114E0088
geobib-B113
ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 114E
PLAAT: ENGHIEN
Nr: 88 (V, a)
Type Boring: boring B4
Topografische kaart: 38/4
Uitgevoerd te: Marcq
Postnr:
Adres boorplaats:
Opdrachtgever: ANRE
Boorfirma:
Boordatum: 1988
Topografie:
Stalen door:
Boringsmethode:
Lengte & doormeters:
Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust :
Tijdens pompen:
Debiet :
Waterzaaknr:
Totale diepte: 76 m
Stalen bewaard: ja (kernen)
Maaiveld/ref. peil: 53 m
X: 124340
Y: 154090
NIS-code:
---------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING van de kernen – Timothy Debacker UG
---------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * AARD DER GRONDLAGEN
---------------------------------------------------------------------------
De kernen van 1 meter lengte zijn opgeslagen in kisten van 2 meter. De dieptes
zijn op de kisten aangebracht en iedere kist bevat twee kernen van 1 meter
lengte : A en B. De sokkel werd aanegboord op een diepte van 10.90 m.
Afkortingen : S1 = splijting, S0= gelaagdheid, // = parallel aan, CCW =
counterclockwise, tegenwijzerzin van , CW = clockwise, wijzerzin van.
10.90 12.00 m
De diepte 10,90 m is gemarkeerd; echter boven dit komen nog een vijftal losse
brokken gesteente voor, aaneensluitend goed voor een kleine 50cm sokkel. Het
gesteente voelt vettig aan en bestaat uit een afwisseling van olijfgroen
gekleurde fijnsiltige banden (60%) en grofsiltige tot fijnzachtige wazige
(bijna uitzicht van kwartsaders) witte kwartsietbanden (40%), met een dikte
van maximum 1 à 2 cm.
Deze banden, waarschijnlijk de gelaagdheid, zijn sterk gealtereerd
(silicificatie, sericitisatie). De stratigrafische polariteit van het
gesteente is onbekend. De gelaagdheid helt matig tot steil (60 à 70°),
ongeveer in dezelfde richting als de splijting. Wit poeder komt lokaal voor
in de splijtingsvlakken (bovenaan B). Een sterke verbrokkeling treedt op op
11,80m.
Het gesteente is gespleten langs onregelmatig, gerefracteerde, matighellende
barsten. In vergelijking met B5 is deze splijting nogal steil. De strekking
van de splijting (S1) staat tegenwijzerzin (CCW) (tot 80° CCW) ten opzichte
van de strekking van de gelaagdheid (S0). Er zijn geen duidelijke striaties
op de splijtingsvlakken.
S1-helling: onderaan A: 57°, onderaan B: 52°.
12.00 14.00 m
Zelfde gesteente. Zeer veel verbrokkelingen treden op (vb. 12,50 tot 12,65 m
en 13,00 tot 13,30 m), meestal langs onregelmatige vlakken parallel aan de
splijting, dikwijls opgevuld met wit poeder en lokaal (halfweg B) met
gesteentefragmenten. De gelaagdheid is, door de verbrokkelingen moeilijk te
volgen; onderaan B staat de gelaagdheid steilhellend tot subvertikaal,
tegengesteld hellend aan de splijting.
De strekking van S1 staat 35° wijzerzin (CW) ten opzichte van de strekking van
S0. Geen duidelijke striaties.
S1-helling: halfweg A: 47°, onderaan B:45°.
14.0 16.00 m
Zelfde gesteente met nog steeds een sterk olijfgroene kleur en veel witte
kwartsietbandjes. De individuele laagjes zijn beter te onderscheiden. De
lagen staan overwegend subvertikaal. Nog steeds geen duidelijke polariteit te
bepalen. Nog steeds veel verbrokkelingen: smalle op 14,40 m met wit poeder en
gesteentefragmentjes en ook rond 15,80 m.
De strekking van S1 // de strekking van S0.
S1-helling: 52° onderaan A, 46° halfweg B.
14.0 16.00 m
Op deze kist staan dezelfde dieptes aangeduid als op de vorige. Nog steeds
hetzelfde gesteente. In kern A evenwel domineren de relatief grofkorrelige
kwartsitische laagjes boven de fijnkorrelige olijfgroene lagen. Ook komen
meer grijsgekleurde zones voor. In kern B domineert terug de olijfgroene
kleur. De gelaagdheid staat subvertikaal bovenaan A, buigt af en ligt in B
schijnbaar parallel aan de splijting. "Schijnbaar" want de splijting en de
gelaagdheid hebben een andere strekking.
Een kwartsader komt voor onderaan B (15,65 tot 15,85 m), staat deels
vertikaal, deels volgens de splijting, en bevat chloriet en metallische
sulfiden. Een kleinere kwartsader is aanwezig van 15,40 tot 15,45 m diepte.
De splijting wordt meer uitgesproken met een gladder oppervlak in kern B.
De strekking van de splijting staat loodrecht op de strekking van de
gelaagdheid.
S1-helling: bovenaan A: 54°, halfweg B: 35° (glas S1-oppervlak).
16.0 18.00 m
Zelfde gebande gesteente (afwisseling wazige witte kwartsitische laagjes met
olijfgroene fijnsiltige laagjes), met evenals in de vorige kist het voorkomen
van lensvormige discontinue kwartsitische bandjes tussen fijnsiltige
olijfgroene lagen. Er treedt een sterke olijfgroene tot bruingroene
verkleuring van de fijnsiltige lagen op ("matrix"). De lagen zijn
gecrenuleerd volgens de splijting. De stratigrafische polariteit is onbekend.
Bovenaan A ligt de gelaagdheid parallel met de splijting (schijnbaar;
strekkingsverschil S1-S0!), naar onderen toe wordt de helling van de
gelaagdheid steiler (70 à 85°) en helt ze in dezelfde richting als de
splijting. Onderaan kist B ligt een doorgezaagd stuk kern met een blauwgrijze
kleur, dat hier niet lijkt thuis te horen (past niet aan een doorgezaagde
olijfgroen gekleurd stuk kern).
De strekking van de S1 staat CW tot loodrecht ten opzichte van de strekking
van S0. De splijtingsvlakken zijn onregelmatig en sterk refracterend (zowel
in helling als in strekking).
S1-helling: bovenaan A: 47°, bovenaan B: 37°.
18.0 20.00 m
Zelfde gesteente met olijfgroene tot bruingroene kleur. Tengevolge van het
veelvuldig voorkomen van kwartsaders is het verloop van de lagen moeilijk te
zien. Bovenaan A komen twee kwartsaders voor (ongeveer 10 cm breed),
subparallel aan S1, niet volledig opgevuld (eerder geodisch met prismatische
kwartskristallen, chloriet en zwarte mineralen (?)). Ook lager komen nog
smallere kwartsaders voor (zeker 10 per kern), dikwijls met een onregelmatige
vorm, maar subparallel aan de splijting.
S1-helling: halfweg A: 39° (ruw oppervlak), onderaan B: 42° (meer effen, maar
gekinkt).
20.00 22.00 m
Zelfde als de vorige kist, met veel kwartsaders en kwartsvlekken in een geband
groen tot olijfgroen gesteente. Er treedt echter al meer blauwgrijskleuring
op (onderaan A, overheersend boven de groenkleuring in kern B). Qua hardheid
en korrelgrootte zijn de blauwgrijze zones identiek aan de olijfgroen zones.
In kern B, in de donkerblauwgrijze siltige matrix zitten harde dikwijls
lensvormige bankjes. Er treden veel crenulaties op en schijnbare afsnijdingen
volgens de splijting. De gelaagdheid staat globaal genomen subvertikaal (80 à
90°).
De S1-strekking ligt 30° CW ten opzichte van de S0-strekking.
S1-helling: bovenaan A: 37°, onderste helft B: 44°.
22.00 24.00 m
Zelfde gebande gesteente, met evenwel meer wolkige kwarsitische bandjes en een
overwegend donkerblauwgrijze kleur voor de fijnsiltige textuur. Lokaal komen
ook olijfgroene kleuren voor. Deze twee verkleuringen van de fijnsiltige
laagjes (donkerblauwgrijs versus olijfgroen) zijn alteratieverschijnselen daar
soms hetzelfde laagje soms op een bepaalde diepte olijfgroen gekleurd is,
maar dieper grijsblauw gekleurd is. Een sterk kwartsitische zone komt voor
onderaan B (23,40 tot 24 m diepte) waarin geen gelaagdheid te onderscheiden
is. De S0 helt ongeveer 70°, in dezelfde richting als de splijting. Ook de
stratigrafische polariteit is invers.
Slechts een klein verschil in strekking tussen S1 en S0. Zwakke striaties en
fibres komen voor subparallel aan de hellingsrichting van S1, en met een
inverse verplaatsing.
S1-helling: bovenaan A: 41°, onderaan B: 38°.
24.00 26.00 m
Evenals kern B van kist 8, is het gesteente eerder kwartsitisch: bandingen van
beige bleke wazige kwartsitische bandjes en (ondergeschikt) olijfgroene
bandjes. Soms komen ook donkerblauwgrijze zones voor. Kwartsaders en vlekken
(met chloriet) komen veelvuldig voor. Naar onderen toe neemt het
kwartsietgehalte terug af en wordt het gesteente sterker geband. Het is niet
altijd duidelijk hoe de gelaagdheid georiënteerd is. Bovenaan helt de
gelaagdheid (lich gecrenuleerd) 60 à 70°, volgens de splijting, naar onderen
toe neemt de helling af en is de gelaagdheid subparallel aan de splijting.
S1-helling: bovenaan A: 42°, halfweg B: 42°.
26.00 28.00 m
Zelfde geband gesteente met terug veel olijfgroene verkleuring (dominant boven
de witte kwartsitische banden). De kernen voelen vettig aan. De sterkste
olijfgroene verkleuring (sericiet?) komt voor tussen 26,50 en 26,80 m. Lokaal
komt ook wat donkerblauwgrijze verkleuring voor. Veel kwarts, als vlekken en
aders (minder dan voorheen). Naar onderen toe worden de laminaties
duidelijker. De gelaagdheid helt in dezelfde richting als de splijting, maar
iets steiler (60°).
De strekking van S1 staat 45° CW ten opzichte van de strekking van S0. De
splijtingsoppervlakken worden gladder. Zwakke striaties en komen voor
parallel aan de hellingsrichting S1.
S1-helling: onderaan A: 57° (sericiet zone), halfweg B: 52°.
28.00 30.00 m
Zelfde uitzicht als vorige kern, maar met meer laminaties. Kruisgelaagdheid
is te onderscheiden, en lijkt een inverse stratigrafische polariteit aan te
wijzen. Er zijn weinig crenulaties. Veel kwartsvlekken en -aders (1 à 3 cm
dik). De gelaagdheid is subparallel aan de splijting tot iets steiler (50 à
70°).
Striaties en fibres komen // hellingsrichting van de splijting.
S1-helling: halfweg A: 46°, onderaan B: 60°.
30.00 32.00 m
In A is er een afwisseling van olijfgroene en donkerblauwgrijze banden, de
olijfgroene overheersen. In tegenstelling tot hoger zijn de donkerblauwgrijze
meer grofkorrelig (fijnzandig) in vergelijking met de olijfgroene
(fijnsiltig). De stratigrafische polariteit lijkt invers. In kern B is er
terug een afwisseling van olijfgroene banden en meer grofkorrelige
(fijnzandig) witte tot beige kwartsitische bandjes. Zeer veel kwartsvlekken
en -aders komen voor (dikwijls niet volledig opgevuld; geodisch) met erin
chloriet en metallische sulfiden. In sommige S1-vlakken komen wit poeder voor
(sericiet?). De splijting is niet altijd duidelijk; soms is ze uitgesproken
aanwezig (parallel met S0), soms maar zwak aanwezig. De gelaagdheid is
georiënteerd volgens de splijting, soms met een iets steilere helling.
De strekking van S1 is ongeveer // strekking S0.
Fibres zijn zwak aanwezig volgens de hellingsrichting van S1.
S1-helling: bovenaan A: 65°, bovenaan B: 70°.
32.00 34.00 m
Zelfde geband gesteente. Echter, bovenaan A en onderaan B: meer kwartsitisch:
bleke wazige witte kernen zonder duidelijke gelaagdheid. De gelaagdheid helt
steil, ongeveer volgens de splijting in kern A (echter; groot verschil in
strekking tussen S0 en S1). Olijfgroene verkleuring komt voor tussen de
blekere, crèmekleurige kwartsietbanken, behalve onderaan A en bovenaan B, waar
tussen de kwartsietbandjes donkerblauwgrijze fijnkorrelige lagen voorkomen en
het gesteente meer gelamineerd is. Een lichte glans komt voor op de
splijtingsvlakken.
S1-strekking staat praktisch loodrecht op de strekking van S0. De splijting
is neit sterk ontwikkeld. Striaties komen voor parallel aan de
hellingsrichting van S1.
S1-helling: halfweg A: 42°, bovenaan B: 32°.
34.00 36.00 m
Kern A is (net zoals B van 13) sterk kwartsitisch met een witte tot beige
kleur en sporadisch (30%) het voorkomen van olijfgroene fijnere banden. De
gelaagdheid is moeilijk te onderscheiden. In kern B: de donkerblauwgrijze
kleur, met gespikkeld uitzicht, wordt dominant. In deze "matrix" bevinden
zich bleke, beige meer grofkorrelige (fijnzandig) kwartsitische bandjes (soms
lensvormig en discontinu).
Zeer plaatselijk komt nog een olijfgroene verkleuring voor. De polariteit in
B lijkt normaal. De gelaagdheid helt steil (60° - 70°), hellend tegengesteld
aan de splijting onderaan. Crenulaties treden op volgens de splijting.
Kleine plooitjes komen voor.
De strekking van S1 staat praktisch loodrecht op de strekking van S0 Striaties
(zwak) komen voor subparallel aan de hellingsrichting S1. S1-helling:
bovenaan A: 32°, bovenaan B: 35°.
36.00 38.00 m
Zelfde gebande gesteente: afwisseling van relatief fijnkorrelige
donkerblauwgrijze lagen (dominant; "matrix") met relatief grofkorrelige
(fijnzandige) wazige crèmekleurige kwartsitische bandjes. Veel laminaties
komen voor. De kwartsitische bandjes wiggen soms lensvormig uit. De
bovenhelft van kern B is sterk kwartsitisch, onderaan terug hetzelfde gebande
gesteente. In beide kernen (A en B) ontbreekt een duidelijke olijfgroene
verkleuring. Er komen meer crenulaties, plooien en afsnijdingen volgens de
splijting voor dan hoger. De gelaagdheid verandert sterk. Onderaan B is de
polariteit normaal.
De strekking van S1 staat 60° CCW ten opzichte van de strekking van S0
(gemeten onderaan B: strekking van S0 varieert sterk).
Zwakke striaties komen voor subparallel aan de hellingsrichting S1.
S1-helling: bovenaan A: 53°, onderaan B: 40°.
38.00 40.00 m
Zelfde gebande donkerblauwgrijze gesteente met witte crèmekleurige
kwartsitische laagjes, soms lensvormig uitwiggend. Praktisch geen olijfgroene
verkleuring meer aanwezig. Crenulaties komen voor volgens de splijting. De
gelaagdheid staat globaal genomen steil, bijna loodrecht op de splijting.
Polariteit lijkt normaal. Een dun kronkelend kwartsadertje komt voor halfweg
B.
De strekking van S1 staat 60° CCW ten opzichte van de strekking van S0. De
splijting is nog steeds gerefracteerd.
S1-helling: 32° bovenaan A; 40° bovenaan B.
40.00 42.00 m
Zelfde als voorgaande kist: geband donkerblauwgrijs fijnsiltig gesteente met
bleke siltige tot fijnzandige kwartsitische laagjes. De gelaagdheid staat
overwegend subvertikaal en is gecrenuleerd volgens de splijting. Shearfolding
lijkt op te treden. In kern A komen lokaal lichte plooien voor.
Smalle afsnijdingen komen voor volgens de splijting (ongeveer 5 per meter),
gevuld met wit poeder (sericiet?). Ook dunne kwartsaderjes aanwezig volgens
de splijting (max. 3 mm dik). De polariteit onderaan B is normaal.
De strekking van de S1 staat 30° tot 60° CCW ten opzichte van de strekking van
S0. Zwakke striaties zijn aanwezig // hellingsrichting van de S1.
S1-helling: 32° bovenaan A, 36° halfweg B.
42.00 44.00 m
Zelfde gebande gesteente als hoger. Minder wit poeder in de
splijtingsvlakken, de kernen zijn meer continu. Er komen relatief gezien meer
kwartsitische banden voor (60 - 70% van het gesteente), soms lensvormig
uitwiggend. De lagen zijn licht geplooid en crenulaties treden op volgens de
splijting. De polariteit is normaal. Bovenaan A staan de lagen subvertikaal,
in B verzwakt de helling tot 30° en staan de lagen praktisch loodrecht op de
splijting.
De strekking van de splijting staat 45° CCW ten opzichte van de strekking van
de S0. Zwakke striaties komen voor // hellingsrichting S1.
S1-helling: 37° bovenaan A, 32° bovenaan B.
44.00 46.00 m
Zelfde gesteente als vorige kist. De lagen hebben een normale polariteit,
zijn licht gecrenuleerd en hebben een zwakke tot matige helling. De kernen
zijn licht verbrokkeld halfweg A, bovenaan B (met wit poeder en kleine
gesteentefragmentjes) en halfeg B. Niet alle verbrokkelingen zijn parallel
aan de splijting.
De strekking van S1 staat 45° CCW ten opzichte van de strekking van S0.
Striaties komen voor // aan de hellingsrichting van de splijting. Echter op
sommige schuifvlakken (met andere oriëntatie dan de splijting) staan de
striaties scheef. Echter overal hebben de striaties dezelfde trend.
S1-helling: 32° bovenaan A, 29° bovenaan B.
46.00 48.00 m
De pijlen die de onderzijde van de kernen aanduiden staan verkeerd aangeduid.
De kernen liggen wel correct in de kist. Er komen relatief veel dunne
verbrokkelingen voor onderaan A en bovenaan B, // met de splijting en met wit
poeder in de splijtvlakken, lokaal met kleine gesteenfragmentjes. Ook
zwartgekleurde banden volgens de splijting zijn aanwezig. Het gesteente
hetzelfde als hoger.
Onderaan A en bovenaan B komt wat olijfgroene verkleuring voor van de
donkerblauwgrijze banden.
De gelaagdheid, gecrenuleerd volgens de splijting, staat overwegend
subvertikaal, naar onderen toe begint ze over te helleN;
De strekking van S1 staat CCW ten opzichte van de strekking van S0.
S1-helling: 34° halfweg A, 32° halfweg B.
48.00 50.00 m
Zelfde gebande gesteente: afwisseling donkerblauwgrijze fijnkorrelige bandjes
met crèmekleurige kwartsitische bandjes. Lokaal komen enkele olijfgroene
verkleuringen voor volgens de splijting. De gelaagdheid helt in dezelfde
richting als de splijting, maar steiler (ongeveer 60°). Nota: de strekking
van de gelaagdheid is variabel. De stratigrafische polariteit lijkt invers.
Crenulaties volgens de splijting komen voor. Smalle verbrokkeling met wit
poeder volgens de splijting halfweg B.
De strekking van de S1 staat overwegend CCW ten opzichte van de strekking van
S0. Zwakke striaties treden op volgens de hellingrichting van de splijting.
S1-helling: 32° bovenaan A, 35° onderaan B.
50.00 52.00 m
Behalve een olijfgroene verkleuring halfweg A (5cm breed) heeft het gesteente
nog steeds hetzelfde uitzicht als hoger. De gelaagheid helt matig tot steil
ongeveer in dezelfde richting als de splijting (in A ongeveer 45°, halfweg B
ongeveer 70°). Gans onderaan B heeft het gesteente een zeer gevlekt uitzicht:
bestaat uit overwegend kleine hoekige gesteentefragmenten (overwegend < 0,5 cm
diameter). Lokaal komen in deze breccie enkele grote fragmenten voor, waarin
duidelijk een gelaagdheid te zien is. De aard van de fragmenten is
verschillend: zowel meer kwartsitische als meer fijnkorrelige fragmenten.
Dikwijls liggen de fragmenten zeer dicht tegen elkaar. Het is niet altijd
duidelijk of het over fragmenten gaat dan wel vlekken. De fragmenten zijn
opgelijnd volgens de splijting. Deze breccie ligt concordant met de
bovenliggende lagen.
De strekking van de S1 staat CCW ten opzichte van de strekking van S0.
Striaties komen voor // hellingrichting van de splijting.
S1-helling: 34° halfweg A, 28° onderaan B.
52.00 54.00 m
In de bovenhelft van A komt nog 40 à 50 cm breccie voor. De helling van de
lagen (geband gesteente: afwisseling donkerblauwgrijze fijnkorrelige banden en
bleke crèmekleurige tot witte meer kwartsitische bandjes) onder de breccie is
parallel aan de helling van de lagen boven de breccie.
Rekening houdend hiermee is de ware dikte van de breccie 25 à 30 cm. Onderaan
echter loopt de breccie grootendeels parallel met de lagen, maar snijdt ze ook
lokaal af over een dikte van een 5-tal cm. Het is niet duidelijk wat de
oorsprong is van deze breccie: tectonisch of sedimentair? De gelaagdheid helt
steil (60 à 70°). In de bovenhelft van B komen wat verbrokkelingen voor //
S1, met wit poeder erin (sericiet?).
De strekking van S1 staat bijna loodrecht op de strekking van S0, tot CW. De
splijting is niet altijd duidelijk: dikwijls ruwe onduidelijke (splijtings?-)
vlakken.
S1-helling: bovenaan A: 28°.
54.00 56.00 m
Zelfde geband gesteente. Silicificatie en olijfgroene verkleuring
(sericitisatie) komen op een aantal plaatsen voor volgens banden // S1, vooral
onderaan A (50cm breed). Smalle verbrokkeling volgens de splijting bovenaan A
met wit poeder en kleine gesteentefragmentjes. De gelaagdheid staat praktisch
vertikaal.
De strekking van S1 staat ongeveer loodrecht op de strekking van S0. S1-
helling: 45° bovenaan A, 43° bovenaan B.
56.00 58.00 De pijlen op de kernen zijn verkeerd aangeduid. De kernen
liggen wel juist in de kist. Zelfde geband gesteente. De gelaagdheid helt
steil in kern A (50 tot 70°). De polariteit is niet te bepalen. In kern B
komen in de bovenhelft wat plooitjes voor. Onderaan hellen de lagen matig
volgens de splijting.
Onderaan B lijkt de stratigrafische polariteit invers te zijn.
De splijting is eerder zwak ontwikkeld en lijkt preferentieel volgens de
gelaagdheid te lopen (matig tot steil in A, matig in B). Dit wat ook het
geval gans bovenaan de boring (de eerste 20 m).
S1-helling: 40° bovenaan A, 27° onderaan B (duidelijk).
58.00 60.00 m
Nog steeds zelfde gebande gesteente: fijnkorrelige donkerblauwgrijze lagen met
bleke siltige tot fijnzandige kwartsitische bandjes. Een olijfgroene tot
bruine tint komt lokaal voor. De gelaagdheid heeft een zachte helling en ligt
grofweg volgens de splijting.
Onderaan B wordt de helling van de gelaagdheid steiler (ongeveer 45°). De
stratigrafische polariteit is onduidelijk.
De strekking van S1 ligt CCW ten opzichte van de strekking van S1.
S1-helling: 25° bovenaan A, 36° bovenaan B.
60.00 62.00 m
Zelfde geband gesteente, gecrenuleerd volgens de splijting. Vooral bovenaan A
komt wat olijfgroene verkleuring voor. De gelaagdheid heeft een variabele
strekking, dikwijls haaks op de splijting.
Donkere banden komen voor // S1. Bovenaan A helt de gelaagdheid ongeveer 45°,
tegengesteld aan de splijting. In B treden verscheidene hellingsveranderingen
van de gelaagdheid op. De plooiing en splijting zijn gelieerd aan elkaar.
De strekking van S1 staat overwegend CCW ten opzichte van de strekking van So.
Reklineaties komen voor // S1-hellingsrichting. Ook een zeer zwakke
lineatie/striatie is zichtbaar loodrecht hierop.
S1-helling: 32° bovenaan A, 40° halfweg B.
62.00 64.00 m
Nog steeds zelfde gebande gesteente: afwisseling van relatief fijne laagjes.
Sporadisch komt een olijfgroene verkleuring voor. De gelaagdheid helt zwak in
kern A, onderaan A staat ze subvertikaal, en in kern B staat ze overwegend
subvertikaal maar ik ze duidelijk geplooid en gecrenuleerd. De splijting is
uitgesproken in A, met gladde splijtingsvlakken, maar minder duidelijk in B
(moeilijk te meten).
Verbrokkelingen treden op, vooral in de eerste helft van kern A (5 à 10, //
s1, met wit poeder en gesteenfragmenten). Onderaan B: dun kwartsadertje, met
onregelmatige vorm (lijkt meegeplooid).
Stratiaties komen voor // hellingsrichting van de splijting.
S1-helling: 25° bovenaan A, 20° onderaan A.
64.00 66.00 m
Zelfde gebande gesteente. Een concentratie van olijfgroene verkleuring komt
voor bovenaan kern A, rond een onregelmatige kwartsader. De gelaagdheid helt
stelit in A (80°), matig tot steil in B. In B lijkt de stratigrafische
polariteit invers. Een onregelmatige verbrokkelingszone treedt op rond 65,40
m (halfweg kern B). Nota: sinds een zestal meter (vanaf ongeveer 60m) komt
terug een olijfgroene tot bruine tint in het gesteente.
De strekking van S1 staat ongeveer loodrecht op de strekking van de S0. S1-
helling: onderaan A: 37°, onderaan B: 40°.
66.00 68.00 m
Zelfde gebande gesteente: donkerblauwgrijze fijnkorrelige banden en witte tot
beige fijnzandige kwatsitische banden. Er is al meer bruine tot olijfgroene
verkleuring. In A staat de gelaagdheid steil tot bijna vertikaal ( 70-85°).
Bovenaan A komt kwartsader voor // S1 (3cm dik), met erboven een dunne
verbrokkeling met wit poeder. Halfweg B ontbreekt eens tuk kern (67,22 tot
67,55;M. Verhaeren), in de onderste helft van kern B komen veel onregelmatige
kwartsaders voor (over afstand van 20-30cm). Hieronder ligt de gelaagdheid
subhorizontaal.
Slechts een zeer kleine verschil tussen de strekking van de splijting en de
strekking van S0.
Striaties // hellingsrichting S1.
S1-helling: halfweg A: 50°, bovenaan B: 40°.
68.00 70.00 m
Zelfde gesteente voor zover het duidelijk te observeren is; er komen zeer veel
kwartsaders en -vlekken voor. Het kwarts bevat chloriet, weinig sulfiden. De
kwartsaders hebben een onregelmatig verloop, lopen soms volgens de splijting,
soms niet. Olijfgroene tot bruinige verkleuring is duidelijk aanwezig.
Het verloop van de gelaagdheid is onduidelijk: bovenaan A helt ze matig (30-
50°), tegengesteld aan de splijting; halfweg B helt ze steil (70°), in
dezelfde richting als de splijting. Verbrokkeling halfweg A, // S1 met wit
poeder.
Striaties // hellingsrichting van S1.
S1-helling: onderaan B: 35°, onderaan B: 34°
70.00 72.00 m
In het bovenste deel van A komen veel kwartsaders voor, met wat chloriet. Het
kwarts is eerder geodisch. Rond en tussen de kwartsaders komt veel
olijfgroene verkleuring voor. Het gesteente zelf is bleekgrijs, fijnzandig en
hard, massief, niet geband en zonder penetratieve splijting. De splijting is
slecht zwak aanwezig. Hierin zitten hoekige donkergrijze fragmenten
fijnkorrelig gesteente (mudstone fragmenten), met een diameter van een paar
millimeter. De fragmenten lijken opgelijnd te zijn volgens de splijting. De
gelaagdheid is niet te zien in dit gesteente. Dit gesteente, meta-rhyoliet
volgens analyses (M. Verhaeren), is hetzelfde als dat aangetroffen in B5
(75,60m tot 87,60m).
S1-helling: halfweg A: 20°, halfweg B: 30°.
72.00 74.00 m
Hetzelfde massieve gevlekte meta-rhyolitische gesteente met kleine
donkergrijze fijnkorrelige fragmenten. Lokaal komen grotere fragmenten voor
waarin een gelaagdheid te onderscheiden is. Rond 72,50 tot 72,60 m komt een
vettige aanvoelende donkere olijfgroene zone voor, waarin geen structuren of
texturen te onderscheiden zijn. In B: terug zelfde meta-rhyolitisch
gesteente. Een verbrokkelingszone komt voor op 73,45 m. Hieronder zitten
olijfgroen verkleurde fragmenten van het geband gesteente (afwisseling
olijfgroene fijnkorrelige bandjes en wazige witte kwartsitische bandjes).
Dit stuk geband gesteente is sterk verbrokkeld volgens de splijting, met veel
wit poeder in de splijtingsvlakken.
Splijtingshelling: bovenaan A: 32°, bovenaan B: 37°.
74.00 76.00 m
Zeer veel verbrokkelingen. Bovenaan A komt 10cm geband gesteente voor, sterk
olijfgroen verkleurd.
Eronder sterke verbrokkeling, met veel wit poeder in de splijtingsvlakken en
een olijfgroene verkleuring. Het gesteente in de onderhelft van kern A is
terug de metarhyoliet, die verbrokkeld en gealtereerd is en waarin de
splijting duidelijk te zien is (in tegenstelling tot hoger). De fragmenten in
het meta-rhyolitisch gesteente, die hogerop en in B5, donkergrijs zijn, zijn
hier preferentieel olijfgroen verkleurd, terwijl de fijnzandige matrix grijs
blijft. Deze alteratie verleent het metarhyolischte gesteente hetzelfde
uitzicht als het metarhyolitische gesteente dat in het Marcq gebied op het
terrein werd aangetroffen. Kern B is ook volledig verbrokkeld, bestaat uit
brokstukken geband gesteente, met een subvertikale gelaagdheid, met
olijfgroene verkleuring.
S1-helling: halfweg A: 42°, halfweg B: 37°
---------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING van de kernen – Michel Mahouden UG
---------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * AARD DER GRONDLAGEN
---------------------------------------------------------------------------
10,00 14,00 phyllade contenant de la pyrite fine disséminée, des veinules de
quartz, discordantes et côncordantes â la foliation. La foliation
légèrement déformée et une certaine ségrégation sont soulignées
par le quartz et les micas.
14,00 18,00 phyllade â quartzophyllade contenant de la pyrite disserninée,
des veinules de quartz, discordantes et concordantes la
foliation. La foliation plus déformée et la ségrégation sont
bien soulignées par le quartz et les micas. Les veinules de
quartz augmentent en nombre vers le bas
18,00 20,80 phyllade â quartzophyllade avec plus de veines de quartz,
discordantes et concordantes â la foliation. Une ségrégation et
une foliation déformée sont bien visibles
20,80 24,50 phyllade â quartzophyllade avec quelques veinules de quartz et de
pyrite, concordantes â la foliation. Une ségrégation importante
et une foliation déformée sont bien visibles
24,50 27,00 phyllade â quartzophyllade avec beaucoup de veines (et des
géodes) de quartz, concordantes et discordantes â la foliation.
Une ségrégation importante et une foliation déformée sont bien
visibles
27,00 28,00 phyllade â quartzophyllade avec quelques veinules de quartz et de
pyrite, concordantes la foliation. Une ségrégation importante et
une foliation déformée sont bienvisibles.
28,00 31,60 phyllade â quartzophyllade avec beaucoup de veines (et des
géodes) de quartz, discordantes et concordantes la foliation. La
phyllade contient beaucoup de pyrite disséminée et des
minéralisations â pyrite, chalcopyrite et blende en veines
discordantes la foliation. Une ségrégation importante et une
foliation déformée sont bien visibles.
28,00 31,60 phyllade â quartzophyllade avec des veines de quartz et des
veinules et fissures remplies de min opaques (généralement de la
pyrite et de la blende), discordantes et concordantes â et une
foliat déformée sont bien visibles.
31,60 34,00 phyllade â quartzophyllade avec une ségrégat importante et une
follation déformée. La phyllade confient de pyrite fine
disséminée.
34,00 37,00 phyllade & quartzophyllade avec une ségrégation très importante
et une foliation déformée
37,00 37,15 phyllade quartzophyllade fragmentée (rhylonitisée?).
37,15 37,75 quartzite schisteuse, contenant de la pyrite disséminée et des
veinules â pyrite discordantes â la foliation.
37,75 69,30 phyllade contenarit de la pyrite fine disséminée et des veinules
de quartz discordantes et concordantes â la foliation. La foliation très déformée
et une ségrégation importante sont
soulignées par le quartz et les micas. La phyllade contient
quelques zones pourries â légèrement fragmentées et une géode
avec du quartz.
69,30 70,35 phyllade â foliation déformée contenant des importantes veines de
quartz(jusqu'â 20 cm d'épaisseur)
70,35 73,30 phyllade â quartzophyllade contenant de la py firie disséminée et
des veinules de quartz discordantes et concordantes â la
foliation. La foliation légèrement déformée et une certaine
ségrégation sont soulignées par le quartz et les micas
73,30 76,00 phyllade déformée bréc pyrite disséminée.
fin de la carotte.
---------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
---------------------------------------------------------------------------
Top * basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
---------------------------------------------------------------------------
---------------------------------------------------------------------------
AUTEUR
---------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN EN ANALYSES
---------------------------------------------------------------------------
BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST
114E/0088 (V, a) KAARTBLAD: ENGHIEN
p. 1/41
***************************************************************************