog steeds in de bruine sericiet-
zone, fluoriet in een adertje volgens de
splijting op 40°.
De sericietzone gaat tot 208 cm.
Vanaf 208 cm meer kwartsietisch met duidelijke oriëntatie van fyllietische
insluitsels, en opnieuw fijn verspreide
pyriet, soms in adertjes volgens de splijtingsrichting. Hier en daar
onregelmatige donkergrijze vlekken.

Kern 59,54 tot 62,70 (kisten 52 tot 55)
Lengte ongeveer 308 cm, stevige aansluitende kernen. Zelfde witgrijze
kwartsiet, met georiënteerde fyllosilikaten
soms in lensjes. Foliatie 35° op 30 cm, 40° op 120 cm, 33° op 275 cm.
Op 15 cm, in een splijtingsvlak op 32°, het zwarte fluoriet samen met paarse
fluoriet.
Bovenaan is het gesteente nog wat bruingrijs, vanaf 30 cm wordt het geleidelijk
meer groengrijs (chloriet), en
homogener, en neemt het pyriet-gehalte toe. Pyriet-adertjes, vaak met grotere
muscoviet-kristallen, op 230-235 cm
mogelijk pyrophylliet (?) in een lens dwars op de splijting. Veel pyriet in
onderste helft van de kern.

Kern 62,70 tot 66,03 m (kisten 55 tot 59)
Lengte 302 cm, stevige aansluitende kernen. Zelfde lichtgrijze kwartsiet met
kleine donkere georiënteerde klasten,
deels fyllosilicaten, en met veel pyriet, zowel verspreid als in onregelmatige
lenzen, soms volgens de
voorkeuroriëntatie (foliatie ?) op 40° à 50°.
Op 60-70 cm, een schuine diaklaas op 50° volgens de splijting, met pyriet, wat
fluoriet en zwarte fluoriet.
Op 200-220 cm, een band met veel pyriet en donkergrijze onregelmatige lenzen.
Op 250 cm wat fluoriet en zwart mineraal, in het gesteente.
Op 282 cm, een lens met (paarse) fluoriet en zwart mineraal (ook fluoriet). En
overal veel pyriet.
Geen bruine sericietverwering meer, er is meer een groengrijze tint van
chloriet.

Kern 66,03 tot 68,82 m (kisten 59 tot 62)
Lengte 318 cm, aansluitende kernen.
Zelfde grijze kwartsiet met georiënteerde klasten, iets donkerder en meer
groenachtig dan tevoren. Veel pyriet.
Soms komen onregelmatige donkere aders voor met meer pyriet. De aders zijn soms
vertakt (vb. 65-80 cm). Op
190-198 cm is er een donkere ader volgens de foliatie op 50°, met idiomorfe
pyriet-kristallen.
Op 80 cm insluitsels van het zwarte mineraal (?), waarschijnlijk fluoriet.

Kern 68,82 tot 71,87 m (kisten 62 tot 66)
Lengte ongeveer 300 cm, stevige kernen, maar slechte aansluiting op 106 cm, en
op 290-295 cm. Grijze
metamorfe kwartsiet met veel pyriet, met georiënteerde donkere fyllosilikaten
(foliatie), donkergroene tint. Foliatie
40° op 40 cm (donkere band van 1 cm, gelaagdheid ?), 35° op 80 cm, 35° op 150
cm, 40° op 195 cm.
Tussen 225 en 250 cm een fijnkorrelige donkere kwartsietische band (?
Gelaagdheid, ondulerend contact bovenaan
35° tot 45°). In deze band veel minder pyriet, enkel onderaan ; het contact
onderaan (± 250 cm) onduleert tussen
40° en 55°. Pyriet zowel verspreid, grofkorrelig en fijnkorrelig, als in
adertjes, subevenwijdig met de foliatie maar
ook onregelmatig vertakt.
Op 107 m, enkele korrels van het zwarte mineraal (z ?) hier met 2 splijtingen
schuin op elkaar (amfibool ?).

Kern 71,87 tot 75,02 m (kisten 66 tot 69)
Lengte 305 cm. Stevige kernen, meestal aansluitend, niet goed op 290 cm.
Grijze kwartsiet, soms iets witter, soms donkerder met groene tint, naargelang
de hoeveelheid ingesloten
fyllosilikaten. Foliatie zwak zichtbaar, 38° op 22 cm (ook splijting van het
gesteente), 32° op 100 cm, 35° op 200
cm, 40° op 300 cm.
Veel pyriet, verminderend naar onderen toe. Geen andere sulfiden.
Van 45 tot 52 cm een lensvormige enclave van bruingrijs fyllietisch gesteente,
georiënteerd volgens de foliatie op
35°-50°, tot 3 cm dik.
Zwart mineraal (z ?) enkele korrels, op 39 cm en 52 cm, het gaat mogelijk om een
ander mineraal dan wat samen
met paarse fluoriet hoger in de boring voorkomt; zwarte fluoriet is echter ook
mogelijk

Kern 75,02 tot 78,15 m (kisten 69 tot 72)
Lengte 305 cm. Stevige kernen, niet aansluitend 0-5 cm en 303-305 cm.
Zelfde grijze kwartsiet, met foliatie op ongeveer 35°-40°, zwak uitgesproken.
Rond 50-55 cm een splijtingsvlak volgens een fijne ader, gebogen op 40-50°, met
muscoviet, fluoriet en zwarte
fluoriet. Rond 110 cm idem op 30°, rond 130-135 cm idem op 50°.
Op 145-150 cm een fijne ader op ongeveer 40°, met pyriet en bruin sphaleriet.
Het gesteente splijt volgens de ader.
Naar onderen neemt het pyriet-gehalte weer toe, zowel verspreid als in
onregelmatige aders of lenzen, en volgens
de splijting.

Kern 78,15 tot 80,76 m (kisten 72 tot 76)
Lengte 300 cm. Stevige aansluitende kernen. De diepte-aanduidingen vertonen
een grote fout (± 40 cm). Zelfde
grijze kwartsiet met zwak zichtbare foliatie, en vrij veel pyriet. Geen andere
sulfiden zichtbaar. In diaklaasvlakken
georiënteerd volgens de foliatie, zit vaak wat paarse fluoriet, bijna altijd met
zwarte fluoriet, en meestal grotere
muscoviet-kristallen, vb. op 25 cm, 115 cm, 190 cm. Muscoviet zonder fluoriet
op 280 cm in een vlak georiënteerd
op 25°.
Tussen 160 en 170 cm een lensvormige donkere enclave, waarschijnlijk meer
fyllietische kwartsiet temidden
blekere kwartsiet.

Kern 80,76 tot 84,02 (kisten 76 tot 79)
Lengte 300 cm, stevige aansluitende kernen. Diepte-aanduiding onbetrouwbaar
(fout ± 25 cm).
Zelfde grijze kwartsiet, iets lichter gekleurd, en met minder fyllietische
mineralen. Foliatie zwak zichtbaar. Fijn
verspreide pyriet, ook in adertjes, onregelmatig vertakt of volgens de foliatie.
Vaak fluoriet (paars en zwart) met muscoviet (soms wit verweringspoeder) in
splijtingsvlakken, volgens de foliatie;
op 5 cm, op 110-115 cm, op 157 cm, op 225 cm.
Af en toe zijn er kleine donkere enclaves in de kwartsiet, waarschijnlijk meer
fyllietisch.

Kern 84,02 tot 87,06 m (kisten 79 tot 82)
Lengte 297 cm. Stevige aansluitende kernen. Grijze kwartsiet, voor het eerst
met zichtbare gelaagdheid, in brede
banden afwisselend donkerder en lichter (meer kwarts). De gelaagdheid heeft een
strekking die 90° gedraaid is ten
op zichte van de foliatie (= splijting); de helling van s0 is in tegenwijzerzin
gedraaid t.o.v. de helling van s1. Er
zijn maar enkele duidelijk waarneembare gelaagdheidscontacten : op 5 cm 50°, op
18 cm 40°, op 30 cm 30°, op 80
cm 30°, op 260 cm 20°.
De foliatie is relatief constant, 37° op 15 cm, 32° op 25 cm, 38° op 35 cm, 32°
op 100 cm, 40° op 112 cm, bruine
sericietische zone (4 cm breed) van 120 tot 125 cm op 45-50° volgens de
splijting. Foliatie 32° op 200 cm, 39° op
255 cm, 39° op 270 cm. Tussen 100 en 160 cm is de foliatie-splijtingsrichting
overheersend, in lichtgekleurd
kwartsietisch gesteente met wat bruin-sericietische verwering.
Er is veel pyriet, gedissemineerd en in adertjes, volgens de gelaagdheid,
volgens de foliatie, of willekeurig.

Kern 87,06 tot 90,06 m (kisten 82 tot 85)
Lengte ongeveer 305 cm. Meestal stevige kernen. Geen aansluiting op 142 cm, op
210 cm, op 245 cm en 280 cm.
Bovenaan grijze kwartsiet, naar onderen overgaand naar bruingrijze sericietische
fylliet.
Van 0 tot 15 cm donkere band in de grijze kwartsiet; contact gelaagdheid (s0)
20° op 15 cm. Veel pyriet.
Van 15 tot 210 cm overwegend lichtgrijze kwartsiet, tussen 60 en 65 cm een
asymmetrische donkere fijnkorrelige
band (ondulerende begrenzing).
Foliatie ongeveer 20°, zwak uitgesproken. Tussen 85 en 160 cm, witte korrels (1
mm) verspreid in het gesteente :
verweerde veldspaat ? Metaporfier ? Rond 126-131 cm bruine sericietische lens.
Rond 180-185 cm enkele
fyllietische bandjes georiënteerd volgens de foliatie. Tussen 185 en 210 cm
krijgt het gesteente (nog steeds
lichtgekleurde metamorfe kwartsiet) een lichtroze tint. Op 206 cm is in een
splijtingsvlak op 35° een lichtbruin
mineraal aanwezig tussen de muscoviet en pyriet, sideriet ? Fijnkorrelige
kristal-aggregaten (B ?).
Van 210 tot 305 cm, bruine sericietische fylliet, met druksplijting op 22° (210
cm), 30° op 260 cm, 24° op 305 cm.
Veel fijnkorrelige pyriet, o.a. in fijne adertjes volgens de druksplijting (vb.
260 cm). Het fyllietische gesteente
blijft wel relatief hard, waarschijnlijk rijk aan silt.

Kern 90,06 tot 93,06 m (kisten 86 tot 89)
Lengte ongeveer 280 cm. De kernen zijn verbrokkeld tussen 45 en 95 cm (deels
kwartsader), en sluiten slecht aan
op 170 cm en 268 cm.
0-40 cm, bruingrijze gesericitiseerde fylliet met fijne pyriet adertjes.
Druksplijting 20° op 7 cm.
Van 40 tot 110 cm een vertakte kwartsader met sericietisch nevengesteente . De
kwartsader (verbrokkeld tot 95
cm) bevat pyriet en chloriet, in radiaalstralige en idiomorfe aggregaten. Er
zijn 3 variëteiten chloriet : een
lichtgroene, een donkergroene en een bruingroene; alle vormen ze kristallen,
vaak bolvormige of tonvormige
aggregaten. Ook geodische kwarts en muscoviet en wat bruine goethiet
(verwering). Losse stukken [90,5 tot 91
m].
De kwartsader wigt verticaal uit rond 110 cm. Vanaf 100 cm tot 160 cm, opnieuw
bruingrijze sericietische fylliet,
met fijne donkere adertjes en pyriet-adertjes ongeveer volgens de
splijtingsrichting op 20-30°.
Van 160 tot 215 cm een bruinere band, met in het centrum, 185 tot 193 cm, een
donkerbruine shear-zone met
opgebroken laminaties, donkerroodbruin, lichtgeelbruin, groenbruin, uitgerokken
volgens splijtingsrichting op 30°,
ook wit sericietisch verweringspoeder. Geen pyriet in de bruine band. Op 210
cm een witte steriele kwartsader (12
mm) op 40° volgens de splijtingsrichting.
Vanaf 215 cm wordt het fyllietisch gesteente geleidelijk terug grijzer, en neemt
het pyriet-gehalte toe (in fijne
adertjes).
Het kernstuk 268-280 cm is grijze siltsteen, en werd enkele keren herboord
(speciale vorm).

Kern 93,06 tot 95,75 m (kisten 89 tot 92)
Lengte 287 cm. Stevige aansluitende kernen. Bruingrijze kwartsfylliet, met
uitgerokken grijze kwarts
(submillimetrisch) in een geelbruingrijze sericietische matrix waar de
fyllosilikaten rond de kwarts golven. Veel
pyriet (fijne kristalletjes). Foliatie (= druksplijting) 25° op 65 cm, 20° op
175 cm, 19° op 230 cm.
Op 15-30 cm is er een schuine kwartsader, 2 tot 4 cm breed, dwars op de
splijtingsrichting, onregelmatig begrensd,
met veel diverse sulfiden: pyriet, chalcopyriet, mogelijk galeniet (?),
sphaleriet (?), arsenopyriet (?), stibniet (?) en
zelfs proustiet of pyrargyriet (?) met rode interne reflectie : te verifieren.
Mogelijk zilverhoudend !

17.04.2000

Kern 95,75 tot 98,91 m (kisten 92 tot 95)
Lengte 312 cm, stevige aansluitende kernen.
Bruingrijze fyllietische kwartsiet met onregelmatige kwartsaders.
0-88 cm overwegend fijnkorrelige bruingrijze kwartsiet met veel fijne pyriet.
Op 30 cm splijt het gesteente op 14°,
op 60 cm splijting 19°, op 75 cm 20°. Volgens dezelfde strekking als de
splijting zijn er zeer fijne donkere adertjes
op ongeveer 30° tot 40°. Rond 28-33 cm een samengestelde band op 20° met witte
kwarts aan de rand en
donkerder grijze fylliet in het centrum. Op 72-76 cm een wig met donkere
fylliet.
Op 85-90 cm een kwartsader (1 cm dik) op 50°, dwars op de splijtingsrichting.
Onder deze kwartsader begint een
bruinere zone met sericietfylliet, soms in fijne bandjes. Op 100-107 cm een
vertakte kwartsader met wat sphaleriet
en galeniet in het horizontaal deel. Op 140 cm een dunnere (1 cm) kwartsader op
30-40° (strekking niet volgens
splijting).
Van 164 tot 176 cm een onregelmatige vertakte kwartsader met wat fijne rutiel
(?) aan de rand van de ader.
Van 183 tot 234 cm dikke samengestelde ader met bruingrijze fyllietische
kwartsiet als nevengesteente. De
kwartsader bevat soms geodische kwarts, wat chloriet en wat sphaleriet. Op 250-
260 cm, dunnere (2 cm)
kwartsader met pyriet en Fe-oxiden (?), op 275 cm een horizontaal bandje (2 mm)
met wat sphaleriet. Op 285-295
cm een schuine kwartsader (1-3 cm) op 60° met wat sphaleriet, Fe-oxiden en
mogelijk rutiel.

Kern 98,91 tot 100,20 m (kisten 95 tot 97)
Lengte 140 cm. Aansluitende kernen.
Bruingrijze tot bruine fyllietische kwartsiet met fijne pyriet.
Voorkeuroriëntatie (uitgerokken ?) volgens 15° à 30°,
splijting daar ergens tussenin.
Op 50-60 cm, een kwartsader (25 mm) op 65° met een sphaleriet kristal van 5 mm
(of Fe-hydroxide, minder
waarschijnlijk).
Op 125-130 cm, een kwartsader (30 mm) op 25°, steriel. Op 140 cm, naast een
onregelmatige kwartsader, grote
sphaleriet -vlek met pyriet.

Kern 100,20 tot 102,40 (kisten 97 tot 99)
Lengte 180 cm, stevige aansluitende kernen.
Bruingrijze tot donkergrijze fyllietische kwartsiet, met plooistructuren
(gelaagdheid ?) en kwartsaders.
Splijting 20° op 120 cm, 22° op 156 cm, 37° op 175 cm volgens de (?)
gelaagdheid.
Gelaagdheid 55° op 5 cm, met sphaleriet-lens (+ wat cp) tot 5 mm dik volgens
deze richting. Gelaagdheid (?) buigt
om naar vertikaal op 20 cm, onduleert weer tot 60° op 24 cm, vertikaal
onderbroken door kwartsaders rond 40-45
cm. Gelaagdheid 20° op 52 cm, 50° op 70 cm, 36° op 100 cm, 30° op 130 cm,
ondulatie op 135 (vertikaal), 140
cm (horizontaal), 35° op 150 cm, 45° op 170 cm. Tussen 125 en 160 cm is de
textuur anders, mogelijk
metaporfier, met witte mm-vlekjes (kwarts ? omgezette veldspaat?).
Tamelijk veel pyriet, fijn verspreid, naar onderen toe meer in onregelmatige
aders.
Steriele kwartsaders, subhorizontaal op 14-17 m, met subhorizontale lenzen
tussen 24 en 32 cm, steiler en vertakt
39-47 cm, 50-53 cm. Tussen 75 en 105 cm, dunne schuine kwartsaders dwars op
gelaagdheid op ongeveer 45°.
Subhorizontale kwartsader rond 120-123 cm, en schuine ader, vertakt 130-146 cm.

Kern 102,04 tot 103,07 m (kisten 99-100)
Lengte 103 cm, stevige aansluitende kern. Zelfde bruingrijze fyllietische
kwartsiet met steriele kwartsaders en met
veel pyriet in lenzen en adertjes. Tussen 20 en 32 cm aderkwarts.
Van 30 tot 64 cm eigenaardige structuur met centimetrische gezoneerde fragmenten
of afgeplatte ondulerende
lenzen die intens geplooid zijn, als een opgebroken vloeistructuur ; pyriet in
sommige van de lenzen. Vanaf 55 tot
85 cm deels aderkwarts, onregelmatig begrensd.
Van 85 tot 95 m regelmatige bruingrijze gelamineerde (?) fyllietkwartsiet,
gelaagdheid op 45°. Van 95 tot 103 cm
opnieuw kwartsader.

Kern 103,07 tot 104,90 m (kisten 100 tot 102)
Lengte ongeveer 180 cm. Verbrokkeld 0-10 cm (kwartsader). Bruingrijze
kwartsietische fylliet met complexe
gelamineerde plooistructuren (gelaagdheid ? moeilijk te meten), onderbroken door
onregelmatige kwartsaders.
Geen duidelijke (druk)splijting. Op 50 cm galeniet en sphaleriet in kwartsader,
ook wat chalcopyriet. Op 132 cm
chalcopyriet. Onregelmatig verspreide pyriet. In de kwarts zit naast chloriet
ook een geelwit mineraal (?).

Kern 104,90 tot 107,95 m (kisten 102 tot 105)
Lengte 293 cm. Aansluitende kernen.
Zelfde bruingrijze kwartsietische fylliet, naar onderen toe wordt de gelaagdheid
regelmatig.
Van 0 tot 40 cm deels kwartsader, subvertikaal uitwiggend op 65 cm. De kwarts
is deels geodisch, en bevat naast
groene chloriet een geelwit mineraal, met kleine idiomorfe kristalletjes met
kristalvlakjes, mogelijk veldspaat ? (of
een met HCl niet-opbruisend carbonaat ?).
Pyrietische band, 2 cm breed, op 82-85 cm, op 30°. Vanaf 70 cm zijn laminaties
en bandjes met onregelmatige
structuur maar regelmatige helling te zien, bruingrijs, donkergrijs en
lichtgrijs, soms uitgerokken.
Gelaagdheid (?) 25° op 100 cm, 20° op 150 cm, 30° op 200 cm, 30° op 250 cm, 25°
op 290 cm. Minder pyriet naar
onderen toe.

Kern 107,95 tot 111,10 m (kisten 105 tot 108)
Lengte ongeveer 302 cm. Slechte aansluiting op 17 cm, 115 cm, 127 cm.
Bruingrijze gebande tot gelamineerde kwartsietische fylliet, met regelmatig
georiënteerde bandjes, 30° op 25 cm,
35° op 90 cm. Op 140 cm wordt deze gelaagdheid (?) op 40° doorsneden met een
zwakke hoek door een
druksplijting op 28° (zelfde strekking).
Op 180 cm een kwartsader (2 cm) op 30° volgens de splijtingsrichting. Op 210 cm
splijting en (gelaagdheids?)
bandjes parallel op 32°. Op 270 cm splijting op 30° en gelaagdheid (?) op 40°
zelfde strekking.
Het pyriet-gehalte is wisselend : soms afwezig, soms overvloedig in lenzen,
adertjes (onregelmatig) of verspreid.
De interne structuur van de bandjes is erg verward, misschien is dit de
gelaagdheid, misschien een shear richting.

Kern 111,10 tot 113,33 m (kisten 108 tot 111)
Lengte ongeveer 240 cm, verbrokkeld gesteente van 60 tot 70 cm, 140-155 cm, 178-
186 cm, en 200-240 cm. De
bovenste stukken 0-15 cm hebben rondgedraaid in het boorgat. Zelfde bruingrijze
tot donkergrijze fijn-
kwartietische fylliet of fyllietische siltsteen. Wazige banden of laminaties op
30° tot 40° ; met splijting volgens
dezelfde richting. Weinig of geen pyriet.
Het gesteente wordt iets donkerder, minder bruin, naar onderen toe.

Kern 113,33 tot 115,38 m (kisten 111 tot 113)
Lengte ongeveer 210 cm. Sterk verbrokkeld gesteente, de splijting is volgens de
gelaagdheid, op ongeveer 40° tot
50°. Verbrokkeld 0-60 cm en 140-190 cm. Er is relatief weinig pyriet, soms wel
geconcentreerd in adertjes,
lensjes of laagjes. Veel pyriet rond 175-185 cm. Het gesteente is nog steeds
donker bruingrijs met onscherpe
laminaties of bandjes.
Tussen 100 en 120 cm een blekere band op 45° met duidelijke voorkeuroriëntatie
van kleine donkere fyllietische
insluitsels.

Kern 115,38 tot 116,25 m (kisten 113 en 114)
Lengte ongeveer 70 cm. Verbrokkeld 35-40 cm en 60-70 cm. Zelfde donkergrijze
fyllietische siltsteen met
vermoedelijk gelaagdheidsbandjes (afwisselend donker, bleker, iets bruiner)
gekenmerkt door fijne georiënteerde
vlekjes. Fijne verspreide pyriet. Gelaagdheid 35° op 10 cm, 35° op 55 cm.
Druksplijting schijnbaar iets minder
steil, ongeveer 30°.

Kern 116,25 tot 117,15 m (kisten 114 en 115)
Lengte ongeveer 90 cm. Sterk verbrokkeld 0-30 cm en 60-90 cm.
Zelfde gesteente, met weinig verspreide pyriet.
Gelaagdheid 40° op 50 cm, regelmatige helling.

Kern 117,15 tot 117,70 m (kisten 115 en 116)
Lengte ongeveer 60 cm, volledig verbrokkeld gesteente. Zelfde donker
bruingrijze fyllietische siltsteen met wazige
fijne laagjes op ongeveer 40°. Wat fijne verspreide pyriet. Wit
verweringspoeder (sericiet).

Kern 117,70 tot 118,77 m (kisten 116 en 117)
Lengte ongeveer 110 cm, verbrokkeld 40-80 cm. Zelfde bruingrijze fylliet tot
siltsteen, met splijting rond 40°.
Gelaagdheid ook ongeveer 40° maar met een strekking ongeveer 45° in
tegenwijzerzin t.a.v. splijting in bovenste
deel van kern tussen 0 en 40 cm.
Vanaf 80 cm is het gesteente iets minder bruin, en schijnen gelaagdheid en
splijting samen te vallen op 40° tot 45°,
zelfde helling en strekking.
Fijne verspreide pyriet.

Kern 118,77 tot 119,57 m (kisten 117 en 118)
Lengte ongeveer 85 cm, verbrokkeld 25-85 cm, met veel witte mica en wit poeder
(sericiet).
Bruingrijze fylliet met goede splijting op 40° tot 50°. Veel fijnkorrelige
pyriet in bovenste 25 cm.

Kern 119,57 tot 120,20 m (kist 118)
Lengte ongeveer 55 cm. Volledig verbrokkeld gesteente. Zelfde grijze fylliet
met wit sericietisch poeder en fijne
gedissemineerde pyriet.

Kern 120,20 tot 120,87 m (kist 119)
Lengte ongeveer 60 cm. Sterk verbrokkeld 0-10 cm en 30-60 cm. Zelfde
donkergrijze fylliet. De gelaagdheid
wordt vager. Goede splijting op 40° à 45°. Fijne gedissemineerde pyriet. Nog
steeds wit sericietisch poeder in
splijtingsvlakken.

Kern 120,87 tot 121,65 m (kisten 119 en 120)
Lengte ongeveer 55 cm. Verbrokkeld 0-15 cm. Sterk gespleten donkergrijze
fylliet met vage bruingrijze
laminaties op 40°-45°, zoals de splijting. Ook subvertikale diaklaas. Veel wit
sericietisch poeder. Wat fijne
pyriet.

Kern 121,65 tot 122,80 m (kisten 120 en 121)
Lengte ongeveer 105 cm. Verbrokkeld 45-50 cm, geen aansluiting op 65 cm.
Overigens iets steviger kernen.
Zelfde donker bruingrijze fylliet tot siltsteen. De gelaagdheid wordt hier
steiler, en de (druk)splijting dus ook, ze
blijft parallel met de gelaagdheid. De banden blijven echter wazig, niet scherp
afgelijnd. Onderste 3 cm bijna
zwart. Gelaagdheid 50° op 10 cm, 60° op 40 cm, 70° op 65 cm, 56° op 95 cm, 60°
op 105 cm.
Pyriet fijn verdeeld en in sommige laagjes geconcentreerd. Rond 40-50 cm een
pyrietlaagje (1-2 mm) met Fe-
oxide verwering.
Wit sericietisch poeder in splijtingsvlakken.

Kern 122,80 tot 124,22 m (kisten 121 tot 123)
Lengte ongeveer 160 cm. Volledig verbrokkeld 120-160 cm. Lichtbruine tot
donkergrijze gebande fyllietische
siltsteen. Steile gelaagdheid, met dito splijting (bijna evenwijdig), zwarte
band 0-8 cm op 50°.
Op 122,80 m in zwarte band, monster voor Chitinozoa-bepaling aan RUG (steriel).
Opnieuw zwarte band 23-30 cm, op 60°, splijting slechts 50°.
Lichtbruine sericietische band 30-58 cm, zwarte band met veel pyriet 58-68 cm,
contact op 60°.
Vanaf 68 cm, lichtgrijsbruine fyllietische siltsteen met enkele donkere lenzen.
Tussen 118 en 131 cm een schuine
kwartsader (max. 1 cm) volgens de gelaagdheid op 65°, met sphaleriet en wat
pyriet.
Pyriet komt verspreid voor, en ook in adertjes meestal volgens de
gelaagdheid/druksplijting.

Kern 124,22 tot 126,06 m (kisten 123 tot 125)
Lengte ongeveer 173 cm. Slechte aansluiting op 40 cm, 110 cm en 161 cm,
overigens steviger kernen.
Zelfde bruingrijze fylliet, nu met ingewikkelde structuren en kwartsaders.
Gelaagdheid en druksplijting 50° op 10 cm. Tot 80 cm is de structuur
regelmatig, met gelaagdheid 50° op 50 cm,
40° op 80 cm. Rond 35-43 cm is er een onregelmatige kwartsader met witte
gesilicifieerde verbreding, met het
geelwit fijnkorrelig mineraal.
Op 75 cm is er een aggregaat van sphaleriet, wat pyriet en het geelwit mineraal
in kleine (romboëdrische ?)
kristalletjes : een carbonaat ?
Tussen 80 en 173 cm heeft het gesteente een breccieuse structuur, met
centimetrische fragmenten die elk fijn
gelamineerd tot geband zijn met microplooitjes ; door het geheel lopen
onregelmatige steriele kwartsaders, meestal
met een groene chlorietische zoom. In het gesteente is nog steeds de bruine
sericietkleur aanwezig naast de
donkergroengrijze chloriet-kleur. Er is ook veel gedissemineerde fijnkorrelige
pyriet.

Kern 126,06 tot 128,95 m (kisten 125 tot 128)
Lengte ongeveer 300 cm, verbrokkeld vanaf 275 cm. Zelfde bruingrijze tot
donkergroengrijze fylliet, met sterk
geplooide en gebroken gelaagdheidsstructuren, en enkele kwartsaders met chloriet
en pyriet. Ook muscoviet
(sericiet) in het gesteente. Van 20 tot 55 cm deels een kwartsader, met
donkergroene tot zwarte chloriet, en pyriet.
Op 50 cm een grote vlek galeniet (?) omringd door chloriet. De chloriet vormt
vaak idiomorfe tonvormige
(cilindrische) aggregaten.
Van 55 tot 120 cm breccieuse structuur, met gelaagdheid overwegend zwakhellend,
met bruuske sprongen langs
kleine breukjes.
Op 126,90 m monster voor Chitinozoa-bepaling aan RUG (steriel).
Van 120 tot 170 cm veel lichter gekleurd en sterker geplooid, met meer fijne
kwartsietische laagjes.
Op 122-123 cm een subhorizontale kwartsader, met een smalle subverticale
vertakking, naar een geode tussen 136
en 150 cm, met idiomorfe kwarts, zeer fijne pyriet, en zwarte chloriet-
aggregaten, zeer fijnkorrelig.
Van 170 tot 205 cm opnieuw een kronkelende kwartsader, verbredend tot een geode
tussen 190 en 202 cm, met
enkele grotere kwartskristallen, en zeer fijne zwarte chloriet, bedekt met
fijnkorrelige pyriet-kristalletjes ; losse
stukjes [128,0 m] (kist 127).
Van 235 tot 250 cm, opnieuw onregelmatige kwartsader. Tussen 170 en 300 cm is
het gesteente donkergrijs, met
chloriet en muscoviet, soms in grotere kristallen, fyllietisch tot schisteus,
met zeer onregelmatige plooitjes en
breukjes. Relatief veel pyriet, soms met Fe-oxiden (verweerd).

Kern 128,95 tot 130,20 m (kisten 128 en 129)
Lengte ongeveer 120 cm. Verbrokkeld 38-42 cm en van 90 tot 120 cm.
Zelfde donkergrijze fyllietische silsteen met bruine of donkergroene tint.
Sericietische bruine kleur vooral
bovenaan (geplooid deel).
0-30 cm zeer sterk geplooid, vanaf 30 cm meer regelmatige gelaagdheid en
evenwijdige druksplijting, 25° op 50
cm, 20° op 90 cm.
Pyriet, zowel gedissemineerd als in adertjes volgens de gelaagdheid/splijting.
Onregelmatige kwartslenzen op 3-4 cm, 10 cm, 18 cm, en subverticale ader tussen
25 en 50 cm. Vanaf 85 cm een
wigvormige kwartsader, subverticaal, verbredend naar onderen. Losse fragmenten
[130,0 m].
Op 129,45 m monster voor Chitinozoa-bepaling aan RUG (steriel).

Einddiepte : 130,20 m.

-----------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
-----------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
-----------------------------------------------------------------------------
Ordovicium, deels magmatisch, en hydrothermaal en metamorf omgezet.
Waarschijnlijk oorspronkelijk
Chevlipont-formatie van Tremadoc-ouderdom, met hier lokaal vulkanische
intercalaties.
-----------------------------------------------------------------------------
AUTEUR
-----------------------------------------------------------------------------
Walter DE VOS, 17/02/2003


BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

114E/102 (V, a) KAARTBLAD: ENGHIEN
p. 1/1