099E1020
Plaat : Flobecq Belgische Geologische Dienst 099E1020 (VII, c)
30/6
099E1020 (VII, c)
Coördinaten:
x = 107292
y = 160005
Z = 30
Oude veldsteen groeve, wand aan rand weide.
In de omgeving van Flobecq (Waals gewest) ligt een in onbruik geraakte veldsteen
groeve op 100 meter van de straat "Tourniboi s". De dikke veldst eenbank van 60
centimeter dik varieert plaatselijk in hardheid, is lateraal discontinu maar kan wel
plaatselijk vervolgd worden. P roefstukken in sit u wor den verd er " F LO BECQ" of
"F L" gen aamd. Hoo fdz akeli jk is er de hardere variëteit aanwezig die een
conchoïdale breuk vertoont en eerder een lichtgrijze kleur heeft. Het onderste pakket
zand dat zichtbaar is in de ontsluiting is een wit fijn homogeen zand waarboven twee
kleilaagjes dicht boven elkaar liggen (figuur 4.3 en 4.4). We vermoeden dat het over
kaoliniet gaat. Het bovenliggende pakket is een kruisgelaagd groengrijs zandpakket
waarvan men gelaagdheid kan zien door een licht bruine zandige tussenmenging.
Volgens de fijne stratificatie zitten kleine kleinodules en porcelaniet korrels in dit
pakket verwerkt. Porcelaniet is een gesteente dat een variëteit is van chert doordat het
gecontamineerd is met klei (FOBE, 1986). Na een abrupte overgang wordt het pakket
opgevolgd door een homogeen lichtgrijs tot blauwgroen pakket totdat een 60
centimeter dikke zandsteenbank duidelijk uit het reliëf steekt. Doorheen de
zandsteenbank verandert de samenstelling gradueel en verhardt de bank naar boven
toe. (Maarten Behiels, Ugent, 2010)
b) FL De hardheid en conchoïdale breuk doen sterk denken aan een metamorfe
kwartsiet maar in deze context noemt men dit een orthokwartsiet (FOBE, 1986). Het
sterk verweerde, bruin gekleurd oppervlak dat in contact komt met neerslag staat in
fel contrast met het groen tot groenbruin gezaagde oppervlak. Er zijn zelden glimmers
aanwezig tussen de glauconiet en kwartskorrels. (Maarten Behiels, Ugent, 2010)
Micropscopie :
Deze dichter gepakte, goed gesorteerde korrels zitten vast in een matrix van opaal
maar die gradueel van bruin tot een lichtbruine kleur evolueert. Grofweg is er minder
cement aanwezig dan bij de andere stalen zodat de korrels dichter gepakt zijn zodat
een opaalzonering uitgesloten is. Een verschil in matrix is duidelijk zichtbaar tussen
het verweerde en niet verweerde deel. Het cement is verwijderd en rond de korrels zit
een bruine verweringszone. De hogere intergranulaire porositeit wordt duidelijk door
impregnatie met een blauw gekleurd hars; bij de niet-verweerde zone bevatten de
korrels echter op sommige plaatsen een doorzichtige coating die bij het inschuiven
van de polarisator en het gipsplaatje een aparte uitdovingsrand geeft. Er wordt minder
glauconiet teruggevonden en hun aantal is lager, de gelobde structuur is echter nog
steeds aanwezig. Typerend is dat er weinig tot geen spicules en bioklasten te vinden
zijn alsook een verwaarloosbaar aantal poriën. (Maarten Behiels, Ugent, 2010)
Monster veldsteen 5026.
Marleen De Ceukelaire.