097E0924

BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST
97E/924 (IX, d) - KAARTBLAD: ZWEVEGEM

*****************************************************************************************
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS & TECHNISCHE GEGEGEVENS
-----------------------------------------------------------------------------------------
Kaart-Nr: 97E
PLAAT: Zwevegem
Nr: 924 (IX, d)
Type Boring: Productieput D6bis
Topografische kaart: 29/6
Uitgevoerd te: Helkijn (Spiere-Helkijn)
Postnr: 8587
Adres boorplaats: 10 m ten SE van put 97 E 808 (D6)

Opdrachtgever: VMW
Boorfirma: SADE (Frankrijk)
Boordatum: juni – september 1997
Topografie: VMW
Stalen door: de boormeester
Boringsmethode: rollerbit, hamer en met schuim (zie ook opmerking)
Lengte & doormeters: boordoormeter 780 m tot 68.55m, 530 tot 109m, 508mm tot einddiep-
te; gecementeerde buis tot 68.55 m
Grondwaterstanden: (zie opmerking)
1ste maal:
Bij rust: 92 m
Tijdens pompen:
Debiet:
Waterzaaknr:
Totale diepte: 185.50 m
Stalen bewaard: ja (selectie in lithotheek)
Maaiveld/ref. peil: + 13 m
X: 081575
Y: 159298
NIS-code: 34015

-----------------------------------------------------------------------------------------
BOORBESCHRIJVING
-----------------------------------------------------------------------------------------
Nr * Diepte Basis * AARD DER GRONDLAGEN
-----------------------------------------------------------------------------------------
2 m bruine leem met baksteen
4 m bruine leem met baksteengruis en zoetwaterschelpen (pisidium en
lymnaea) en witte poreuze steenbrokjes
5 m donkere venige klei met blauwe vivianiet (lithotheek 5m)
6 m donkerbruine veen, venige klei, roestbruine klei, met vivianiet;
baksteengruis (lithotheek 6m)
8 m met bleekbruingroene klei, volledige schelpen (lithotheek 8m)
9 m groenig bruin silt
10 m roestig bruin silt met baksteengruis
11 m bruin silt met volledige schelpen (lymnaea) en bruine moerasklei-
lenzen, wat poreuze witte stenen en zeldzame kwartsgranulegrind-
jes (lithotheek 11m)
13 m bruin kleiig silt met beginnende zachte limonietconcreties (li-
thotheek 12 m)
14 m meer witte poreuze steenbrokken (travertijn?), platte granule-
grintjes en baksteen
16 m onregelmatige, bleekverweerde platte silex keitjes, granulegrind
en baksteenbrokken; vermengd met limonitiserend silt
19 m silt wordt groeniger, maar bevat nog steeds limoniet
20 m met grote fragmenten in schitoide groengrijze klei
25 m silexgrind en sporadisch baksteenrood limoniet
26 m groengrijs kleiig silt met vermalen silexgrind
33 m groengrijs silt
36 m grijsgroen kleiig silt; bij droging witte pulverige korsten
55 m snel kleiiger en grijzer (kleikorst wordt bij uitdroging wit pul-
verig, intern bruin oxiderend)
62 m grijze siltige klei in fijne brokjes
63 m met zacht wit krijt, zachte grijsgroene fijne zandsteen tot hel-
groen fijn kleiig zand en donkergrijze klei (lithotheek 63 m)
65 m meer witte krijtbrokjes en donkergrijze kleibrokjes (nb. Ook veel
donkergrijzee rubberfragmenten en verfschilfers) – (lithotheek
64 m)
67 m matrix wordt grijzer (lithotheek 66 m)
68 m wit krijt en bleekgroen fijn kleiig zand (lithotheek 68m)
69 m groenig grijze matrix vol scherp gruis van donkere tot bruinver-
weerde verkiezelde kalksteen (lithotheek 69 m)
70 m dezelfde donkere en bruine meer poreuze verkiezelde kalksteen in
donkergrijze matrix
71 m matrix bruin (lithotheek 71m)
73 m dezelfde zwarte, chertachtige verkiezelde kalksteen in grijs zand
(lithotheek 73m)
74 m donkere verkiezelde kalksteen
75 m in wat meer grijs zand
78 m zwarte bleekverwerende chert en bleke poreuze ontkalkte steen in
grote fragmenten; specimen met boxwork wand (lithotheek 77m)
80 m fijnere steenfragmenten in matrix van middelmatig grijsbruin zand
(lithotheek 80m)
84 m in fijn grijsbruin zand (lithotheek 83 m)
85 m zeer fijn grijs zand, steeds met verkiezelde kalksteenfragmenten
86 m fijn tot middelmatig grijs zand (lithotheek 86 m)
90 m zeer fijn bruingrijs zand, geen steenfragmenten (lithotheek 90 m)
92 m fijn bruingrijs zand vol calcietschilfers, ook kristallijne cal-
cietbrokken tot 1cm groot; kalksteen blijft donker verkiezeld
(lithotheek 92m)
94 m in grijs zand, minder calciet
95 m fijn grijsbruin zand
96 m grote verkiezelde brokken
101 m fijn donkerbruin zand met verkiezelde brokken (lithotheek 97m)
105 m donkere verkiezelde kalksteen met aderkwarts
108 m zelfde steen in fijn aswit zand (lithotheek 107m)
109 m zand wordt bleekgrijsbruin (duidelijk voorbeeld van spookkarst)-
(lithotheek 110 m)
110 m iets donkerder bruingrijs zand, met zachte plastische venige klei
(lithotheek 110m)
111 m zonder klei
112 m kleiiger zand, met niet-coherente venige klei (lithotheek 112 m)
113 m fijn donkergrijs licht kleiig zand
114 m fijn tot middelmatig zand (lithotheek 114m)
115 m zand blijft fijn tot middelmatig, wat meer steenbrokjes
116 m zeer fijn melig, licht kleiig donkerbruingrijs zand
120 m fijn tot middelmatig donkerbruingrijs zand, meer donkergrijze
steenbrokken
121 m fijn licht kleiig donkergrijsbruin zand (lithotheek 121 m)
122 m grijze verkiezelde kalksteen, soms bruin verweerd
129 m fijn bleekgrijs heterogeen gruis, wordt geleidelijk donkerder,
met grotere verkiezelde fragmenten, met aderkwarts (vanaf 128.50
m met schuim geboord) – (lithotheek 125 m)
133 m fijn bruingrijs gruis (spookkarst) – (lithotheek 130m)
134 m bleekgrijze licht verkiezelde kalksteen en donkere kalkschiefer,
veel pyriet en wat adercalciet (lithotheek 134m)
136 m heterogeen grijs gruis
137 m bleekgrijze en grijze licht verkiezelde fijnsplijtende kalksteen,
met fijne calcietaders, losse bruine crinoidenstengellidjes
138 m met wat donkergrijs fijn zand
139 m zand mindert
140 m terug meer zand
143 m grijze tot bleekgrijze kalksteen, donkere fijnklievende kalk-
schiefer, met calcietkristallen, bioklasten (crinoiden, brachio-
poden) – (staal conodonten 140-145 m)
144 m vermengd met fijn donker gruis
145 m dezelfde kalksteen, zonder kalkschiefer
146 m fijn donker gruis
147 m grijze tot bleekgrijze licht verkiezelde kalksteen met calcieta-
ders tot grijze kleiige kalksteen met crinoiden (lithotheek 147m)
149 m donkergrijs gruis
152 m bleekgrijze fijnzandige kalksteen, vaak dooraderd, soms korrelige
bioklastische kalksteen met crinoiden en kristallijne calciet
(lithotheek 150 m)
153 m bruin gruis
156 m fijne grijze schieferig splijtende kalksteen, in zeer fijne cut-
tings, vermengd met grijs gruis
164 m grijze tot bleekgrijze fijnzandige kalksteen, met wat bioklasti-
sche kalksteen, mogelijk licht gedolomitiseerd, en losse bruine
crinoidenstengellidjes; vooral rond 161-162 m enkele brokken in
bleekbruine poreuze verweerde dolomiet (typisch gevormd langs o-
pen spleet) – (lithotheek 160m) – (staal conodonten 156-164 m)
165 m grijsbruin gruis (spookkarst) – (lithotheek 165 m)
168 m opnieuw grijze fijnzandige licht gedolomitiseerde kalksteeen met
bioklasten (w.o. solitair koraal), vermengd met fijn gruis (li-
thotheek 168 m)
169 m fijn donkerbruin zand
171 m donkerbruingrijs gruis met bruine gedolomitiseerde bioklasten
172 m grijze schieferig splijtende, gemakkelijk vergruisbare kalksteen,
naast hardere donkergrijze kalksteen en bleke korrelige kalksteen
173 m grover bruingrijs gruis met veel bleke calcietschilfers (litho-
theek 173 m)
178 m opnieuw hoofdzakelijk grijze schieferig splijtende kalksteen;
blijft vermengd met fijn grijs gruis (lithotheek 177m) – staal
conodonten 174-178 m)
182 m hardere minder goed oplosbare bleekgrijze zandige dolomiet en wat
verkiezelde donkergrijze schieferplaatjes (lithotheek 180m)
185 m met groene kalkschiefer, en meer bruine gedomotiseerde kalksteen-
cuttings; geen gruis meer (lithotheek 184 m) – (staal conodonten
180-185 m)

monsters conodonten op 140-145, 156-164, 174-178 en 180-185 m
-----------------------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE, OP BASIS VAN SPOELMONSTERS
-----------------------------------------------------------------------------------------
Top * basis * STRATIGRAFISCHE EENHEDEN
-----------------------------------------------------------------------------------------
2 m Kwartaire leem
19 m Kwartaire alluvium
25 m Ieper Klei (Kortrijk Formatie)
62.50 m Hannut Formatie, Lincent Lid
65 m Wit krijt, Campaan – Santoon
68 m Groene turoonmergel met zandige glauconietische basis
105 m Donkere verkiezelde kalksteen met bleekverwerende chert (Warchin
Member) met in-situ spookkarst; enkele spleten opgevuld met zeer
fijn tot middelmatig bruingrijs zand van Wealdiaan ouderdom
121 m Zijdelings doline doorboord, gevuld met aan de bovenkant uitge-
loogd Wealdiaan zand, donker kleiig zand en venige klei
133 m Grijze verkiezelde kalksteen met aderkwarts; hoofdzakelijk ont-
wikkeld als spookkarst (verkiezelde Calcaire de Vaulx – Pont-à-
Rieu Members?)
156 m Grijze tot bleekgrijze fijnzandige kalksteen, bioklastische kalk-
steen en donkere kalkschiefer, pyriethoudend en dooraderd; spook-
karst komt nog steeds voor (Calcaire de la Providence Member)
178 m Grijze tot bleekgrijze fijnzandige kalksteen en bioklastische
kalksteen, toenemend gedolomitiseerd en dan met open, niet door
Wealdiaanzand gevulde spleten; blijvend zones in spookkarst (Cal-
Caire d Allain Member?)
185 m Bleekgrijze zandige dolomiet en groene kalkschiefer (Formation de
l'Orient)

-----------------------------------------------------------------------------------------
AUTEUR M. Dusar, 6.10.1997
-----------------------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN
-----------------------------------------------------------------------------------------
Boormethode: rollerbit, hamer en met schuim resp tot 68.55m, 128.50m einddiepte

Grondwaterstanden: watertoestroming (scheuren) op 122-122.10 m, 145-147m, tussen 151 m en
162.50 m, op 170.20-170.40 m; open ruimte op 184 m

1. Stratigrafie
De stratigrafische opeenvolging beantwoord aan de prognoses en is trouwens
vergelijkbaar met omgevende boringen.
De Paleozoïsche sokkel bestaat bijna volledig uit Doornikse Kalksteen (Tn3") op de
onderste 7 meter na die behoren tot de Formatie van de Orient (Tn2c). Drie duidelijk
onderscheiden pakketten zijn waar te nemen, van boven naar onder=
- een verkiezeld pakket in cherthoudende kalksteen (Warchin Member genoemd, top
Formatie van Doornik)
- een pakket in fijnzandige tot bioklastische, beperkt gedolomitiseerde kalksteen met
kalkschieferlenzen (overeenkomend met de Allain, Providence, Pont-à-Rieu en Vaulx Mem-
bers van de Formatie van Doornik). De kalkschiefers zijn te dun en te weinig
uitgestrekt om een hydrogeologische barrière te vormen
– de toplagen bestaande uit zandig-schieferige fijngebankte dolomietische lagen van
het klassieke Tn2c, in het Doornikse als Formation de l Orient beschreven. Deze
eenheid vormt een dikker kalkschieferig pakket, met duidelijk minder open spleten of
verkarsting, en dus hydrogeologisch minder interessant (cf. Boring Rollegem-Tombroek,
K5). De topzone is in boring D6bis wel interessant omwille van het hoge dolomietgehal-
te en de afwezigheid van spookkarst, zodat open spleten voorkomen

2. Spookkarst
Een belangrijk gegeven is de interpretatie van z.g. spookkarst verwering: volledige
in-situ oplossing van de kalksteen met achterblijven van een skelet van onoplosbaar
residu en insijpelend zand, zonder dat echte karstholten ontstaan. Deze vorm van pale-
okarst is vermoedelijk ontstaan tijdens het Krijt na het Wealdiaan, getuige de
insijpeling van de Wealdiaan zand.
Spookkarst tast ganse rotsmassieven aan maar heeft een onregelmatige laterale
verbreiding: de vorming schrijdt lateraal en vertikaal voort vanuit vertikale open
barsten in ke kalksteen. Dit fenomeen werd eerst onderkend door Quinif in de petit
granit groeve van Soignies. In deze groeve komen rijen van spookkarst massieven voor
rond parallelle spleten waarvan de breedte telkens in het metersbereik ligt en de
vertikale indringing tientallen meters kan bedragen. De overgang naar de gezonde kalk-
steen verloopt snel, echter niet volgens grenzen.

Spookkarst ontwikkeling is vergelijkbaar met gewone karstwerking in de zin dat het
minder snel zal optreden of geringere uitbreiding kennen in onzuivere op chertrijke
kalksteen. Vandaar dat de toplagen van de Paleozoische kalksteen in boring D6bis,
behorend tot grijs gekleurd (het gruis is bruiner getint wanneer de spookkarst ontwik-
keld is in oorspronkelijk dolomiet). Meerdere boringen Spiere-Helkijn hebben reeds
spookkarstmassieven doorboord).

In de spookkarst ontstaat een grote porositeit, tot 40% zodat deze massieven als
belangrijk waterreservoir kunnen fungeren. Aangezien de spleten optreden als
sedimentvang is de resulterende secundaire permeabiliteit minder groot dan bij
kalksteen met open spleten.

3. Correlatie met boring D6
De beschrijving van boring D6bis en de gedeeltelijk gekernde boring d6 komen voor het
interval 78 - 133 m niet goed overeen (boring D6, uitgevoerd in 1976, werd beschreven
door Legrand & Groessens in 1978).
- Boring D6 vermeldt verkiezelde kalksteen met chert (Warchin Member) tot 86.85 m.
Boring D6bis heeft verkiezelde kalksteen met duidelijke cherten aangetroffen tot 78m,
verkiezelde kalksteen tot 105m.
- Boring D6 vermeldt tussen 86.85m en 96 m vergruisde kalksteen (overeenkomend met de
spookkarst) en een mogelijke breukzone.
Boring D6bis toont vermenging met Wealdiaan zand vanaf de top van de sokkel, en
Wealdiaan zand, klei en veen opvulling, van een doline (?) tot 121 m.
Spookkarst ontwikkeling blijft niet beperkt tot een zone maar treedt op tot
einddiepte, ruim 100 meter onder top van de Paleozoische sokkel.
- Boring D6 vermeldt vanaf 94.50 m bioklastische kalksteen, gedolomitiseerd tot 105m.
Boring D6bis toont nog verkiezelde kalksteen (zonder chert) tot 133, alvorens in de
bioklastrijke kalksteen terecht te komen.
- Het is niet erg waarschijnlijk dat de breukzone, vermeld in boring D6 tussen 86.85 m
en 94.50 m belangrijk is aangezien in beide boringen een kalkschiefer niveau
aangetroffen werd vanaf 128.60 m (boring D6) rep. 133 m (boring D6bis). Een sprong van
5 m lijkt plausibel als gedeeltelijke verklaring voor de grotere diepte waarop in
boring D6bis dezelfde stratigrafische niveaus werden aangetroffen.
- Veel belangrijker is het verschil in verwering en verkarsting: boring D6bis moet
tektonisch veel intenser gefractureerd zijn, waarlangs de spookkarst gemakkelijker kon
optreden.
Het pakket Wealdiaan afzettingen in boring D6bis tussen 105 m en 121 m wordt verklaard
door het voorkomen van een doline (of oude opgevulde grot) met overhellende wanden. In
boring D6 is hiervan niets te bespeuren. In Kooigem-Driehoven (boring K2) werd
eenzelfde fenomeen vastgesteld t.o.v. de ernaast liggende oude peilput.

4. Hydrogeologische consequenties
De verdieping van put D6bis in een goed initiatief operatie gebleken: het segment
waarin deze put is uitgevoerd is veel sterker verkarst, met dieper doordringende
spleten.
Anderzijds is het bovendeel van de Paleozoische sokkel door opvulling met meestal
fijne Wealdiaanzanden minder doorlatend, zodat verdieping van de filter heilzaam is.
Het bijkomend verbuizen of cementeren van de sectie boven de filter, of het aanbrengen
van een waterkerende bescherming is, afgezien van de technische moeilijkheden, weinig
nuttig, omdat doorheen de spookkarst en langs de open spleten op grote schaal
verticale en laterale communicatie van het water omheen de put altijd mogelijk zal
zijn.

Het spreekt vanzelf dat het zeer moeilijk zal zijn om onder dergelijke omstandigheden
betrouwbare prognoses te maken over wateropbrengst. De aard van de lithologie kan op
basis van de stratigrafische opeenvolging wel voorspeld worden. In het algemeen kan
men stellen dat verkarste en gedolomotiseerde formaties een hogere porositeit en
behoorlijke porosieteit opleveren, terwijl verkiezelde kalkstenen minder verkarst en
poreus zullen zijn, maar brede doorlopende spleten kunnen vertonen met wisselende maar
soms zeer hoge permeabiliteit.

Michiel Dusar
8.10.1997