106E0601

PL. LOOZ 106E Service Géologique
E. Van den Broeck de Belgique

Samedi 4 août 1883

601(VIII) = No 23667

Revu les grottes de Henisdael.

L'inclinaison des couches du tuffeau semble être de 10
vers le Nord. La surface de Ms sous Hsb est
irrégulière et le tuffeau est dure. Des morceaux
roulés de tuffeau existent à la base de Hsb.

-----------------------------------------------------------------
ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
-----------------------------------------------------------------------------
Kaart nr.: 106 E
PLAAT: Borgloon
Nr.: 601
Type Boring: ontsluiting Hinnisdael I
Topografische kaart: 33/8
Uitgevoerd te: Vechmaal
Post nr.: 3870
Adres boorplaats: Mergelkuilen

Opdrachtgever:
Boorfirma:
Boordatum:
Topografie:
Stalen door:
Boormethode:
Lengte & doormeters:

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust:
Tijdens pompen:
Debiet:
Waterzaak nr.:
Totale diepte:
Stalen bewaard: ja
Maaiveld / ref. peil: 96.25 m
X: 221513
Y: 160608
NIS code: 73087

-----------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
---------------------------------------------------------------------------
Sectie A, meting vanaf diepste punt in put rechts van ingang, werkend langs de wand in de richting van de
hoofdgang en de ingang

0-0.65: fijne kalkareniet
0.65-3.30: met verspreide silex, korrelig, rozig of caramel-grijs, buisvormig, vertakt en met uitstulpingen volgens
onregelmatige bioturbaties, tussen 0.65-0.90 tot 30 cm dik, naar boven toe kleiner (tot 5 cm rond-buisvormig) en
uitgemagerd met holtes (ongeveer zoals in septaria; tot 10 cm groot), in totaal ca 5% silex
rond 1.75 in zone met meer kleine silex: fijne hellende lens met kleine serpula, dunne echinide- en oesterschalen,
met fijngeribbelde rhynchonella met rechte kamlijn (monster David)
op 2.18 laag met wat meer fossielen (serpula, echiniden, brachiopoden)
op 2.67 laagvlak met fossielgruis, vnl echiniden; errond pijpvormige silex; erboven verspreide serpula's; onder dit
niveau opvallende oranje-roest verkleuring over 30 cm
? profiel boven 2.00 verschuift ca 5 m richting uitgang (diepte van contacten komen daarom niet geheel overeen)
3.05-3.78: fossielrijker, niet als bank maar talrijke verspreide fossielen, vnl serpula, maar toch gevarieerd
waaronder holle prunella; het rijkst aan fossielen tussen 3.20-3.40
3.25-4.55 recht gezaagde wand in zeer fijn, compacter aanvoelende kalkareniet, ondanks aanwezige macrofossielen
(vermoedelijk geëxploiteerd boven zone met silex)
? profiel boven 4.00 verschuift ca 5 m richting hoofdgang
rond 4.00 homogeen fijnkorrelige kalkareniet, vrij compact (beste steenkwaliteit), met sporadisch serpula,
turritella, echiniden; meer grof bioklastisch naar boven
4.55: basis zeer prominente fossielgruisbank
? profiel boven 4.50 verspringt naar linkerkant hoofdgang

herneming vanaf 2.50 m:
2.50-3.25: komt overeen met bank onder gezaagde wand rechts (hoogte 3.25 m komt overeen): fijne kalkareniet
met zeldzame verspreide kleine ronde rozige silex met dikke witte verweringsrand; naar boven meer verspreide
grote serpula en ostrea
3.25-4.60 volgende bank: aan de basis over <10 cm dichtere stapeling van oesters, ook serpula en turritella;
hierboven zeldzame verspreide serpula
rond 3.60 over 5 cm opnieuw serpula en ostrea stapeling (lokale lens)
erboven nesten van serpula (laterale verspreiding op cm schaal)
aan de top over 4 cm opnieuw meer serpula; onder de top op 4.50 belemniet
4.60-5.23 (top lensvormig): aan de basis over 10 cm dichte stapeling serpula en turritella
erboven sporadisch serpula, ostrea en dikschalige bioklasten
aan de top lokaal platte lenzen lichtgrijze, licht korrelige silex, meestal 5 cm dik tot 10 cm gaand (MONSTER
LITHOTHEEK A, 5.20 m)
5.23-5.45: serpulabank (niet volgens stroming georiënteerd), als lensvormig maar toch continu niveau (op frisse
wand niet, op verweerde wand wel scherp begrensd); slechts enkele dunschalige oesters en kleine
echinidenfragmenten
5.45-6.80 : voortzetting dikke gezaagde kalkarenietbank (beste bouwsteenkwaliteit in deze grot, incl serpulabank)
rond 5.70 tot 5.95 aanrijking van serpula (geen bank)
rond 6.60 (hellend) echinidenniveau, vnl zeer grote fragmenten maar ook complete hemipneustus, met zeldzame
serpula; eronder reeds zeldzame grote gragmenten; erboven slechts sporadisch kleine echnidenfragmenten
6.80-7.40: onderaan slechts lokale laagscheiding: aan de basis wat echinidenfragmenten
rond 7.20 wat dikke bolle oesterschalen
7.40-8.10: basis belangrijker laagscheiding met 15 cm dikke band rijk aan kleinere bioklastfragmenten, met
echiniden, oester, zeldzame serpula
erop fijne kalkareniet met naar boven toe meer grote bioklasten, vnl echiniden in meerdere soorten
top laagscheiding die dikwijls platte onderkant van het dak van de galerijen vormt
8.10-8.68: bestaande uit grof bioklastengruis; basis opstapeling van grote echinidenfragmenten en turritella; sterk
verhard rond 8.40 (niveau van Kaster?)
8.68-8.75: fijne witte kalkareniet (uitgeloogd?), met limonietbanding
ondulerend contact met Tongeriaanzand dat in het dak ontsloten is (klok)

hoofdgang ter hoogte van eerste dwarsgang met bemonstering: scheur in dak N10E80E
gelaagdheid 5NE

opmerking: duidelijk onderscheid te maken tussen oude en recente dolines
oude dolines (pre-ontginning) zijn gevuld met Tongeriaanzand; het krijt is witverweerd en aan de rand soms bros
verhard; dikwijls alleen te herkennen door een plat klokvormig, perfect droog venster in het dak
nieuwe dolines zijn instortingsholten met een puinkegel die uit een mengeling van leem en lemig fijn zand bestaat

MONSTERS MESOFOSSIELEN FELDER
0-1 m
1-2 m
2-3 m
3-4 m
4-5 m
5-6 m
6-7 m
7-8 m
8-8.75 m

Monster
0-1m
1-2m
2-3m
3-4m
4-5 m
5-6m
6-7 m
7-8m
8-8.75m
Forams
1




1

1
15
Bryozoa
16
20
9
5
3
5
20
27
84
Echinoids
48
74
44
36
38
8
104
133
15
div. Ech.
3
1
18
12
6
15
4

2
Ophiur.
2








Asteroids.









Crinoids
2


3


2
9
1
Pelecyp.
7
5
14
5
7
8
8
26
4
Brachiop.
1








Serpulids
16
28
48
78
75
84
12
4

Decapods

3
25
3




1
Belemno.




2




Totaal
96
131
158
142
131
121
150
200
122
Tabel 7. Hinnisdael I, bioklasten (mesofossielen) in zeefmaat 1-2.4 mm, getelde aantallen van de
bioklastengroepen. Bemonstering van geologisch profiel Hinnisdael I A, meter-intervallen van onder naar boven
(Fig. 61 voor lokalisatie en Fig. 35 voor stratigrafisch profiel).

Monster
0-1m
1-2m
2-3m
3-4m
4-5 m
5-6m
6-7 m
7-8m
8-8.75m
Forams
1,04




0,83

0,50
12,30
Bryozoa
16,67
15,27
5,70
3,52
2,29
4,13
13,30
13,50
68,85
Echinoids
50
56,49
27,85
25,35
29,01
6,61
69,33
66,50
12,30
div. Ech.
3,13
0,76
11,39
8,45
6
12,40
2,67

1,64
Ophiur.
2.06








Asteroids.









Crinoids
2,06


2,11


1,33
4,50
0,62
Pelecyp.
7,29
3,82
8,86
3,52
5,34
6,61
5,33
13,00
3,28
Brachiop.
1.04








Serpulids
16,67
21,37
30,38
54,93
57,25
69,42
8,00
2,00

Decapods

2,29
15,82
2,11




0,82
Belemno.




1,53




Totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Tabel 8. Hinnisdael I, bioklasten (mesofossielen) in zeefmaat 1-2.4 mm, percentages van de bioklastengroepen.
Bemonstering van geologisch profiel Hinnisdael I A, meter-intervallen van onder naar boven (Fig. 61 voor
lokalisatie en Fig. 35 voor stratigrafisch profiel).


Figuur 55. Vergelijking ecozonatie Hinnisdael I met typeprofiel in de ENCI groeve te Maastricht.



Sectie B, meting bij punt 119, westelijk einde van zuidelijke hoofdgang
eindigend op doline met Tongeriaanzand (fijn, homogeen, groenig, licht lemig, droog)
0.00-0.50 (geen laagvormige begrenzingen): fijne kalkareniet
0.50-1.05: met kleine (<10 cm) silexknollen, deels in verticale positie
op 0.70-0.80 grote vervormde hemipneustus, grof echinidengruis, wat serpula die lokaal in nesten talrijker worden
1.05-1.25: lokaal zeer opvallend niveau met talrijke dikke oesters (mooie exemplaren), ook serpula en turritella
1.25: begin rechtgezaagde wand (geen vast afgelijnd niveau, kan lateraal licht variëren), nog wat verspreide fijne
ostrea en serpula in grote fragmenten
op 1.50 grote dikgeribbelde pecten in verticale positie
op 1.85 grote complete hemipneustus, in ondersteboven positie, en geïsoleerde lichtgrijze, lokaal soms rozige,
silexknol met doormeter 12 cm
deze silex lijkt steeds geassocieerd met Hemipneustus zeeëgels = goed herkenbaar niveau
MONSTER LITHOTHEEK sectie B: 1.85 m (silex)
tot 2.52 verspreid grof fossielgruis, met complete zeeëgel op 2.00 en 2.25
2.52 tot 2.60 onduidelijke basis fossielgruislaag met zeldzame rozige silexknol (lateraal verandert deze laag van
een duidelijke bank naar een onduidelijke losse stapeling van grof echinidengruis en serpula); dikte ook variabel
van enkele cm (fijne sliert) op het uiteinde van de gang (met de Tongeriaanzand-doline) tot echte bank (dm-schaal)
bij meetpunt 119
tussen 2.52-2.90 verspreid complete, licht vervormde zeeëgels, onderste rust op fossielgruislaag
3.05 (scheiding gezaagde wanden): volgend vuursteenniveau (met grote knollen tot 20x10 cm dik op bijna
regelmatige afstand van elkaar voorkomend); dit niveau komt overeen met de basis van het ontdubbelde
silexniveau van sectie C, de bovenste silex is hier maar zeer sporadisch ontwikkeld (in tegenstelling tot sectie C)
2.95-3.15 is ook fossielgruislaag, zoals voorheen van echiniden en serpula; dit is een lensvormige onderste
afsplitsing van het fossielgruisniveau dat doorgaans het dak in dit lagere gedeelte van de grot uitmaakt
tussen deze laag en het echte dak: tussenvoeging van 40 cm (op 5 m afstand) kalkareniet met vrij veel gruis vnl van
echiniden, met aan de top nog silexknollen
ca 3.50: hellende bovenstefossielgruislaag met grove bioklasten (Kaster?, gelijkend op de bovenste verharde
gruislaag in sectie A)
de waarnemingen op het uiteinde van de gang worden bemoeilijkt omdat dit een verweringszone is rond de
Tongeriaandoline: lagen meer pulverig en wit uitgeloogd, de helling die hier vrij abrupt verschijnt is misschien te
wijten aan drag door oplossing van kalk onder de doline
het profiel moest echter in deze richting verdergezet worden om tot bij het dak te komen


Sectie C, langsprofiel tussen 113 en 114 (westwand zijgang links)
punt 113:
ter hoogte van meetpunt 113: top vuursteen (bovenste niveau) 2.20 m boven vloer, 0.85 boven gemarkeerd punt
silexbank is ontdubbeld met knollen die ca 15 cm verticaal verspringen (maar die nooit gestapeld voorkomen, zoals
ook vastgesteld in Champignonskuil)
roodverkleuring is kenmerkend voor dit silexniveau; dikte (tussen 0-50 cm), voorkomen (al dan niet), positie
onder-en bovenkant (tov silex of fossielgruislagen) en scherpte van overgangen (doorgaans scherp naar boven en in
stappen bleker gekleurd naar onder) zijn zeer variabel
basis silexbank is hier een echinidengruislaag
talrijke complete hemipneustus 0-35 cm onder silex bank
serpula-turritellalaag op 0.70-0.76 onder top vuursteen of 1.45-1.52 boven vloer, basis 0.08 boven meetpunt
nu verder boven silexbank:
vlak boven silex maar sterk lensvormig en onregelmatig: grove fossielgruislaag
0.35 boven silex: opnieuw complete echiniden

nota: talrijke schaafsporen van karren in de wand tot op hoogte van meetpunt

verderzetting opname langs zuidkant van instorting (in richting meetpunt 114):
silexniveau ontdubbeld met verdikking gebeurt lensvormig naar onder toe (0.35 hoogteverschil tussen beide
silexniveaus, herkenbaar in de schuine hoge wand als een plots in dikte toenemende laag);
ook kleine (2-3 cm) complete zeeëgels
ook in roodgekleurde zone tussen de silex in verschijnt lokaal hier een fossielbank (onderaan eerder verspreid
echinidengruis, van boven echte grove fossielgruisbank = coarsening upward) met talrijke gevarieerde fossielen,
bijv. echiniden, geribbelde pecten, weinig maar grote (5 cm) serpula, opvallend veel thecidea, geen oesters,
zeldzame turritella, inoceramus (MONSTER LITHOTHEEK, sectie C nr 113/2); in dit niveau komt soms
fossielrijke tauw voor in de vorm van korte lenzen 10-30 cm lang, vnl aan bovenkant fossielgruislaag en bovenkant
rode verkleuring
de rode bank is hier 40 cm dik (de rode kleur gaat verloren in de richting van sectie B, evenals de lensvormige
opsplitsingen van de fossielgruislaag en het zeer zeldzaam worden van silex)
de grove fossielgruislaag ligt hier pas 0.10-0.30 boven top silex en bestaat vnl uit grote echinidenresten maar lokaal
ook nesten van serpula; deze laag is gemiddeld 10 cm dik maar dus sterk variabel met echte zakken op dm-schaal
die afdalen tot op silexniveau
vlak aan de basis van deze gruislaag komt 0.15 boven top silex een dikke knol (10 cm) in bleke tauw met serpula,
aangegroeid tegen complete hemipneustus (MONSTER LITHOTHEEK sectie C nr 113)

vlak naast meetpunt 114, in zuidwand gang die dieper leidt, is detailbeschrijving door tauw en roodlaag genomen:
van boven naar onder en afhellend naar W:
- 1-2 cm witte kalkige rand van tauw
- 3-4 cm glazige tauw (met serpula)
- 2-3 cm zeer holle tauw met opstapeling opgeloste turritella (macroporositeit >60%)(onderste contactzone zoals de
witte rand bovenaan)
- 10 cm verhard grof fossielgruis, vnl serpula en turritella; de basis van deze laag is de basis van de fossielgruislaag
waarin aan de top ervan de tauw ontwikkeld is
- 40 cm kalkarenietlaag met vooral van boven al verspreide serpula, turritella en grof echinidengruis tot aan
silexknollen; de bovenste 25 cm van deze laag vertoont de roodverkleuring met scherpe bovenrand en vaag van
onder (weinig constantheid in positie rode kleurband: top stijgt tot in bovenliggende fossielgruislaag op dm-
afstand)
geheel dit profiel vertoont toenemende verharding (meer calcietcement) van pulverige fijne kalkareniet boven
silexknol naar boven toe tot in tauwlaag (de verkiezeling blijft echter beperkt tot de tauw)

0.97 boven top silex, lage dakscheiding met zeer grote complete zeeëgels en gruis
deze bovenste fossielgruislaag met vnl echiniden maar lokaal ook serpula, vormt het gewone dak in de richting van
sectie B (met horizontale boogvormige beitelsporen)(maar lager dan aan ingang of top sectie A)

-----------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
-----------------------------------------------------------------------------
Top * Basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
-----------------------------------------------------------------------------
Formatie van Maastricht
99.10 Caster Hardground, basis Kalksteen van Meerssen
96.35 Kanne Horizont, in kalksteen van Nekum
-----------------------------------------------------------------------------
AUTEUR M. Dusar, 16.3.2005
-----------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN
-----------------------------------------------------------------------------
Dusar, M.; Lagrou, D.; Willems, L.; Felder, P.J. & Matthijs, J., 2005. De mergelgrotten van Hinnisdael te
Vechmaal (gemeente Heers, Limburgs Haspengouw), een geologische bijdrage tot de studie van het Krijt.
Geological Survey of Belgium Professional Paper 2005/1 N. 301, 89 p.


Figuur 35. Correlatieschema stratigrafische profielen in de Kalksteen van Nekum. Lokalisatie: zie figs. 61, 62, 10,
11. De horizontale lijn verbindt de Horizont van Kanne, die als gidshorizont optreedt. Bouwsteenontginning ter
hoogte van het profiel is aangegeven door een gele band aan de linkerzijde van het profiel, rode verkleuring door
een rode band aan de rechterzijde. Sommige profielen reiken tot in de overdekkende Tertiaire zanden (groene top
van het profiel).


Figuur 61. Topoplan Hinnisdael I met ligging diaklazen, dolines, karstverschijnselen en stratigrafische profielen.


Figuur 27. Korrelgrootteverdeling van 2 zandmonsters uit de basis van het tongeriaanzand (Formatie van St.-
Huibrechts-Hern) in dolines aangesneden in Hinnisdael I (Fig. 61 uiterst zuidoost): gewichtsklassen (staven) en
cumulatieve gewichtsverdeling (ruitjes) van de zand- en siltfractie volgens meting met zeef en sedigraaf (SEDAN
2001 grain size analysis, KBIN, naar Folk, 1966, horizontale as volgens PHI logaritmische korrelgrootteklassen:
? 2 = 250 µm; 3 = 125 µm; 4 = 62,5 µm; 5 = 31 µm; 6 = 16 µm; 7 = 8 µm; 8 = 4 µm; 9 = 2 µm).

Hinn. I
Lithologische fracties
Zand 59 %
Silt 28 %
Klei 14 %

Percentielen (µm)
1st percentiel 202
16th percentiel 116
50th percentiel (M) 77
84th percentiel 9

Moment parameters
Mediaan (?) 5.16
Mediaan (µm) 27.99
? 3.6
Skewness 2.13
Kurtosis 6.45
Tabel 5. Granulometrische parameters (naar Folk, 1966) voor zandmonster uit de basis van de Formatie van St.-
Huibrechts-Hern in doline in Hinnisdael I (zie fig. 27 voor de korrelgrootteverdeling).

BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

106E/0601 (IX, c) KAARTBLAD: BORGLOON
p. 1/1
******************************************************************************
SERVICE PUBLIC DE WALLONIE
Service géologique de Wallonie (SGW)
URL : geologie.wallonie.be

CARTE GEOLOGIQUE DE WALLONIE
____________________________________________________________________________________________________
Description d' affleurement
Numéro : 3380601
____________________________________________________________________________________________________
Date : 09-02-2011
Commune : Vechmaal (Heers)
Décrit par : J.L. Pingot
Roche(s) : Tuffeau
Formation(s) : Maastricht

Localisation : Entrées d’exploitation au nord du flanc occidental de la dépression de “Grotten Henisdaal”.
____________________________________________________________________________________________________

DESCRIPTION :
f. L’entrée de cette grotte est barrée par une porte en fer. Ce serait Grotekull I. A l’extérieur, le tuffeau
est jaune, rendu pulvérulent par l’altération. Importante diaclase au nord de l’entrée. A l’intérieur, les
murs de la galerie sont inclinés depuis 1,5 m de la base jusqu’au toit.
Formation de Maastricht
Coordonnées Lambert: 221.510 - 160.616 (+/- 6 m)
g. Quelques mètres au nord, autre entrée de galerie de plus petites dimensions. Les murs de la galerie sont
verticaux. De l’extérieur, beaucoup de blocs éboulés de toutes tailles sont visibles au fond de cette carrière
souterraine.
Formation de Maastricht
Coordonnées Lambert: 221.505 - 160.619 (+/- 5 m)
____________________________________________________________________________________________________