HEIST-OP-DEN-BERG 59E
M. GULINCK
No 145
Boring te Beerzel
Geboord door N.V. FORAKY, in 1962-1963 voor rekening van de Aardkundige Dienst
van België.
Maaiveld : + 13.50
Top boring : + 15
Beschrijving van de "dekterreinen", door M. GULINCK.
No 145
0.00 - 14.50
------------
Groenachtig, kleihoudend zand met schelpen (3.50 - 7.50 - 10.00).
(gedetermineerd door M. GLIBERT).
ANVERSIEN BEERZEL :
1) Pélécypodes :
Anadara diluvii
Limopsis retifera
Pecten brummeli
Chlamys lilli
Amusium woodi
Astarte radiata
Cuclocardia orbicularis
Venus multilamella
Carbula gibba
2) Gastropodes :
Turritella subangulata
Polynices helicinus
Cancellaria calais
Ancilla obsoleta
Terebra acuminata
Ringicula buccinea
Gemmula borealis
Turricula steinworthi
Clavus diensti
Crassispira staringi
3) Echinoderme :
Cidaris belgica.
14.50 - 18.00.
-------------
Grijsachtige klei (15.00 - 16.00 - 17.00).
Geelachtige mergel op 17.50.
18.00 - 21.50 - 3.50 (1.94).
--------------------
Groenachtige (x) zware klei (18.00) ± schilferachtig met siltvoegen
(18.50) zware klei iets silthoudend, sterk gespikkelde structuur
(bioturbaties) (o), vaste klei met verticale pyrietstaafjes (19.50). Fijn
glimmerhoudende klei, gebioturbeerd (20.00). Groene zeer vaste klei.
------------------------------------------------------------
(x) Beschreven in verse toestand - Nadien krijgen al de niet kalkrijke
kleien van het Rupeliaan een bruin tot bruinzwarte kleur.
(o) Gelijkaardige "spikkelingen" ook in Landeniaanse kleien, Heersiaanse
mergels,
----------------------------------------------------------------
21.50 - 26.55 = 5.05 (4.66) Boormeester 4.75.
--------------------
± Silteuse klei, grote marcassietconcretie, grijze vaste klei (21.50).
Silteuse zones rond 0.50-0.70 (22.00) en 1.10-1.30, met verticale fijn
zandtubulaties. Zeer vaste klei rond 1.50 (23.00).
Min of meer Bruinachtige vaste klei op 2.10-2.30 met diaklaas op 50o en
pyriteuse tubulaties (23.50) (23.60).
Bruinachtige vaste klei op 2.50-2.80 (24.10)
3.00-3.25 (24.60) met witte vlekken, fijn
gebioturbeerd.
3.50-3.90
4.20-4.60
Siltrijke klei op 3.25-3.50 (24.80)
3.90-4.20 (26.00)
26.55 - 32.20 = 5.65 (4.60) 5.45.
--------------------
Groene plastische klei.
Op 0.60 siltachtige glimmerhoudende klei (27.15)
0.80 plastische klei (27.50)
1.50 silthoudende glimmerhoudende klei (28.00)
1.60 min of meer plastische klei.
2.20 Silthoudende klei.
2.60 min of meer bruinachtige dan siltrijke klei - Aequilofus waeli
(29.10)
3.00 Groene taaie klei, pyrietdraadjes.
3.20 Silthoudende klei (30.00)
3.60 Zeer zware klei - pyrietdraadjes - diaclasen (30.50)
4.20 Min of meer bruinachtige klei (30.80)
4.40 diepgroene, zeer taaie klei.
4.60 min of meer bruinachtige klei. Leda desh. (31.00)
32.20 - 36.65 = 4.45 (4.35) 4.40.
--------------------
Plastische klei, bruinachtig rond 0.24 : Leda desh. (32.50)
Op 0.53 siltrijke zone (32.80) - op 0.48 groene plastische klei.
1.00 min of meer siltachtig.
1.26 Groene, dan bruinachtige klei (33.50)
1.50 groene, homogene klei.
1.80 siltrijke dan groene taaie klei (34.00)
2.10 groene klei.
2.25 groene dan bruine, taaie klei, siltrijke zone rond 2.60 (34.80)
2.73 kleihoudend silt (35.20)
3.13 donkergroene klei (35.80) - Visvinnen.
3.93 groene plastische klei (36.50) - pyriettubulaties.
36.65 - 40.40 = 3.75 (3.75) 3.75.
--------------------
Idem (37.00) - Bruingroenachtige silthoudende klei (37.50).
op 0.88 groenachtige plastische klei.
1.28 bruinachtige zeer zware klei (38.00).
1.66 groengespikkelde klei (38.10) dan groen homogeen.
2.13 groengrijze silthoudende klei, lensvormige structuur (38.40),
met visschubben en visvinnen (38.50).
2.28 groene tot bleekgroene plastische klei (39.00)
2.58 siltrijke, dan groene vaste klei.
2.98 bleekgroene tot bruinachtige silthoudende klei (39.30)
3.38 siltrijke dan groenachtige vaste klei (40.00)
40.40 - 46.00 = 5.60 (5.02) 5.10.
--------------------
tot 0.24 homogene silthoudende en glimmerhoudende klei (40.50).
0.48 groene, homogene schilferachtige klei (41.00)
1.12 silthoudende klei, zonder kalk (41.50).
1.30 zeer zware klei (42.00).
1.80 silthoudende klei (42.10).
2.00 zeer taaie klei, visschubben, pyriettubulaties (42.30).
2.12 siltrijke klei (42.35).
2.30 taaie groenachtige klei.
2.44 fijn glimmerhoudend nog min of meer taaie klei (42.80).
2.70 idem - geen kalk - dan siltrijke klei.
2.88 schilferachtige klei (43.10 - 43.80).
3.66 bruinachtige, taaie schilferachtige klei, kleine verticale
pyriettubulaties (44.00).
4.18 groenbruine vaste fijn glimmerhoudende klei (44.10) - dan
silthoudend.
4.47 groene klei met conchoïdale breuk (44.70) op groene schil-
ferachtige klei met kleine vermiculaties (44.80).
4.75 fijn glimmerrijke vaste klei, groene schilferachtige klei.
5.02 groene taaie klei, talrijke pyriet tubulaties (45.20).
N.B. - Al deze stalen hebben nu (droog !) een bleek grijze iets groen-
achtige kleur.
46.00 - 51.70 = 5.70 (3.80) 3.85.
--------------------
Groene schilferachtige klei, dan fijn glimmerhoudend, pyriet-tubulaties
(46.30).
op 0.38 idem overgaande naar silthoudende klei (46.60), Fusus sp. (46.50).
0.62 meestal fijn glimmerhoudende min of meer schilferachtige klei -
kalkhoudend (47.00).
1.00 silthoudende klei.
1.18 fijn glimmerrijk min of meer schilferachtig, kalkrijk (47.20) dan
silthoudende klei (47.60).
1.60 idem dan zeer taaie kalkrijke klei.
1.94 zeer taaie klei.
1.98 kalkrijke zeer taaie klei, vermiculaties (48.00), groene klei met
mergelige laagjes (48.20), soms silthoudende klei (48.30).
2.48 siltrijke fijn glimmerhoudend, kalkhoudend (48.60), Fusus sp.,
fijn glimmerhoudende, schilferachtige klei (48.95) dan silthoudend
en kalkrijk (49.30).
3.24 schilferachtige klei (49.40).
3.40 idem, silthoudend aan de basis.
51.70 - 65.65 = 3.95 (3.25) 3.20.
--------------------
Silteuse klei (51.70).
op 0.10 min of meer silthoudend, kalkrijk (51.90).
0.31 siltrijke klei (52.10).
0.68 zeer taaie homogene, kalkrijke klei, conchoïdale breuk (52.50).
1.16 idem.
1.38 idem. (53.40).
1.78 idem.
2.05 idem, dan silthoudend; kalkhoudend (53.80).
2.13 taaie klei met siltachtige voegen.
2.34 siltrijk (54.10).
2.53 zeer taaie, conchoïdale breuk (54.40) iets kalkhoudend.
2.78 fijn glimmerhoudend, schilferachtig (54.60).
2.90 Septaria met glijspiegels (54.70).
3.02 taaie klei met conchoïdale breuk (54.80).
3.12 Septaria (54.90) met dunne klei intercalaties.
55.65 - 61.15 = 5.50 (3.72).
--------------------
Zeer taaie klei, toch iets silthoudend (56.00).
op 0.40 idem, fijn glimmerhoudend (56.40).
1.02 idem, kalkrijk (56.80) - (57.00)
1.57 siltrijke klei (57.30).
1.76 groene, taaie schilferachtige klei (57.50).
2.17 groene, taaie, conchoïdale breuk (58.00).
2.60 idem, dan siltrijke klei (58.50), opnieuw zeer taaie schilferachtige
klei met zeer dunne siltlensjes (58.65), zeer fijn glimmerhoudende
klei (59.00).
N.B. - Het boorverslag vermeldt : op 59.35 overgang klei/kleihoudend zand.
61.15 - 66.80 = 5.65 (1.50).
--------------------
Groengrijs, fijn gebioturbeerd kleihoudend siltachig zand (63.00 - 65.00),
geen kalk op 65.00.
66.80 - 71.00 = 4.20 (1.30).
--------------------
Idem (63.00 - 70.00 - 71.00).
71.00 - 75.40 = 4.40 (2.00).
--------------------
Sterk kleihoudend zeer fijn zand, gebioturbeerd, nesten plastische klei
(73.00).
75.40 - 79.90 = 4.50 (2.50).
--------------------
Zeer fijn, kleihoudend zand, glimmerrijk, groenachtig, marcassiet concreties,
gebioturbeerd, geen kalk. (76.00 - 76.50 - 77.00 - 77.50 - 78.50 - 79.00).
Zeer fijn kleiachtig zand, glauconiethoudend, geen kalk (79.60) (0.25m)
Siltachtige klei, vaster, zeer glimmerrijk met talrijke fijn vertakte,
gepyritiseerde vermiculaties. (79.80) (0.40 m dik).
Groen, zeer fijn, glimmerrijk zand, glauconiethoudend (Tg1d facies) (79.90).
79.90 - 84.00 = 4.10 (2.75) 3.70.
--------------------
Zeer fijn, min of meer kleihoudend, glimmerrijk zand (80.20 - 80.40), enkele
kleine gebroken mollusken.
Op 0.40 : groen silteuse klei, fijn gebioturbeerd (80.60).
0.80 : zeer fijn groenachtig silt (81.00) iets kleihoudend.
0.95 : idem kleihoudend (81.40).
1.20 : zeer fijn glauconietrijk zand, boorgangen (81.45) min of meer
kleihoudend.
1.90 : idem sterk kleihoudend.
2.10 : groene siltrijke klei, fijn gespikkeld, glauconietnestjes
(82.40 - 82.60).
84.00 - 89.50 = 5.50 (4.47) 4.55.
--------------------
Groene zeer taaie, iets silthoudende klei, bleke vermiculaties, pyriet-
draadjes, onderaan sporadische glauconietkorrels (te vergelijken met sommige
Landeniaanse kleien) (84.00 - 84.50 - 85.00).
op 1.30 : zeer taaie klei met bleke, wiervormige (?) vermiculaties met
glauconiet gespikkeld (85.50).
Kleiachtig, glauconiethoudend silteus zand (85.70).
Idem, met Bruinzwarte lensje, meer kleihoudend, harde silthoudende
klei, vermiculaties, het glauconietgehalte neemt geleidelijk toe,
soms in nestjes (86.10), meer zandige klei ( = kleiachtig silt)
glauconietrijk, witte vermiculaties (86.50).
op 2.70 : groenachtig fijn zandige silteuse klei, glauconiet vermiculaties
(86.80 - 97.00).
3.24 : zeer taaie, groene, gespikkelde klei.
idem met een grote lens groen kleihoudend zand (87.50).
3.52 : zeer taaie siltrijke klei met talrijke wiervormige, zeer fijne
tubulaties, nestjes wit zand - glauconiethoudend (87.80)
3.97 : zeer zandhoudend (bleek grijsgroenachtig kleihoudend silt,
glauconiethoudend, vermiculaties) (88.50), dan groene taaie klei
89.50 - 95.00 = 5.50 (4.30) 3.80.
--------------------
Kleihoudend silt, met verspreide glauconietkorrels, kleine vermiculaties,
geen kalk (89.60 - 89.80), gaat over naar een groengrijze silthoudende klei
met zandnestjes, kalkrijk, vermiculaties (90.00).
op 0.50 : harde groengrijze klei met siltlensjes, met glauconiet gespikkeld,
kleine vermiculaties. Amusium corneum (90.20).
0.78 : idem, dan kleihoudend silteus zand. Amusium Corneum (90.50 - 90.70).
1.16 : groene vaste klei met grote zandlenzee, dan zandige klei met kleine
vermiculaties (ze krioelen !), grote tubulaties, glauconiet
zand, Am. corneum (90.80).
1.52 : groen kleihoudend silt- glauconietische vermiculaties, Amusium
corneum. (91.20)
1.85 : idem, minder klei, tamelijk veel donker glauconiet (91.70).
2.18 : groen, kleihoudend glauconietrijk zand, Amusium corneum, Nummulites
wemmelensis (92.00).
2.40 : Nummulieten met groen zand (92.20 - 92.30).
2.68 : groen, zeer fijn, kleihoudend zand met nummulieten; kleilenzen
(92.50).
2.88 : groen, zeer fijn, onregelmatig kleihoudend zand, met Numm.;
glauconitische tubulaties, een Numm. laagje bovenaan (92.70).
3.10 : groen, licht kleihoudend zeer fijn zand met Numm. + enkele slecht
bewaarde schelpen (93.00 - 94.60).
95.00 - 100.50 = 5.50 (4.30) 4.00.
---------------------
Glauconiethoudend fijn zand, kleine kleinestjes, weinig (95.00 - 95.20).
op 0.22 : meer kleihoudend.
0.32 : zeer fijn iets kleihoudend, glauconiethoudend zand (95.50 - 95.70)
weinig houdend, klei soms in nestjes (96.00 - 96.20 - 96.50).
1.60 : idem met talrijke Nummulieten (97.00 - 97.20)
2.20 : laagje glauconietisch zand met nummulieten (97.40) op fijn licht
kleihoudend zand.
2.50 : zeer fijn glauconiethoudend zand, bleek grijsgroen (98.00), enkele
nummulieten (98.50 - 99.00) (gestoorde kernen).
100.50 - 105.35 = 5.85 (2.00) 2.00.
----------------------
Zeer fijn, homogeen kalkrijk zand (100.50).
op 0.20 : groene glauconiethoudende klei, silthoudend (sterk vervormde kern)
(101.00).
0.50 : zeer fijn kalkrijk zand, nestjes grof zand (101.50).
0.90 : min of meer grof zand, licht glauconiethoudend, kalkrijk; kleine
nummulieten, licht verhard (101.60).
1.00 . zeer heteromorf, fijn grindachtig zand met Num. variolarius en
verkiezelde Num. laerigatus, min of meer gerolde fijn korrelig
kalkzandsteen ook Ostrea cymbula. Volledig en sterk versteend
(101.70 - 102.00).
1.36 : fijn zand met nummulieten, verhard aan de basis, boorgangen met
grof zand (102.10).
1.54 : zeer fijn kalkrijk, vast, glimmerhoudend zand (102.30).
1.77 : brokkelige kalkrijk, zandsteen (105.00).
105.35 - 110.85 = 5.30 (1.78) 3.40.
----------------------
Kalkrijk fijn zand, plaatselijk verhard (105.40).
op 0.10 : fijn kalkhoudend zandsteen, gebioturbeerd (type Brusseliaan v.
Diegem) (106.00).
0.30 : Fijn kalkhoudend zand met verharde nesten, enkele tubulaties
(106.20).
0.70 : harde, fijn korrelige kalkzandsteen (106.30 - 106.50).
1.10 : fijn kalkrijk zand, harde tubulaties (107.00)
1.40 : 3 banken fijn korrelige kalkzandsteen respectievelijke 8, 15, 15 cm
dik. (geen stalen van het tussengeleegd zand).
Laatste zandsteen bevat talrijke kleine mollusken (Pitaria Honi)
(110.80).
110.85 - 112.80 = 1.95 (0.47) 0.55.
----------------------
Bruine klei met pyrietconcreties op een kalkzandsteenbank (110.90).
op 0.15 : homogene kalkzandsteen (111.50).
0.27 : onvolledig gevormde kalkzandsteen (met zandige nesten),
gedeeltelijk verkiezeld (112.00).
0.37 : homogene kalkzandsteen.
112.80 - 114.95 = 2.15 (1.53) 1.30.
----------------------
Fijn homogeen kalkhoudend zand (113.00).
op 0.16 : harde kalkzandsteen - 2 verticale breukjes.
0.34 : zeer fijn zand met kalkrijke nestjes, glimmerhoudend, gebrioturbeerd
(113.50). Gedeeltelijk vervormde kernen (114.00).
1.20 : idem met lenzen gedeeltelijk verkiezelde zandstenen.
1.43 : brokstukken idem in een kalkrijk zand (114.80).
114.95 - 119.00 = 5.05 (1.97) 2.00.
----------------------
Fijn kalkhoudend zand, glauconiethoudend, 2 zandsteenbanken van 12 en 20 cm
dikte, ietwat verkiezeld (115.60).
op 0.62 : fijn kalkhoudend zand met bleke kalkrijke nesten (116.00).
1.34 : zandsteen 13 cm dik.
1.47 : gedeeltelijk verkiezelde zandsteen met nesten los zand (117.50).
1.65 : zelfde zand met stukjes min of meer verkiezelde zandstenen (118.00).
119.00 - 119.70 = 0.70 (0.15) 0.10.
----------------------
Zandsteen met zand. Ostrea cymbula. (119.50).
119.70 - 121.70 = 2.00 (0.40) 0.50.
----------------------
6 cm verkiezelde zandsteen, dan fijn zand, opnieuw 12 cm zandsteen en dan fijn
zand (121.00).
121.70 - 126.00 = 4.30 (0.80) 0.80.
----------------------
Fijn zand (122) - (125) met zandsteen 10 en 11 cm dik.
Min of meer verkiezelde zandsteen met zandnesten (126.00).
126.00 - 128.70 = 2.70 (1.10) 1.20.
----------------------
Fijn zand en zandsteen (20 cm), zandsteen met zandnesten 13 cm dik (127.00)
fijn zand (127.50), zand met tamelijk grofkorrelige zandsteen en kleibrokjes
(128.00), fijn zand voor 20 cm (128.20).
(Volgens het boorverslag : op 128.50 kleihoudend zand).
Laatste deel : fijn zand, brokken zandstenen, groene klei, een gefosfatiseerd
kreft, enkele keitjes (128.50).
128.70 - 133.60 = 4.90 (2.80) 4.00.
----------------------
90 cm + 30 cm brokstukken groene zeer taaie klei, conchoïdale breuk, geen kalk
(129.00).
op 1.20 : min of meer silthoudende, fijn glimmerrijke klei, sterk gebiotur-
beerd, geen kalk (132.00 - 133.00).
133.60 - 137.55 = 3.95 (4.00) 3.65.
----------------------
Zeer zware groene klei, conchoïdale breuk; bovenaan silthoudend/ 1 glijvlak
visschubbetjes (134.00 - 135.50 - 136.00).
op 2.80 : zeer fijn zand, stukjes ligniet, lenzen schilferachtige klei met
zandige graafgangetjes, licht kalkhoudend, Nummulieten
(N. planulatus) (137.00 - 137.50)
137.55 - 141.40 = 3.85 (2.00) 3.50.
----------------------
Zeer fijn gelaagd zand.
op 0.30 : met Nummulieten laagjes (sterk gecorodeerd) (138.00).
0.46 : glimmerrijk fijn gelaagd (138.20).
0.78 : glimmerrijk, min of meer fijn gelaagd, dan laagjes vaste klei,
weinig of geen kalk (139.00 - 140.00).
141.40 - 144.20 = 3.10 (2.00) 2.20.
----------------------
Zeer fijn, zand met kleilenzen (talrijke kleine Ditrupa).
op 0.30 : "sandwich" van kalkhoudende klei in grijze plastische klei (142.00).
0.42 : zeer fijn gelaagd, glimmerhoudend zand (142.50).
0.74 : zeer fijn homogeen zand.
0.90 : zeer fijn met lagen klei, kalkhoudend (143.00).
1.05 : plastische klei met zand intercalaties.
1.20 : zeer fijn gelaagd zand.
1.40 : glimmerhoudende, schilferachtige klei.
1.50 : zeer fijn zand met lenzen plastische klei.
1.65 : glimmerrijk fijn zand (144.00).
1.85 : zeer fijn zand met plastische klei.
144.20 - 148.35 = 4.15 (2.90) 3.20.
----------------------
Complex van plastische klei en fijn zand min of meer breccieachtig - of lens-
vormig, schelpenlaagje met grof glauconiet (144.30).
op 0.08 : zeer fijn, kleihoudend zand, gebrioturbeerd.
0.30 : idem, meer klei, min of meer breccieachtig (145.00).
0.55 : plastische klei, laagjes glauconietisch zand (145.10), een vistand.
0.65 : vaste klei (x) met zandperforaties aan de top, nesten en lenzen
silt, geen kalk (145.20 - 145.50 - 146.00).
1.80 : kleiachtig silt (146.30).
1.97 : zeer fijn zand met kleinesten.
2.06 : idem met grote nesten harde klei, grote tubulaties zeer fijn zand,
kalkhoudend (147.00).
2.36 : zeer fijn gelaagd, glimmerhoudend zand, zand met Nummulieten en
kleilenzen (148.00 - 148.30).
----------------------------------------
(x) Al deze ieperiaanse kleien hebben nu een bleek bruinachtige kleur.
----------------------------------------------------------
148.35 - 151.80 = 3.45 (2.48) 2.35.
----------------------
Zeer fijn gelaagd of homogeen zand (149.00).
op 0.68 : een 60 cm zachte zandsteen bank, homogene (fijn gebioturbeerd
structuur) (150.00).
1.28 : zeer fijn, kalkhoudend, homogeen zand, Lingula (151.50).
151.80 - 156.80 = 5.00 (4.15) 3.90.
----------------------
Complex van zeer fijn zand en plastische klei, fijn gebioturbeerd, de
kleilaagjes 1 cm dik, min of meer breccieachtig (152.00).
op 0.50 : laag plastische klei in zeer fijn zand.
0.65 : zeer fijn gelaagd zand.
0.90 : zeer fijn homogeen zand, kleinesten of lagen plastische klei
(153.00).
1.32 : zeer fijn zand met lenzen plastische klei, enkele Nummulieten
(154.00).
1.78 : Idem.
2.81 : zeer fijn glauconietrijk zand met lenzen klei, 2 laagmes min of
meer gecorrodeerde nummulieten (155.00) op 6 cm van elkaar.
2.95 : zeer fijn zand, 3 cm bruine klei.
156.80 - 161.60 = 4.80 (4.02) 3.70.
----------------------
Fijn zand min of meer kleihoudend.
op 0.12 : zeer fijn gelaagd zand, weinig of geen kalk (157.00).
0.33 : homogeen zand.
0.70 : een zandsteenbank 15 cm dik.
0.85 : fijn zand.
1.13 : zandsteenbank 15 cm dik, fijn gelaagd (158.00).
1.30 : min of meer homogeen zand.
1.35 : zandrijke, bebioturbeerde klei, kalkhoudend (158.50).
1.80 : zeer kleiachtig, bebioturbeerd zand.
2.10 : zeer fijn gelaagd zand (159.00).
2.35 : zeer fijn zand met klei, gebioturbeerd.
2.52 : zeer fijn zand zonder kalk met kalkhoudende, kleiachtige zones
(160.00 - 161.00) (vervormde kernen).
161.60 - 167.00 = 5.40 (2.80) 3.00.
----------------------
Kleiachtig silt met zeer fijn groen zand vermengd, +/- gebioturbeerd.
Geen kalk (162.00 - 162.60).
op 0.95 : zeer fijn kleihoudend silteus zand, enkele Turritella's (163.00).
1.38 : zeer fijn doorgaans homogeen, glauconiethoudend zand (166.00).
weinig of geen kalk.
167.00 - 172.40 = 5.40 (1.50) 1.50.
----------------------
Silthoudende grijze klei met lenzen zeer fijn zand overgaande naar zeer fijn
zand, glimmerhoudend, enkele Num. plan. - Lingula's, +- breccieachtig
(door tubulaties gestoorde structuur ?), kalkrijk (167.00 - 167.20).
op 0.20 : zeer fijn gelaagd zand, gedeeltelijk versteend.
op 0.27 : grijze klei, zeer fijn gelaagd, kleihoudend zand.
0.29 : schilferachtige zandsteen (167.50) fijn gelaagd.
0.49 : (in verschillende stukken), zeer fijn glauconiethoudend zand, met
klei, plaatselijk kalkrijk (168.00).
172.40 - 178.80 = 6.40 (5.45) 5.20.
----------------------
Zeer fijn kleirijk zand, gebioturbeerd, kalkhoudend (173.00).
op 0.33 : siltachtige klei, kalkhoudend (173.10), onderaan een laagje vaste
klei met conchoïdale breuk (173.15).
0.75 : silthoudende klei, nestjes fijn groen zand, sterk gebioturbeerd o.m.
zandige tubulaties, lensvorming op pseudo-bressieachtig kalkhoudend
(173.50).
1.20 : siltrijke klei tot kleiachtig silt met zeer fijn groen zand, kalk-
houdend (174.00).
2.22 : in brokken : silt met lagen glimmerijke klei, gebroken door
tubulaties (?) (175.00).
2.60 : fijn gelaagd heterogeen silt met Lingula, kalkhoudend, verschillende
evenwijdige steile breukjes (175.50).
2.80 : in brokken : fijn zand, kleihoudend silt, tamelijk glauconietrijk.
3.50 : Kleiachtig silt.
3.67 : grijsbruinachtig sterk kleihoudend silt, sterk gebioturbeerd, fijn
lensvormige structuur, geen kalk (176.50).
4.05 : overwegend silt, onderaan fijn gelaagd.
4.35 : Kleiachtig silt, plaatselijk zeer fijn gelaagd siltachtig zand hout
resten, kalkhoudend (177.00).
4.84 : (in brokken) : silt.
5.30 : iets meer kleihoudend silt, geen kalk.
178.80 - 184.00 = 5.20 (4.65) 4.60.
----------------------
zeer kleiachtig silt, fijn gebioturbeerd, weinig kalk (179.00), overgaande
naar een siltrijke klei, harde bruingrijsachtige klei met nesten fijn zand of
silt, tubulaties (180.00). - einde : klei met conchoïdale breuk.
op 0.95 : harde klei met siltnesten, kleine Pecten (180.10).
1.05 : idem, siltrijk; enkele gecorrodeerle Num., geen kalk.
1.35 : bruingrijsachtige klei met siltnesten. Lingulen, geen kalk (180.50).
1.92 : Idem, afdruk van Meretrix, fijn zandige tubulaties (181.00).
2.40 : (in brokken) : zeer fijn, kleihoudend zand (181.20).
2.60 : siltrijke klei met zeer fijn zandlensjes, geen kalk (181.30-181.50).
3.07 : zeer fijn zandhoudend silt, Lingula, geen kalk.
3.30 : +/- kleihoudend silt, fijn zandige tubulaties, Lingula, kalkrijk
(182.00 - 183.90).
184.00 - 188.15 = 4.15 (3.20) 3.80.
----------------------
Zeer fijn siltachtig zand, gebioturbeerd, kalkrijk (184.20).
op 0.22 : zeer fijn glimmerhoudend zand, kleilensjes, soms fijn gelaagd
(184.30). Lingula.
0.30 : zeer fijn siltachtig zand, licht kleihoudend, soms zeer fijn
gelaagd.
0.53 : zeer fijn gelaagd siltachtig zand, gebioturbeerd, kalkhoudend
(184.90).
0.87 : Idem, horizontale zandtubulaties met visschubben (185.10).
1.25 : zeer fijn zand, silthoudend, ontkleurde zandtubulaties, Lingula
(185.50).
1.50 : Idem (gedeeltelijk in brokken).
1.80 : Idem (186.00).
2.30 : silt, fijn gebioturbeerd, licht kalkhoudend (186.60).
2.66 : +- kleihoudend silt, glimmerhoudend, +/- zeer fijn zand, geen kalk
(187.00).
188.15 - 193.00 = 4.85 (4.50) 4.90.
----------------------
Gebioturbeerd silt, geen kalk (188.60) (in brokken).
op 0.50 : grijsgroenachtig, glimmerhoudend silt, gebioturbeerd, Lingula.
1.15 : zeer fijn siltachtig zand, zwak kalkhoudend (189.40), dan iets
kleiachtig.
1.60 : (XX) silt.
1.70 : kleihoudend silt, kalkhoudend (189.70).
2.40 : (XX) +- kleihoudend silt, licht kalkhoudend (192.00).
193.00 - 198.00 = 5.00 (3.17) 3.35.
----------------------
Siltrijke klei +- kalkhoudend, sterk vermiculeerd (193.50).
op 0.70 : sterk kleihoudend silt, kalkhoudend, een bruine fosfaatconcretie
volledig in de massa versmolten (194.00).
1.12 : idem, fijn gebioturbeerd.
1.60 : bruinachtige vaste klei met lensjes of laagjes kalkrijk silt
(195.00).
2.40 : silthoudende klei, zeer fijn gespikkeld, zandige tubulaties,
kalkrijk (195.50).
2.60 : grijsgroene harde, silthoudende klei.
2.78 : grijsgroene harde klei, met glauconietrijk zand vermengd (196.00).
3.06 : kleihoudend zeer fijn glauconiethoudend zand (196.10).
198.00 - 201.50 = 3.50 (3.30) 1.20.
----------------------
Idem (198.00).
op 0.27 : harde klei, fijn zandrijk (198.30), weinig kalk.
0.30 : glauconietzandrijke klei.
0.44 : (XX) harde, silthoudende klei, met tubulaties kalkrijk zand
(198.44 - 199.00).
1.30 : zeer fijn zand, glauconiet, kleihoudend, geen kalk (199.80).
2.30 : siltachtige glauconietrijke klei, geen kalk (200.70).
2.70 : glauconiethoudend, kleiachtig silt, grijsachtige siltrijke klei
(201.30). Stukken harde silthoudende klei (gebroken kern).
201.50 - 206.50 = 5.00 (4.05) 4.02.
----------------------
Kleihoudend silt, geen kalk (201.80).
op 0.23 : (XX) idem, grijsgroenachtoge klei met conchoïdale breuk
(202.00 - 203.00).
0.55 : siltrijke klei (203.50), steeds kleine fijn zand of silt nestjes
(203.75).
1.45 : harde grijze klei, siltnestjes (204.00).
2.50 : grijze, harde schilferachtige klei (204.50 - 205.00), een kleine
geelachtige harde lens, (fosfaathoudend ?) (204.64).
4.00 : bruingrijsachtige silteuse klei (205.55), geen kalk.
206.50 - 211.85 = 5.35 (3.00) 2.90.
----------------------
Bleek grijsbruinachtige silthoudende klei (206.75), fijn zandnestjes (207.00).
op 0.78 : bruin fijn, silteuse klei, gebioturbeerd (207.50).
1.08 : bruingrijsachtige klei met silteuse lensjes, vlekjes glauconietzand,
vermoedelijk silt of fijn zand intercalaties op 1.35 en 1.55
(kernhiaat) (209.00).
211.85 - 216.70 = 4.85 (5.10) 5.35
----------------------
Bruingrijsachtige kleiachtige silt, geen kalk (212.00).
op 0.12 : harde silteuse klei (212.10).
0.58: heterogene min of meer zand en silthoudende klei (212.50).
0.78 : bruingrijsachtige silthoudende klei.
1.10 : (XX) Idem
1.44 : kleiachtig +- fijnzandhoudend silt (214.00).
2.90 : bruingrijsachtige silteuse klei, geen kalk (215.00).
3.32 : vermoedelijk silteus (kernhiaat), heterogeen kleihoudend,
gebioturbeerd silt (215.50).
3.95 : siltlaagje, heterogeen zand en silteuse klei.
4.85 : bruingrijsachtige harde, silthoudende klei, (gebroken kernen).
216.70 - 220.60 = 3.90 (1.10) 1.35.
----------------------
Heterogeen complex van harde bruinachtig silt, klei en zeer fijn zand, kleine
marcassietconcreties (217.00). Geen kalk.
op 0.36 : brokken harde homogene klei.
0.60 : siltlaagje, dan kleiachtig silt.
0.82 : glauconiethoudend siltrijke klei, met lensjes en tubulaties zeer
fijn zand (218.00), dan kleihoudend groen zand (218.10).
N.B.- Volgens het boorverslag : fijn zand vanaf 217.50.
220.60 - 224.80 = 4.20 (1.00) 1.00.
----------------------
Groenachtige plastische klei (221.00) op en met zeer fijn groen, kalkhoudend
glauconiethoudend zand (222.00)
(vormloze kernen).
224.80 - 230.80 = 6.00 (1.50) 0.90 sterk gestoorde kernen.
----------------------
Fijn glauconiethoudend zand, licht kalkhoudend met lenzen groengrijsachtige
vaste klei (225.00).
230.80 - 235.80 = 5.00 (2.50) 2.80.
----------------------
Goede kernen van zeer fijn groenachtig, homogeen, glauconietrijk, soms fijn
gelaagd zand (231.00).
op 1.90 : licht verhard bleek blauwgroen zeer fijn zand (233.00), geen kalk.
235.80 - 240.80 = 5.00 (3.80) 4.10 stukken van +- 15 cm
----------------------
Eerst zeer fijn blauwgroenachtig zand, licht glauconiethoudend, soms licht
verhard (type zandsteen van Blaton) (236.00). Een lens verharde silteuse
klei, 5 cm dik (236.50).
- zeer fijn zand, glimmerhoudend, fijn gelaagd zand met een dunne laag
blauwgrijze kleisteen (236.70).
Verder nog een gelijkaardige laag met een verticale zandtubulatie.
- fijn blauwgroen zand, een laag zeer fijn korrelige siltsteen 40 cm dik
(240.00).
240.80 - 245.90 = 5.10 (2.70) 2.70 Enkele goede kernen.
----------------------
Fijn zand met 2 à 3 lenzen grijze siltsteen +- 5 cm dik kleine kristallen
zinkblende (241.00 - 243.00).
245.90 - 250.80 = 4.90 (4.30) 4.30.
----------------------
Zeer fijn gelaagd bleek blauwgroenachtig zand (type Yd) (246.50), dan sterk
kleiachtig zand.
op 1.30 : siltachtige zandsteen.
2.10 : een kleilaagje.
2.35 : silteuse zandsteen met zand tubulaties.
3.00 : zeer fijn gelaag zand (249.00).
3.30 : siltsteen (zeer fijn zandig) onregelmatig verhard, gebioturbeerd
(250.00).
250.80 - 254.30 = 3.50 (2.80) 3.80.
----------------------
Zeer kleiachtig fijn zand, dan siltsteen.
op 0.80 : fijn gelaagd siltsteen met fijn zand ("gevlochten structuur")
(252.00), gebioturbeerde zandsteen, onregelmatig verharde siltsteen
in uitrafelende lensjes in zeer fijn zand (253.50).
254.30 - 259.60 = 5.30 (2.97) 2.35.
----------------------
Complex van fijn zand, silt en klei, verhard, zeer fijn gelaagd of +- dooreen
gemengd (255.00). Soms glimmerhoudend (256.00). Siltsteen met vermiculaties
(fijn gebioturbeerd) (259.00).
259.60 - 263.00 = 3.40 (2.65) 3.80.
----------------------
Weining verhard silt.
op 0.15 : sterk gebioturbeerd (siltsteen met nesten fijn groen zand,
glauconietrijk, soms zeer kleiachtig, "microslumpings" vermoedelijk
ten gevolge van bioturbaties, ongelijkmatig verhard (260.00 - 261.00
- 261.50).
263.00 - 267.70 = 4.70 (3.60) 4.70.
----------------------
Idem +- kleiachtige siltsteen, visschubbetjes (264.00).
267.70 - 272.35 = 4.65 (5.90) 5.50.
----------------------
tot 0.20 : in stukken : kleihoudend siltsteen.
- 1.20 : siltsteen (in brokstukken).
- 3.20 : harde siltsteen, lichtkalkhoudend, 1 otoliet (269.00 - 272.00).
- 5.50 : Idem. zeer heterogeen, klei + fijn zand, verder +- harde siltsteen.
272.35 - 277.40 = 5.05 (3.00) 3.20.
----------------------
Harde siltsteen (273.00), Idem met veel fijne frestjes, met tamelijk fijn
zand, meer kalkhoudend (275.00).
277.40 - 280.70 = 3.30 (4.80) 5.00
----------------------
Harde siltsteen met wat grof glauconiet (278.00), donkergekleurd id. met
otolieten, talrijke foraminiferen, veel zandnesten met gepyritiseerde
spiculen (278.50).
op 2.00 : meer homogene silt, overgaande naar harde klei, met conchoïdale
breuk (279.00) Monsters (280) (280.50).
280.70 - 285.75 = 5.05 (1.20) 1.20.
----------------------
In stukken : harde, homogene siltachtige klei (282.00).
285.75 - 288.40 = 2.75 (4.70) 4.70.
----------------------
Verharde klei met conchoïdale breuk (284.00), kalkrijke met gepyritiseerde
spiculen.
op 2.00 : harde klei met witte lensjes, +- schilferachtig (286.00), een
fosfaatnodule (286.50).
4.00 : harde groengrijze klei (in stukken) (288.00).
288.40 - 293.60 = 5.20 (3.65).
----------------------
Harde schilferachtige klei met siltvoegen, pyrietdraadjes (289.00 - 290.00).
Klei met conchoïdale breuk, nesten gepyritiseerde spiculen, kleine
gastropoden, een fosfaatconcretie, talrijke macroforaminiferen op de
voegvlakken (290.50).
op 3.20 : idem met nesten pyrietische spiculen en glauconiet (291.40 -
293.40); harde klei met witte siltlensjes.
293.60 - 296.90 = 3.30 (2.00) 2.00.
----------------------
Harde klei met conchoïdale breuk, peervormige fosfaatconcretie (291.80),
pyrietdraadjes, nesten witte of gepyritiseerde spiculen (292.00) over 40 cm,
dan opnieuw harde klei, brokkelige klei (292.50 - 293.60).
Volgens het boorverslag : "changement de terrain vers 295.50 : argile
blanche".
296.90 - 298.70 = 1.80 (0.70) 0.70.
----------------------
Eerst groenachtig zand (geen kernen), dan id. met pyrietconcreties op een
harde, donkergrijze silteuse klei met veel spiculen (293.00 - 294.20).
298.70 - 299.40 = 0.70 (4.04) 4.15.
----------------------
Idem (294.30) op een donkergrijze spiculiet, kleiachtig met kleine groene
keitjes, gevlot hout met Teredo (294.40) over 60 cm, dan 2.00 aaneensluitende
kern : glauconietrijk spiculiet, geleidelijk kalkrijk (295.20 - 295.50).
op 1.60 : reeds een zandige mergel, wit-grijsachtig, licht versteend
(296.10 - 296.30).
van 2.30 tot 2.60 : witachtige krijtachtige mergel (296.50).
van 2.60 tot 4.04 : min of meer aaneensluitende kern (som : 1.44)
eerst grijze, gespikkelde mergel met siltnesten (297.00)
grijze mergel. (297.30)
id. fijn gevlekt met glauconietkorrels. (297.60)
id. zandige perforaties in een witte mergel. (298.00)
Witachtige, gevlekte mergel. (298.20-298.40).
299.40 - 303.55 = 4.15 (?) 1.50.
----------------------
Witgrijsachtige mergel met plantenresten.
303.55 - 305.10 = 1.55 (3.30) 3.00.
----------------------
Witgrijsachtige fijn korrelige mergel met plantenafdrukken. (301.00)
op 2.00 : sterk verticaal gespleten. (303.00).
305.10 - 308.00 = 2.90 (3.57) 4.00.
----------------------
Eerst groene klei (verspoeling ?)
dan 0.54 : grijze korrelige mergel, meer zandig dan voorheen, Cyprina
Morrissi.
0.10 : Idem (303.30).
0.60 : Witte, harde fijn korrelige mergel, dan grijzer; vermiculaties
(304.00 - 304.50).
0.53 . +- grijze mergel, schubvormige breuk (305.00)
0.60 : fijn zandhoudende mergel, Cyprina M. (305.20)
0.80 : zeer fijn mergelig zand, (gestoorde kern) (305.50).
0.40 : mergel, minder zand, vast (306.50).
Het boorverslag vermeld: "sable noir à partir de 307m".
308.00 - 311.55 = 3.55 (4.72) 5.00.
----------------------
Id. overgaande naar een witachtige mergel (307.00).
op 0.47 : witachtige, zandrijke mergel, vermiculaties en tubulaties (307.30).
0.74 : grijze mergel (308.00) op grijszwart zand (309.00 - 309.50)
(contact op 1m50, talrijke tubulaties).
2.74 : grijze mergel.
3.07 : mergelrijk zand, zeer sterk gebioturbeerd (310.00).
3.47 : groenzwart silteus +- kalkrijk zand "brecchieachtig" (310.50).
3.97 : glauconietrijk zand, gebioturbeerd.
311.55 - 315.80 = 4.25 (4.05) 4.45.
----------------------
Aan de kop : mergelig zand + klei + mergel (311.60).
dan witachtige mergel (312.00).
op 0.33 : groenzwart zand, sterk heterogeen (bioturbatie), weinig kalk
(312.10 - 312.50).
1.13 : geelachtig kalkareniet, groen zand aan de top, grote echiniden.
Trigonosemus Palissyi (312.60).
1.40 : Id. kleine echiniden (312.80).
1.65 : 10 stukken voor 2.00 : idem (313.00 - 314.00)
3.65 : 3 stukken, tamelijk grof tot zeer grof +- verhard kalkareniet
Trigonosemus, bleke ronde vlekken, grote echiniden (Hemipneustes
striato radius ?) (315.00 - 315.50 - 315.80).
Boorverslag vermeld : "craie tuffeau à 312.80".
315.80 - 319.50 = 3.70 (3.20) 3.05.
----------------------
Kalkareniet met een stuk bleekgekleurde vuursteen.
Id. met Thecidea papillata, enkele grove zones (315.90)
op 0.40 : id. met grove, breccieachtige zones ( veel echinide stukken) Ostrea
larva (x) (316.20 - 316.50).
---------------------------------------------
(x) Determ. L. Van DE POEL.
----------------------------------------------
0.80 : homogeen, 1/2 grof kalkareniet met Thecidea (316.80), verder nog
een grove zone (316.90), dan opnieuw 1/2 fijn kalkareniet met
Thecidea, Hemipneustes (317.00). Pycnodonta vesicularius
(318.00 - 319.00).
Volgens boorverslag : "caillou dur" 315.80 - 315.90 (silex).
319.50 - 320.10 = 0.60.
----------------------
Geen stalen.
320.10 - 322.80 = 2.70 (0.12).
----------------------
Blauwe vuursteen.
322.80 - 323.70 = 0.90.
----------------------
Geen stalen.
323.70 - 324.45 = 0.75 (0.30).
----------------------
Vuursteen + 1/2 fijn korrelig grof krijt (324.00).
324.45 - 327.00 = 2.55 (0.20).
----------------------
Grijszwart tot witachtig vuursteen (326.00).
327.00 - 327.50 = 0.50.
----------------------
met rolbit "niveau dur".
327.50 - 333.00 = 2.50 (XX)
----------------------
Witachtige en grijsblauwe vuursteen (330.00) ("niveau dur" de 332.65 à
333.00).
333.00 - 338.75 = 5.75 (0.60).
----------------------
niveau durs : 335.30 - 335.60
338.20 - 338.50
338.75 - 339.50 = 0.75 (0.10)
----------------------
Zelfde vuursteen.
339.50 - 342.00 = 2.50 (0.20)
----------------------
Zelfde vuursteen.
342.00 - 344.65 = 2.65 (0.15).
----------------------
0.10 : grof krijt + 0.20 zwarte onregelmatige vuurstenen + witte delen
(sporen van echiniden ?) (342.00 - 344.00).
344.65 - 348.00 = 3.35 (0.30 + XX).
----------------------
Zwarte vuurstenen met conchoïdale breuk (348.00).
348.00 - 351.50 = 3.50 (1.50).
----------------------
kleine silexbrokken, grijswitachtig krijt (348.50 - 349.00).
Idem met silex concreties en tubulaties met donker huidje (+- verkiezeld)
(350.00).
Het verslagboek vermeld : Passages durs à
339.35 - 339.55
339.55 - 339.70
341.00 - 341.30
341.90 - 342.10
342.55 - 342.80
343.20 - 343.50
343.50 - 343.70
346.30 - 347.50
348.00 - 348.30
350.00 - 351.20
351.50 - 351.70
351.50 - 354.70 = 3.20 (2.50) 2.35. 12 stukken 10 à 20 cm
----------------------
Zwarte vuurstenen.
Grijs krijt met zwarte aardachtige, uitrafelende voegen (352.00).
Id. met enkele onregelmatige silexkernen (353.00).
Id. met verkiezelde boorgangen. Spirophyton (354.00).
354.70 - 357.80 = 3.10 (3.20) 3.00 20 stuks.
-----------------------
Grijs, mergelig krijt met zwarte voegen; enkele silex kernen (355.00).
Id. met onregelmatige silex (356.00).
Grijs krijt met aardachtige voegen, 1 ammoniet (357.00 - 357.50).
357.80 - 362.50 = 3.80 (4.00) 18 stuks.
-----------------------
Zelfde krijt, visresten, tubulaties (358.00 - 358.50).
In de laatste stukken veel grillige onvolmaakte vuurstenen, aan de basis,
verspreide glauconiet (359.00 - 360.00 - 361.00).
362.50 - 367.65 = 5.15 (6.40) 6.50.
-----------------------
Zwarte vuursteen in mergelige krijt.
Mergelige krijt, boorgangen (362.50), glauconiethoudend, visresten (363.00),
wordt geleidelijk bleker, donkere tubulaties, op 2.00 onvolledige
verkiezelingen (364.00)
Hard, witgrijze krijt, silexnesten, tubulaties, geen glauconiet (365.00 -
365.50) rond 4.00 krijt met zwarte uitrafelende voegen (366.00 - 367.00).
367.65 - 372.85 = 5.20 (4.00) 4.00.
------------------------
Grijsachtige onzuivere krijt, tubulaties (367.80 - 368.00), wat glauconiet,
een belemniet (369.00), verhard krijt met tubulaties, wat grof glauconiet
(370.00), verhard wit krijt, perforaties met sponsen met goed bewaarde
structuren (370.30), verhard geelachtige fosfaatknollen groene keitjes
(371.00) (ontdubbeld Hard-ground), korrelige krijt, sponsen, zwarte
boorgangen, belemnieten (371.50), rond 371.50 +- zachte wit krijt (372.50).
372.85 - 379.30 = 6.45 (5.50) 5.40 in brokstukken op 1m00 en aan de basis.
----------------------
+- verharde korrelige krijt, groene afdrukken, fosfaat keien (373.00).
+- harde fijn korrelige krijt, kleine nesten grijze silex, Bryozoën, een
belemniet (374.00 - 375.00 - 376.00).
Wit krijt, conchoïdale breuk, pyriteuse slierten (afdrukken van sponsen ?),
Belemniet, visresten (377.00 - 378.00 - 379.00).
379.30 - 388.10 = 8.80 (4.4O) 4.50 4m00 goede kernen.
-----------------------
Zwarte holle vuurstenen, wit krijt met grijze afdrukken van sponsen (380.00),
wit krijt met grijsbruinachtige vlekjes en slierten, enkele harde delen,
nesten met foraminiferen (381.00 - 381.20 - 382.00), op het einde :
hoornvormige silex (silex cornu) (383.00).
388.10 - 394.70 = 6.60 (6.60) 7.00.
------------------------
Wit krijt, gevlekt en licht geaderd, splijt verticaal.
(388.10 - 389.00 - 391.00).
Onzuiver wit krijt, enkele boorgangen zwarte vuurstenen (392.00 - 393.00).
Krijt is harder rond (393.00). Magas pumilus (393.50).
Laatste brokken, kern zwarte vuursteen.
394.70 - 400.70 = 6.00 (2.70) 2.40.
-----------------------
Witachtig, tamelijk bros krijt, enkele kleine vuursteen kernen (395.00 -
396.00). Dikke pyriteuse stengels.
op 1.50 : minder zuiver krijt, silex kernen, 1 belemniet (396.20), bros krijt
(398.00).
400.70 - 403.65 = 2.95 (2.50) 2.50.
-----------------------
Bovenaan : zwarte vuursteen.
Witachtig, tamelijk hard krijt (401.00).
Dan over 2.00 (14 grote stukken) : fijn korrelig krijt, gevlekt en geaderd
(402.00 - 403.00).
403.65 - 406.75 = 3.10 (2.00) 2.00 in brokken.
-----------------------
idem met zwarte vuursteen +- 5 cm bovenaan (406.00).
406.75 - 411.55 = 4.80 (2.00) 2.00.
-----------------------
Krijt, sterk verbrokkeld, witachtig, sterk gevlekt (407.00 - 408.00), een stuk
licht glauconiethoudend krijt, tamelijk hard (408.50), aan de basis, grijs
korrelig, licht glauconiethoudend krijt (411.50).
411.55 - 412.10 = 0.55 (0.65) 0.70.
----------------------
Hard grijs krijt, belemnieten, koralen ?
geaderde krijtachtige mergel, aardachtige voegen (411.60).
412.10 - 415.40 = 3.30 (3.20) 3.15.
-----------------------
Grijze, krijtachtige mergel, verhard (412.50) - 0.85-1.00 conglomeraat
(413.00). Op 1.00, schiefers.
Volgens het boorverslag : "Schiste" à 413.00.
M. GULINCK.
Zie beschrijving van Gulinck 1962