107E0290

***************************************************************************
ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 107E
PLAAT: Herderen
Nr: 290 (VI, d)
Type Boring: Horizontale boring
Topografische kaart: 34/6
Uitgevoerd te: Lixhe - Loën
Postnr: 4600
Adres boorplaats:

Opdrachtgever: Distrigas n.v.
Boorfirma: Crystal Drilling n.v.
Boordatum: januari 1998
Topografie: LGIH (werfgeoloog Pilawsky)
Stalen door: de boormeester
Boringsmethode: wireline kernboring
Lengte & doormeters: kerndoormeter 10.5 cm tot 30.20 m(houten kernkisten),
6.4 cm tot einddiepte(blauwe kernkisten)
Grondwaterstanden:
1ste maal: voortdurende wateruitstroming
Bij rust :
Tijdens pompen:
Debiet: zie opmerking 2.
Waterzaaknr:
Totale diepte: 190.10 m horizontale lengte
Stalen bewaard: ja (selectie in lithotheek; + voorlopig op de werf)
Maaiveld/ref. peil: + 35.17 m (= as van tunnel); zie ook opmerking 3.
X: 241951 (centrum schacht)
Y: 161797 (centrum schacht)
NIS-code: 62065

---------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
---------------------------------------------------------------------------
Kistnr * Diepte (m) * Kernstrook * Geboorde lengte (gerecupereerde lengte L)
(m) * Kernkwaliteit * Lithologische beschrijving en structuur
---------------------------------------------------------------------------

Houten kist 1 (0.00-4.65 L 1.00 deels herboorde brokken en 40 cm kern in 2
stukken)
harde compacte bleekgrijze totaal verkiezelde siliciet met verspreide
donkergrijze chert-achtige ronde knollen van 1 cm met reactiezoom en
minder talrijke kleinere (0.5 cm) witte hoekige klasten (lijkt op
geïnjecteerd beton); overlangse splijtvlakken met roestneerslag i75?,
soms als halfopen scheuren ontwikkeld [siliciet = totaal verkiezelde en
uitgeloogde kalksteen]

Houten kist 2 (4.65-7.20)
4.65-5.02:
0.60 brokken in zelfde materiaal, ook met beton injectie

5.02-5.60:
0.30 beton
0.10 fijne brokken in gelamineerde bleekgrijze siliciet
0.18 idem, compact ingebed in bleekbruine silt [silt = gekaoliniseerde
en totaal verkruimelde siliciet, onder invloed van Krijt -
bodemvorming]

5.60-7.20:
0.50 fijne brokken en gruis van zelfde materiaal met bleek silt

Houten kist 3 (7.20-10.20)
7.20-8.27:

0.20 5 cm grote herboorde ronde en 2 cm kleine hoekige brokken in
bleekgrijze compacte gelamineerde siliciet

8.27-10.20:
1.00 zelfde brokken in siliciet die ten dele poreuzer wordt
0.50 brokken ingebed in wit silt

Houten kist 4 (10.20-12.80)
10.20-11.50:
0.40 zelfde bleekgrijze hoekige brokken tot 7 cm groot, met wat silt
0.50 ingebed in wit silt
0.40 bleekgrijze siliciet; knollige zones vol uitgeloogde bioklasten
lithotheek 11 m; ook gelamineerd overlangs gespleten kernstuk
waarin de laminaties van oorsprong duidelijk liesegang ringen
zijn en dus niet sedimentair; lithotheek 11.25 m

11.50-12.20:
0.35 waaronder kernstuk 20 cm lang met splijtvlak i18?; grofkorrelige
bleekgrijze siliciet vol uitgeloogde bioklasten 1 à 2 mm groot,
ten dele roestkleurig opgevuld; lithotheek 11.50 m

12.20-12.80:
0.30 herboorde gemengde brokken

Houten kist 5 (12.80-16.20)
12.80 (vervolg kernstrook)-13.40:
0.25 fijne brokken in bleke siliciet; soms uitgeloogde bioklasten
meestal liesegang ringen herkenbaar, met roestsporen

13.40-16.20:
1.05 idem, ook grotere brokken in fijn gelamineerde siliciet met
granoclassement; lithotheek 15 m

Houten kist 6 (16.20-18.90)
16.20-17.20:
0.75 meest fijn gelamineerde siliciet, gedeeltelijk herboord

17.20-18.90:
1.00 idem, soms donkergrijs (chertkleur); enkele brokken met
uitgeloogde bioklasten; brokken goed gecalibreerd, gemiddeld 3 cm

Houten kist 7 (18.90-23.60)
18.90-20.80:
0.70 idem, vrij veel donkergrijs gekleurd, ietwat poreus; lithotheek
19 m

20.80-23.60:
1.00 idem, steeds enkele uitgeloogde bioklasten; ook terug liesegang
ringen; lithotheek 21 m

Houten kist 8 (23.60-30.20)
23.60-25.50:
1.00 overwegend grote gemengde brokken, met 2 gespreide kernstukken
van 10 cm in onregelmatig gespleten witte compacte siltsteen
[siltsteen = door bodemvorming verkruimelde gekaoliniseerde
siliciet]; lithotheek 23.80 m; ertussen en in bovenste 40 cm vol
grijze siliciet met liesegang ringen, hoekig klievend; lithotheek
23.60 m; onder de siltsteen kern, nog verbrokkelde siltsteen en
bleekgrijze siliciet, steeds met liesegang ringen

25.50-27.90:

0.60 meest fijne brokken in grijze tot donkergrijze siliciet met
liesegang ringen; aan de basis grotere herboorde brok (5 cm) in
donkergrijze siliciet met witte reactiezoom waarin afwisselend
dichte massieve banden en uitgeloogde bioklastenslierten
voorkomen, desondanks toch nog met liesegang ringen; lithotheek
27.90 m; ss +/- 25?

27.90-30.20:
0.30 brokken 2-5 cm in grijze-bleekgrijze fijn gelamineerde siliciet
met granoclassement; soms massief, glad chert-achtig donkergrijs
met bleke rand

Blauwe kernkist 1 (30.20-31.70)
2.00 fijne brokken (1 cm) naval: bleekgrijze tot donkergrijze
gelamineerde en poreuze (door uitgeloogde bioklasten) siliciet;
overwegend donkergrijs chert-achtig naar onder.
0.95 kern, gebroken volgens laagvlakken (ss 40?), overlangs (i90?) en
volgens i70? - langste kernstuk 15 cm; bleekgrijze siliciet met
grote knollen (10 cm) donkergrijs chert-achtig verkiezeld;
meestal poreus en verkruimeld tot siltsteen; lithotheek 31.50 m;
ook donkere verkiezelde knollen met uitgeloogde bioklasten;
lithotheek 31.25 m

Blauwe kernkist 2 (31.70-32.90 L 0.90, brokken deels herboord)
aanvankelijk vooral bleekgrijze siliciet, midden grijze siliciet
met uitgeloogde grove bioklasten, onder grijze beter gelamineerde
siliciet

Blauwe kernkist 3 (32.90-36.40)
1.50 brokken (2-3 cm) grijze siliciet
0.60 deels brokken, deels kern in witte silt (vooral van onder) tot
poreuze siliciet (vooral van boven)

Blauwe kernkist 4 (36.40-42.25)
36.40-39.40:
0.25 brokken siliciet met variabele textuur
0.20 witte silt in compacte kern

39.40-42.25:
1.20 kern in witte silt, soms nog herkenbaar als in-situ verkruimelde
zachte fijnklievende poreuze siltsteen

Blauwe kernkist 5 (42.25-48.25)
42.25-45.35:
0.90 witte siltpasta met brokken witte poreuze doch vaste siltsteen

45.35-48.25:
1.00 witte siltpasta, steeds met witte poreuze zachte sitsteen
0.80 aanvankelijk harde witte fijnklievende siltsteen, naar onder toe
zachter en poreuzer; basis roestig
0.35 kern in grijze tot donkergrijze siltige, kleverige kaolinietische
klei; lithotheek 47.50 m
0.30 mengeling van roestig verkleurde zachte en harde fijnklievende
siltsteen en donkergrijze silteuze kaolinietische klei

Blauwe kernkist 6 (48.25-52.00)
48.25-51.35:
0.80 brokken (1-5 cm) in variabele siliciet, grijs tot donkergrijs

51.35-52.00:
1.00 grotere brokken en stukken kern naar onder toe; splijtvlak i70?,
ss 18?; variabele siliciet, meestal massief, vaak chert-achtig
kernstukken in bleekgrijze siliciet met donkere hoekige chert-
achtige klasten (1 à 3 cm) en grote liesegang ringen; lithotheek
51.80 m

Blauwe kernkist 7 (52.00-54.50)
52.00-52.50:
0.40 deels herboorde kernstukken tot 12 cm lang, in grijze siliciet,
soms donkergrijs chert-achtig met grove liesegangringen; top:
bleekgrijze brokken

basis: 5 cm witte siltige kaolinietische klei

52.50-54.50:
0.20 (3 kernstukken) bleekgrijze siliciet met liesegang ringen;
splijtvlakken i36? en i7?;
0.25 brokken in zelfde materiaal
1.30 bleekgrijze fijne silt met grijze siliciet, deze soms met
donkergrijze chert-achtige knollen
0.40 overwegend grijze siliciet met liesegang ringen; ook massieve
chert-achtige knollen met bleke rand; silt bijmenging

Blauwe kernkist 8 (54.20-57.20)
53.10 (reforage)-56.10:
1.80 deels herboorde brokken in bleekgrijze licht poreuze soms
gelamineerde siliciet, met grove liesegang ringen; in het midden
meer grijze silt bijmenging

56.10-57.20:
1.40 idem; enkele brokken met fijne uitgeloogde bioklasten; lithotheek
55.50 m

Blauwe kernkist 9 (57.20-61.10)
57.20-60.20:
1.70 brokken (1-6 cm groot, zoals in vorige kern); materiaal idem,
meer grijze siliciet, zowel sedimentair-gelamineerd als met
liesegang ringen (de liesegang ringen zijn vooral zichtbaar in de
niet-gelamineerde passages)

60.20-61.10:
0.90 idem, met kleurverschillen grijs-beige; lithotheek 60.90 m;
lithotheek 61 m; ss 60 tot 80?; splijtvlak i45? haaks (staat in
werkelijkheid vertikaal, haaks op ss)

Blauwe kernkist 10 (61.10-65.90)
61.10-62.80:
1.60 deels herboorde brokken (1-7 cm): grijze gelamineerde siliciet,
naar onder toe ook bleekgrijs; met meer uitgeloogde bleke
passages op cm-schaal; lithotheek 61.50 m; van boven met grijze
silt

62.80-62.90:
0.06 brok in zelfde materiaal

62.90-65.90:
0.90 brokken siliciet: grijs, bleekgrijs en met uitgeloogde bioklasten
einde kernstuk 7 cm in bleekgrijze massieve siliciet met
liesegang ringen, met slierten uitgeloogde vlekken; lithotheek
65.75 m

Blauwe kernkist 11 (65.90-71.05, in NQ diameter)
65.90-68.70:
0.50 top zelfde afgeplatte keitjes, rest in grijze siliciet met
liesegang ringen, soms chert-achtig

68.70-69.60:
0.60 idem, met klonters bleekgrijze plastische kaolinietische klei

69.60-70.15:
0.45 grijze siliciet, fijn gelamineerd of met uitgeloogde bioklasten

70.15-71.05:
0.50 idem

Blauwe kernkist 12 (71.05-75.95 in NQ; oriëntatie kern in kist onduidelijk;
L 2.70, met kernstukken tot 27 cm, meestal meer verbrokkeld en naval)

grijze siliciet, veel chert-achtige banden (ook uitgeloogde
bioklasten in deze banden); de liesegangringen lopen in dezelfde
richting als de stratificatie doch staat steiler in de kern (dus
zwakker hellend in realiteit); volgens verweringszoom overgaand
in bleekgrijze poreuze siliciet zones; halfopen spleten i65?
haaks op ss 65? (kern verbrokkeld tussen deze 2 richtingen);
lithotheek 72 m; lithotheek 75 m (arbitriare dieptes)

Blauwe kernkist 13 (75.95-78.35; terug HQ kern)
1.10 grijze siliciet, zowel met laminaties als liesegang ringen,
klievend volgens ss, in banden met wisselende hardheid
0.40 vermengd met grijze silt
0.50 beige-bruine brosse zeer fijnklievende (volgens ss-laminaties)
siltsteen; lithotheek 77.75 m in harder bandje, met roestvlakken
0.15 beige-bruin silt met hardere brokken
0.10 bleekgrijs silt met hardere brokken
0.30 grijze siliciet in kleine brokjes en een kernstuk (7 cm), met
holtes gerangschikt in slierten (volgens opgeloste brachiopoden
of rekspleten?)

Blauwe kernkist 14 (78.35-81.00)
0.30 grijze siliciet
0.20 witte, meer poreuze siliciet
0.60 witte poreuze fijnsplijtende siltsteen met siltbijmenging met
roestvlakken
0.20 grijze hoekige chert-achtige siliciet
0.90 grijze silt met brokken in fijnsplijtende en in meer compacte
doch licht poreuze siltsteen, soms harder zoals siliciet; einde
kern met roestvlakken, steeds volgens ss

Blauwe kernkist 15 (81.00-86.60)
81.00-84.50:
0.60 bleekgrijze hoekige licht poreuze siliciet
1.40 bleekgrijze silt, duidelijk als in-situ verwering van poreuze
bleke siliciet, gelamineerd tot fijnklievend in de meest poreuze
passages; ss 70? en recht overlangs splijtvlak

84.50-86.60:
1.80 idem, bleke siliciet, fijnsplijtend volgens laminaties, in-situ
verkruimelend tot silt; naar onder toe steeds massievere bleke
siliciet

Blauwe kernkist 16 (86.60-90.40)
86.60-89.30:
2.60 brokken van wisselende grootte, tot 8 cm (dan als kernstuk
behouden) in homogene lithologie: bleek beige-grijze massieve
siliciet, structuurloos, soms liesegang ringen herkenbaar met
roestvlekken en -vlakken; lithotheek 88.75 m; splijtvlak i67?

89.30-90.40:
1.30 volledig idem, maar kleinere brokken (3 cm)

Blauwe kernkist 17 (90.40-93.90)
90.40-91.75:
1.10 (tot 80 cm) brokken (2-3 cm, nadien brokken (5-8 cm), lithologie
idem, structuurloos; lithotheek 91.50 m; rechte overlangse
splijtvlakken; schuin splijtvlak i37-47? loodrecht op verticaal
splijtvlak

91.75-93.90:
1.80 idem, aanvankelijk, over 30 cm, in grotere brokken (8 cm)
vervolgens kleiner, met opvallende kleurverandering, van
bleekbeige naar bleekgrijs; vanaf 70 cm terug wat grotere
brokken, met duidelijk sporen van continue overlangs splijtingen
(2 verticale splijtvlakken loodrecht op elkaar); onderste 25 cm
wat massiever, met roestvlekken


Blauwe kernkist 18 (93.90-102.65)
93.90-96.00 (einde HQ kern):
1.60 zelfde bleekgrijze structuurloze siliciet; eerste 50 cm in kleine
brokken (2 cm), nadien tot 110 cm brokken tot 10 cm, vervolgens
weer kleiner; splijtvlakken i60? (ss?), i47? tegengesteld en i90?
haaks; kleinere brokken volgens 2 loodrechte splijtingen (een in
richting ss de ander haaks)

96.00-100.00:
0.50 zeer fijn grijs zand
0.25 grijze siliciet in brokken van 2 cm [nota het fijne zand is
elders met de spoeling grotendeels uit de kern verwijderd en kan
verantwoordelijk geacht worden voor een deel van het kernverlies;
de grootste hoeveelheden zand zijn echter afkomstig van
uitspoelingen van het boorgat en worden door de waterdruk
uitgespoeld wanneer bij uittrekken van de kern de tegendruk van
de spoeling wegvalt]

100.00-102.65:
0.55 herboorde grijze siliciuetbrokken (2-7 cm)

Blauwe kernkist 19 (102.65-115.75)
102.65-107.40:
0.60 bleke sterk poreuze gemakkelijk verpulverende kaolinietische
siltsteen; brokken tot 6 cm, kleinere brokken herboord; met
sporen van laminaties, ss 80?, mogelijk sterk wisselende
hellingen; lithotheek 103 m;
0.40 met kernstukken tot 13 cm: grote verweerde chertknollen,
uitgerokken volgens richting kern, in grijze compacte siliciet,
doortrokken door poreuze witte kaoliniet; kaolinisatie rondom
cherten niet begrensd door splijtvlakken, dringt met reëel
verticale contacten in de steen; chertvorming doorkruist
laminaties; lithotheek 105 m met liesegang ring doorheen chert;
lithotheek 106 m; lithotheek 107 m; ss 63? ondulerend; splijtvlak
i37? tegengesteld; helfopen splijtvlak i50? volgens richting ss

107.40-109.75:
0.40 grijze poreuze gestraticuleerde siliciet; ss 57?; 1 splijtvlak
i67? haaks op ss; kaolinietische silt banden van minimum cm-dikte
(ontstaan kan goed waargenomen worden); kaolinisatie hier schuin
op ss volgens i50? (hoek met ss +/- 45?); ook kaolinisatie volgens
bioklastische lens; lithotheek 108 m (2x)

109.75-112.60:
0.57 meest fijne hoekige brokken en enkele kernstukken tot 4 cm in
grijze vaste doch soms erg poreuze siliciet met liesegang ringen

112.60-115.75:
1.00 betere kern, alhoewel blijvend sterk gebroken met kernstukken tot
6 cm: van boven zeer poreuze in-situ verweerde siliciet;
lithotheek 114 m; grijze fijn gelamineerde siliciet (blekere
laminae van 1 mm dikte maken ca. 1/3 uit van totaal volume);
lithotheek 115 m; ss 57?, met loodrecht tegengesteld splijtvlak
i40?

Blauwe kernkist 20 (115.75-124.45)
115.75-119.05:
1.10 enkele kernstukken tot 4 cm, meest kleinere brokken; grijze
poreuze gelamineerde siliciet, naar onder toe zeer bros en poreus
in het midden massieve passage met uitgeloogde bioklasten;
lithotheek 117 m; ss blijft gelijk 53?, voornamelijk splijtend
volgens deze richting (door de verwering gemakkelijke splijting
tussen bleke en donkere laminaties); ook splijting volgens i34?
tegengesteld aan ss


119.05-121.75:
1.10 zelfde grijze licht poreuze toch harde siliciet; fijn gelamineerd
met intens bleke laminaties die tot ½ van het totaal volume
uitmaken; lithotheek 121 m; met zeer poreuze brokkelige gebleekte
passages; lithotheek 120 m; ss 80?

121.75-123.65:
0.80 fijne brokken (1-23 cm) grijze poreuze siliciet vol bleke laminae

123.65-124.45:
0.70 fijne brokken (1-3 cm); van boven grijze compacte siliciet,
zonder laminae, sporen van chertknollen; van onder zeer poreus en
bleker

Blauwe kernkist 21 (124.45-131.45)
124.45-126.30:
0.80 meestal poreuze bleekgrijze siltsteen; zeer steil overlangs
klievend volgens ss 80?; van boven en onder overgang naar
gelamineerde dichte donkergrijze siliciet

126.30-128.10:
0.70 zelfde brokken donkergrijze gelamineerde siliciet, met zeer
scherp contact volgens ss naar zeer poreuze bleekgrijze
siltsteen; lithotheek 127 m; ertussenin over 10 cm
silicietbrokken ingebed in plastische, vochtiggebleven kaoliniet;
lithotheek 128 m; aan de basis terug sporen van chertknollen

128.10-131.45:
1.20 aanvankelijk brokken (2-4 cm) donkergrijze compacte siliciet met
witte kaoliniet infiltratie in splijtvlakken volgens ss;
lithotheek 129 m; vanaf 50 cm geleidelijk kleverige bleekgrijze
kaolinietische klei infiltratie in donkergrijze siliciet; vanaf
75 cm compacte bleekgrijze siliciet in kernstukken tot 12 cm,
duidelijk gelamineerd [oorspronkelijk gesteente volledig
verkiezeld, niet alleen volgens de knollen die tegenwoordig nog
zichtbaar zijn, en mogelijk pas tijdens latere verkarsting
ontstaan zijn - daarom wordt steeds van chert-achtige knollen
gesproken]; sporen van kaoliniet lensjes in splijtvlakken;
lithotheek 130 m; ss 68?; vanaf 100 cm brosser en poreuzer vanaf
110 cm bleekgrijze kleverige compacte kaoliniet klei kern

Blauwe kernkist 22 (131.45-135.70)
131.45-132.20:
0.40 kleine brokken (1-3 cm) grijze vrij compacte siliciet, vaag
gelamineerd, gebroken volgens ss, met kaoliniet infiltratie

132.20-132.85:
0.85 idem, op einde kernstuk 6 cm; vage zeer fijne laminaties,
aangegeven door lensvormige holtes (1 cm op 2 mm, schijfvormig),
oorspronkelijk opgevuld met kaoliniet, maar grotendeels
uitgespoeld; lithotheek 132.75 m; ss 85?, overlangs splijtvlak
i75?, 2 haakse reëel verticale onderling tegengestelde
splijtvlakken i30? en i27?

132.85-135.70:
1.50 zowel grijze als donkergrijze compacte siliciet, meestal
structuurloos, soms vaag zeer fijn gelamineerd; enkele passages
met uitgeloogde bioklasten en schijfvormige lenzen voorheen met
kaoliniet gevuld [betrekkelijk vroeg-diagenetische texturen die
hoofdverkiezeling vooraf gaan]; subverticaal klievend volgens ss
80-90?; ook overlangs tegengesteld splijtend i80? en zwakker
hellend haaks i37?

Blauwe kernkist 23 (135.70-141.00)
135.70-138.85:

1.10 aanvankelijk donkergrijze compacte maar licht poreuze siliciet
vol fijne laminaties (1/2 bleek zandig gekleurd); ss 75?,
overlangs splijtvlak i80? haaks op ss; na 20 cm in-situ verweerd
tot zeer poreus bleekgrijs vast kaolinietisch silt; lithotheek
137 m; ss 72?, open klievend; na 40 cm brosse siltsteen, uit
elkaar vallend volgens laminae

138.85-140.40:
1.50 bleekgrijs kleverig silt met sporen van gelamineerde texturen in
onder-midden nog gelamineerde zeer zachte siltsteen brokjes
bevattend (1 cm); lithotheek 139 m

140.40-141.00:
0.25 fijne brokken (1-2 cm) in grijze en donkergrijze gelamineerde
siliciet en bleekgrijze silt

Blauwe kernkist 24 (141.00-152.80)
141.00-143.45:
0.60 bleekgrijze silt tot siltsteen, in-situ verweerd met sporen van
zeer steile (volgens richting boorkern) laminaties en haaks
splijtvlak i50?; onderste 10 cm massieve grijze silicietbrokken
tot 6 cm; ss laminaties nu 35?, splijtend volgens richting 80-90?
haaks op ss

143.45-146.40:
1.50 grijze tot bleekgrijze kleverige klei; in donkerder en meer
compacte passages nog sporen van de oorspronkelijke siliciet
laminaties (ss 90?); lithotheek 144 m; lithotheek 145 m

146.10-149.15:
0.75 aanvankelijk poreuze bleekgrijze siltsteen met dikke bleekzandige
laminaties (1-3 mm, in totaal >1/2 van totale gesteentemassa)
ingebed in kleverige bleekgrijze kaolinietische klei; lithotheek
147 m; ss 50?, splijting i28? tegengesteld en haaks subverticaal;
onderste 25 cm meer hoekige brokken (tot 4 cm) in grijze siliciet

149.15-152.80:
0.50 brokken 1-4 cm: poreuze bleekgrijze siliciet, met sporen van
laminaties maar splijting onafhankelijk hiervan; beginnende
uitloging en kaolinisatie van de bleekzandige laminaties;
lithotheek 150 m

Blauwe kernkist 25 (152.80-168.00)
152.80-155.85:
0.55 bleekgrijs kleverig zand en kernstukken tot 5 cm van lichte,
uiterst micro-poreuze siltsteen, structuurloos; lithotheek 155 m

155.85-160.50:
0.40 idem, siltsteenbrokken tot 1-2 cm
0.40 in bleke grijsgespikkelde kleverige siltrijke plastische klei;
lithotheek 158 m

160.50-163.55:
0.70 brutale kleuromslag, van bleekgrijs tot gitzwart; zwart afgevende
vrij harde, vaak door het boren afgeronde brokken (2 cm, maar ook
enkele volledige kernstukken tot 3 cm) zeer poreuze siliciet tot
zachtere siltsteen, ingebed in zwarte kleverige silteuze
plastische klei; lithotheek 161 m;
0.40 compacte zwarte kleikern; lithotheek 162 m

163.55-166.60:
0.80 zelfde zwarte klei; aan boven- en onderkant kern wat zwarte
silicietbrokken (1-2 cm)

166.60-168.00:
0.25 zwarte klei

0.10 zwart gruis, ingebed in zwart kleiig silt
0.10 poreuze donkergrijze siliciet met bleekzandige fijnbioklastische
laminaties (< 1 mm, maar een band van 0.7 cm dikte met ten dele
uitgeloogde bioklasten); lithotheek 167 m; splijting niet volgens
ss maar volgens tegengesteld splijtvlak i35?

Blauwe kernkist 26 (168.00-178.75)
168.00-168.70:
0.25 zwarte poreuze korrelige siltsteen tot hardere siliciet, sterk
gespleten in stukken tot 3 cm, maar ook enkele kernstukken

169.70-171.85:
0.65 brokken tot 3 cm, blijft zwarte fijnklievende siltsteen, soms
compactere siliciet, en zwarte kleiproppen; lithotheek 169 m;
lithotheek 170 m

171.85-174.25:
0.20 brokken tot 3 cm in zwarte poreuze siliciet
0.15 zwart kleiig silt
0.95 zwarte kleverige silteuze plastische klei, soms met fijnklievende
siltsteenbrokjes en sporen van bleke laminaties; naar einde kern
zandige klei; lithotheek 173 m

174.25-177.30:
0.60 brokken 1-3 cm: gemengde brokken in zwarte fijnklievende
siltsteen-siliciet en donkergrijze fijn gestratifieerde siliciet

177.30-178.75:
0.80 kernstukken tot 16 cm, meestal rond 4-5 cm, met snelle
lithologische overgangen aan de top: 5 cm compacte zwarte
dofglanzende siliciet, pyriethoudend (zwaar); splijtvlakken: ss
65?, ook gevolgd door pyrietlens 3 mm dik, en i37?; lithotheek
177.30 m; 5 cm zelfde siliciet, maar donkergrijs, met pyriet en
slierten van grotere bleke bioklasten; lithotheek 177.40 m; 70 cm
kalkig voor het eerst; fijne wackestone, vaag donkergrijs en
bleekgrijs geband, soms stylolietisch contact, maar geen echte
laminaties; in de donkergrijze bandenkomen grotere geïsoleerde
bioklasten voor; lithotheek 177.50 m; ss 60?; ook fijne
calcietaders (1-2 mm) in verschillende richtingen: i35? tot 60?
volgens richting ss; fijne stringers i50? tegengesteld en brede
onregelmatige ader i60? globaal tegengesteld

Blauwe kernkist 27 (178.75-183.40)
178.75-180.50:
0.60 compact, gebroken in kernstukken tot 8 cm; fijne grijze
wackestone met vage kleurbanden bleker-donker van 1 à 5 cm dik;
ss 55? (nauwelijks splijtend volgens ss); fijne tegengestelde
calcietstringers i55?; steil splijtvlak i75? tegengesteld zowel
splijt-als laagvlakken met calciet, soms pyrietneerslag

180.50-183.40:
2.90 kernstukken tot 60 cm, top gebroken en fijner gebroken in
uitgeloogde passages: grijze fijn gelamineerde siltige
wackestone; bleke laminaties < 1 mm ca. 1/3 van totaal volume
rond 130 cm over 20 cm bleke laminaties 2-3 mm dik, ca. 2/3 van
totaal volume; ss 45?; tegengestelde splijtvlakken i45? - 55?
(naar onder toe) gemiddeld om de 40 cm; fijne calcietdooradering
(1-2 mm) met willekeurig en verspringend verloop; zwarte
uitgeloogde meer gebroken passages (licht pyriethoudend) op 10,
100, 180, 220 cm, telkens ca. 10 cm breed; met calcietaders in
relief (uitgespoeld door watercirculatie); lithotheek 182.30 m;
einde kern: calcietband 0.5 cm volgens ss

Blauwe kernkist 28 (183.40-186.90)
183.40-186.20:

2.75 massief, gebroken in stukken van max. 40 cm, gemiddeld 15 cm:
zelfde fijn gelamineerde grijze siltige wackestone; enkele
donkere zeer fijn gelamineerde passages 2-3 cm dik en 50 cm
gespatieerd, de onderste hiervan op 265 cm is uitgeloogd; ss 53?;
tussen 170 en 200 cm dikkere bleekzandige onregelmatige laminae
3-4 mm dik met onregelmatige basis; ss58?; met fijne
onregelmatige calcietstringers en bredere calcietbanden 1 à 4 cm
dik op 40, 125, 150, 265 cm, volgens ss en i55? haaks; sporadisch
halfopen splijtvlakken i40? tegengesteld, i55? haaks; lithotheek
183.70 m

186.20-186.90:
0.70 massieve kern, 1 stuk: lithologie idem, blijft fijn gelamineerd
op 30 cm splijtvlak i57? haaks

Blauwe kernkist 29 (186.90-190.10)
186.90-187.95:
0.60 massieve kern, uitgeloogd en gebroken rond 40 cm; zelfde fijn
dooraderde fijn gelamineerde siltige wackestone; rond 40 cm
donker en uitgeloogd; ss 70?; veel fijne calcietstringers in
richting dwars op kern; dikke calcietaders (tot 4 mm) volgens
i30? tegengesteld aan ss; einde kern overlangs gekloven volgens
richting haaks op ss

187.15-190.10:
2.30 massieve kern, kernstuk tot 70 cm, stukken van 10 tot 70 cm: top
over 10 cm verbrokkeld, zwart en uitgeloogd, met roestneerslag
(watercirculatie); top kern over 3 cm donkergrijs gelamineerd,
rest grijs gelamineerd; op 30 cm donkergrijze, niet-uitgeloogde
passage; tussen 50 en 110 cm overwicht bleekzandige laminaties,
met geïntercaleerde donkerder niet-uitgeloogde bandjes ca. 3 cm
dik; lithotheek 188.50 m; om de 40 cm regelmatige splijtvlakken
i60? schuin (bijna tegengesteld, hoek 30?); blijft fijn maar niet
opvallend dooraderd, meestal dwars op de kern, maar toch
wisselende richtingen; einde kern: zeer steile (i70?) brede (2-3
mm) calcietader, haaks op ss.
---------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
---------------------------------------------------------------------------
Top * basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
---------------------------------------------------------------------------
0 - 125 Bleke siliciet (totaal verkiezelde gelamineerde kalksteen met
bioklastische lenzen) met liesegang ringen, ingebed in
kaolinietisch silt

Kaolinietische klei komt slechts in zeer beperkte mate voor, rond
65 - 70 m
In het interval 75 - 92 m is de verweringskleur beige i.p.v.
bleekgrijs
Vooral rond 110 m (globaal in interval 105 - 125 m) treedt een
geleidelijke kleurverandering op van bleek naar grijs; in deze
zone is goed waar te nemen dat kaolinisatie het gesteente
binnendringt en aantast volgens toenmalig open spleten; in de
oorspronkelijk diepere zone, nu vanaf 125 m zijn nog
kaolinietinfiltraties, beperkt tot fijne spleet-opvullingen

Als tussenstadium in de Krijt-pedogenese, tussen min of meer
compact siliciet en los silt kan zachte, min of meer verkruimelde
sitlsteen optreden
In meer massieve silicietkernen is de oorspronkelijke donkere
kleur ten dele bewaard, waarbij de donkergrijze kleur niet wijst
op oorspronkelijke chertnodulen (aanwijzingen voor
oorspronkelijke chert zijn kleinere, vaak hoekige klasten,
duidelijk afgetekend tegen het nevengesteente)

Zoals in andere boringen zijn de bioklasten oorspronkelijk niet
mee verkiezeld (verkiezeling
meest intens in
fijnkorrelige silthoudende
wackestone), maar na
verkiezeling uitgeloogd
waardoor oplossingsholtes
ontstaan zijn die het
gesteente een pokdalig
uitzicht geven
Recente
watercirculatie leidt tot
roestverkleuring

125 161 Wordt donkergrijze siliciet, met abrupte overgangen naar
gekaoliniseerde intercalaties en zelfs plastische kaolinietische
klei

161 177 Zwarte teerachtige plastische klei, met zwarte tot donkergrijze
siliciet, rijk aan sulfiden; overgang naar kalkige gesteenten
treedt zeer abrupt op, op dm-schaal

177 190 Contact op 177.40 m: grijze siltige wackestone (geen
chertknollen), fijn calciet-dooraderd, aanvankelijk geband,
geleidelijk eerder fijn gelamineerd; met uitgeloogde
donkerverkleurde, pyriethoudende passages met watercirculatie

Stratigrafie
- gelamineerde kalksteen en gelamineerde siliciet, beide ontstaan als distale
turbidietische kalksteen, Viséaan
- verkarsting en verkiezeling, eind Viséaan en/of eind Karboon
- pedogenese tijdens het Krijt; 2 zones herkenbaar door in-situ verwering van
de silicieten: en onderste zwarte zone, aangerijkt aan organische koolstof
(“zwarte aluinaarde”) en een bovenste witte zone, gekaoliniseerd (“pijpaarde”)

Structurele interpretatie
Horizontaalboring uitgevoerd op bodem van de schacht, ca. 21 m onder maaiveld,
van west naar oost, parallel aan tunnel
Hellingsmetingen uitgevoerd t.o.v. horizontale as boorkern. Werkelijke
hellingen zijn de complementaire waarde (voor metingen uitgevoerd dwars op
boorkern met veronderstelde strekking ca. noord-zuid); splijtvlakken in de
lengteas van de boorkern (strekking ca. oost-west) kunnen wegens rotatie van
de kern in alle mogelijke richtingen staan.
Bijvoorbeeld ss i 55? = in werkelijkheid 35?
ss = surface of stratification = gelaagdheidsvlak
dia = diaklaas
i = inclinatie, helling
lagen vermoedelijk aangeboord van oud naar jong

Helling der lagen tussen 10? en 45? vermoedelijk naar het oosten (structurele
helling 30 à 35? oost?)
In de massieve kernen zijn weinig bijkomende vervormingsstructuren waar te
nemen (schema’s met relatie structurele helling - diaklazen op basis van
horizontaalboringen vanuit de schachten B en D)
Nu wisselende diepte tot bovenst witte verweringsbodem, zwarte
verweringsbodem, en kalksteen - moedergesteente: is dit door variabele diepte
van de verweringsbodem (geen latere tektonische vervormingen meer) of door
scheefstelling met relatieve opheffing van oost t.o.v. west volgens
verschillende breuktrappen tijdens de subhercynische inversie (Boven Krijt tot
Eoceen)?
---------------------------------------------------------------------------
AUTEUR M. Dusar, 24.3.1998
----------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN
----------------------------------------------------------------------------
1. Type boring: in Schacht A, 21 m onder maaiveld volgens as tunnel (dus van
west naar oost, vermoedelijk van oud naar jong)
2. Debiet: 2 tot 15 à 20 m³, max. 40 m³/h tijdens boring (watermonster
6.2.1998 bij boring tot op afstand 115 m; diepte 21.50 m)
Aanvoer peilbuis op schachtbodem aan constant debiet van 50 m³/h
(watermonster 13.2.1998); overdruk uit deze buis op niveau
schachtbodem tijdens pompen 1.4 bar
3. aanvangspeilen: + 35.17 m (= as van tunnel); niveau horizontaalboring
21.50 m beneden maaiveld); betonvloer schacht op +32.77 m