PL. GENT 55W
181 (VI)
R.TAVERNIER.- Natuurwetenschappelijke Tijdschrift. Gent, 1940,
Jaargang 21, Nr. 8, blz. 401-403
J. Plateaustraat
Vanaf het Instituut der Wetenschappen (hoek H. Consciencestraat)
tot aan de Technische Laboratoria, ongeveer volgens de as van de
J. Plateaustraat, zoals deze aangeduid staat op fig. 2 van mijn
voornoemde "Bijdrage" (blz 152), werd een 3 m diepe insnijding
gegraven voor het aanleggen van leidingbuizen voor de centrale
verwarming van de universiteit. De hoogte van den beganen grond
is aldaar begrepen tussen 24.64 en 23.06 m naar de gegevens van
den Stedelijken wegendienst. In deze insnijding waren, onder rema-
nié, Bartoon en Lediaan zichtbaar.
E. DELVAUX gaf reeds de beschrijving van een profiel uit de onmid-
dellijke nabijheid (1), voorkomende tussen de hoogten 24 en 21,60,
en waar eveneens het contact van Bartoon op Lediaan zichtbaar was.
Uit de vergelijking van den tekst van DELVAUX met onze waarnemingen
blijkt dat bewust contact zeer veranderlijk is, zelfs op zeer korte
afstanden. In boven aangehaald werk heeft STAINIER trouwens hierop
reeds aandacht gevestigd. Hier volgen onze waarnemingen.
BARTOON
Onder aangebrachte gronden ziet men ongeveer 0,50 m klei, die op
vele plaatsen geremanieerd is. Waar ze "in situ" voorkomt, heeft ze
een licht groene tot geel-bruine kleur, met plaatselijk donker-
bruine vlekken en talrijke glauconietkorrels en glimmerplaatjes.
Op sommige plaatsen is er zeer veel glauconiet en vormen de korrels
van dit mineraal donkergroene hoopjes in de klei. Fossielen werden
niet aangetroffen.
Naar de basis toe gaat de klei over tot een glauconietrijk horizon
van ca 0,25 - soms 0,45m - dikte, gewoonlijk "bande noire" genoemd;
deze overgang geschiedt plaatselijk door optreden van zeer dunne
laagjes die afwisselend rijker en armer zijn aan glauconiet, en
waarin tubulaties voorkomen, die herinneren aan diegene welke b.v.
in het Diestiaan gekend zijn. Zij bestaan uit geel kleiachtig zand
door een dunnen zwarten rand begrensd. De onderste twee bleeke,
geelachtige kleilaagjes zijn regelmatig en schijnen ongestoord door
te lopen; zij rusten onmiddellijk op de bande noire. In deze laat-
ste komen, naast de talrijke grove, onregelmatige glauconietkor-
rels, kleine keitjes voor uit melk- en hyalienkwarts; schelpfrag-
menten en gerolde nummulieten werden eveneens aangetroffen. Het
contact met de onderliggende laag is onregelmatig (contact "par
racines").
Onder de bande noire komt kleiachtig, min of meer glauconietrijk en
geheel ontkalkt zand voor, over een diepte van 0.75 m. Plaatselijk
treft men glauconietnestjes aan, soms donkerbruin geworden door
oxydatie. Midden in dit zand en aan de basis er van vindt men geel-
bruine tot witte, zeer kleiachtige laagjes van resp. 0.03 en 0.07 m
dikte : ook een smalle glauconietzone van 0.03 m werd waargenemen.
Zij is niet doorlopend en wordt onderaan begrensd door een klei-
laagje dat een vertakking van de basisklei schijnt te vormen.
Onmiddellijk boven de basisklei komen eveneens glauconietrijke
zones voor. Mogelijks heeft dit kleilaagje de zelfde betekenis als
de glauconietband die we reeds vroeger beschreven hebben (2) en die
we als basis van het Bartoon (facies "Zand van Wemmel") hebben ge-
ïnterpreteerd.
LEDIAAN
Onder het Bartoon komt fijn zand voor, dat gewoonlijk ontkalkt is.
Onmiddellijk onder de basisklei van het Bartoon vindt men evenwel
plaatselijk een smalle strook, rijk aan fossielen, en waarin zelfs
calciumcarbonaat door secondaire processen neergeslagen werd tot
"poppen". Naar de diepte toe is het Lediaan zeer rijk aan Nummuli-
tes variolaria-Heberti; we hebben ook aangetroffen : Ditrupa stran-
gulata, Solarium sp., Ostrea sp., Pecten plebejus, Terebratula
Kickxii, enz. Dit zand gaat geleidelijk over tot een zandsteenbank
van ongeveer 0.40 m dikte, die doorlopend is en waaronder typisch
lediaan zand voorkomt, licht glauconiethoudend, geel gekleurd en
rijk aan fossielen.
----------------
(1) E. DELVAUX.- Visite aux gîtes fossilifères d'Aeltre et explora-
tion des travaux en cours d'exécution à la colline de St. Pierre
à Gand.- Ann. Soc. roy. malacol. Belg., 21, p.295, Brussel, 1886.
(2) X. STAINIER. - Notes sur le Tertiaire de la région de Gand.-
Bull. Soc. belge Géol., 36, pp. 140-150. Brussel, 1926, blz. 153-154.