106E0186
PL. LOOZ 106E Service Géologique
E.Van den Broeck de Belgique
Mercredi 12 mai 1880
186 (I) = 10444
A la rencontre de la grand'route (cote 100).
Le talus de celle-ci montre un sable assez grossier,
argileux, jaunâtre ou verdâtre. C'est l'horizon R1c à
Nucules. Ce dépôt s'étend sur la partie supérieure de
la tranchée, qui a près de 6 mètres.
En certaines places le dépôt est plastique.
Plus bas il devient sableux et micacé.
De l'autre coté le bas du fossé de la route est formé
part un sable blanchâtre, qui est bien le sable
rupélien R1h. Celui-ci, compris entre les deux argiles,
n'est donc pas très développé.
Les parties restées très blanches sont rares.
Je conserve un échantillon du fond (A).
Sur le premier talus, 3 m. plus haut que l'échantillon
A, j'en receille un autre (B) près de la base de
l'argile sableuse.
A 0m50 plus haut je prends de celle-ci (C) et à 1 m.
plus haut encore un échantillon d'argile sableuse
verdâtre (D).
L'argile rupélienne R1c est en général très sableuse
dans cette région.
Au sommet de l'autre talus l'argile redevient
sableuse, ocreuse, schistoide ou plutot fragmentaire,
en plaquettes. Altérée cette zone est panachée de
roussâtre (E).
L'argile, à partir du sommet à 3 m. de hauteur. Le
talus a encore bien 3 m. ici jusqu'au point où j'ai
recueilli A.
A noter que le point le plus élevé n'est pas ici.
N.B. - Il y a au moins 3 à 4 m. entre l'échantillon A
et l'argile verte plastique du chemin.
-------------------------------------------------------------------------
PL. LOOZ 106E Service Géologique
E.Van den Broeck de Belgique
Mardi 13 août 1895
186(suite)= No 20089
Au Nord de Grand Looz: à 128 m. après l'axe du chemin
affleurement à gauche de R1b, base talus sous R1bc (5 m.)
et limon.
A 184 m. il y a 6 m. de talus et a 196 m. affleurement
R1c micacé à 0m80 de la base du talus. Celui-ci est
donc presque tout entier en R1c.
Au sommet, cote 115, croisement en x des chemins pas de R1c.
-------------------------------------------------------------------------
PL. BORGLOON 106E BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST
A.W. Janssen
186 (I d) (verv.)
HANDBORING GL4
uitgevoerd te : GROOTLOON
door : R.G.M.
datum : 2/8/77
Topografische ligging opgetekend : VOLGENS PLAN
Grondstalen verzameld door :
Boringsmethode : EDELMANBORING doorsnede 7 cm
Totale diepte : 6.15 m
Beschrijving volgens A.W. Janssen,
Rijksmuseum voor Geologie & Mineralogie
LEIDEN, Nederland
0,00 - 0,85 m donkerbruingrijs zand, met koolas, wortels, vuurstenen
en baksteenresten
0,85 - 2,15 m geelgroene, zandige klei, taai, met geelbruine aders,
steriel, naar onder met dunne zandlaagjes, weinig glimmer,
naar onder meer glimmer. Afzetting aan de top doorworteld.
2,15 - 3,05 m grijsgeel, matig fijn zand, steriel, snel overgaand in
geelgrijs, met oranjebruine vlekken en aders.
Op 2,25 m een donkerbruine band, plaatselijk vrijwel zwart
(limonietachtig), naar onder sterk wisselend van kleur,
hoofdzakelijk donkerbruin, met variaties naar oranje
en grijswit, op 2,70 m geelbruin.
Vanaf 3,00 m met veel schelpgruis.
3,05 - 3,15 m grijs met geelgrijs gevlekte, zandige klei, steriel.
3,15 - 3,25 m grijsgeel, matig fijn, licht kleiig zand, met zeer veel
schelpgruis (Pirenella etc.)
3,25 - 4,75 m taaie, donkergrijsbruine klei, iets gevlekt, met veel
schelpen (Pirenella). Vanaf 3,70 m met dunne zandlaagjes,
overgaand in afwisselend zand- en kleilaagjes van enkele
mm dikte. Snelle veranderingen in dikte van de
kleilaagjes tot 4,15 m. Schelpen (vooral Polymesoda)
vooral in de zandlaagjes. Vanaf 4,15 m kleiiger en kleur
veranderd tot donkergrijsbruin, nog steeds veel schelpen.
Vanaf 4,20 m grijsbruine, zandige klei met schelpen
vooral in dunne zandlaagjes. Van 4,25 tot 4,35 m steriele
donkerbruingrijze klei.
Van 4,35 - 4,40m grof grijs tot donkergrijs zand met
weinig kleine schelpjes. Vanaf 4,40 m donkerbruine tot
bijna zwarte klei, steriel, gelamineerd met zeer dunne
zandlaagjes (grijsbruin tot oranjebruin), naar onder minder
zandlaagjes en overgaand in blauwzwarte, egale klei
4,75 - 6,10 m donkergrijs, matig fijn zand, steriel. Op 5,00 m overgaand
in geelgroen zand met roestbruine vlekken, vanaf 5,25 m met
enkele schelpen (Polymesoda, Mytilidae). Vanaf 5,45 m
donkerbruingrijs, weinig schelphoudend. Op 5,80 m een dunne
kleiband van 3 cm, daarna kleiig zand, donkerbruingrijs,
met weinig schelpen, naar onder kleiiger, tot zandige klei
6,10 - 6,15 m donkerblauwgrijze, zeer harde en taaie
klei, met enkele witte schelpen
Interpretatie:
0,00 - 0,85 m geroerde grond
0,85 - 2,15 m ? Oligoceen, Rupelien, Nuculaklei
2,15 - 3,05 m ? Oligoceen, Rupelien, Zanden van Berg
3,05 - 6,10 m Oligoceen, Rupelien, Zanden en
Mergels van Oude Biezen
6,10 - 6,15 m Oligoceen, Rupelien, Klei van Henis
Grondmonsters : 3,00 - 3,05 3,15 - 3,25 3,45 - 3,55
3,85 - 4,00 2,50 - 2,55 4,25 - 4,40
5,30 - 5,35 5,35 - 5,40 5,70 - 5,75