107W0116

***********************************************************************
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS & TECHNISCHE GEGEVENS
------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 107W
PLAAT: Tongeren
Nr: 116 (IV)
Type Boring: Boring nr. 12220
Topografische kaart: 34/5
Uitgevoerd te: Tongeren
Postnr:
Adres boorplaats: Colline 1 Kil. N. de Tongres, route de Bilsen

Opdrachtgever:
Boorfirma:
Boordatum: 1 september 1881
Topografie:
Stalen door:
Boringsmethode:
Lengte & doormeters:

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust :
Tijdens pompen:
Debiet :
Waterzaaknr:
Totale diepte: 1.42 m
Stalen bewaard:
Maaiveld/ref. peil:
X:
Y:
NIS-code:

------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
------------------------------------------------------------------------
Nr * Diepte Basis * AARD DER GRONDLAGEN
----------------------------------------------------------------------
0.40 le talus montre sous 1m50 couvert la marne grise 0m10 sable coquillier à Cerithes.
Sable blanc avec Cerithes éparses et lit de glaise
0.42 banc dur imperçable siliceux (agglutiné), épaisseur
0.52 sable gris quartzeux fin
0.62 sable jaune ocreux un peu argileux
1.42 marne grise calcaire avec bancs de 0m03, de lits sableux interstratifiés avec quelques fossiles et débris marne calcaire un peu grise sans fossile

Trouvé un Lymnée

Auparavant j'avais trouvé un des Cyrènes bivalved. C'est sans doute plus bas ?
A modifier le texte du 18 juillet 1880 où je considère cette coupe comme rupelienne.



Mardi 20 juillet 1880

Un peu avant Henis, sur la route de Tongres glaise plastique à la base d'un grand talus. Traces de sable jaune.
A mi-côte sable blanc tongrien (jaune par places) contenant de nombreuses coquilles et quelques alternances argileuses. Les Cyrènes sont bivalves, le dépôt est bien en place.
Pris échantillon à 2m50 au point le plus élevé (cote 107.50). A 1m50 plus bas et à environ 2 m du ruisseau la glaise affleure surmontée de la base jaune durable (cote 106). Le chemin de fer passe un peu plus loin que le 20 borne. Il est sur ou sous la glaise. Mare dans la prairie de droite avant d'y arriver. Il y a une tranchée à droite: des contreforts en pierres à droite du pont et un remblai à gauche.

------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
------------------------------------------------------------------------
Top * basis *STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
------------------------------------------------------------------------





----------------------------------------------------------------------
AUTEURS
------------------------------------------------------------------------
E. Van den Broeck

------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN EN ANALYSES
------------------------------------------------------------------------


***********************************************************************
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS & TECHNISCHE GEGEVENS
------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 107W
PLAAT: Tongeren
Nr: 116 (IV, a) - 1e vervolg
Type Boring: boring - veldaanduiding T1
Topografische kaart: 34/5
Uitgevoerd te: Tongeren
Postnr:
Adres boorplaats: Bilzer Steenweg

Opdrachtgever:
Boorfirma:
Boordatum: 15-17 juli 1974
Topografie: A.C. Janse, Brielle dd. 18 augustus 1974
Stalen door:
Boringsmethode: Edelman 7 cm D
Lengte & doormeters:

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust :
Tijdens pompen:
Debiet :
Waterzaaknr:
Totale diepte: 12.95 m
Stalen bewaard:
Maaiveld/ref. peil: 109.16
X:
Y:
NIS-code:

------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
------------------------------------------------------------------------
Nr * Diepte Basis * AARD DER GRONDLAGEN
----------------------------------------------------------------------
0.75 bruine, zandige klei, met aan de basis veel grof gerold silexgrind
1.55 matig fijn zand, geelwit tot geelbruin, naar onder toe tot oranjebruin geoxideerd, met ongeveer horizon- tale kleurbanden. Aan de basis over ongeveer 5 cm kleiig, donkerbruin
2.25 vette, harde klei, van 1.55-1.59 blauwgrijs met oranjebruine zandnestjes; van 1.59-1.69 zeer donker- grijs; van 1.69-1.88 idem, met veel roestbruine aders; van 1.88-2.19 donkerbruin-grijs met blauwgrij- ze vlekken, plaatselijk met schelpen in lenzen (Polymesoda); van 2.19-2.25 zeer donkerbruin tot zwart met roodbruine adertjes, sterk brokkelig
2.29 zeer vette, donkerbruine tot zwarte klei, in laagjes afgewisseld met roestbruin kleiig zand; kleilaagjes van boven naar onder dunner wordend; zandlaagjes onderaan met zeer veel fijn schelpgruis
2.45 zeer vette groengrijze klei met weinig schelpen, hier en daar kleine zwarte vlekjes, vooral aan de top, vrij veel zandige aders, bruinrood, met zeer veel fijn schelpgruis
2.54 klei als boven in laagjes, van boven naar onder dunner wordend, afgewisseld door laagjes matig grof zand, wit tot geelbruin geoxideerd, met zeer veel - schelpen en schelpgruis
2.57 matig grof grijswit zand, met veel schelpen en schelpgruis
2.90 licht grijsgroen, matig fijn zand, steriel, met talrijke dunne (enkele mm dikke) onregelmatig hori- zontaal verlopende kleiige bandjes. Bruist niet op in zoutzuur. Enkele tientallen meters meer oostelijk in dezelfde ontsluiting bevat dit niveau veel schelpen, voornamelijk Polymesoda convexa, ook als doosjes
3.22 afwisselend laagjes zeer vette, harde donkergrijze klei, van enkele mm tot maximaal 2 cm dik, en laagjes roestbruin, matig fijn zand, met vooral bovenin veel schelpen
3.33 zeer vette, harde klei, donkergrijs met roodbruine adertjes, steriel
3.42 harde, zandige klei, donkerbruingrijs, met zeer veel fijn schelpmateriaal
3.62 grijze tot blauwgrijze, iets zandige klei, met zeer veel schelpen in laagjes vooral veel Pirenella en Tmpanotonus; in de schelplaagjes roodbruin zand
4.10 bruingrijze, zeer vette klei met roestbruine aders; enkele schelpen, naar onder minder schelpen. Van 4.05 m met grijsblauwe aders en nesten roodbruin zand, meer schelpen in laagjes, o.a. Mytilidae.
4.35 zeer vette, blauwgrijze klei met enkele roestader- tjes. Van 4.25 tot 4.35 met veel fijne schelpen in zandige laagjes
4.40 roestbruin, matig fijn kleiig zand, met zeer veel schelpen en schelpgruis
5.10 vette klei, lichtgrijs en grijsblauw gevlekt, ste- riel; vanaf 4.50 m met schelpen, op 4.60 m een nest roetbruine, sterk schelphoudende klei, vanaf 4.80 m iets fijnzandig, vanaf 4.85 m met laagjes matig fijn zand met veel schelpen, kleur van het zand in donker-grijsgroen, naar onder zandlaagjes talrijker, donker- der van kleur
7.85 vette, harde klei, blauwgroen, met witte schelpen, enkele kleine, donkerbruinzwarte vlekjes. Vanaf 5.15 m geleidelijk overgaand in groengrijs, minder schelpen tot steriel op 5.25 m. Vanaf 5.40 m grijs- blauw, met vrij veel schelpgruis. Vanaf 5.75 m met dunne witte aders, geleidelijk overgaand in grijs- groen, donkerder gemarmerd, naar onder geleidelijk donkerder wordend. Op 5.95 donker-grijsgroen met dunne, zandige laagjes. Zeer donkergrijs op 6.10 m, naar onder steeds donkerder. Vanaf 6.15 m dunne laagjes grijs zand met schelpen. Op 6.35 m donker- bruin-zwarte, zware klei; op 6.40 m met scherpe grens overgaand in donkerblauwgroen, met weinig nestjes witte schelpen. Vanaf 6.70 m aanmerkelijk meer schelpen. Op 6.75 m met scherpe grens overgaand in donker-grijsgroen, op de kleurovergang een laagje witte schelpen, daaronder steriel. Op 6.90 m met donkere, dunne zandige laagjes. Op 7.22 m een laagje schelpen. Vanaf 7.30 m met sterk zandige laagjes, met scherpe grens duidelijk lichter van kleur, naar onder overgaand in sterk zandige klei, naar onder meer schelpen in laagjes. Plaatselijk laagjes fijn, licht kleiig zand, licht grijsgroen tot blauwgroen.
8.20 (geleidelijke overgang) licht kleiig fijn zand, grijsgroen, met schelpen
8.50 (scherpe grens), harde vette blauwgroene klei met zandige laagjes, steriel of met zeer weinig schelpen
9.00 (geleidelijke overgang) sterk fijnzandige klei met brokjes harde klei, grijsgroen, iets schelpen
12.85 (scherpe grens) zeer vette, harde, blauwgroene klei met donkere vlekken, vanaf 9.05 m zwartgemarmerd en met pyriet in nesten. Omstreeks 10 m meer blauwach- tig, vanaf 10.55 m met geelgroene vlekjes. Naar onder worden de geelgroene vlekjes groter en talrijker en gaan daardoor overheersen. Vanaf 12.05 m met paars- grijze vlekken en zwarte vlekjes. Vanaf 12.40 m grijs met zwarte vlekjes. Vanaf 12.70 m met laagjes licht- grijs, matig fijn zand
12.95 matig fijn zand, lichtgrijs, met violette zweem
einde boring


------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
------------------------------------------------------------------------
Top * basis *STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
------------------------------------------------------------------------
0.00 - 0.75 Kwartair
0.75 - 1.55 Oligoceen, Rupelien, Zand van Berg
1.55 - 5.10 Oligoceen, Rupelien, Zanden en Mergels van Oude Biezen
5.10 - 12.85 Oligoceen, Rupelien, Klei van Henis
12.85 - 12.95 Oligoceen, Tongrien, Zanden van Neerrepen





----------------------------------------------------------------------
AUTEURS
------------------------------------------------------------------------
A.W. Janssen

------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN EN ANALYSES
------------------------------------------------------------------------
De zandige niveau's 7.85-8.20 - en 8.50-9.00 zijn watervoerend. De monstername van het boringgedeelte hieronder werd hierdoor bemoeilijkt. De monsters van dit traject zijn steeds gecontamineerd met zand en schelpen uit deze zandige niveau's

De in de ontsluiting goed zichtbare donkere kleilaag (1.55-2.29 m) blijkt bij nadere beschouwing van de vrij grote, in twee niveau's uitgegraven ontsluiting een duidelijke helling naar het zuiden te vertonen. Hierdoor is dezelfde kleilaag in de diepere uitgraving (bouwput voor een groot gebouw) eveneens in de wand te bestuderen. Zeer merkwaardig is een onderbreking in deze laag over een afstand van ongeveer 12.50 m (zie tekeningen). Vermoedelijk is hier een geul in de klei aangesneden, opgevuld met Zand van Berg. Aan weerszijden van de geul vertoont de klei plooiingsverschijnselen, die wellicht verklaard moeten worden door periodieke indroging. Aan de zuidkant van de geul vertoont het oppervlak van de klei diapyr-achtige structuren.