078W0444

078W (Cenk – 26/5) - 444 (VIIIa) - A F D E L I N G G E O T E C H N I E K

Opdracht: GEO-13/095
Plaats/site: Genk - sluis Albertkanaal
Boring: B4
Uitgevoerd door: Geolab
Datum van uitvoering: 18.06.2014
X: 228905
Y: 181295
Aanvangspeil: +60,91 m

Lithologische beschrijving

Auteur: Michiel Dusar Bedrijf/dienst: Belgische Geologische Dienst
Datum: 14/07/2014

Monster Diepte (m) Aard der grondlagen
G1 0,00-0,30 bruin stofferig humeus dekzand, overwegend fijn tot zeer fijn, met verkitte leembrokjes, plantenresten
G2 0,30-0,50 bleekbeige heterogeen kwartszand, van zeer fijn tot grof, met brokken cohesief lemig zand; gele film rond de kwartskorrels
G3 0,50-1,00 zelfde zand, bleekgeel, met grof Ardeens grind
G4 1,00-1,20 zelfde zand, bleekgeel, met weinig grof Ardeens grind; zand is iets beter gesorteerd (minder grove fractie, overwegend matig-fijn)
G5 1,20-1,50 idem, wordt bleekbeigegrijs
G6 1,50-2,00 bleekbeigegrijs overwegend matig fijn kwartszand, met roodbruin slib, met verkitte bollen van zelfde meer kleiig zand, venige partikels en nog wat afgeplatte grindkeien
G7 2,00-2,50 beigegrijs meer homogeen, eerder fijn zand, weinig slibhoudend met bruin slib; geen keien of cohesieve brokken, maar kleine nesten van asgrijs zand
G8 2,50-3,00 bleekbeigegrijs meer heterogeen kwartszand (meer grove fractie) met bruingrijze meer venige vlekken (als bollen in het beige zand), die soms wat meer verkhit zijn
G9 3,50-4,00 zelfde bleekbeigegrijs heterogeen overwegend fijn zand, zacht aanvoelend, weinig geel slibhoudend, met baksteengruis en rotte beton
G10 4,00-4,10 +/- zelfde zand, beigegrijs, met meer venig materiaal tussen de zandkorrels; overwegend matig-fijn, maar zacht aanvoelend [= met zeer fijne zand tot grof siltfractie] licht micahoudend; lijkt eolisch herwerkt dekzand; los gestapeld, met weinig bruin slib
G11 4,10-4,30 bleekbeigegeel matig fijn kwartszand, met weinig geelbruin slib; kwartskeitje (1.50 cm)
G12 4,30-4,50 zelfde zand, iets donkerder (grijzer) door bijmenging met venige partikels
G13 4,50-5,00 zelfde zand, terug iets bleker, zonder venige partikels; lijkt iets compacter te worden
G14 5,00-5,20 lijkt zelfde zand, fijner kwartszand, met donkere spikkels en wat venige partikels (terug iets donkerder beigegeel); met keitjes (1 cm) van scorie (metaalslakken); bruin slibhoudend
G15 5,20-5,30 fijn tot matig fijn beigebruin zand, vermengd met donkerbruin venig zand en recent-venige resten (donkere en bleekbruine houtresten) [nog aangevoerde grond]
G16 5,30-5,50 fijn bruingrijs zand, vol kleine donkere venige zandbrokjes en veenbrokjes van hoofdzakelijk houtachtige samenstelling
G17 5,50-6,00 bleekbeige heterogeen zand, voornamelijk fijn tot middelmatig, licht slibhoudend met bruin slib; veel keitjes (tot 2 cm) van Ardeens grind (kwarts en zandsteen)
G18 6,00-6,50 beige matig fijn kwartszand, met meer cohesieve kleihoudende en/of humeuze laminaties; met 1 silexrolkei (3 cm)
G19 6,50-7,00 zelfde zand, meer en grotere en hardere cohesieve kleihoudende zandbrokken, tot 2-3 cm; nog fijn Ardeens grind
G20 7,00-7,10 +/- zelfde beige zand, toenemend heterogeen (met kleine matig-grove fractie), met compacte siltige zandbrokken en nog wat fijn Ardeens grind
G21 7,10-7,50 wordt beigegrijs, bruin slibrijk, matig fijn, vrij goed gesorteerd kwartszand, zacht door fijne fractie (zeer fijn zand tot grof silt), met venige partikels en sporadisch kwartskeitje
G22 7,50-8,00 zelfde beigegrijs zand, met bruin slib, iets meer middelmatige fractie, maar homogener want geen veen of verharde klei-bijmenging, noch keitjes
G23 8,50-9,00 kleurverandering: bleekbeigegrijs (overgangskleur) matig fijn nog zacht kwartszand (granulometrie van zandkorrels is gelijk gebleven, maar wel heldere kwarts), met wat ligniteuse brokjes, verspreide kwartsgranule en zandsteenfragment
G24 9,00-9,50 idem, slib wordt bleekgrijs in plaats van bruin
G25 9,50-10,00 +/- idem, wordt grijswit, nog licht slibhoudend, zelden donkere verweerde korrels (<< 1 %)
G26 10,00-10,50 zelfde afzetting van grijswit kwartszand, echter heterogeen met zeer grove fractie; voornamelijk middelmatig, nog licht slibhoudend met grijswit slib en venige partikels
G27-28 10,50-11,50 idem, met matig grove donkere glauconietkorrels

G29 12,00-12,50 grijswit beter gesorteerd zand, matig fijn, micahoudend; met grote cohesieve brokken in bleekgrijs kleiig zand (klei als bindmiddel tussen de kwartskorrels) met bruine oxidatierand
G30 12,50-13,00 grijswit matig fijn zand, blijft bleekgrijs slibhoudend
G31-32 13,00-14,00 +/- idem, zeer kwartsrijk (+/- geen donkere spikkels meer)

G33 14,00-14,50 +/- idem, donkere spikkels verschijnen terug
G34-35 14,50-15,50 +/- idem, rijk aan bleekgrijs slib, minder donkere spikkels

G36-G38 15,50-17,00 eerder bleekgrijsgeel (lichte kleurverandering) zeer fijn kwartszand, blijft duidelijk slibhoudend, met bleekgrijs slib
G39-G42 17,00-19,00 bleekbeige iets beter gesorteerd en compacter fijn kwartszand, slechts licht slibhoudend, licht micahoudend
G43 19,00-19,50 bleekbeige homogeen fijn kwartszand met zeer grote mica (vulkanische oorsprong?), met donkergrijze meer venige vlekken; slibhoudend
G44 19,50-20,00 beige zeer fijn kwartszand


Informele stratigrafie

Auteur: Michiel Dusar Bedrijf/dienst: Belgische Geologische Dienst
Datum: 14/07/2014

Van (m) Tot (m) Beschrijving
0,00 4,30 Quartair dekzand, geroerd
4,30 5,50 Quartair dekzand met veen, geroerd
5,50 7,10 Quartair dekzand, met grind en industrieel puin, geroerd
7,10 20,00 Tertiair: Formatie van Bolderberg - Genk?
Opmerking
- zeer homogeen kwartszand (weinig stratigrafische variatie, mogelijk door antropogene remaniëring)
- op basis van de ligging en aanvangspeil is dit de boring met de meeste ophoging
- vermoedelijk is ophoging gebeurd met uitgegraven materiaal zodat er geen beduidende lithologische verschillen optreden of duidelijk te onderscheiden pakketten voorkomen
- antropogene aanwijzingen door artificiële gesteenten komen slechts sporadisch voor en vormen vermoedelijk geen laagvormige afzettingen of concentraties of herkenbare horizonten, t.t.z. de monsters boven en onder onmiskenbaar geroerde monsters zijn niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden, ook niet op basis van de sondering, m.a.w. herkenning van geroerde monsters berust op toeval; mogelijk is de boring tot op veel grotere diepte geroerd, tot 12 à 15 m diep
- glauconiet komt enkel voor in een beperkt interval van 10,50 tot 15,50 m: is dit én onderliggend sediment reeds Quartair herwerkt of nog authentiek Tertiair?
- de sondering daarentegen geeft wel een gedifferencieerd beeld, dat niet wordt weerspiegeld in beduidende verschillen in het sediment, ook over het interval dat met zekerheid is geroerd (op basis van voorkomen van artificiële gesteenten); mogelijk heeft deze differenciëring te maken met enerzijds voorkomen van grind en anderzijds nat of droog gestort
- bijgevolg zijn de opgegeven grenzen geroerd – niet geroerd en Winterslag – Bolderberg (op basis van verdwijnen Ardeens grind en sporadisch verschijnen van glauconiet) tentatief te noemen