092E0511

ADMINISTRATIEVE & TECHNISCHE GEGEVENS
---------------------------------------------------------------------------
Kaart nr.: 92E
PLAAT: Kortessem
Nr.: 511 (I, c)
Type Boring: ontsluiting (tijdelijk)
Topografische kaart: 33/4
Uitgevoerd te: Wimmertingen (Hasselt)
Post nr.: 3501
Adres boorplaats: WATERZUIVERINGSSTATION RWZI-WIMMERTINGEN

Opdrachtgever: Aquafin
Boorfirma: Democo
Boordatum: mei 1996
Topografie: studiebureau Citec
Stalen door:
Boormethode:
Lengte & doormeters:

Grondwaterstanden:
1ste maal:
Bij rust: + 33.17 m
Tijdens pompen:
Debiet:
Waterzaak nr.:
Totale diepte: 6.10 m
Stalen bewaard: ja (selectie in lithotheek)
Maaiveld / ref. peil: + 34.50 m
X: 218790
Y: 175520
NIS code: 71062

---------------------------------------------------------------------------
BESCHRIJVING van de waarnemingen
---------------------------------------------------------------------------
aanvullende informatie 2 peilbuizen, 2 droge boringen en 7 diepsonderingen
door Labo E. Van Vooren, 9968 Oosteeklo (okt. 94)

waterpeil in rust volgens illuviatiehorizont 0.95 m (voor uitdieping Mombeek)
waterpeil in rust opgemeten in peilbuizen op 20.10.94: + 33.17 m


Noordoostwand diepe bouwput gelegen bij Sondering 5 (van onder naar boven)

0 - 80 cm: zeer fijn tot fijn bleekgrijs sterk micahoudend zand,
subhorizontaal flaserig gestraticuleerd door aanrijking met
fijn slap venig materiaal en vergruisde houtskool in
donkergrijze strepen, met aan de basis van de bouwput mogelijk
verspreide grotere slappe veenfragmenten (1 cm); ook lineaties
met fijn schelpengruis

80 - 100 cm: plotse maar niet scherpe overgang lateraal afhellend met
helling <10?; meest fijn tot eerder middelmatig bleekgrijs zand
met fijne gekruiste gelaagdheid helling >30? in wisselende
richtingen, zowel NW als SE; lenzen met grof schelpengruis en
meer complete fossielen (vooral potamides, ook schelpen tot 3
cm lang) en fijne slibfragmenten; zeldzame in-situ vormende
ronde concretie van zwak coherente ijzerzandsteen (3x4x8 cm)
naar boven toe worden de sedimentaire hellingen zwakker met
ripple-sets op centimeterschaal, uitgeprepareerd op
ontsluitingswand door differentële erosie
op 90 cm: fijn subhorizontaal donkergrijs niveau vol venige
kleifragmentjes, met verspreide maar regelmatig weerkerende
kleine potamides (1 cm lengte)
lateraal onder de geulvormig ingesneden top op 120 cm:
blauwgrijze slibrijke schelpenlaag 5 cm dik

100 - 130 cm: geultje met insnijding W vanaf 80 cm E vanaf 125 cm met helling
30?NW; onderste 15 cm fijn licht micahoudend roestgeel zand met
lineaties uit schelpfragmenten (vnl. tweekleppigen) met
zeldzame harde organisch-ijzerrijke concreties (3-4 mm);
verdere opvulling bevat talrijke schelpengruislaagjes
lateraal in het centrum van de geul: 40 cm dik schelpenzand met
verhoogd slibgehalte en daardoor coherenter; wat rolkeien tot 3
cm op de bodem; vnl. grote potamides en gebroken
silexfragmenten, gemiddeld 0.5 cm tot 2 cm

130 - 160 cm: (niet-erosieve fase van dezelfde geulopvulling): fijn
roestverkleurd grijs slibvrij zand, subhorizontaal tot zeer
fijn kruisgelaagd; talrijke horizonten met schelpengruis, aan
onderkant veel complete potamides
vanaf 150 cm: eindopvulling van de geul, slibhoudend en
schelpengruis fijn verdeeld in de matrix, lateraal fijn grijs
zand
1.5 m naar E, gevrijwaard van volgende erosiefase, komt in de
fijnzandige opvulling, vrijwel zonder schelpen, een mooi-
symmetrische geulvormige opvulling voor in kleiig materiaal,
goed 1 m breed met aan weerskanten hellingen tot 10?:
zand met donkere flaserige strepen vanaf 145 cm
bruin slibrijk zand vanaf 155 cm
blauwig kleiig zand vanaf 165 cm met aan de basis 3 cm dikke
horizont in zuivere zachte plastische blauwe klei met
verspreide fossielen, erboven sterk zandige klei met helling
10?E
vanaf 175 cm tot 185 cm fijn tot middelmatig bleek zand met
schelpen en vage W-hellende striaties
erboven schelpenlagen die met de erosiefase van 190 cm in de
profiellijn overeenkomen; het equivalent van de geulinsnijding
van 160 cm komt ten oosten van de kleilens eveneens voor
160 - 190 cm: nieuwe kleine geulinsnijding, analoog aan vorige geul, helling
10-15? aan de basis, minder naar boven toe: schelpenbank met
verweerde rolkeien (3-4 cm) op de bodem; naar boven geleidelijk
minder schelpengruislaagjes

190 - 255 cm: volgende geulsysteem met op de ondulerende bodem talrijke
meestal gebroken silexkeien tot 2-3 cm, vol schelpenlagen
(meest tweekleppigen) in fijn tot middelmatig grijs zand,
subhorizontaal geband tot licht kruisgelaagd; in dieper
ingesneden zones komen steilere hellingen voor tot 15? in
tegengestelde zin
grove 3 à 4 cm dikke schelpenlagen met silexkeien komen voor op
190, 205,215 cm maar zullen lateraal versmelten hetzij
uitwiggen en vervangen worden door nieuwe lenzen; erboven enkel
fijner en geleidelijk minder schelpengruis
vanaf 230 cm verdwijnen de schelpen
vanaf 240 cm verdwijnt de gelaagdheid onder invloed van
bodemontwikkeling (vertoont sporen van doorworteling)

255 - 275 cm: compact fijn groen slibrijk zand, doorworteld, met aanrijking
in klei en organisch materiaal in de wortelsporen

275 - 325 cm: compacte donkerblauwgrijze tot groenige zandige klei, uit
elkaar vallend door zeer hoog zandgehalte, met onregelmatige
donkerbruine plastische venige kleilenzen, max. tussen 5 en 10
cm dik, afgedekt door blekere grijsgroene meer plastische
zuiverder kleibanden, enkele cm dik; het geheel sterk verstoord
door centimerdikke wortels die als houtachtige substantie
blijven bestaan en talrijker worden naar boven toe; met
spinthoutkeilen in vertikale positie
bij de basis platte rolkeien en gebroken fragmenten van 2-3 cm
naar boven toe geleidelijk donkerder en rijker aan organisch
materiaal

325 - 470 cm: donker veenpakket, vol grote houtresten, meestal in horizontale
positie, soms hellend tot opgericht (in naastliggende bouwput
zijn twee horizontale boomstammen van 6 à 8 m lengte
aangetroffen); onregelmatige afwisseling tussen meer kleiig
fijnkorrelig veen en zuiverder grof-organisch veen vol fijne
plantenresten (niet alleen hout maar ook rietachtige
materialen), ertussen verstoorde lenzen in heterogeen aswit
zand (soms mooi afgeronde grove korrels tot 2 mm), sterk
vermengd met fijne veenresten; blauwe vivianiet-uitbloeiingen
voornamelijk op de relatief fijne heterogene kleiige
veenbandjes
bij de basis sporadisch een ronde rolkei
detailopeenvolging, met puur lokale betekenis:
325-330 cm: grove houtresten
330-340 cm: donkere klei met toenemend gehalte aan fijne houtresten
340-360 cm: sterk gebioturbeerde verdeling tussen fijn tot overwegend
middelmatig wit zand en venige klei; zeer fijne
houtfragmentjes komen fijn verdeeld in zand en klei voor
360-365 cm: grove houtresten
365-373 cm: fijne houtresten in venige kleimatrix; weinig vivianiet
373-379 cm: sterk venige klei met aan de top onregelmatig verdeeld wit
zand
379-389 cm: fijne houtresten, sporadisch houtskool, met vivianiet, in
matrix van fijn kleiig veen; grotere houtresten van boven
389-393 cm: onregelmatige lens in fijn kleiig veen
393-400 cm: heterogeen veen met fijnverdeelde houtresten, grover aan de
top, blijft licht kleihoudend, met vivianiet; aan de basis
heterogeen grof zand met sporen van schelpengruis
400-435 cm: sterk kleiig fijn veen, met roestverkleuring door recentere
wortelbodem; aan de top laag met grovere houtresten (komen
hieruit de gehele boomstammen bij graafwerken gevonden?);
in deze laag komen ook verspreide steilhellende grote
houtfragmenten voor
435-470 cm: (top bouwput): voortzetting zelfde veenlaag, boven niveau
met horizontale grote houtresten

470 - 610 cm: verstoord en gedeeltelijk aangevuld terrein; 40 cm opgehoogd
t.o.v. oorspronkelijk maaiveld

Zuidwestrand diepe bouwput gelegen bij sondering 7 (van onder naar boven -
aanvang 0.5 m dieper dan profiel noordoostwand)

0 - 45 cm: met afgesneden bovencontact: fijn grijs zand met donkere
subhorizontale laminaties

45 - 60 cm: eerder fijn schelpenzand met grind; concentratie van schelpen
(geremanieerde fossielen) en keien in ravinerende inzakkingen;
elders zwakhellend, lichtjes kruisgelaagd, met
schelpenhorizonten om de 10 cm

60 - 90 cm: basis scherp, top geleidelijk: aan de basis 5 cm zachte
plastische blauwgrijze klei; erop afwisselend klei- zandlenzen
(zand dominerend tussen 70 en 77 cm); fijn schelpengruis
geconcentreerd in kleilenzen; meestal zachthellend en licht
kruisgelaagd maar ook grotere geulstructuren met steilere
helling

90 - 105 cm: niet gestratifieerd slibrijk zand

105 - 130 cm: fijn gelig zand met donkere, slib- en schelprijke lineaties;
zwakhellend

130 - 135 cm: bruinblauwgrijze slibrijke horizon, als afsluiting van sequentie

135 - 142 cm: bleek middelmatig zand vol schelpen en enkele keien

142 - 148 cm: met geleidelijke overgang: fijn, gestratifieerd, zachthellend
zand

148 - 155 cm: schelpenrijk zand met kriskras gelaagdheid; basis wordt lateraal
steilhellend en erosief; naar boven minder schelpen

155 - 160 cm: schelpen en keien horizont, verstoord door reusachtige wortels
die tot dit niveau doordringen; lateraal wordt deze band
verdund, over een kleilens gelegen

profiel wordt 2 m verder naar westen voortgezet en vervolledigd naar
onder vanaf dit niveau:
15 cm: scherp afgelijnde kleilens in blauwgrijze zachte plastische klei
met in het midden vage banden in bruinig slibrijk zand; wortels in deze
bundel geconcentreerd
7 cm: grijs fijn gestratifieerd zand met schelpen (vnl. tweekleppigen)
28 cm: kleilens, opnieuw meer doorworteld (wortels tot 2 cm doormeter)
in zelfde blauwgrijze klei, bruinig aan de top, en aan de basis bruinig
slibrijk zand
14 cm: zandpakket, aan de top fijn bruingrijs zand met slibrijke
laminaties; in het midden roestbruin gekleurd, met schelpengruis en
slibfragmentjes; aan de basis grover schelpengruis en een enkele rolkei
12 cm: onregelmatig gebande zachte grijze klei en slibrijk zand;
potamides in kleibandjes; afhelling in richting centrum geul (naar
zuidoosten)
45 cm: gestratifieerd zand met schelpengruishorizonten en fijne keitjes;
eronder zand met donkere laminaties en vrij regelmatige banding (doet
seizoensgebonden aan) - opvulling van meer of geul met stagnerend water?

Profiel wordt 5 m verder naar zuidwesten, in hoek bouwput voortgezet (de
kleilens wigt hier net uit en wordt vervangen door een zak in schelpengrind):

160 - 180 cm: op gebroken keibedding, eerder middelmatig bleek zand vol
lichthellende schelpengruislaagjes

180 - 205 cm: met geleidelijke overgang: fijn roestverkleurd grijs zand met
brede slibrijke zand flasers, 10? afhellend naar centrum
kleigeul in oosten

205 - 260 cm: met zeer geleidelijke top: structuurloos fijn grijs zand, iets
grover vanonder, snel slibrijker, met sporen van doorworteling

260 - 290 cm: zelfde zand, echter zeer slibrijk en intenser doorworteld, met
gleystructuren en roestverkleuring

290 - 335 cm: geleidelijk kleirijker, maar hier wijziging faciestype: blauwige
zandige klei; naar boven toenemend organisch gehalte, met grote
rechtopstaande houtresten

vanaf 335 cm tot top uitgraving voor bouwput: veenlaag, met aan de basis een
concentratie van grote en middelmatige houtfragmenten

Meest noordwestelijk gelegen kleinere bouwput gelegen bij sondering 3 (van
onder naar boven)

43 cm: sterk kleiig fijn veen, met recente doorworteling en roestvlekken

21 cm: aswit gebleekt fijn zand met onregelmatige donkere iets slibrijker
strepen en roestplekken rond sporen van wortels

48 cm: met ondulerende contacten: compacte bleekgrijze klei met
roestverkleuring en mooi patroon van krimpscheuren op vertikale wand;
roestige horizont vlak boven de basis die overeenkomt met het normale
grondwaterpeil; blijft doorworteld met weinig, onregelmatig verdeeld
zand en veenbollen

55 cm: dekzand, asgrijs uitgeloogd, oorspronkelijk geelgekleurd en heel
zuiver; slechts aan de basis licht slibhoudend; aan de basis vol grote
ronde rolkeien;
bevat onregelmatig verdeelde door humus donkergekleurde horizonten,
sterk verstoord door doorworteling en andere bioturbaties tot
structuren die op convoluted bedding gelijken; nochtans sporen van
oorspronkelijke stratificatie bewaard in de sterkst uitgeloogde
bovenste helft;
aan de top over 10 cm aanrijking met recente humus en wat kleine
keien; humusrijke toplaag lokaal 40 cm ingezakt, met baksteenbrokken
en veel keien, zonder duidelijke sporen van landbouwactiviteit
---------------------------------------------------------------------------
OPMERKINGEN
---------------------------------------------------------------------------
- In onderste zandpakket: volledige afwezigheid van synsedimentaire fossielen
of bioturbaties, aanwijzing voor fluviatiele afzetting onder koude
omstandigheden (ijstijden); de sedimentatie wijst op zijdelingse opvulling van
kleine geulen (= trough cross-bedding in kronkelwaard, max. 1 m diep voor 5 m
breed; in de bouwput systematische verdieping van de geulen van noord naar
zuid) in klein verwilderd beekdal;
gebroken en versplinterde silexkeien wijzen op strenge vorstwerking

- De schelpen (potamides, cyrena, corbicula) zijn allemaal geremanieerde
fossielen uit het Zand van Alde Biezen en de top van de Klei van Henis
(Formatie van Borgloon, Tongeren Groep) die stroomopwaarts in de steile
dalflanken van de Mombeek voorkomen. Deze stevige fossielen waren al tijdens
hun eerste begraving gebroken en gerold, het riviertransport heeft niet
noodzakelijk een verdere verkleining of afronding veroorzaakt

- Twee fasen van doorworteling kunnen worden onderscheiden: de wortels aan de
basis van het veen-klei complex dringen lokaal minstens 1.75 m door in de
onderliggende lagen, en zijn beter merkbaar in de kleibanden; de doorworteling
die doorloopt tot onder de huidige bodem dringt 2 m diep door

Lithotheekmonsters
1. Zeer fijn bleekgroen kwartsrijk compact zand met fijn gruis van
geremanieerde fossiele schelpen, sterk doorworteld met fijne doordringende
wortels (doorwortelde top van onderste zandpakket)

2. Donkerbruin kleiig veen met wortels en houtresten; veelvuldige
uitbloeiingen van helblauw vivianiet (veenlaag)

3. Compacte roestbruine siltige klei; zeer hard wanneer uitgedroogd, sterk
gelimonitiseerd (illuviatiehorizont in bovenste kleilaag)

---------------------------------------------------------------------------
STRATIGRAFISCHE INTERPRETATIE
---------------------------------------------------------------------------
volgens P. Diriken: Paleo-ecologische evolutie van de Molenbeek -
Mombeekvallei na de laatste ijstijd.
Deel 1: Geografische situering van het studie-object en het studieterrein.
Natura Limburg Nr. 106 (1981): 489-507.
Deel 2: Literatuuroverzicht. Natura Limburg Nr. 107 (1982) pp. 519-528.
Deel 3: De methodologie. Natura Limburg Nr. 108 (1982) pp. 540-550.
Deel 4: De onderzoeksresultaten. Natura Limburg Nr. 113 (1983) pp. 717-743.

onderste pakket: "basale detrietische valleisedimenten" (Tardiglaciaal) - min.
300 cm
middenpakket: "klei-veencomplex" (Allerod-Subboreaal) - 195 cm
bovenste pakket: "detrietische afdeklaag" (Subatlanticum) - 124 cm

top Tertiair, volgens sonderingen: 8.5-11 m onder maaiveld (+23.45-25.96 m,
gemiddeld +24.75 m), 10.5 m (+24.26 m) voor S7 bij diepe bouwput

---------------------------------------------------------------------------
AUTEUR M. Dusar, 13.6.1996
--------------------------------------------------------------------------
BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST

92E/0511 (I, c) KAARTBLAD: KORTESSEM
p. 1/6

***************************************************************************